Bevolking, familie en emancipatiezaken en welzijnsaspecten

Demografie: inwonertal en etniciteit

Op 1/1-2007 telde Luxemburg 476.200 inwoners. Het landje kent veruit het grootste aandeel buitenlanders onder de bevolking binnen de EU (41% in 2007; EU 5,5% in 2004). Etnische samenstelling 1/1-2007: Luxemburgers 59%, Portugezen 15,5%, Fransen 5%, Italianen 4%, Belgen 3,5%, Duitsers 2% en overige EU burgers 5%. De rest van de bevolking (6%) komt van buiten de EU. Het volksdeel dat eind 2006 integratie van minderheden tot de 3 grootste punten van zorg rekende lag precies op het Eyu25 gemiddelde (7%). Het contingent Luxemburgers dat toen de stelling onderschreef dat immigranten veel bijdragen aan hun land was groot naar EU maatstaven (56 om 40%). In november 2007 was het volksdeel dat voor de eigen identiteit koos en weinig heil zag in interculturele dialoog kleiner dan het Eu25 gemiddelde (7 om 13%). Het deel dat de middenweg prefereerde tussen eigen identiteit en dialoog lag daar boven (59 om 55%) en het gedeelte dat koos voor opofferen van de eigen wortels ten bate van de diversiteit lag er vrijwel op (kosmopolieten: 26 om 25%).

De 6 dimensies tellende Migrant Integration Policy Index (MIPI: zie op culturescope.ca onder citizenship & identity) meet de immigrantvriendelijkheid in 28 landen (de EU25 en Noorwegen, Zwitserland en Canada). Luxemburg nam op deze lijst samen met Slovenië en Frankrijk een 11e positie in met een totaal gemiddelde van 55. De tabel hieronder geeft nadere info over positie en scores bij de 6 dimensies van Luxemburg, Nederland en de EU25 in 2007. Bij * betreft het een met meer landen gedeelde plek.

Dimensie

Luxemburg

Nederland

Eu25

Score

Plek

Score

Plek

Score

Toegang arbeidsmarkt

45

20*

70

9*

56

Gezinshereniging

50

18*

59

16

57

Langdurig verblijf

48

24*

66

10

59

Politieke deelname

84

3

80

5

56

Naturalisatie

45

10*

51

8

43

Antidiscriminatie

56

15

81

5*

58

Bij langdurig verblijf gaat het om de invloed van de lengte van het verblijf op de status van de vreemdeling. Onder naturalisatie valt naast voorwaarden voor ook de zekerheid over de status en het wel of niet toegestaan zijn van een dubbele nationaliteit.

Overige demografische gegevens

Tien Luxemburgse vrouwen kregen gemid­deld 18 kinderen (EU25: 15 kinderen). De bevolking groeide met 1,2% per jaar. De levensverwachting in 2008 was 79 jaar (mannen 76; vrouwen 83). Per 1/1-2007 was 18,3% van de Luxemburgers jonger dan 15 en 14% ouder dan 65. Samenstelling huishoudens 2001 (laatste volkstelling): alleenstaand 30%, alleenstaande ouder 1%, paren zonder kinde­ren 27%, gezinnen met kinderen 34%, samengestelde huishoudens 9%. Huishoudelijke samenstelling 2005: Kinderloze huishoudens 64% (EU 61%), eenoudergezinnen 9% (Eu 13%). Burgerlijke staat 2001 (volkstelling):  42% ongehuwd, 46% getrouwd, 5% gescheiden, 6% verweduwd. Geboortecijfer in 2007: 11,1 per 1000 inwoners (EU 10,6/1000). Buitenechtelijke geboorten 2006: 29% (EU 33%). Huwelijkscijfer 2006: 4,12/1000 (laagste EU; EU 4,9/1000 in 2005). Echtscheidingscijfer: 2,5/1000 (EU 2/1000 in 2005).

Demografische ontwikkelingen

Luxemburg heeft de meest internationale bevolking van de EU. De grootste en oudste groepen, Portugezen en Italianen, waren ingehuurd als mijnwerker of fabrieksarbeider en door de stormachtige groei van de dienstensector nadien kwamen daar nog veel andere nationaliteiten bij. In de hoofdstad is meer dan de helft van de bewoners direct of indirect (2e generatie) van buitenlandse (vooral Europese) komaf. Tussen 1986 en 2003 daalde het aandeel gezinnen en samengestelde huishoudens en het percentage ongehuwden nam toe van 23 naar 42. Een voorname oorzaak hiervan lag in een daling van het aantal huwelijken (van 5,8 maar 4,4 per 1000 inwoners tussen 1994 en 2005) en een toename van het aantal echtscheidingen (van 1,7 naar 2,3/1000). In 2005 lag het aantal echtscheidingen op 51% van het aantal gesloten huwelijken (EU 42%). Na 1980 steeg het percentage huwelijken tussen partners van verschillende natio­naliteiten van 32 naar 52%. Ook wordt er steeds later getrouwd (leeftijd 1e huwelijk van 28,5 naar 30 jaar tussen 1992 en 2003), krijgen vrou­wen later kinderen en worden de gezinnen kleiner. In 2004 lag het huwelijkscijfer iets onder het EU25 gemiddelde en het echtscheidingscijfer lag daar iets boven evenals het geboortecijfer, het gemiddelde aantal kinderen per vrouw (1,7 om 1,5) en de gemiddelde leeftijd waarop een vrouw haar eerste kind krijgt (28,7 om 28,2 jaar). Het aandeel buitenechtelijke geboorten groeide tussen 1994 en 2005 snel naar EU maatstaven; van 12,7 naar 27,2% (EU25: 33%). De anticoncep­tiepil wordt in Luxemburg slechts vergoed op medische indicatie. Wel is ze gratis verkrijgbaar bij cen­tra voor gezinsplanning. De morning-afterpil en de abortuspil waren ook beschikbaar, maar abortus was slechts toegestaan bij gezondheidsri­sico’s voor de vrouw of de ongeboren vrucht of wanneer de vrouw was verkracht. Ook al omdat veel artsen weigeren om te aborteren gaan veel Luxemburgse vrouwen voor dit doel naar Nederland. Over het ge­bruik van de anticonceptiepil en het aantal abortussen bestaan in Luxemburg geen cijfers (in het laatste geval wordt discretie als reden aange­voerd).

De leefsituatie van jongere generaties

In 2003 was onder alle 18 tot 35 jarigen in Luxemburg de groep met een gezinnetje met kinderen het grootst en ook naar EU maatstaven was ze erg groot (mannen 25 om 13%, vrouwen 39 om 20%). Het gedeelte dat zonder part­ner of kinderen bij de ouders woonde lag iets onder het EU15 gemiddelde (mannen 32 om 33%, vrouwen 20 om 25%); maar een aanzienlijk deel van de leeftijdsgroep woonde met leeftijd of lotgenoten achter één voordeur (mannen 14 om 10%, vrouwen 16 om 7%). Ook naar Eu maatstaven woonden weinigen op zichzelf (m 12 om 26%, v 5 om 19%). Van beide geslachten woonde 3% al dan niet met partner of kinderen met meerdere generaties van familie onder één dak (EU 1,5%). Het gedeelte al dan niet gehuwd samenwonenden (m 13 om 16, vrouwen 13 om 24%) in de leeftijdsgroep was klein naar EU standaarden. Onder autochtone Luxemburgers ko­men relatief weinig generatieconflicten voor. Vooral hun kinderen bleven vaak bij hun ouders wonen tot ze een partner tegenkwamen en tussen 1985 en 1997 ver­sterkte deze tendens zich. Veel thuiswonende vol­wassen kinderen betaalden kostgeld aan hun ouders. Het contingent samenwonenden onder deze groep nam echter sterk toe (tussen 1986 en 2000 van 20 naar 51%  bij 20-30 jarigen en van 5 naar 25% bij 30-40 jarigen). Desondanks was in 2002 in de wet samenwonen niet gelijkgesteld aan het huwelijk.

Werkende vrouwen en kinderopvang

De combinatie van veel immi­granten (tendens om aan vertrouwde elementen uit het land van herkomst te hechten) en een roomse achtergrond draagt ertoe bij dat behoudende opvattingen relatief veel voor­komen. Zo was in 1996 ruim de helft van de bevolking (56%, EU15 51%, Nederland 33%) van mening dat men beter af zou zijn wanneer men weer traditioneel ging leven en één op de 3 Luxemburgers (EU 25%, NL 19%) vond dat de vrouw achter het aanrecht thuis hoort. Hoewel tussen 1975 en 1994 het percentage werkende vrouwen in de leeftijds­groep van 25 tot 44 jaar verdubbelde, kende men in 2003 binnen deze groep het laagste aandeel vrouwen met een betaalde baan binnen de EU (42%). Vooral gehuwde vrou­wen met kinderen en/ of weinig opleiding hebben zelden betaald werk. Eén oorzaak lag in de sterk op mannelijk kostwinnerschap gerichte wetgeving. Door de hoge inkomens is tweeverdienerschap voor velen niet nodig en door de bestaande belastingwetgeving was het bovendien financieel onvoordelig. Daar kwam nog bij dat er nauwelijks gesubsidi­eerde kinderopvang was, zodat die uit eigen zak moest worden betaald. Vaak (35% in 2003) vingen grootmoeders kinderen van werkende moeders op en crè­ches ed. (25%) kwamen op de 2e plaats. Luxemburgse niet werkende moeders besteedden in 2003 naar eigen opgave (net als hun evenknieën in Finland, Oostenrijk, NL en het VK) 12 uur per dag aan zorg voor de kinderen (langste EU25) en werkende moeders 6 uur per dag (ook lang naar EU maatstaven). Luxemburgse werkende ouders met kinderen tot 4 hebben, net als dito ouders in Ierland, minder vaak moeite met het voldoen aan gezinsverantwoordelijkheden dan andere werk­nemers. Dit is tegengesteld aan de trend in alle andere EU25 landen. Sinds 2000 doet men zijn best om de gesubsi­dieerde kinderop­vang uit te breiden. In 2002 is er een 1e aanpassing geweest in de be­lastingwetgeving en tussen 2002 en 2004 steeg het aandeel werkende vrouwen met een deeltijdbaantje van 26 naar 40%. In 2005 had 54% van de vrouwen tussen 15 en 65 een baan en daarmee zat men niet ver meer onder het EU gemiddelde (56%). In 2005 had 14% van de kinderen tot 2 en 80% van de kinderen tussen 3 en 7 publieke opvang.

In 2003 waren in Luxemburg evenveel mannen als vrouwen (80%) tevreden met hun aantal werkuren. Minder vrouwen dan mannen (74 om 84%) waren tevreden met hun aantal uren huishoudelijk werk of met de taakverdeling met de partner (73 om 89%). Naar EU maatstaven zijn dergelijke verschillen echter heel normaal.

Emancipatie

In 2005 lag het verschil in betaling tussen mannen en vrouwen voor gelijksoortig werk iets onder het Eu gemiddelde (14 om 15%). Hetzelfde gold in 2003 voor het aandeel vrouwelijke hoger onderwijsstudenten (53 om 55%) en vrouwen in hogere leidinggevende functies (26 om 32%). Wel was toen in het Eurofound onderzoek het gedeelte werknemers met een vrouw als directe superieur hoog naar EU maatstaven (31 om 25%). Het gedeelte vrouwelijke parlementsleden lag wat onder het Eu gemiddelde (20 om 23%).

In 1992 werd de minimumleeftijd voor homoseksuele contacten gesteld op 16 jaar en in 1997 werd een antidiscriminatiewet aangenomen waar ook homoseksualiteit onder valt. Homosek­suelen mogen in Luxemburg niet in het leger. KI bij lesbische vrouwen en het homohuwelijk zijn beide rond 2000 toelaatbaar verklaard door een ethische commissie die diende ter voor­bereiding van wetgeving over deze zaken. Sinds 2004 is geregistreerd partnerschap ook bij zelfde sekse relaties mogelijk en men heeft daarbij dezelfde rechten als hetero’s. In 2006 lag het gedeelte van de Luxemburgers dat voor het Europees toestaan van het homohuwelijk of van kinderadoptie door homoparen was boven het EU gemiddelde (respectievelijk 58 om 44% en 39 om 32%).

Welzijnsaspecten

In 2003 beoordeelde 7% van de Luxemburgers (EU15 6%) de eigen gezondheid als slecht. Het deel van hen dat op een 9tal gebieden redelijk tot erg tevreden was met hun leven lag op 88% (met Nederland een gedeelde 3e plaats in de EU25; EU 77%). Ook het volksdeel dat meer optimistisch dan pes­simistisch gestemd was over de toekomst lag met 74% boven het EU gemiddelde (64%). In 2002 vonden de Luxemburgers een baan de belangrijkste voorwaarde voor een goed leven, gevolgd door onderdak en onderwijs. Met betrekking tot spanningen tussen diverse maatschappelijke geledingen maakten Luxemburgers naar EU15 maatstaven vaak melding van manvrouw spanningen (18 om 12%). Op generatiespanningen (15%) scoorde men gemiddeld en spanningen tussen arm en rijk (21 om 31%), werkgevers en werknemers (22 om 34%) en etnische groepen (25 om 46%; laagste EU15) werden naar verhouding weinig gerapporteerd. Na de Finnen gaf men het eigen pensioenstel­sel de hoogste beoordeling binnen de EU25. Qua geluksgevoel deelde men een 3e plaats met de Ieren. Opmerkelijk is dat men als rijkste volk binnen de EU15 het vertrouwen in de medemens na de Portugezen (het armste EU15 volk) het laagst beoordeelde. In Luxemburg is het vertrouwen in de mensheid kleiner dan de mate van corruptie. Op het eerste nam Luxemburg een 14e plek in en op de CPI (de cor­ruptieperceptieindex die de mate van corruptie meet vol­gens westerse rijkelanden­maat­staven) in 2006 een 6e onder de EU15 landen. Wellicht komt men er wantrouwende waarden tegen die zelf te vertrouwen zijn.

Beoordeling levenskwaliteit in de oude en de nieuwe EU landen (EU10) en in Luxem­burg in 2003 op een schaal van 1 (minimaal) t/m 10 (uitmuntend)

EU15

EU10

Luxemburg

Gezondheidszorg

6,4

5,0

7,1

Sociale dienstverlening

6,2

4,5

7,1

Staatspensioenstelsel

5,3

4,5

6,9

Onderwijsstelsel

6,3

5,8

6,1

Vertrouwen in de medemens

5,8

4,8

5,4

Tevredenheid met het leven

7,3

6,1

7,7

Geluksgevoel

7,6

6.9

8,0