Bevolking, familie en emancipatiezaken en welzijnsaspecten

Demografische gegevens: inwonertal en etniciteit

Per 1-1-2009 telde Hongarije volgens Eurostat ruim 10,03 miljoen inwoners; 0,14% minder dan een jaar eerder en 2,5% minder dan in 1998. Dichtheid 2007: 108,1/km² (EU25 117/ km² in 2005). Qua etnische samenstelling bestond de populatie in 2005 volgens de microcensus (bron HCSO Hungary) voor 90% uit Hongaren (afstammelingen van een hele reeks volken die zich in de loop van de historie in het ge­bied hebben gevestigd) en voor de overige 10% uit Roma zigeuners 4% (wellicht meer), Duitsers 2,5%, Serviërs 2%, Slowaken 0,8% en Roemenen 0,7%. De meesten van hen hadden alleen een Hongaars paspoort en 1,42% van de bevolking was toen buitenlands paspoorthouder. In 2009 was dat aandeel gestegen naar 1,84% (184.000 in getal); waaronder 1,54%  Europeanen (Roemenen 0,7%; Serviërs, Oekraïners en Duitsers ieder 0,17%); 0,23% Aziaten (0,11% Chinezen) en 0,06% (ruim 6000) anderen. Van de 38.000 asielverzoeken tussen 2001 en 2008 waren er in 2008 ruim 15.000 afgewezen, ruim 3500 asielzoekers kregen een paspoort en ruim 1300 een status als vluchteling.

Volgens overheidssite http://www.magyarorszag.hu/english telt Hongarije 13 etnische minderheden. Er zijn weinig emigranten en de meesten daarvan komen uit een Europees land. Het gedeelte Hongaren dat qua opinie over minderheden integratie erg belangrijk vond lag begin 2005 onder het Eu25 gemiddelde (23 om 37%) evenals het contingent dat eind 2006 onderschreef dat immigranten veel bijdragen aan het eigen land (19 om 40%). De doorsnee waardering van immigranten op een schaal van 2,33 naar 1,52 was relatief laag (1,78: EU25 2.02). Het deel dat immigratie (voor zichzelf 2%, EU27 14%, voor de komende generatie 3 om 10%) of integratie (1 om 8% en 2 om 7%) tot de 3 grootste punten van zorg rekende behoorde tot de kleinste binnen de EU. Ook najaar 2008 rekende slechts 1% immigratie tot de grootste 2 zorgpunten uit 14 opties (EU27 7%). Het volksdeel dat sterke etnisch raciale spanningen ervaart (meestal m.b.t de Roma) is wel relatief groot (49% in 2007, oude EU15 41%, EU12 25%; NL 57%, BE 43%). In november lag het deel dat voor eigen identiteit koos en geen heil zag in interculturele dialoog echter onder de EU normaal (9 om 13%). Het deel dat koos voor opofferen van eigen wortels ten bate van diversiteit (kosmopolieten: 25%) lag precies op deze standaard en het deel dat kool en geit wil sparen lag er boven (61 om 55%).

De 6 dimensies tellende Migrant Integration Policy Index (MIPI: zie op culturescope.ca onder citizenship & identity) meet de immigrantvriendelijkheid in 28 landen; waaronder de EU25 landen. De Hongaren bezetten in 2007 op deze lijst met een gemiddelde van 48 samen met de Tsjechen een gedeelde 17e plaats binnen de EU25 (EU gemiddelde 53). De tabel hieronder geeft nadere info over positie en scores op de 6 dimensies onder de 28 landen. Bij * betreft het een met meer landen gedeelde plek.

Dimensie MIPI

Hongarije

Nederland

Eu25

Score

Plek

Score

Plek

Score

Toegang arbeidsmarkt

40

22*

70

9*

56

Gezinshereniging

50

18 *

59

16

57

Langdurig verblijf

50

23

66

10

59

Politieke deelname

29

20

80

5

56

Naturalisatie

36

20*

51

8

43

Antidiscriminatie

85

3*

81

5*

58

Bij langdurig verblijf gaat het om de invloed van de lengte van het verblijf op de status van de vreemdeling. Onder naturalisatie valt naast voorwaarden voor ook de zekerheid over de status en het wel of niet toegestaan zijn van een dubbele nationaliteit.

Hongaren komen relatief weinig in aanraking met andere culturen (in 2007 had 19% vrienden in het buitenland; 6 na laagste Eu27) en naar verhouding velen voelen zich dan ook verbonden met hun geboortestreek of woonplaats (rond 90%, BE rond 80%, NL rond 67%) of hun land (95%, BE 84%, NL 82%). Toch is men tamelijk internationaal georiënteerd. Zo voelen in Hongarije ook velen een band met Europa (88%, BE 74%, EU 67%, NL 57%) of de wereld (75%, BE 69%, NL 66%, EU 61%). Een groot deel van de Hongaren (83% in 2007, NL 39%, BE 68%) vindt Europa bij uitstek het continent van cultuur. Globalisering wordt er door velen gevoeld als bedreiging voor Europese cultuurwaarden. Meer Nederlanders en Belgen dan Hongaren zien Europa als het continent van vrijheid van meningsuiting en verdraagzaamheid. De interesse in cultuuruitingen uit andere Europese landen was in Hongarije naar EU maatstaven groot en bijv iets groter dan in NL of BE. M.b.t culturen in de rest van de wereld scoorde men eveneens iets boven de EU normaal. Het gedeelte voorstanders van culturele uitwisseling binnen de Eu was boven gemiddeld. Velen in Hongarije (en België) zien daarbij een rol weggelegd voor Europese instellingen. Nederlanders geloven naar verhouding vaak in burger initiatief (zoals deze ongesubsidieerde website). Het leren van vreemde talen vinden Hongaren relatief vaak nuttig i.v.b met werk (bron Eurobarometer 278, wave 67).

Overige demografische gegevens

Levensverwachting 2007: 73,5j jaar (m 69,4j; v 77,8j; EU27 78,5j; m 75,8; v 82 in 2006). Leeftijdsklassen: jonger dan 15 jaar 15% in 2008 (EU27 15,7%), ouder dan 64j: 16,2% (EU 17%). Het aantal huishoudens in Hongarije daalde tussen 2003 en 2007 licht van 3,84 miljoen naar 3,81 miljoen (-0,8%; gemiddelde grootte 2,6 personen; EU27 2,5). Opbouw huishou­dens 2005 (bron Eurostat): alleenstaand 25,2% (EU27 27,7%); éénoudergezin 4,2% (EU 4,3%); paren zonder kinderen 27,7% (EU 28,3%); paren met kinde­ren 23,6% (EU 24,8%); 3 of meer volwassenen 11,3% (EU 9,1%), 3 of meer volwassenen met kinderen 8% (EU 5,7%). Een Hongaarse vrouw kreeg in 2007 tij­dens haar leven gemiddeld 1,32 kind (EU27 1,53 kind in 2006). Geboortecijfer 2008: 9,9 per 1000 inwoners (EU27 10,9/1000); aandeel buitenechtelijke geboorten 2007: 37,5% (EU 34% in 2006); huwelijkscijfer 2008: 3,99/1000 (EU27 4,87/1000 in 07); scheidingscijfer 2008: 2,5/1000 (EU27 2/1000 in 2005 volgens Eurostat); sterftecijfer 2009: 12,9/1000 (EU27 10,3/1000; bron CIA worldfactbook). Volgens het Hongaarse CBS (Hungary in figures 2008) lag het sterftecijfer in 2008 op 13/1000 inwoners.

Oostblokachtergrond als uitgangssituatie

Vanuit de communistische periode zijn in Hongarije een aantal maatschappelijke ontwikkelingen op het vlak van werk en opvang anders gelopen dan in landen buiten het voormalige Oostblok. Het arbeiderscollectief werd door de communisten erg belangrijk gevonden en traditio­nele gezinswaarden en re­ligie werden als bourgeois bestempeld. Er waren veel arbeids­krachten nodig en de vrouw werd van staatswege vooral gezien als werkende moeder. De wetgeving werd geënt op deze visie en de maatschappij werd er op ingericht. Echt­scheiding en abortus werden in de 50er jaren van de 20e eeuw wettelijk mogelijk gemaakt en er kwamen betaald zwanger­schapsverlof en opvangfaciliteiten voor kinderen. Vrijwel alle vrou­wen gingen min of meer noodgedwongen werken. Naast hun werk moesten ze echter ook de huishoudelijke taken en de opvoeding van de kinde­ren op zich nemen; want man­nen werden beschouwd als kostwinner en niet als wer­kende vader. Reeds na 1980 begonnen een aantal zaken te veranderen, maar de opvattingen over manvrouwrollen bleven net als in andere voormalige Oostbloklanden traditioneel.

Ontwikkelingen na 1990

Door een dalend geboortecijfer nam de Hongaarse bevolking tussen 1980 en 1997 af van 10.7 naar 10.2 miljoen en in 2009 lag ze rond 10 miljoen. Na 1990 werd in de 8 voormalige Oostbloklanden binnen de EU minder getrouwd en zowel de huwe­lijksleeftijd als het aantal echtschei­dingen ging omhoog. In deze 10 landen trouwt men echter ook nu nog wat jonger dan in de EU15 lan­den, maar het echtschei­dingscijfer heeft dat van de EU15 ingehaald. Net als in de rest van de EU10 daalde het huwelijkscijfer sterker dan in de EU15 en in 2007 en 2008 behoorde het met 4/1000 inwoners tot de 3 laagste binnen de EU 27. De gemiddelde leeftijd bij een 1e huwelijk steeg tussen 2000 en 2008 met 3 jaar (van 27 naar 30 jaar; NL 31 jaar in 08). Het echtscheidingscijfer ligt al sinds 1998 rond 2,5/1000 inwoners. Door het dalende huwelijkscijfer ging het tussen 1980 en 2008 van 33 naar 62,5% van het aantal huwelijken. Het deel samenwonende paren neemt toe; tussen 1990 en 2005 van 3 naar 8,7% van alle 15plussers.

Het aandeel buitenechtelijke geboorten ging mee omhoog. Tussen 1992 en 2008 steeg het van 19 naar 39,5% (NL van 14 naar 39,4% in 2007). Het geboortecijfer leek tussen 2006 en 2008 te stabiliseren rond 9,9/1000. Wel krijgen vrouwen steeds later kinderen. Tussen 2000 en 2008 steeg het aandeel vrouwen van 30plus onder de bevallingen van 20 naar 48%. In 1998 nam Hongarije een 5e plaats in op de ranglijst van tienermeisjes die een kind krijgen van 1e en 2e wereldlanden. In 2003 waren tienerhuwelijken en dito zwangerschappen zeldzamer ge­worden, mede doordat er later werd getrouwd. In de voormalige Oostbloklanden binnen de EU bleef het gebruik van mo­derne anticon­ceptie lang lager en het abortuscijfers lang hoger dan in de EU15. De abortus­wetgeving bleef in Hongarije ook na de val van het communisme liberaal met gratis abortussen bij een medische of sociale indi­catie. In andere gevallen be­taalde de vrouw een eigen bij­drage. Het gedeelte zangerschappen dat eindigde in een abortus daalde tussen 1995 en 2006 landelijk van 40,7 naar 31,7%. In 2005 behoorde het aandeel Hongaren dat bescherming van het ongeboren leven erg belangrijk vond tot de kleinste binnen de Eu (37%, EU 53%; NL en BE 48%), maar het deel dat het tamelijk belangrijk vond was relatief groot (46%, EU 33%; Special EB 225/ wave 63.1). In 2003 lag het gebruik van moderne anticonceptie onder vrouwen tussen 15 en 50 op 62% (8e EU25).

In 2003 speelde de familie in Hongarije een belangrijke rol. Zo zou toen bij Hongaren die zich wat gedeprimeerd voelen 63% (EU25 52%, EU10 53%) steun zoeken bij familie en 34% (EU 43%) bij andere bekenden (3% verwachtte geen steun te kunnen krijgen; EU10 5%). Bij acute financiële nood was het deel dat steun zou zoeken bij familie naar EU10 maatstaven groot (68%, EU10 61%, EU15 70%) en het gedeelte dat bij bekenden steun zou zoeken aan de kleine kant (18%, EU 19%; EU10 21%). De groep die geen steun verwachtte lag hier op 15% (EU10 19%, EU15 11%).

Al met al waren de veranderingen in de huwelijkse staat van Hongaren van 15 plus tussen 1990 en 2009 groot. Het aandeel dat nooit getrouwd was geweest steeg van 17,7 naar 31,7% (m 37,8%, v 26,3% in 09) en het aandeel gehuwden daalde navenant (van 61,2% naar 46,5%; m 49,5; v 43,9% in 09). Het gedeelte verweduwden lag steeds rond 11,5% (m 4%: v 18% in 09) en het deel dat gescheiden was ging van 7,4 naar 10,5% (m 9%, v 12% in 09, HCSO Hungary). De ontwikkeling naar vergrijzing is minder prominent aanwezig dan gemiddeld in de Eu. In 2008 was naar Eu27 maatstaven zowel het aandeel 0-14 jarigen (15 om 15,8%) als het gedeelte 65 plussers relatief klein (16,2 om 17%). Het al jaren bestaande sterfteoverschot vertoonde tussen 2004 en 2008 een dalende tendens (30.800 in 2008; laagste sinds 1998). Daarbij is ook al jaren sprake van een klein immigratiesaldo (16.600 in 08) zodat de bevolkingsdaling wat afneemt.

De leefomstandigheden van de ruim 400.000 Roma zigeuners in het land waren rond 2000 abominabel. Hun geboortecijfer was 2 keer zo hoog als het landelijk gemiddelde en hun levens­verwachting slechts de helft daarvan. De werkloosheid rees de pan uit en Roma die werkten deden bijna allemaal ongeschoold werk omdat ze nauwelijks waren opgeleid.

Leefsituatie van de jongere generatie

Kinderen gingen in 2005 in Hongarije naar EU25 maatstaven tamelijk laat de deur van hun ouderlijk huis uit, vrouwen wanneer ze 24,5 jaar waren en mannen op hun 28e (EU v 24j, m 27 j). Van de 18 tot 25 jarigen woonde 88% van de jongens en 76% van de meisjes nog bij hun ouders (EU25 m 78% v 66%) en bij de 25 tot 30 jarigen ging het om 38% van de vrouwen en 55% van de mannen (EU 28 en 42%). Bij de laatste leeftijdsgroep was onder degenen die de deur uit waren het deel dat op zichzelf woonde naar verhouding klein (v 5%, EU25 10%: m 13% om 22%). Vrij weinig vrouwen stonden te boek als alleenwonende moeder (3%; EU 5%). Ook de groep die als kinderloos paar woonde bleef qua grootte iets onder de EU normaal (v 30 om 33%, m 33 om 37%). Het gedeelte dat een paar met kinderen vormde was naar verhouding groot (v 49 in 43%; m 38 om 32%). Het deel dat een andere woonsituatie kende, bijv alleenstaanden op één adres en ongehuwde moeders bij familie in, was ook groter dan gemiddeld (v 13 om 9%; m 16 om 9%; The life of man and women in Europe 2008 edition van Eurostat).

Werk en kinderopvang

Het hebben van kinderen en zorg voor moeder en kind worden binnen de Hongaarse cultuur erg belangrijk gevonden. Ook kwam uit een rond 1999 gedaan Europees waarde­onderzoek naar voren dat (andersom dan bij Britten en Nederlanders) een grote meer­derheid van de Hongaren ouderschap een belangrijke voorwaarde vond om een gelukkig mens te zijn. De bevolkingsafname ten gevolge van de daling van het geboortecijfer zint  Hongaarse regeringen dan ook niet en dit alles is terug te vinden in het beleid. Behalve de gang naar een gynaecoloog is alle zwangerschaps­zorg gratis voor verzekerden, vrouwen die bevallen krijgen een geboortetoeslag, alleenstaande moeders krijgen een extraatje en t/m een 3e kind krijgt een gezin extra kinderbijslag. Het betaalde zwanger­schapsverlof (70%, minstens het minimumloon) is in Hongarije 24 we­ken, voor ouders bestaat betaald zorgverlof tot het kind 2 is en grootouders kunnen aanspraak maken op een oppasvergoeding ter hoogte van het minimumloon. In Hongarije werkte in 2001 één op de 3 moeders met een kind onder de 6 (in Nederland 2 op de 3 moeders).

De onderwijsdeelname van 15 tot 25 jarige vrouwen is in Hongarije tussen 1998 en 2007 veel sterker gestegen dan in de Eu en kwam boven de EU normaal (66%, +18%, EU 62%, +8%). Het deel werkende vrouwen tussen 15 en 65 in loondienst steeg tussen 2000 en 2008 daarentegen minder dan in de EU27 en bleef flink onder het EU gemiddelde (50,6%; +5,2%: EU 59,1%: +7,7%). Doordat men lang doorleert en vroeg met pensioen gaat is het aandeel vrouwen onder de werkende bevolking toch groot (46%, EU 43% in 05). In 2005 lag het gedeelte vrouwelijke zelfstandigen (10,5%) vrijwel op de EU normaal. Het contingent deeltijdbaantjes lag bij dit alles, net als in alle voormalige Oostbloklanden in de EU, flink onder de EU standaard (4,6 om 31% in 2008; v 6,2 om 31%; bij 3 laagste EU27, het systeem is er niet op ingesteld). Het aandeel werknemers met een vast contract was in 2005 naar EU maatstaven aan de kleine kant, maar het deel dat hier onvrijwillig aan vast zat was relatief groot (The life of women and men in Europe 2008: p 78) en onder 25-50 jarigen behoorde het deel zonder flexibele werkuren tot de grootste binnen de EU25 (v 92 om 75%, m 88 om 72% in 04).

In 2005/06 ging slechts 6% van de 0-2 jarigen naar publieke kinderopvang. Minder vermogende moeders en grootouders van kleine kinderen maken vaak gebruik van het zorgverlof en de oppasvergoeding. In 2005 lag het gedeelte 65plussers dat één huishouding vormde met hun kinderen rond het EU gemiddelde en onder 75plussers lag het daar boven. Van de 3 tot 5 jarigen ging 86% naar de kleuterschool. Vrijwel alle 5 jarigen gaan er heen vanwege de verlenging van de leerplicht. Men is als erfenis van de communistische tijd naschoolse opvang gewend. Eind 2006 was het Hongaarse volksdeel dat tevreden was over kinderopvang faciliteiten en scholen in de buurt relatief groot naar EU25 maatstaven (respectievelijk 61 om 55% en 74 om 71%, bron EB 273; wave 66.3). De kwaliteit van kindervoorzieningen gaf men in 2007 een 5,7 als cijfer (EU27 6,2: EQLS 2007). In de tabel is te zien dat men begin 2005 m.n op de opvoedingswaarden werklust, verantwoordelijkheid, volharding/ ergens voor staan en zorgzaamheid boven het EU gemiddelde scoorde. De scores op tolerantie/ respect voor anderen, onafhankelijkheid en fantasie lag wat onder de EU normaal.

Opvoedingswaarde

Volksdeel dat deze in 2005 erg belangrijk vond in %.

HO

NL

België

EU25

Tolerantie en respect voor de ander

77

90

83

82

Verantwoordelijkheidsgevoel

86

88

83

80

Volharding/ beslistheid

77

61

68

61

Gehoorzaamheid

60

50

63

56

Zorgzaamheid/ geen troep maken

73

36

52

54

Onafhankelijkheid

49

66

56

53

Fantasie

50

31

41

52

Hard werken/ werklust

82

38

59

47

Vrouwenemancipatie

Eind 2006 waren de opvattingen over de manvrouw taakverdeling naar EU25 maatstaven nogal traditioneel. Schoonmaken vond 85% een taak van de vrouw des huizes (EU 81%, NL 76%) en 7% (EU 9%; NL 6%) vond het een taak van de man. Bij koken lagen deze cijfers op 86% (EU 82%, NL 72%) en 8% (EU 13%; NL 14%) en bij strijken op 89% (Eu 85%, NL 79%) en 7% (EU 8%, NL 10%). In 2007 staken zowel mannen als vrouwen relatief weinig tijd in kinderopvang, zorg, huishouden en vrijwilligerswerk (m 32u, EU 43u, NL 40u p/w; v 51 om 63 om 72u p/w; EQLS 2007). Het deel dat zich door het werk vaak te moe voelde om het huishouden te doen (62%, NL en BE 37%, EU12 59%; EU15 45%) of dat zich vanwege familiesores niet op het werk kon concentreren was naar verhouding groot (17%, NL 6, BE 8, Eu12 16, EU15 11%). M.b.t het vervullen van gezinsplichten viel naar de maatstaf van de nieuwe Eu landen de schade nog mee (40 om 29 om 28 om 41 om 26%). De tabel hierna laat zien in hoeverre werk privé-activiteiten in 2007 in de weg zat in Hongarije en in NL, België en de EU. In Hongarije was het manvrouw verschil in dit opzicht tamelijk groot. Verder leden vrijwilligerswerk en politiek er naar verhouding weinig onder het werk.

Activiteit

Percentage dat er door het werk te weinig tijd voor had

HO

NL

BEL

EU27

m

v

m

v

m

v

m

V

Contact met familieleden

28

34

37

36

28

32

29

27

Andere sociale contacten

34

42

46

42

36

39

34

38

Eigen hobby’s/ interesses

49

57

44

51

43

59

47

56

Vrijwilligerswerk/ politiek

33

42

35

43

38

46

48

53

Qua studie en werk ligt het aandeel vrouwelijke hoger onderwijsstudenten hoog (in 2007 ruim 58%; EU 54%), ondanks het feit dat relatief veel Hongaren een universitaire studie voor mannen belangrijker vinden dan voor vrouwen (31 om 17% in 2005: bron EB 225, wave 63.1). In Hongarije is het gedeelte vrouwen met een middelbare opleiding nog het sterkst gestegen. Het contingent hoog opgeleide vrouwen bleef tot in 2005 klein naar EU maatstaven, onder vrouwen van 50 t/m 55 jaar 15% (EU 18%) en onder de 30 t/m 35 jarige vrouwen 20% (Eu 30%). Het aandeel middelbaar opgeleide vrouwen lag onder 30-35 jarigen verder boven de EU normaal (65 om 45%) dan onder 50-55 jarigen (52 om 43%) en het aandeel laag opgeleide vrouwen kwam verder onder de EU standaard. De stelling dat bij baanschaarste vrouwen evenveel recht hebben op werk dan mannen werd naar EU maatstaven wel veel onderschreven (mee eens: 90%; EU 86%; niet mee eens 9 om 12%). Naar beroep was de manvrouw polariteit naar EU maatstaven tamelijk sterk aanwezig. Eind 2006 lag het aandeel vrouwen met banen in 6 beroepssectoren waarin veel vrouwen werken onder het EU25 gemiddelde (zorg en sociaal werk, onderwijs, overheid, winkelpersoneel, administratie en horeca: 56 om 61%), maar het aandeel mannen in mannenberoepen lag daar wat boven (46 om 42%). Tegelijk was het gedeelte vrouwen in de top6 van vrouwen beroepen (bediening, administratie, huishouden, persoonlijke verzorging ed.) aan de grote kant (39%, Eu 36%) evenals het deel mannen in de top6 van mannenvakken (montage, bouwvak, kleine zelfstandige, techniek ed. 31 om 26%). Het verschil in beloning naar geslacht onder werknemers lag in 2007 iets onder de Eu25 standaard (16,3 om 17,4%).

Begin 2005 was qua hogere functies het volksdeel dat mannen geschikter vond als politiek leider dan vrouwen in Hongarije groot naar EU25 maatstaven (45 om 27%). Dit vertaalde zich in 2006 in de politiek en in bankbesturen in een klein aandeel vrouwen (ministers 12%, bij 3 laagste EU; parlementariërs 10%, EU25 23%; bankbesturen 0 om 18%). In directies van de 50 grootste ondernemingen lag het gedeelte vrouwen op de EU normaal evenals onder hoogleraren (15%), maar onder CEO’s was het groot en bij hooggerechtshoven (60%) was het 2 na grootst in de EU27. Bij dit alles gaat het om selecte groepen. Onder de leiding van kleine ondernemingen vielen weinig vrouwen, maar in de industrie en dienstensector valt onder zelfstandigen het contingent vrouwen mee (12,5 om 12%; met personeel 5%, EU 3%: zonder 7,5%, EU 9%) en het manvrouw verschil was hier aan de kleine kant. Ook het gedeelte werknemers met een vrouw als directe superieur was naar verhouding groot (31%; EU25 24,5%).

Homo-emancipatie

In Hongarije werd homoseksualiteit in 1961 uit het strafrecht gehaald en sinds 1996 zijn zelfde sekserelaties wettelijk erkend. Homo­seksualiteit werd in 2002 niet opgenomen in de taakstelling van een landelijk antidiscrimina­tie bureau. Het item wordt in Hongarije het liefst gemeden en homo­seksuelen die openlijk voor hun geaardheid uitkomen worden vaak gepest. Rond begin oktober 2006 was 18% van de Hongaren (EU 44%, NL hoogste EU met 82%) voor het Europees toestaan van het homohuwelijk en 13% (EU 32%, NL hoogste met 69%) was voor EU legalisering van kinderadoptie door homoparen. Voor een nieuw EU land was dit een doorsnee uitkomst. Sinds begin 2009 is geregistreerd partnerschap mogelijk met vrijwel dezelfde rechten als bij gehuwden (tot de uitzonderingen behoort het recht op adoptie, KI en een gedeelde achternaam).

De leefsituatie van 65plussers

In 2005 lag het aandeel 65-75 jarigen dat hun woning met hun kinderen deelde bij vrouwen iets boven en bij mannen op de EU normaal (vrouwen 22 om 18%, mannen 20%). Bij het deel dat alleen woonde was de verhouding vergelijkbaar (v 37%; Eu 30%: m 10 om 12%). Het gedeelte dat als paar samenwoonde was bij vrouwen relatief klein en bij mannen gemiddeld (v 37%, EU25 48%, m 65%, EU 65%). Bij beide geslachten kende zo’n 5% een andere leefsituatie (EU v 4%; m 3%). Onder 75plussers was het deel dat met kinderen een huishouden deelde groter dan gemiddeld in de EU (v 27 om 18%, m 18 om 15%). Binnen deze groep woonden relatief weinig vrouwen op zichzelf (v 48 om 53%, m 22 om 20%). Van de vrouwen woonde 22% (EU 25%) en van de mannen 56% (EU 62%) nog als paar samen. Relatief velen (vrouwen 8%, EU 4% m 4%, EU 3%) kenden een andere leefsituatie. Het aandeel 65 plussers dat rond moest komen van minder dan 60% van modaal was erg klein naar Eu maatstaven (v 8 om 21%; m 4 om 16%; The life of man and women in Europe 2008 edition van Eurostat). De naar verhouding riante oppasvergoeding voor grootouders is debet aan deze situatie.

Ook in Hongarije wordt vergrijzing en daarmee bejaardenzorg belangrijker. In de tabel die nu komt staan de gedeelten voorstanders in Hongarije, de EU27, België en NL van manieren om hulp in te vullen aan een bejaarde ouder die zich thuis alleen niet meer kan redden. Bij kinderen intrekken en hulp van kinderen thuis scoorden boven de EU normaal, het verpleeghuis scoorde daar vrijwel op en formele thuiszorg kwam laag uit (bron special eurobarometer 283 wave 67.3; op basis van veldwerk van medio 2007).

Hulpopties

HO

NL

BE

EU27

Bij kinderen intrekken

36

4

17

30

Thuiszorg

12

52

38

27

Hulp van kinderen thuis

35

20

22

24

Verpleeghuis

11

18

19

10

Hangt er van af

5

5

4

6

Anders/weet niet

1

1

0

3

Totaal in %

100

100

100

100

De volgende tabel laat zien dat in Hongarije het volksdeel dat zich zorgen maakt over verwaarlozing of uitbuiting van ouderen in een hulpsituatie naar EU maatstaven tamelijk groot was, behalve op fysiek en seksueel misbruik.

Vormen van misbruik

HO

NL

BE

EU27

Slechte leefomstandigheden

76

70

71

70

Fysieke verwaarlozing

68

72

65

67

Onvoldoende zorg

71

68

66

66

Psychisch misbruik

66

57

70

64

Misbruik van bezit

74

64

73

67

Fysiek misbruik

44

37

55

52

Seksueel misbruik

28

25

43

31

Als potentiële daders scoorden bij de Hongaren m.n ziekenhuis personeel relatief hoog (21%, EU 11%) en ook de partner, familie of kennissen werden iets vaker dan gemiddeld in de EU gezien als mogelijke verdachte. Het wantrouwen tegen thuiszorg (18 om 30%) of staf van een verpleeghuis (18 om 32%) was echter weinig wijdverbreid. Qua 8 tegenmaatregelen m.b.t verwaarlozing of uitbuiting van oudere familieleden zag men vooral heil in meer inkomen van zorgpersoneel (30 om 22%), vergoedingen voor mantelzorg (32 om 19%), betrekken van huisartsen, hulpverleners en geestelijken uit de eigen omgeving in de zorg en strengere straffen voor misbruik. Meer overheidscontrole scoorde na Finland het laagst binnen de Eu (9 om 24%) en ook betere training, minder werkdruk en strengere regels voor personeel waren niet zo populair als tegenmaatregel.

Welzijnsaspecten in het voormalige Oostblok en in Hongarije

De 8 voormalige Oostbloklanden onder de 25 EU landen (de EU8) hebben na hun her­wonnen vrijheid een soort shocktherapie ondergaan. Men moest plotseling zelf initiatief en verantwoordelijkheid nemen en alles van de grond af aan opbouwen terwijl passief verzet tegen het opgedrongen communistische regime toonaangevend was. Het EU kan­didaat-lid­maatschap vormde een stimulans voor de vrije markteconomie en het was vaak de aanzet tot een inhaalrace t.o.v. de EU15 landen. Bestaanszekerheid, leefom­standigheden, welvaartsniveau en welzijn liggen in een aantal opzichten echter nog ach­ter bij de oude EU. Zeker in Hongarije, want daar gingen tussen 2003 en 2007 een aantal ontwikkelingen achteruit terwijl in de nieuwe EU landen als groep sprake was van vooruitgang. In de voormalige Oostbloklanden in de Eu vinden relatief veel werknemers de werkomstan­digheden gevaarlijk of on­gezond en hun werk saai en vervelend en weinigen vinden dat ze genoeg verdienen, dat de carriè­re perspectieven goed zijn of dat ze invloed hadden op hoe ze hun werk willen doen. Op de laatste 3 items scoorde Hongarije in 2003 het minst slecht van de nieuwe EU landen. De kredietcrisis hakte er in Hongarije echter flink in. In de winter van 2009 was het deel dat de eigen werksituatie goed vond het kleinst binnen de EU (23 om 54%) en het deel dat vond dat in de buurt genoeg gelegenheid was om werk te vinden was het 3 na kleinste (16%, -10% t.o.v 06 , EU -7%). Ook het volksdeel dat de eigen financiële situatie goed vond was met 23% veruit het kleinste geworden (EU 54%) en 2 van de 3 Hongaren vonden hun koopkracht slechter dan 5 jaar eerder (EU 50%). In 2009 was het volksdeel dat in hun directe omgeving in aanraking kwam met baanverlies in Hongarije het grootst binnen de Eu.

De voormalige Oostbloklanden kennen relatief lage inkomens. Daarbij variëren de verschillen in inkomen, zowel per land als binnen een land. In Hongarije was het gemiddelde inko­men (gelijkgetrokken voor prijsverschillen) in 2006 het laagste na dat in Bulgarije en Roemenië. Het lag 39% onder de EU27 en 51% onder de EU15 normaal. Door de lage inkomens kwamen naast werkloos­heid meer banen per huishouden (EU10 50%, EU15 43%, Hongarije 53% in 2003) en bijbaantjes (Eu10: 8%, EU15: 5%; Hon­garije 8%) relatief veel voor. In 2008 had slechts 1,5% van de Hongaarse werknemers een bijbaantje, maar de verschillen in inkomen waren dat jaar klein. In 2007 hadden in de nieuwe EU landen 2½ zoveel huishoudens als in de EU15 moeite om de eindjes aan elkaar te kno­pen (bron EQLS). In 2003 was dat nog 4 keer zoveel, maar in Hongarije ging tegen de EU trend dit aandeel tussen 2003 en 2007 omhoog van 28 naar 36% (hoogste EU27 na Bulgarije). Nogal basale za­ken als huis­ver­warming, een dagelijks stukje vlees, een week vakantie per jaar, ver­sleten meubilair ver­vangen, nieuwe in plaats van 2e handskleren kopen en minstens eens per maand gasten voorzien van een maaltijd of drank leverden in 2007 in de nieuwe EU landen ruim 2 keer zo vaak proble­men op als in de oude EU. In 2003 was dat nog ruim 3 keer zo vaak, maar in Hongarije ging de situatie achteruit i.p.v vooruit en in 2007 moesten de 25% topverdieners zich één en de 25% armsten zich 4 van deze 5 items ontzeggen (slechtste score binnen de EU na Roemenië en Bulgarije). Vooral onder Roma zigeu­ners, gepensio­neerden, gehandicapten en eenouder­ge­zinnen is de nood hoog. Buitenlandse bezoekers merken van dit alles echter weinig, want die worden door Hongaren bijna altijd gastvrij onthaald.

Ook de woonomstandighe­den zijn in het voormalige Oostblok slechter dan in de EU15 en m.n bejaarde stedelingen vinden de woonomgeving ’s nachts vaker onvei­lig. Door armoede, woningnood en hoge woonlasten bleven volwassen kinde­ren (incl. ongehuwde moeders en pas getrouwden) vaker dan in de EU15 uit nood bij hun ou­ders inwo­nen, bijv om te sparen voor een eigen onderkomen. In het voormalige Oostblok kampen veel huis­houdens met betalingsach­terstand in de vaste lasten (in Hongarije 24% in 07; EU12 19%, EU15 11%) en het volksdeel dat geen kans ziet om in acute geldnood ergens bijv €500 of €1000 te lenen is relatief groot (in Hongarije 23% in 07, grootste EU27). In de winter van 2009 had 64% van de Hongaarse huishoudens betalingsachterstand (3 na hoogste EU27, EU 44%) en het volksdeel dat vreesde in armoede te kunnen vervallen was toen het grootste binnen de Eu na dat in Letland (45%, EU 25%). De sociale stelsels zijn in de voormalige Oostbloklanden in de EU vol­strekt onvoldoende om te voor­zien in een be­staansminimum. De meerderheid van de be­volking had daar dan ook weinig vertrouwen in (62%, EU15 42%; Hon­garije 69% in 03) en men werd creatief in de ba­sale overle­vingskunst. Dit maakt het aandeel huis­houdens dat er een moestuin of (pluim)vee op na­houdt groot (steden 22%, platteland 65%, EU15: 5 en 18%); stropen, vissen en verza­melen populair en de informele econo­mie belangrijk (ruilhandel, dienst en weder­dienst, zwart klus­sen, smokkelen, omkopen). In 2007 had in de nieuwe EU landen 46% van de huishoudens een moestuin (3 keer zoveel dan in de EU15) en 18% van de huishoudens (EU15 9%) kreeg regelmatig wat geld of eten toegestopt van bekenden.

Door de situatie is naar westerse rijkelandenmaat­staven de maatschappij weinig transpa­rant en de cor­ruptie-index hoog. De Hongaren scoren op vertrouwen in de mensheid relatief laag en op de mate van corruptie aan de hoge kant naar Eu27 maatstaven. Op het eerste nam men in 2007 in de rij van EU landen een 20e plaats in (EQLS 2007) en op de CPI (cor­ruptie perceptie­ index die de mate van corruptie meet vol­gens westerse rijke landen­ maat­staven) een 18e (19e in 2008). Het vertrouwen in politieke instellingen was in het EQLS overzicht erg klein naar EU maatstaven. Van de 27 EU landen scoorden er slechts 2 lager. Eind 2006 vertrouwden volgens EB 273/wave 66.3 veel Hongaren geen enkele politieke instelling (67%: EU27 49%); 12% (EU 11%) vertrouwde er één, 11% (EU 11,5%) 2 en 10% (EU 18%) 3. Qua vertrouwen in nieuwsbronnen scoorde begin 2009 de TV het hoogst (64%, EU27 63%), gevolgd door kranten (31 om 43%), radio, internet (20 om 22%) en tijdschriften (5 om 8%; Special EB 308, wave 71.1). Van de Hongaren had toen 21% vertrouwen in hun regering (Eu 38%, BE 40%, NL 69%).

Het aandeel 15plussers dat de eigen gezondheid onder de maat vindt ligt in Hongarije flink boven de EU normaal. Eind 2005 bedroeg het 13% (2 na grootste aandeel EU, EU25 6%; eurobarometer 246, wave 64.3), in 2007 19% (EU27 8%; EU12 13%; EQLS 2007) en voorjaar 2009 23% (EU27 19%). In 2007 haalde men op een 5tal indicatoren voor geestelijk welzijn een score van 56% (3 na laagste EU27; EQLS survey 2007). De volgende tabel laat zien hoe Hongarije scoort ten opzichte van de EU landen op een aantal aspecten van levenskwaliteit (bronnen: EQLS 2007 en 2003). Hieruit blijkt dat men overal onder het EU gemiddelde scoort en dat t.o.v 2003 alle scores zijn gezakt.

Beoordeling levenskwaliteit in de EU in 2007 en in Hongarije in 2003 en 2007: schaal van 1 (minimaal) t/m 10

EU27 2007

HO 2003

HO 2007

Gezondheidszorg

6,1

5,3

5,1

Kinderopvang

6,2

5,7

Ouderenvoorzieningen

5,5

5,4

Sociale dienstverlening (2003)

5,8

4,8

Staatspensioenstelsel

4,8

4,9

4,2

Onderwijsstelsel

6,3

6,1

5,9

Openbaar vervoer

6,3

5,8

Vertrouwen in de medemens

5,2

5,0

4,7

Tevredenheid met het leven

7,0

5,9

5,6

Geluksgevoel

7,5

7,1

7,0

Mede door de geringere welvaart is in het voormalige Oostblok geluk en tevredenheid minder wijdverbreid dan in de EU15. In 2002 lag het aandeel Hongaren dat op een 9tal levensgebieden tevreden was met hun leven met 63% flink onder het EU15 gemiddelde (80%), maar vrijwel op de normaal van de Eu10 landen. Het liep uiteen van 28% (inkomen) en 31% (zorgstelsel) naar 84 (buurt, gezinsleven) en 87% (huis). Een baan vonden de Hongaren toen de be­langrijkste voorwaarde voor een goed leven, gevolgd door onderdak en een partner. In Hongarije was eind 2006 het volksdeel dat zichzelf meer gelukkig dan ongelukkig vond het kleinst binnen de Eu (68 om 87%), maar het deel dat zich herkende in de betiteling erg gelukkig (17 om 26%) liet 8 Eu landen achter zich. Voor slechts 29% van de Hongaren voldeed het leven in 2007 aan de verwachtingen (2 na laagste EU27; NL 2e EU met 80%; BE 5e). Ook m.b.t de tevredenheid met de levensstandaard (53%,  EU25 75%) en de kwaliteit van het leven (67%, 3 na laagste EU27; EU25 82%) viel men voorjaar 09 in de onderste regionen van de EU en het ontevreden volksdeel groeide t.o.v 2006 naar EU maatstaven flink. Destijds was nog maar een minderheid van de Hongaren meer tevreden dan ontevreden met hun leven (45%, laagste Eu na Bulgarije: EU 75%: bron EB 308, wave 71.1).

Ook scoorden de Hongaren naar EU27 maatstaven toen tamelijk pessimistisch qua toekomst verwachting. Dit bleek uit de verwachtingen voor het komende jaar over hun leven (beter: 21%, EU 22%, slechter 30 om 21%) en hun financiële (beter: 15%, EU 16%; achteruit 31 om 26%) of werksituatie (beter 14%, EU 15%; slechter 19 om 15%) en m.b.t de verwachtingen omtrent de landelijke economie (beter 11%, EU 15%; slechter 61 om 53%) en werkgelegenheid (groei 9%, EU 12%; neergang 64 om 61%). Ten opzichte van najaar 2008 waren de verwachtingen in Hongarije flink slechter naar EU maatstaven, maar voor de komende generatie viel het pessimisme voorjaar 09 naar deze maatstaf mee (ze krijgen het makkelijker 19%, EU 13%; moeilijker 55 om 64%). Het deel dat zich maatschappelijk buitengesloten voelt lag toen met 11% dicht bij de EU normaal (12%, NL 4%; BE 11%). De tabel hieronder toont dat in 2007 spanningen tussen maatschappelijke geledingen in Hongarije wijdverbreid waren.

Type spanning

Deel in % dat haar in 2007 sterk ervaart

HO

NL

BELGIË

EU12

Armrijk

70

12

23

36

Werkgever werknemer

60

19

22

31

Etnisch raciaal

49

57

43

25

Godsdienstige groepen

20

40

30

15

Op spanningen tussen arm en rijk en tussen leidinggeven­den en werknemers scoorde men het hoogst binnen de EU27 en op etnische spanningen het hoogst binnen de EU12. Ten opzichte van 2003 was het volksdeel met spanningen in Hongarije (anders dan in de EU12) groter geworden en bij etnisch raciaal was het minder gezakt dan in de EU12 (-6% in Hongarije; EU12 -9%). De belangrijkste etnische minderheden in de EU12 zijn zigeuners en voor­malige Sovjet­burgers (in Hongarije m.n Oekraïners en Roemenen).

Belang van levensgebieden en punten van zorg

De tabel hieronder op basis van opinieonderzoek van eind 2006 laat zien welk volksdeel in Hongarije een aantal levensgebieden belangrijk vindt in vergelijking met de EU25 en NL (Eurobarometer 273, wave 66.3). Daarbij scoorden politiek en religie relatief laag.

Levensgebied

Deel dat het koos als belangrijk (%)

HO

NL

BE

EU25

Werk

83

81

84

84

Gezin/familie

98

89

96

97

Vrienden

96

96

93

95

Vrije tijd

88

95

88

90

Politiek

30

68

42

43

Religie

43

40

41

52

Helpen/vrijwilligerswerk

73

85

80

79

Gezondheid

98

99

98

99

Voorjaar 2009 scoorden m.b.t 17 mogelijke punten van zorg onder Hongaren voor het land als geheel de economische situatie (53%, EU 47%), werkloosheid (51 om 54%) en stijgende prijzen (35 om 27%) het hoogst. Voor zichzelf werd prijsstijgingen het vaakst gekozen (61%, EU 45%) gevolgd door de economische situatie (29 om 27%), de werkloosheid (24 om 19%) en de pensioenen (19 om 15%).