Bevolking, familie en emancipatiezaken en welzijnsaspecten
Demografische gegevens
Per 1-1-2010 telde Ierland 4,46 miljoen inwoners (+0,17% t.o.v. 1-1-09; EU27 +0,25%). Sinds 2006 is sprake van een afnemende groei. Dichtheid 2007: 63,7 inwoners per km² (EU15 118/ km²). Levensverwachting 2008: 80 jaar (m 77,5j; EU27 76,1j; v 82,3 om 82,2j). Het manvrouw verschil hierin was naar Eu maatstaf gemiddeld en is na 1998 ½ jaar kleiner geworden. In Ierland zijn bijna evenveel mannen als vrouwen (1% meer vrouwen, EU27 5% meer vrouwen) en de Ierse bevolking is relatief jong. Het volksdeel onder 15 jaar is het grootst binnen de Eu27 (20,9% in 09; EU 15,7% in 08) en het volksdeel 65plussers het kleinst (10,9% om 17,1% in 08). Qua huishoudelijke samenstelling is het aandeel alleenstaanden (21,7%, EU15 31,2% in 08) en paren zonder kinderen (25,4 om 29,2%) klein en het gedeelte eenoudergezinnen (8,2%; grootste EU, EU15 3,7%), paren met kinderen (28,1 om 22,7%, 1 kind 9,1 om 9,2%, 2 kinderen 11,5 om 10,3%, meer kinderen 7,5%, hoogste Eu27; EU15 3,2%) en huishoudens met 3 of meer volwassenen groot (met kinderen 7,6 om 4,1%, zonder 9,1 om 8,2%). Dit maakt het aandeel huishoudens met afhankelijk kinderen het grootst binnen de EU27 (43,8 om 32,8%). Een Ierse kreeg in 2009 tijdens haar leven gemiddeld 2,1 kind (hoogste EU, EU27 1,56 kind in 2007). Geboortecijfer 2009: 16,8 per 1000 inwoners (hoogste EU, EU27 10,7/1000); aandeel buitenechtelijke geboorten 2008: 33,1%; Eurolanden 31,5% in 2006); huwelijkscijfer 2008: 5,17/1000 inwoners in 2007 (EU27 4,9/1000); scheidingscijfer 2008: 0,8/1000 in 2007 (laagste EU, EU27 2,1/1000 in 2005); sterftecijfer 2008: 5,7/1000 (EU15 5,6/1000 in 2007; Bron: Eurostat).
Ierland is na Finland, Zweden en de 3 Baltische staten het dunst bevolkte land van de EU. In de Verenigde Staten wonen meer Ieren dan in de Ierse republiek. |
Etnische gegevens en diversiteit
Toen de celtic tiger nog leefde stegen de aantallen (arbeid)immigranten snel en het bleek dat de meesten kwamen om te blijven. Het Ierse CBS (http://www.cso.ie/) hanteert als nieuwste gegevens over de etnische samenstelling de laatste volkstelling (eind april 2006). Van de bevolking van toen (4,17 miljoen) was 85,5% in Ierland geboren. 1,1% was Iers met buitenlandse wortels, 1,1% was van onbekende herkomst en 10% (420.000 in getal) was niet Iers. Onder de 14,5% die buiten de Ierse republiek was geboren, was de VK met 6,5% het vaakst land van herkomst (Engels/ Welsh 205.000, Noord-Iers 50.000, Schots 17.000) en de huidige voormalige Oostbloklanden in de EU kwamen met 3,1% op de 2e plaats. Naar landen was de verdere volgorde Polen (1,5%; 63.000), VS (0,6%), Litouwen (0,6%), Nigeria (0,4%), Letland (0,3%), Duitsland (0,3%) en China. Verder telde men in 2006 bijna 22.500 travellers (autochtoon Ierse zigeuners). Volgens http://www.romasupport.ie/ zijn er in het land 3.000 Roma zigeuners. Na 2006 zijn de aantallen Oost Europeanen nog toegenomen. Voor 2009 kwam Eurostat bijv. op 121.000 Polen (2,8%), 37.500 Litouwers (0,8%) en 19.000 Letten (0,4%). Het aantal asiel verzoeken bereikte in 2002 een piek van 11.600 en zakte naar 3900 in 2007. Tussen 03 en 07 zijn 25.500 staatsburgerschappen toegekend.
Het snel gestegen aandeel immigranten kleurt de opinie over minderheden. Het Ierse volksdeel dat integratie van minderheden erg belangrijk vond lag begin 2005 boven het Eu25 gemiddelde (48 om 37%) evenals het deel dat eind 2006 onderschreef dat immigranten veel bijdragen aan het eigen land (56 om 40%, bron Standard Eurobarometer 66). De doorsnee waardering van immigranten op een schaal van 2,33 naar 1,52 lag met 2,04 vrijwel op de Eu normaal. Het deel dat immigratie (8%, EU27 14%, 10 om 10%) of integratie (3 om 8%) tot de 3 grootste punten van zorg rekende was voor zichzelf klein, maar voor de komende generatie gemiddeld tot groot (immigratie 10 om 10%, integratie 12 om 7%; Eurobarometer 273, wave 66.3). Najaar 2008 was het segment dat immigratie voor zichzelf (2%, Eu 3%) of voor het land (4 om 7%) tot de grootste 2 zorgpunten uit 14 opties koos echter klein. Sterke etnisch raciale spanningen werden in 2007 naar EU15 maatstaf niet zoveel ervaren (32%, EU15 41%, NL 57%, BE 43%, EQLS 2007) en de groep die spanningen tussen religieuze groepen voelde was klein (18 om 33%, NL 40%, BE 30%; veel immigranten zijn net als de meeste Ieren rooms). In november 07 lag het deel dat voor eigen identiteit koos en geen heil zag in interculturele dialoog flink onder de EU27 normaal (6 om 13%) en het deel dat koos voor opofferen van eigen wortels ten bate van diversiteit was tamelijk groot (kosmopolieten 31 om 25%). Het deel dat kool en geit wil sparen was gemiddeld qua grootte (55%).
De 6 dimensies tellende Migrant Integration Policy Index (MIPI: zie op culturescope.ca onder citizenship & identity) meet de immigrantvriendelijkheid in 28 landen; incl. de EU25. De Ieren bezetten in 2007 op deze lijst samen met de Duitsers een 14e plaats (score 53, EU 53). De tabel hieronder geeft nadere info over positie en scores op de 6 dimensies onder de 28 landen. Bij * betreft het een met meer landen gedeelde plek. Bij langdurig verblijf gaat het om de invloed van de lengte van het verblijf op de status van de vreemdeling. Onder naturalisatie vallen de voorwaarden voor en de zekerheid over de status en het wel of niet toegestaan zijn van een dubbele nationaliteit.
Dimensie MIPI |
Ierland |
Nederland |
Eu25 |
||
Score |
Plek |
Score |
Plek |
Score |
|
Toegang arbeidsmarkt |
50 |
16* |
70 |
9* |
56 |
Gezinshereniging |
50 |
18* |
59 |
16 |
57 |
Langdurig verblijf |
39 |
28 |
66 |
10 |
59 |
Politieke deelname |
59 |
8 |
80 |
5 |
56 |
Naturalisatie |
62 |
5* |
51 |
8 |
43 |
Antidiscriminatie |
58 |
13* |
81 |
5* |
58 |
Vanuit hun eigen geschiedenis van emigratie en de recente immigratiegolf wekt het geen verbazing dat Ieren veel in aanraking komen met andere culturen. De mate van internationaal georiënteerd zijn was daarbij gemiddeld (EB 278, wave 67). Het deel met familie of vrienden in het buitenland of met veel buitenlandse contacten was behoorlijk groot naar EU27 maatstaf. Hetzelfde gold voor de belangstelling voor de buitenlandse keuken. Het enige waar men laag op scoorde was aanraking met vreemde talen. De groep met culturele belangstelling was iets onder gemiddeld qua grootte (cultuur eigen land 66%, EU27 69%; andere Europese landen 50 om 57%, rest wereld 45 om 56%) en een doorsnee deel (62%) had belangstelling voor het ontmoeten van mensen uit andere Europese landen. Wel zag een relatief grote groep globalisering als mogelijke bedreiging van het eigene in Europese culturen. Het aandeel Ieren dat zich gehecht voelde aan plaats (93%, hoogste EU, Eu 84%), regio (89 om 85%) of land (94 om 90%) van afkomst was groter dan gemiddeld in de EU en de groep die een band ervoer met de rest van Europa (62%) of de wereld (51%) was aan de kleine kant. Bij keus van 3 uit 9 maatschappelijke waarden kozen wel relatief veel Ieren culturele diversiteit (14%, NL en BE 10%, EU 12%). In Ierland week de aanhang van tolerantie en openheid voor anderen (34%, NL 60%, BE 51%, EU 37%) en vrijheid van meningsuiting (37%, NL 52%, BE 51%, EU 37%) weinig af van de EU27 normaal en de groep die voelt dat de EU voor de 9 waarden staat was bij alle waarden relatief klein.
Een iets onder gemiddeld aandeel Ieren was voorstanders van culturele uitwisseling binnen de Eu (84 om 89%) of de wereld (80 om 88%) en twijfels over het nut van culturele uitwisseling voor meer tolerantie en openheid kwamen relatief veel voor (16%, gedeeld grootste segment in de EU, EU 5%). Een pioniersrol voor burgerinitiatief (zoals deze ongesubsidieerde website) kreeg, anders dan in NL, naar verhouding weinig aanhang en initiatief van nationale regeringen relatief veel. Stimuleren van vreemde taalles op school, internationale uitwisseling via podiumvoorstellingen en distributie van TV programma’s en films uit EU landen vinden tamelijk veel Ieren goede manieren om Europees contact te bevorderen en internationale ontmoetingsprogramma’s voor mensen die weinig reizen kreeg naar verhouding weinig aanhang. Als motief om een nieuwe taal te leren kregen alleen “handig op vakantie in verband met basisbehoeften” en “persoonlijke voldoening” relatief veel steun. Vrijwel alle andere motieven scoorden naar verhouding laag, uiteraard mede omdat men Engels als voertaal heeft.
Demografie: achtergrond en ontwikkelingen
De hoge geboortecijfers en het traditioneel grote aandeel samengestelde huishoudens en huishoudens met kinderen in Ierland doen meer denken aan zuid Europese dan aan noord of west Europese verhoudingen. De historische combinatie van armoede en invloed van de roomse kerk op de samenleving speelt hierin een hoofdrol. De kerk heeft een grote bijdrage geleverd aan de vorming van de Ierse identiteit (zie onder geschiedenis en onder religie) en zoals Nederland steile calvinisten telt, telt Ierland steile roomsen. De Ieren zijn met de Polen het meest kerks binnen de EU en erg loyaal aan de kerkregels. Pas in 2010 werden ook in Ierland pedoseksuele escapades binnen de roomse geestelijkheid uit de doofpot gehaald. Typisch Iers is de combinatie van een hoog geboortecijfer met veel ongehuwden (ruim de helft van de bevolking boven 15 jaar) en buitenechtelijke kinderen. Veel ongehuwden (al dan niet met kinderen) wonen niet op zichzelf maar bij leeftijdgenoten in (vaak familie). Dit past in de Ierse traditie en bijv. mantelzorg wordt door het sociale stelsel aangemoedigd. Over Ierse waarden is wel geschreven dat men behoeftigen uit eigen volk helpt en gastvrij is tegenover vreemden, maar dat loyaliteit aan familie en vrienden boven alles gaat. Eind 2006 was in Ierland het volksdeel dat van familie thuishulp verwachtte bij ziekte (49 om 43%), advies bij problemen of familiezaken (44 om 40%) of een luisterend oor bij een emotionele dip (36 om 29%) boven gemiddeld groot naar EU25 maatstaf. M.b.t. lenen bij acute geldnood lag de verwachting echter onder de EU normaal (46 om 55%; EB 273, wave 66.3). Vrienden scoorden bij alle 4 deze situaties in Ierland iets onder gemiddeld. Mogelijk was de periode van de Keltische tijger debet aan enige erosie van traditionele Ierse waarden.
Pas sinds 1996 is echtscheiding in Ierland beperkt toegestaan (na minstens 3 jaar huwelijk) en het moet worden aangevraagd. In 2002 werden 2 van de 3 aanvragen gehonoreerd. Tussen 2002 en 2006 steeg het aantal gescheidenen van 35.000 naar 59.500 (+70%) en het aantal dat gescheiden van taal en bed leefde ging van 99.000 naar 107.000 (+8%). Daarmee kwam het in 2002 op 9,3% en in 2006 op 10,5% van het aantal gehuwden. Volgens Eurostat steeg het aantal echtscheidingen tussen 1998 en 2000 van 0,4 naar 0,7/1000 inwoners. In 2006 kwam het op 0,9; maar in 2007 lag het weer op 0,8 (15% van het aantal huwelijken, laagste EU27 met dat van Italië). Het huwelijkscijfer lag tussen 2002 en 2007 iets boven 5/1000 inwoners (5,17 in 2007). In de Eurolanden zakte het licht; van 4,8 naar 4,45. In 2005 was bij mannen 93% en bij vrouwen 94% van de huwelijken een 1e huwelijk (hoogste aandeel Eu na Malta). De gemiddelde leeftijd bij een 1e huwelijk steeg tussen 1974 en 2000 van 25 naar 30 jaar. Het aandeel ongehuwd samenwonenden onder paren en gezinnen nam tussen 1998 en 2003 toe van 2 naar 5% (Nederland rond 15%), maar bleef nog op Zuid en Oost Europees niveau. In 2006 lag het echter op 11,5% (2,5% met; 9% zonder kinderen).
Qua geboorteregeling werden voorbehoedsmiddelen pas in 1997 normaal verkrijgbaar en cijfers over het gebruik waren tot op dit moment (zomer 2010) vrijwel niet te achterhalen, ook niet bij de Ierse club die zich onledig houdt met promotie van moderne gezinsplanning (http://www.ifpa.ie/eng). Vroeger was in Ierland abortus helemaal verboden en thans mag het slechts in situaties die voor de moeder levensbedreigend zijn. Daarom laten veel Ierse vrouwen zich aborteren in Engeland (info daarover mag hen wettelijk niet worden onthouden). Het aantal abortussen onder Ierse vrouwen bereikte in 2000 een piek van 10,5% van de zwangerschappen om daarna te zakken naar 5,8% in 2008 (http://www.johnstonsarchive.net/). Dit behoort met het cijfer in calvinistisch Nederland tot de laagste binnen de Eu na die van Polen, Portugal en Oostenrijk. Begin 2005 viel het gedeelte Ieren dat bescherming van het ongeboren leven erg belangrijk vindt onder de EU25 top3 (73%, EU 53%; NL en BE 48%; tamelijk belangrijk 20%, EU 33%; Special EB 225/ wave 63.1). Het geboortecijfer (aantal geboorten /1000 inwoners) bleef tussen 1998 en 2009 het hoogst binnen de Eu. Tussen 2006 en 2008 steeg het zelfs nog; van 15,4 naar 17 en in 2009 lag het op 16,8 (Eurolanden 10,3 in 09). Ook het vruchtbaarheidscijfer (aantal kinderen per vrouw) was het hoogst. In 2007 lag het op 2 en in 2008 op 2,1 per vrouw (EU27: 1,6 k p v). Tussen 1990 en 2003 steeg de gemiddelde leeftijd van de moeder bij een 1e geboorte met 1,6 j naar 28,3j (EU25 28j, +2 j). Het aandeel buitenechtelijke geboorten bleef tussen 1997 en 2008 boven het gemiddelde van de Eurolanden, maar steeg relatief weinig (33,1% in 08; 26,8% in 97, d.w.z. +6,3%, EL 31,6% in 05, +10,5%). De gemiddelde leeftijd lag in 2004 bij buitenechtelijke geboorten op 27 jaar. Het aantal tiener geboorten is groot naar de maatstaf van de Eurolanden. In 2000 had 1,9% van de Ierse vrouwen tussen 15 en 19 kinderen en in 2007 nog 1,7% (EL respectievelijk 1,1 en 1%, bron Eurostat). In 2006 bestond volgens het Ierse CBS 18% van de gezinshuishoudens (paren zonder kinderen worden hierin meegerekend) uit alleenstaande ouders (vaders 2,5%; moeders 15,5%).
Tussen 2004 en 2008 zakte de gemiddelde grootte van huishoudens iets (van 2,9 naar 2,8 leden). Ze bleven echter groot naar EU15 maatstaf en lagen rond de standaard van de nieuwe lidstaten (EU15 2,3; NLS 2,8 in 2008). Dat kwam door het grote aandeel huishoudens van 3 of meer volwassenen met of zonder kinderen (16,7%, EU15, 12,3%, NLS 24,4%) en huishoudens met kinderen (44%, grootste aandeel EU na Cyprus, EU15 31%, NLS 40%). De relatief kleine bijdrage van alleenwonenden (22%; EU15 32%, NLS 23,7%) en paren zonder kinderen (25 om 29 om 24%) past in het patroon van de NLS en Zuid Europese landen. Wat niet in het patroon van NLS of Zuid Europa past is het grote segment eenoudergezinnen (9,2% in 07). Dit bleef het grootst binnen de Eu en groeide tegen de Eu trend in zelfs nog wat. In 2008 was het echter gekrompen (8,2%; EU15 4%, NLS 3%). Gezinnen zijn in Ierland nog steeds kinderrijk naar EU maatstaf, maar worden wel kleiner met grote verschillen tussen generaties als gevolg. Het aantal kinderen per gezin daalde van 2,2 in 1986 naar 1,4 in 2006 en in 2006 hadden vrouwen tussen 65 en 69 jaar gemiddeld 3,5 kind en vrouwen tussen 40 en 45j gemiddeld 2,2. Tussen 1994 en 2005 zakte volgens Eurostat het aandeel paren met kinderen het sterkst binnen de EU15; van 44 naar 21% (EU15 van 30 naar 24%) en het aandeel van 3 of meer volwassenen met kinderen ging het sterkst omhoog binnen de landengroep (van 4,7 naar 7,8%, d.w.z. +3,3%; EU15 4,4% in 2005; +0,5%). Ook in 2008 waren gezinnen met meerdere kinderen in Ierland gewoner dan in de EU15 (paar met 1 kind 9,1 om 9,2 van de huishoudens, 2 k 11,5 om 10,3%, 3 of meer k 7,5 om 3,2%). Na 2004 is alleen het aandeel samengestelde huishoudens wat gezakt.
Leefsituatie van de jongere generatie
In 2005 was bij 18 tot 25 jarigen het deel dat bij hun ouders woonde erg klein naar EU maatstaf (v 13%, Eu 66%, m 3 om 79%). Bij 25 tot 30 jarigen was het, anders dan in enig ander EU land, groter (v 34 om 28%, m 13 om 42%). Onder degenen die de deur van hun ouderlijk huis uit waren, was onder 25-30 jarigen het deel dat op zichzelf woonde naar EU25 maatstaf bij beide geslachten erg klein (v 4 om 11%, m 6 om 22%). Naar verhouding veel vrouwen (39 om 32%) en weinig mannen (26 om 37%) leefden als paar zonder kinderen. Het aandeel in een andere leefsituaties, bijv. meerdere alleenstaanden op één adres, ongehuwde moeders bij familie in en paren met kinderen, was veruit het grootst binnen de EU (v 56%; m 68%; bron The life of man and women in Europe 2008 edition van Eurostat). Het aandeel huishoudens van mensen onder 30 jaar in het totaal van huishoudens was in Ierland naar EU15 maatstaf tamelijk groot (9,9%, EU15 7,9%), maar naar de maatstaf van de EU27 (9,7%) vrijwel gemiddeld. Dit betekent dat het in de nieuwe lidstaten ook groot is. Wel is in Ierland dan weer de bijdrage van eenoudergezinnen groter dan in de NLS.
Werk en kinderen
Eind 2006 was het aandeel Ieren dat qua kinderwens tevreden was met hun kindertal relatief groot (86%, Eu25 79%). Bij kinderlozen was de groep die vrede met hun situatie had naar verhouding klein (10 om 19%) en de groep die twijfelde was het grootst binnen de EU (20 om 8%; EB 273). Qua werkende moeders heeft onder vrouwen van de leeftijd dat ze kinderen thuis hebben (25 t/m 49 j) een relatief klein deel (67,6% in 09, Eurolanden 71,7% in 2008) een baan (-2,5% t.o.v. 08, EL -0,7%). Van hen werkte een iets onder gemiddeld segment in deeltijd (29,2%, EL 33,6%). In 2008 deed slechts 9% dit onvrijwillig (EL 23%), maar in 2009 was dit opgelopen naar 21,5%. Ierland kent, anders dan de meeste EU landen, geen vergrijzingsprobleem maar juist problemen die te maken hebben met een jonge bevolking bij een tot voor kort snelle economische groei. In de vele nieuwbouwwijken buiten de stad ontbreekt het bijv. vaak aan speelplaatsen, crèches, scholen, winkels en openbaar vervoer. Formele opvang voor kinderen onder 3j is duur en ook naschoolse opvang moeten ouders meestal betalen. Kleuterscholen zijn hooguit tot half drie ’s middags open en vallen buiten de leerplicht.
In september 2009 was maar 42% van de Ieren tevreden over de kwaliteit van de kinderopvang (EU27 54%) en het volksdeel dat tevreden was over de betaalbaarheid ervan was het kleinst binnen de EU27 (15 om 41%). Het gedeelte voorstanders van publieke voorzieningen voor kinderopvang was echter ook relatief klein (67 om 88%) en minder dan de helft van de Ieren vond zulke voorzieningen voorafgaand aan de basisschool nodig (49 om 68%, wenselijk 33 om 21%). De aanhang van opvang van kinderen tussen 0 en 3j in de privé sfeer was dan ook groot (door gediplomeerd iemand 25 om 16%; door moeder 42 om 33%, vader 20 om 7%, grootouders 26 om 23%, au pair 14 om 12%, EB 321, wave 72,1) en bij baby’s en peuters was het deel dat geen formele opvang kreeg (75%, EU15 67% in 2008, Eurostat) en thuis onder de zorg van ouders viel boven gemiddeld (53 om 48%). Verder ging 18% minder dan 30 u p/w naar formele opvang (EU15 normaal) en 8% langer (om 15%). Ook m.b.t. kleuters tussen 3 en 6 was de aanhang van formele opvang (incl. kleuterschool) klein (46%, laagste EU na het VK en Frankrijk, EU27 63%) ten gunste van alle andere opties (m.n. ouders en grootouders). Van de kleuters ging 15% niet naar formele opvang (EU15 9%) en 11% (om 7%) werd alleen door hun ouders opgevangen. Veruit het grootste deel (72% om 46%) ging minder dan 30u p/w naar opvang of kleuterschool en slechts 13% (EU15 44%) langer. Tussen 2005 en 2008 gingen alle Ierse kinderen tussen 6 en 12 naar formele naschoolse opvang. Het deel dat er minder dan 30u /w heen ging zakte van 64 naar 55% (-9%, EU15 37% in 08, -4%) en het deel dat er langer gebruik van maakte steeg met 10% en kwam op 45% (EU15 57%, onveranderd).
In de tabel is te zien hoe Ieren begin 2005 op opvoedingswaarden scoorden. Het Ierse patroon lijkt sterk op dat in het VK. De wat calvinistisch aandoende waarden volharding en zuinigheid krijgen in het VK echter wat meer aanhang. De hoge score op zowel gehoorzaamheid als onafhankelijkheid vormt in deze landen een opmerkelijke spagaat. Ook fantasie en werklust werden relatief vaak aangevinkt.
Opvoedingswaarde |
Volksdeel dat deze in 2005 erg belangrijk vond in %. |
|||
Ierland |
NL |
België |
EU25 |
|
Tolerantie en respect voor de ander |
85 |
90 |
83 |
82 |
Verantwoordelijkheidsgevoel |
80 |
88 |
83 |
80 |
Volharding/ beslistheid |
63 |
61 |
68 |
61 |
Gehoorzaamheid |
67 |
50 |
63 |
56 |
Zorgzaamheid/ zuinigheid |
56 |
36 |
52 |
54 |
Onafhankelijkheid |
72 |
66 |
56 |
53 |
Fantasie |
62 |
31 |
41 |
52 |
Hard werken/ werklust |
61 |
38 |
59 |
47 |
Werklust staat bij veel Ieren nog steeds hoog aangeschreven, maar de Ieren zijn werk minder belangrijk gaan vinden en ze zijn korter gaan werken. In 2005 lag qua balans werk privéleven het aandeel dat de werkuren goed in te passen vond in het privéleven (81%) vrijwel op het EU gemiddelde. Het gedeelte dat aangaf iedere dag minstens een uur aan de kinderen te kunnen besteden (36 om 28%) of dat genoeg tijd had voor koken en huishouden (57 om 46%) lag qua grootte boven de Eu normaal. In 2007 hadden naar EU15 maatstaf niet al te veel Ieren moeite met de balans tussen werk en gezinsleven. Het deel dat zich door het werk regelmatig te moe voelden voor het huishouden (40%, EU15 45%) of dat moeite had met voldoen aan familieplichten (22 om 26%) was relatief klein. Hetzelfde gold voor het deel dat naar eigen smaak door het werk te weinig tijd overhield voor contact met familieleden (m 20 om 30%, v 13 om 27%), andere sociale contacten (m 25 om 33%, v 29 om 37%) of hobby’s (m 40 om 47, v 50 om 55%). Een doorsnee deel (11%) werd op het werk afgeleid door private beslommeringen.
Discriminatie
De tabel hierna geeft een indicatie van de positie van Ieren t.o.v. de EU27 normaal, Nederlanders en Belgen qua tolerantie voor wat afwijkt van de standaard (bron: Special Eurobarometer 317, wave 71.2; veldwerk van medio 2009).
Type premier/ president van het eigen land |
Deel in % dat zich daar medio 2009 enigszins tot hoogst ongemakkelijk bij zou voelen |
|||
Ier |
NL |
België |
EU27 |
|
Vrouw |
8 |
17 |
20 |
21 |
Openlijk homo/ lesbisch |
31 |
28 |
36 |
47 |
Gehandicapt |
20 |
33 |
42 |
40 |
Etnische minderheid |
49 |
59 |
57 |
55 |
Minderhedenreligie |
32 |
61 |
70 |
51 |
Jonger dan 30 |
50 |
74 |
58 |
61 |
Ouder dan 75 |
61 |
81 |
73 |
73 |
Op alle 6 onderzochte vormen vonden relatief weinig Ieren dat er in hun land erg veel werd gediscrimineerd. De verschillen met de EU27 normaal waren het grootst bij sekse (3 om 7%), gevolgd door geloof, leeftijd, etniciteit, handicaps en geaardheid (9 om 12%). Bij etniciteit (15 om 9%), handicaps (8 om 6%) en geaardheid (8 om 7%) vonden relatief veel Ieren dat het de laatste 5 jaar veel erger was geworden met de discriminatie in hun land en bij godsdienst was het segment dat dit vond kleiner dan gemiddeld in de EU (5 om 6%). M.b.t. etniciteit/ afkomst voorzagen naar verhouding velen (69 om 57%) dat de kredietcrisis discriminatie zou aanwakkeren, maar m.b.t. de andere vormen van discriminatie was dit deel naar EU maatstaf aan de kleine kant. Een gemiddeld deel (2%) zag zichzelf als gehandicapt en relatief weinigen vonden dat ze onder een andere minderheid vielen (etnisch 3 om 5%, geloof 3 om 4%, homo/ lesbo 0 om 1%). Het segment dat zichzelf in het jaar voor de vraagstelling gediscrimineerd of lastig gevallen voelde was bij geaardheid relatief groot (3 om 1%) en bij leeftijd (3 om 6%) of handicaps (1 om 2%) klein. Voor de rest was dit aandeel gemiddeld (etniciteit en geslacht beide 3%, geloof 1%). In Ierland kenden naar verhouding velen leden van een religieuze minderheid (73 om 64%), gehandicapten (62 om 58%) en homo’s/lesbo’s (40 om 38%) en weinigen zigeuners (5 om 17%) of leden van een etnische minderheid (52 om 57%). Het deel dat getuige was geweest van discriminatie van anderen lag bij etniciteit boven de Eu normaal (15 om 12%) en bij leeftijd (4 om 8%), geslacht (2 om 5%), geloof (4 om 5%) en geaardheid (5 om 6%) daar onder. Bij alle vormen van discriminatie bestond naar verhouding veel steun voor gelijke kansen maatregelen. Het deel van de Ieren dat vond dat in hun land genoeg gedaan wordt tegen discriminatie lag vrijwel op de EU normaal (52%, EU 49%).
Vrouwenemancipatie
Medio 2009 lag het aandeel Ieren dat vond dat seksediscriminatie in hun land veel voorkomt onder het EU27 gemiddelde (33%, EU 40%, NL 38%, BE 39%), net als het deel dat vond dat deze vorm van discriminatie de laatste 5 jaar was toegenomen (19%, EU 24%). Qua opvattingen over de manvrouw taakverdeling hechtte naar EU25 maatstaf een niet al te groot deel aan manvrouw polariteit en de wijze waarop die traditioneel wordt ingevuld. Eind 2006 vond 80% schoonmaken een taak van de vrouw des huizes (EU 81%, NL 76%) en 11% (EU 9%; NL 6%) vond het een taak van de man. Bij koken lagen deze cijfers op 81% (EU 82%, NL 72%) en 13% (EU 13%; NL 14%) en bij strijken op 85% (Eu 85%, NL 79%) en 6% (EU 8%, NL 10%). In 2007 staken beide seksen (m.n. mannen) relatief veel tijd in zorg voor kind of familie (per week: m 48u, EU15 26u; v 48 om 42u) en in huishouden en koken (12 om 8u, v 19 om 16u). Mannen en vrouwen besteedden 5 uren p/w (EU normaal) aan vrijwilligerswerk (EQLS 2007). De tabel hierna laat zien in hoeverre bij beide geslachten werk privéactiviteiten in 2007 in de weg zat in Ierland en in NL, België en de EU. Behalve bij vrijwilligerswerk viel naar EU15 maatstaf de schade wat dit betreft mee. Wel waren de manvrouw verschillen in Ierland relatief groot ten nadele van de vrouwen (behalve bij contacten met familie). De uitslag hangt samen met wat men belangrijk acht. Eind 2006 rekenden relatief velen gezin/ familie 99%, EU25 97%) en vrienden (98 om 95%) en naar verghouding weinigen werk (69%, laagste EU, Eu 84%), vrijwilligerswerk/ helpen (63 om 79%) of politiek (32 om 43%) tot de belangrijke levensgebieden.
Activiteit |
Percentage dat er door het werk te weinig tijd voor had |
|||||||
Ier |
NL |
Belg |
EU15 |
|||||
m |
v |
m |
v |
m |
v |
m |
v |
|
Contact met familieleden |
20 |
13 |
37 |
36 |
28 |
32 |
30 |
27 |
Andere sociale contacten |
25 |
29 |
46 |
42 |
36 |
39 |
33 |
37 |
Eigen hobby’s/ interesses |
40 |
50 |
44 |
51 |
43 |
59 |
47 |
55 |
Vrijwilligerswerk/ politiek |
54 |
63 |
35 |
43 |
38 |
46 |
48 |
52 |
Qua studie vonden begin 2005 naar EU25 maatstaf tamelijk weinig Ieren dat een universitaire studie voor mannen belangrijker is dan voor vrouwen (14 om 17%, oneens met de stelling 81%, EU25 normaal, bron EB 225, wave 63.1). Ierland stak in 2005 qua groei in opleidingsniveau bij hoog opgeleide vrouwen gunstig af bij het EU25 gemiddelde. Het gedeelte laag opgeleide vrouwen is aan de kleine kant en gaat sterker omhoog met de leeftijd dan in de EU (30-34j 18%, EU 22%; 50-54j 45%, Eu 39%). Het aandeel middelbaar opgeleide vrouwen is bij beide leeftijdgroepen klein en bleef onder de Eu normaal (30-34j 39,5%, Eu 47%; 50-54j: 34%, Eu 43%) en het aandeel hoog opgeleide vrouwen gaat sterk omhoog met de leeftijd en liep verder uit op deze standaard (30-34j 43%, EU 31%: 50-54j 21%, Eu 19%). Tussen 1998 en 2007 steeg het aandeel vrouwelijke hoger onderwijsstudenten net zo snel als in de EU27 en in 07 lag het precies op de EU normaal (55,2%, +2,5%). Het aandeel vrouwen in onderzoeksbanen lag in 2004 iets boven het EU25 gemiddelde.
Het volksdeel dat de stelling onderschreef dat bij baanschaarste vrouwen evenveel recht hebben op werk dan mannen lag in 2005 met 85% vrijwel op het EU25 gemiddelde (niet mee eens 13 om 12%). Naar beroep was de manvrouw polariteit naar EU maatstaf wel duidelijk aanwezig. In 2005 lag het aandeel vrouwen met banen in 6 beroepssectoren waarin veel vrouwen werken (zorg en sociaal werk, onderwijs, overheid, winkelpersoneel, administratie en horeca: 64,5 om 61%) en het aandeel mannen in mannensectoren boven het EU25 gemiddelde (49,5 om 42%). Hetzelfde gold voor het gedeelte vrouwen in de top6 van vrouwen beroepen (bediening, administratie, huishouden, persoonlijke verzorging ed. 41,2 om 35,6%) en het aandeel mannen in de top6 van mannenvakken (montage, bouwvak, kleine zelfstandige, techniek ed. 38 om 25,5%). Het verschil in beloning naar geslacht voor gelijksoortig werk lag in 2007 met 17% iets onder het Eu15 gemiddelde en vrijwel op de normaal van de Eu27. Begin 2005 was qua hogere functies het volksdeel dat mannen geschikter vond als politiek leider dan vrouwen relatief klein (21 om 27%, Ierland heeft al jaren een vrouwelijke president) en 69% (EU 66%) bestreed deze visie. Het aandeel vrouwen in de politieke top was ongeveer gemiddeld (ministers 21% in 06, 13e EU27; ambtenarentop 14%, 15e EU27, parlementariërs echter 14%, EU25 23%). De top van de rechtspraak telde relatief veel vrouwen (33%; 9e van 23 EU landen, maar bij de top van centrale banken (9% vrouw) was men samen met België gedeeld 20e van 26 landen. Ook het aandeel vrouwen in de top van de 50 bekendste ondernemingen was relatief klein (5%, 22e EU27). Bij dit alles gaat het om selecte groepen. In 2005 waren onder managers van kleine ondernemingen 3 keer zoveel mannen dan vrouwen (EU 1½ x zoveel) en bij zelfstandigen met personeel lag de manvrouw verhouding ook flink uit het lood (3 op 1; EU 2 op1). Het aandeel werknemers met een vrouw als directe superieur was volgens het 4e European working conditions survey echter wel weer groot naar EU maatstaf (30%, EU15 24%).
In 2008 en 2009 stond Ierland 8e op de Global gender gap index die de mate van gelijke berechting van vrouwen wereldwijd meet. Nederland zakte van de 9e naar de 11e en België van de 29e naar de 32e plek (http://www.rte.ie/news/2009/1027/genderreport.pdf). |
Homo-emancipatie
Homoseksualiteit was in het masculiene Ierland, waar mannen echte mannen en vrouwen echte vrouwen horen te zijn, lang een zwaar taboeonderwerp. Het werd echter wel geleidelijk aan meer geaccepteerd. In 1993 werd het uit het strafrecht gehaald. In 2005 is (vooral om te voldoen aan Europese antidiscriminatie wetgeving) bij het parlement een wetsvoorstel ingediend dat geregistreerd partnerschap mogelijk maakt en in 2008 gebeurde dat opnieuw. Op 1 juli 2010 kreeg dit laatste voorstel, dat zelfde sekse paren vergelijkbare rechten geeft met gehuwde heteroparen, brede parlementaire steun in de dáil (de Ierse 2e kamer). Het moest toen de senead nog passeren. M.n. de lobby van Ierse bisschoppen hield wetgeving heel lang tegen. Deze kregen na 2005 echter steeds vaker te stellen met publiciteit over in de doofpot gestopte homopedofiele oprispingen van roomse geestelijken, hetgeen hun geloofwaardigheid uiteraard niet ten goede kwam. Ierland kent (nog) geen wetgeving op het vlak van kinderadoptie of rechten van kinderen van zelfde sekseparen. Wel werd geaardheid in 1989, 1998 en 2000 opgenomen in wetgeving tegen discriminatie en door haat ingegeven misdaad. In 2000 en 2004 werd via wetten op gelijke behandeling IVF bij lesbische vrouwen legaal mogelijk. Wel bleef er qua werk en IVF ruimte voor principiële bezwaren op grond van religie. In 2007 won een transseksueel die zich om had laten bouwen een zaak bij het hooggerechtshof voor het krijgen van een nieuw geboortebewijs als vrouw. In november 2009 zag de staat af van beroep tegen deze beslissing en men verwachtte toen dat er wetgeving zou komen.
In 1997 verwierp nog 66% van de Ieren (NL 23%) homofilie. In 2006 lag het gedeelte voorstanders van het Europees toestaan van het homohuwelijk (41%, EU 44%, NL hoogste met 82%) of van kinderadoptie door zelfde sekseparen (30%, EU 32%, NL hoogste met 69%) maar weinig onder het EU gemiddelde, maar het was nog wel het op 3 na kleinste binnen de oude Eu landen (EU15). Medio 2009 vonden relatief weinig Ieren dat discriminatie op geaardheid in hun land veel voorkomt (30%, EU 40%, NL 38%, BE 39%) en het deel dat vond dat deze vorm van discriminatie de laatste 5 jaar was toegenomen lag met 24% precies op de EU27 normaal (minder erg geworden: 58 om 60% Special EB 317, wave 71.2; veldwerk van medio 2009). Desondanks komen ook bij anonieme enquêtes weinigen in Ierland uit de kast. Bijna niemand (0 om 1%) rekende zich medio 2009 bij de homo/ lesbo minderheid, maar relatief velen (3 om 1%) voelden zich in het jaar vooraf gediscrimineerd vanwege geaardheid.
De leefsituatie van 65plussers
Ierland heeft een relatief jonge bevolking en het aandeel huishoudens van 60plussers is naar verhouding klein (30%, EU15 35% in 2005). Tussen 2004 en 2008 lag het aandeel 65plussers dat alleen woonde iets onder de EU15 normaal en het zakte van 11,6 naar 9,7% (EU15 rond 12,8%). Het gedeelte paren met op zijn minst één 65plusser ging wat omhoog (10,6% in 2008, +0,7%), maar bleef aan de kleine kant naar EU15 maatstaf (rond 13%). Ook nu nog leven wellicht veel ouderen in samengestelde huishoudens (zeker indien ze arm en hulp behoevend zijn, want het sociale stelsel moedigt dat aan), maar The life of man and women in Europe 2008 edition van Eurostat biedt wat dit betreft geen uitsluitsel over Ierland. In 2007 was het volksdeel dat vond dat afhankelijke mensen teveel op hun familie moeten leunen wat kleiner dan gemiddeld in de EU (65 om 71%, niet mee eens 27 om 33%). In de tabel die nu komt staat de 1e keus in Ierland, de EU27, België en NL qua manieren om hulp in te vullen aan een bejaarde ouder die zich thuis alleen niet meer kan redden (bron special EB 321 wave 72.1 op basis van veldwerk van nazomer 2009). Bij kinderen intrekken en het verpleeghuis scoren daarbij naar EU27 maatstaf laag en thuiszorg en hulp van familie gemiddeld. Naar EU15 maatstaf kwam bij kinderen intrekken echter wel hoog uit. Het deel dat hangt er vanaf of anders/ weet niet aanvinkte was nogal groot en dat heeft wellicht te maken met de sociale regelingen die bestaan voor mantelzorg. Men had voor zulke zorg in Ierland naar Eu maatstaf maar een klein deel van het eigen gezinsinkomen over, maar naar Nederlandse maatstaf was het nog veel (12%, Eu 17,5%, NL 8,5%, BE 16%; QA 54).
Hulpopties in % |
Ier |
NL |
BE |
EU27 |
Bij kinderen intrekken |
23 |
4 |
16 |
30 |
Hulp van kinderen thuis |
23 |
20 |
25 |
24 |
Thuiszorg |
26 |
53 |
35 |
27 |
Verpleeghuis/ beschermd wonen |
10 |
19 |
19 |
13 |
Hangt er van af |
10 |
3 |
5 |
4 |
Geen/weet niet/anders |
8 |
1 |
– |
2 |
Totaal |
100 |
100 |
100 |
100 |
Het volksdeel dat vond dat verwaarlozing of uitbuiting van ouderen in een hulpsetting veel voorkomt was in Ierland relatief klein (32%; EU 47%, NL 34%, BE 36% in 07, EB 283, wave 67.3, QA 30). De volgende tabel laat zien hoe de zorgen waren verdeeld.
Deel met zorgen over (%) |
Ier |
NL |
BE |
EU27 |
Slechte leefomstandigheden |
77 |
70 |
71 |
70 |
Fysieke verwaarlozing |
74 |
72 |
65 |
67 |
Geen adequate zorg |
67 |
68 |
66 |
66 |
Psychisch misbruik |
12 |
57 |
70 |
64 |
Misbruik van bezit |
66 |
64 |
73 |
67 |
Fysiek misbruik |
51 |
37 |
55 |
52 |
Seksueel misbruik |
31 |
25 |
43 |
31 |
Als potentiële daders dachten Ieren relatief vaak aan familie, beroepskrachten en zorgpersoneel en niet zo vaak aan eigen kinderen, partner of kennissen. Qua tegenmaatregelen m.b.t. verwaarlozing of uitbuiting van oudere familieleden zag men vaker dan gemiddeld heil in betaling voor mantelzorg (gebeurt ook), betere training van zorgverleners en strengere regelgeving en niet zo vaak in minder werkdruk en betere betaling voor beroepskrachten of meer overheidscontrole en strengere straffen.
Welzijnsaspecten in Ierland
In Ierland worden democratie en vrije marktdenken breed gedragen. In de nazomer van 2009 was het volksdeel dat armoede zag als pech relatief groot (20%, EU27 13%) en het deel dat het zag als gevolg van luiheid of gebrek aan wilskracht (12 om 16%) of van maatschappelijk onrecht (43 om 47%) aan de kleine kant. Armoede werd niet vaak gezien als gevolg van lage lonen (25 om 49%), maar wel vaak als gevolg van dure gezondheidszorg (24 om 8%) of dure huisvesting (31 om 26%). Het sociale stelsel is bedoeld om te voorzien in een bestaansminimum (men kent bijv. geen WW), maar beloont mantelzorg extra. In september 2009 was zowel het volksdeel dat de sociale dienstverlening slecht vond als het deel dat haar goed vond kleiner dan gemiddeld in de EU. Qua welstand is het volksdeel dat moeite heeft om de eindjes aan elkaar te knopen in Ierland klein, maar het is na de kredietcrisis gegroeid. In 2003 en 2007 ging het om 4% (EU15 10%) en in september 2009 betrof het 10% (EU27 12%, NL 8%, BE 11%; Special EB 321/wave 72.1). Begin 2009 lag het segment dat moeite had rekeningen te betalen met 13% iets onder de EU27 normaal. In september lag het deel dat vreesde schulden niet te kunnen voldoen (29%) een fractie boven deze standaard, maar het deel van de laagste inkomensgroep dat voor het komende jaar het zwerk zag hangen in dit opzicht lag daar verder boven (42%, EU27 37%, BE 30%, NL 21%).
Het volksdeel dat de indruk deelde dat in hun land veel armoede voorkomt lag met 69% echter nog iets onder de EU27 standaard (73%) evenals het deel vond dat er meer armoede was dan 3 jaar eerder (81%, EU 84%). Vrees voor dakloosheid kende nazomer 09 een doorsnee verbreiding (8%, EU en BE 7%, NL 1%). Relatief weinig Ieren voelden toen sterke armrijk spanningen (21%, EU27 32%, QA15), maar tamelijk velen vonden de inkomensverschillen in hun land te groot (92%, EU15 87%). Naar EU maatstaf waren ze iets onder gemiddeld. In 2008 verdienden de 20% hoogste inkomens 4,5 x zoveel dan de 20% laagste (EU15 4,9 x; NL en BE 4x zoveel) en 16% moest rondkomen van minder dan 60% van modaal (EU15 16%; BE 15%, NL 11%). In de nazomer van 2009 was het volksdeel dat zich maatschappelijk buitengesloten voelde (15%) ook gemiddeld binnen de EU27. De tabel hierna toont dat spanningen tussen maatschappelijke geledingen in Ierland naar Eu maatstaf niet zoveel werden gevoeld.
Type spanning |
Deel in % dat haar in september 09 sterk ervaart |
|||
Ier |
NL |
België |
EU27 |
|
Armrijk |
21 |
14 |
29 |
32 |
Werkgever werknemer |
18 |
18 |
27 |
33 |
Etnisch raciaal |
31 |
55 |
50 |
40 |
Geloofsgroepen (in 2007) |
18 |
40 |
30 |
29 |
Generaties |
9 |
13 |
14 |
15 |
In 2003 was het volksdeel dat armrijk, werkgever werknemer, etnische en generatie spanningen ervoer flink groter in Ierland. Manvrouw fricties (15%) scoorden toen gemiddeld naar EU15 maatstaf. Daar werd in de enquête van 2009 niet naar gevraagd.
M.b.t. armoede bestrijding scoorden nazomer 2009 qua vertrouwen in een 7tal instanties burgers zelf (69%), de EU (56%) en private ondernemingen (42%) hoog en religieuze instellingen (42%), overheden (van nationaal tot gemeenten) en NGO’s naar verhouding laag. Conform noordwest Europese landen scoort Ierland op vertrouwen in de mensheid hoog en op de mate van corruptie laag naar Eu27 maatstaf. Op het eerste nam men in 2007 in de rij van EU landen een 6e plaats in (score 5,8: EU15 5,3; EQLS 2007) en op de CPI (corruptie perceptie index die de mate van corruptie meet volgens westerse rijke landen maatstaven) een 9e. In 2009 scoorde men op vertrouwen in de medemens 5e en op de CPI 7e. Het vertrouwen in politieke instellingen was in EQLS 07 ook tamelijk hoog (10e van de 27 EU landen). Begin 2009 scoorden de Ieren aan de lage kant op vertrouwen in eigen regering (29%, -4% t.o.v. najaar 08; EU 38%, +4%, Special EB 308 wave 71.1 annex QA 9.1) en parlement (31%, -5%; EU 36%, +2%). Het vertrouwen in Europese instellingen was toen gematigd, maar het was wel flink gezakt (in de EU 44%, -6%; EU27 47%, geen verandering; Europese parlement 45%, -9%, EU 45%, -6%; Europese centrale bank 43%, -9%; EU 39%, -9%). Qua vertrouwen in nieuwsbronnen scoorde alleen de radio boven gemiddeld (50%, EU27 21%). Kranten (42%) kwamen vrijwel gemiddeld uit en tijdschriften (3 om 8%), de TV (55 om 63%) en het internet (19 om 22%) bleven onder de EU normaal. Daarbij was het segment dat geen enkel nieuwsmedium vertrouwde tamelijk groot (20 om 16%).
Het aandeel 15plussers dat de eigen gezondheid onder de maat vindt ligt in Ierland flink onder de EU normaal. Eind 2006 en in 2007 was dit met 3% het kleinst binnen de Eu (EU 7%; Special EB 272, EQLS 07). In september 09 lag het op 6% (EU 12%; EB 321, QA 2.2). In 2007 scoorde men op een 5tal indicatoren voor geestelijk welzijn 67% (hoogste EU na NL; EQLS survey 2007). De tabel hierna toont hoe Ierland scoorde t.o.v. de EU15 op 10 aspecten van levenskwaliteit (bronnen: EQLS 2007 en 2003). Bij de 6 aspecten die in 2003 ook de revue passeerden was bij 5 sprake van achteruitgang. De score op het zorgstelsel was in 2007 met die van Griekenland laagste binnen de Eu25.
Beoordeling levenskwaliteit in de EU15 in 2007 en in Ierland in 2003 en 2007: schaal van 1 (minimaal) t/m 10 |
|||
EU15 2007 |
Ierland 2003 |
Ierland 2007 |
|
Gezondheidszorg |
6,4 |
5,3 |
4,9 |
Kinderopvang |
6,2 |
– |
5,6 |
Ouderenvoorzieningen |
6,3 |
– |
5,6 |
Sociale dienstverlening (2003) |
6,2 |
6.1 |
– |
Staatspensioenstelsel |
5,0 |
6.0 |
5,7 |
Onderwijsstelsel |
6,3 |
6,9 |
7,3 |
Openbaar vervoer |
6,4 |
– |
5,7 |
Vertrouwen in de medemens |
5,3 |
5,9 |
5,8 |
Tevredenheid met het leven |
7,2 |
7,7 |
7,6 |
Geluksgevoel |
7,6 |
8,1 |
8,0 |
In de nazomer van 2009 gaven de Ieren hun zorgvoorzieningen ook een 4,9 (toen 6 na laagste EU; EU27 5,8; QA 57) en het pensioenstelsel kreeg een 5,3 (EU 4,8). Qua tevredenheid werd het leven bedeeld met een 7,4 (EU 6,8; QA 1) en de levensstandaard met een 7,2 (EU 6,7; QA 2). Het vertrouwen in de medemens scoorde 5,6; het gezinsleven kreeg een 8,3 (EU 7,7), de gezondheid een 8,1 (Eu 7,2) en het werk een 7,6 (EU 7,2). Verder was 9% niet tevreden met het leven (EU27 12%), 9% (om 9%) niet met hun werk, 10% (om 14%) niet met hun levensstandaard en 4% (om 7%) niet met het gezinsleven. Relatief velen waren optimistisch over de toekomst (75%, EU 61%).
Belang van levensgebieden en punten van zorg
In 2002 waren voor de Ieren de 3 belangrijkste voorwaarden voor een goed leven in volgorde van belangrijkheid onderdak, de pub en vrije tijd. De doorsnee tevredenheid score op een 9tal levensgebieden was toen gemiddeld naar EU15 maatstaf (80%). Ze varieerde van 50% (tevredenheid over zorgstelsel) tot 96% (gezinsleven). De tabel hieronder laat zien welk volksdeel eind 2006 in Ierland een aantal levensgebieden belangrijk vond in vergelijking met de EU25, NL en BE (Eurobarometer 273, wave 66.3). Werk scoorde daarbij het op één na laagst binnen de EU (na het VK).
Levensgebied |
Deel dat het koos als belangrijk (%) |
|||
Ier |
NL |
BE |
EU25 |
|
Werk |
69 |
81 |
84 |
84 |
Gezin/familie |
99 |
89 |
96 |
97 |
Vrienden |
98 |
96 |
93 |
95 |
Vrije tijd |
88 |
95 |
88 |
90 |
Politiek |
32 |
68 |
42 |
43 |
Religie |
61 |
40 |
41 |
52 |
Helpen/vrijwilligerswerk |
63 |
85 |
80 |
79 |
Gezondheid |
99 |
99 |
98 |
99 |
Voorjaar 2009 werd m.b.t. 17 mogelijke punten van zorg, waarvan men 2 mocht aankruisen, voor het land als geheel de werkloosheid (58%, +24% t.o.v. najaar 08; EU 47%, +10%) het vaakst gekozen, gevolgd door de economische situatie (53%, +14%; EU 47%, +10%) en het zorgstelsel (25%, -13%: EU 12%, -4%). Voor zichzelf koos men de economie het vaakst als zorgenkind nr. 1 (38%, +10%; EU 27%, +4%), met daarna inflatie (34%, -14%; Eu 45%, -5%) en werkloosheid (31%, +11%; EU 10%, +5%).