Cultuur in engere zin (vruchten der beschaving)

Cultuurgeschiedenis in vogelvlucht

Qua vruchten der beschaving is in Portugal de gecombineerde poë­tisch muzikale traditie toonaangevend. Deze stamt af van barden en troubadours van wie er zo’n 160 bij naam bekend zijn. Ze hanteerden het Galicisch-Portugees, de voorloper van het huidige Portugees, als taal en ont­wikkelden een eigen stijl vanuit de 12e tot 15e eeuwse Provençaalse lyriek. De bekendste verzameling liederen, cantigas de Santa Maria, wordt toegeschreven aan de Castilliaanse koning Alfons X. Deze bevat 420 titels met de heilige maagd als hoofdonderwerp. Naast geestelijke liederen waren er een drietal seculiere genres waaraan ondermeer de Portugese koning Dyonisius (Portugees: Dinis) bijdroeg. Tussen de 16e en de 18e eeuw kwamen daar invloeden bij uit de Italiaanse renaissance, de Spaanse ba­rok en de Franse verlichting.

Gil Vincente (1465-1537) wordt beschouwd als de belangrijkste toneelschrijver van Portugal, maar hij maakte ook gedichten. Hij regisseerde zijn eigen stukken en speelde er in mee. De dualiteit tussen serene volmaaktheid en aardse imperfectie vormt een hoofdthema in zijn werk. Uit vaderlandsliefde maakte hij zich zorgen over verderfelijke invloeden die ontdekkingsreizen met zich meebrachten. Omdat hij zich niet aan hun waarden en normen hield kreeg hij last met de inquisitie. Onder het werk van de eveneens patriottische dichter/schrijver Louis de Camões (1524-1580) valt tevens reisliteratuur. Zijn bekendste werk Os Lusiadios (de Lusiaden) was geïnspireerd door de Aeneis van Virgilius. Hij had tijdens zijn moeilijke en zeer avontuurlijke leven meestal geldgebrek, maar werd na zijn dood beschouwd als de nationale poëet. Naar hem is de bekendste hedendaagse literatuurprijs van Portugal vernoemd. Tezamen met de Middeleeuwse balladen hadden zijn gedichten veel invloed op de ontwikkeling van de Portugese taal. Tot begin 18e eeuw werden veel godsdienstige liederen gecomponeerd. Daarna raakten opera’s, cantates en kamermuziek in zwang. Tijdens de 19e en het begin van de 20e eeuw deden romantiek, realisme, symbolisme, modernisme en avant-gardisme achter­eenvolgens hun invloed gelden in kunst, muziek en literatuur.

Dichtkunst en literatuur vanaf de 19e eeuw

Bekende 19e eeuwse romantische auteurs zijn dichter, journalist, liberaal politicus en vrijmetselaar Almeido Garett (1799-1854) en Camilo Castelo Branco (1825-1890). Onder het zeer uitgebreide oeuvre van Castelo Branco (260 titels) vallen romans, toneelstukken en essays. Zijn werk kent naast romantische trekken veel humor, ondermeer via het beschrijven van typetjes uit zijn tijd. Zijn tegenpool, de kosmopolitische dandy José Maria de Eça de Queiroz (1845-1900), was tevens journalist en wordt tot de realisten gerekend. Fernando Pessoa (1888-1935), die in Zuid-Afrika werd geboren, wordt wel beschouwd als de grootste Portugese dichter aller tijden. Overdag was hij vertaler en s’nachts poëet. Behalve in het Portugees dichtte hij in het Engels en zijn sonnetten in deze taal worden beschouwd als de beste ter wereld na die van Shakespeare. In zijn werk gebruikte hij diverse uitgewerkte pseudoniemper­soonlijkheden. Tijdens de 60er jaren van de 20e eeuw waren er 3 stromingen ontstaan in de Portugese poëzie; één uit de intellectuele hoek die gericht was tegen het regime, een experimentele stroming en een surrealistische stroming. In de 70er jaren viel men weer terug op de lyrische traditie. Daarbij voerde begrijpelijkheid de boventoon zoals bij José Antó­nio Osório Lizarazo, die op typisch Portugese wijze bescheidenheid en eenvoud weet te combine­ren. Later in de 20e eeuw deden satire, humor en ironie ten opzichte van de samenleving hun intrede. Het spanningsveld tussen realiteit en fantasie speelt een hoofdrol in de ro­mans van José Saramago (Nobelprijs in 1998) en in het werk van António Lobo Antunes. Sophia de Mello Breyner Andresen (1919-2004) is een veel gelauwerde dichteres.

Fado en popmuziek

Het Portugese levenslied, de fado (te vertalen als lot), sluit naadloos aan bij de lyrische traditie van het land. De fado is ontstaan in de 19e eeuw en er hebben zich 2 stijlen ontwikkeld, de stijl van Lissabon en die van de oude universiteitsstad Coïmbra. In Lissabon maakt men bijval kenbaar door te applaudisseren en in Coïmbra door te kuchen. In Lissabon gaan de teksten dikwijls over de alledaagse strijd om te overleven. Verschijnselen als de zee en moeilijke liefdes en gemoedsaandoeningen als verlangen, “tot verdriet verschrompelende wanhoop” en weemoed (saudade) zijn het vaakst hoofdthema. De intensiteit van de uitgedrukte emoties doet Arabische invloeden vermoeden. Soms lijken fado’s op serenades. De fado wordt solo gezongen, vaak door een zwart geklede dame (de fadista). De zanger(es) wordt minimaal begeleid door een akoestische gitaar (viola) en een soort citer met een peervormig klankbord (guitarra). Tijdens optredens is er een duidelijke wisselwerking met het publiek en soms zingt men elkaar toe. De bekendste fadista ooit is Amália Rodrigues (1920-1999). Ervaringen van fadozangeres Christina Branco lijken er op te wijzen dat de traditionele fado in Portugal niet van over de grens mag komen. Met de Portugese identiteit van haar en haar team is weinig mis. Ze laat zich mede inspireren door in het Portugees vertaalde teksten van de Nederlandse zeeman en schrijver Slauerhoff die een groot liefhebber van Portugal was en door muziek en teksten uit de voormalige koloniën in Afrika. Rond 2003 werd ze wereldwijd erkend maar ze kreeg in haar vaderland nauwelijks voet aan de grond.

Buiten de fado kent Portugal veel regionale folkmuziekstijlen met eigen karakteristieke instrumenten. Daaronder vallen doedelzakken (m.n in het noorden) en de adufe, een moorse tamboerijn die vaak door vrouwen wordt bespeeld. De corridinho is een bekende folkloristische dans uit de Algarve. Bij jongeren en hoger opgeleiden is de fado wat uit de gratie geraakt; bij de laatste groep vooral omdat ze door Salazar als marketingmiddel werd gebruikt. In diens tijd waren protestliedjes (canções de intervenção; vaak van naar Frankrijk uitgeweken zangers) onder intellectuelen erg geliefd. Na de anjerrevolutie kwamen importmuziek uit Afrika en Brazilië en Portugese rockgroepen op. Bekende exponenten zijn de in 1978 begonnen band Xutis & Pontapés met een mengsel van rock, punk, country en folk en de heavymetal band Moonspell. Iets later sloegen ook rap en hiphop (de reggaeachtige hiphop Portuguēs of hiphop tuga) aan. Portugezen ontwikkelen vaak een eigen variant op geïmporteerde popmuziekstijlen.

Architectuur en beeldende kunst

Naast eigen muzikale tradities kent Portugal eigen architectuurstijlen, zoals de laat Gotische Manuelinestijl die te zien is in decoraties en op kloosterramen en veranda’s. Het rijke culturele erfgoed van het land, waar veel middeleeuwse kastelen en villa’s en forten uit de Romeinse tijd toe behoren, vormt een belangrijke toeristenattractie. De eigen keramiekstijl van Portugal (geglazuurde tegeltjes met afbeeldingen, vaak in blauw en wit), heet azulejos. De tegeltjes werden onder meer gebruikt bij de herbouw van Lissabon na de aardbeving van 1755 en ze zijn voor Portugal zo ongeveer wat klom­pen of Delfts blauw zijn voor Nederland. De Portugese straatmozaïek (calçada), die ook in voormalige kolonies terug te vinden is, behoort eveneens tot het culturele erfgoed. Omdat de aanleg niet meer op te brengen is dreigt deze kunstvorm uit te sterven. In de middeleeuwen werd de Portugese schilderkunst sterk beïnvloed vanuit Vlaanderen. Door de toen reeds gangbare bescheidenheid zijn van veel schilders de namen onbekend. Wel heeft men kans gezien om de 6 St. Vincent panelen (paineis de São Vicente de Fora) terug te voeren op de 15e eeuwse schilder Nuno Gonçalves. Ze zijn te zien zijn in het Museu nacional de arte antiga van Lissabon en vormen een eerbetoon aan de lokale patroonheilige. Columbano (1857-1929; m.n portretten) is de bekendste Portugese 19e eeuwse realist en Amadeo de Souza Cardoso en José de Almada Negreiros (tevens dichter en schrijver) zijn voorbeelden van vroeg 20e eeuwse modernisten.   

De anjerrevolutie betekende ook voor de ontwik­keling van beeldende kunst een stimulans. Omdat veel kunstenaars sinds Salazar in al­lerlei buitenlanden bivakkeren is de stijl zeer divers geworden. Wel deelt men vanuit de internationale achtergrond een zekere mate van satire, humor en ironie over de Portu­gese samenleving. De schilders Julião Sarmento, Júlio Pomar, Alberto Caeiro (tevens een heteroniem van dichter Pessoa), Paula Rego (bijv maatschappijkritische cartoons) en Maria Helena Vieira da Silva (1908-1992), beeldhouwer João Cutileiro en fotografen Gérard Castello-Lopez en José Manuel Rodrigues zijn voorbeelden van internationaal bekende beel­dende kunstenaars. De meest onderscheiden Portugese filmmakers zijn Manoel de Oliveira (geboren in 1908 en op zijn 99e nog actief) en João César Monteiro (1939-2003; lyrisch en satirisch) en de meest bekeken films de in 1941 gemaakte komedie O Pal Tirano (de tiran vader) en de erotische film O crime do padre Amaro (de wandaad van vader Amaro) uit 2005. 

Cultuurbeleid, voorzieningen en deelname

In 2003 lagen de overheidsuitgaven voor cultuur, recreatie en religie boven het EU25 gemiddelde (1,2 om 0,9% BBP, bron Eurostat). Een flink deel van het cultuurbudget (31,5% lopende uitgaven, 53,5% kapitaaluitgaven) ging naar sport. Volgens INE (het Portugese CBS) spendeerden Portugese gezinnen tussen 1998 en 2003 iets meer dan 4% van hun budget aan cultuur. De centrale overheid gaf er €238 miljoen aan uit en de gemeenten €395 miljoen. In 2005 waren de uitgaven van de gemeenten opgelopen tot €527 miljoen (60% lopende uitgaven, 40% kapitaalsuitgaven). De tabel die nu komt geeft enig inzicht in de verdeling van het merendeel van deze gemeenschapsgelden. Bij boeken en publicaties gaat het voor ruim 90% om uitgaven voor het bibliotheekwezen.

Deelgebied

Totaal (mil. €)

Aandeel lopend %

Aandeel kapitaal %

Erfgoed

84

30

70

Boeken/ publicaties

72

70

30

Muziek

44

90

10

Podiumkunsten

17

94

6

Sociaal cultureel

81

88

12

Cultuurgebieden

115

11

89

Totaal

513

Qua beleid zoekt de Portugese overheid de middenweg tussen marktwerking en kwaliteit en men werkt aan decentralisatie van bevoegdheden. Andere hoofddoelstellingen zijn internationalisering (met nadruk op uitwisseling met voormalige kolonies), bepaling van kwaliteitscriteria en bevordering van de verscheidenheid aan cultuuruitingen. Tot de belangrijke overheidsinstanties behoort naast het ministerie van cultuur het Camões instituut. Voorname private spelers zijn de Calouste Gulbenkian stichting, de Oriënt stichting, de Serralves stichting en het door de CGD bank gesponsorde Culturegest. 

De bezettingsgraad van bioscoopstoelen zakte tussen 2000 en 2005 van 17 naar 11% en het aantal jaarlijkse bezoeken per Portugees ging van 1,8 naar 1,6. In dezelfde periode verdriedubbelde het bezoek aan live optredens (van 0,3 naar 0.9 p/j pp). Het aantal gelegenheden waar dergelijke optredens plaatsvinden ging omhoog van 224 naar 372, het aantal uitvoeringen van 9000 naar 24.500 en het aantal bezoekers van 2,9 naar 9 miljoen. Tussen 2000 en 2005 zakte het aandeel betalende bezoekers van 60 naar 44%, maar er werden zodoende toch meer dan 2 keer zoveel kaartjes verkocht (van 1,8 naar 4 miljoen). Het aantal theatervoorstellingen ging van 4800 naar 11.800. In 2005 trokken de 285 musea (84 meer dan in 2000) 9.7 miljoen bezoekers (+2,3 miljoen) en de 773 kunstgalerieën (+294 t.o.v 2000) kregen 5 miljoen liefhebbers over de vloer (+1,2 miljoen). Omdat hun aantal t.o.v 2004 met 10,5% groeide zakte het aantal per expositieruimte echter met ruim 2%. In 2005 werden in vergelijking met het jaar ervoor 8,5% minder perspublicaties verkocht (kranten -10%, tijdschriften -4%).

De sarau is een evenement waarbij kunst, muziek, poëzie en theater worden gecombineerd met sport. In Portugal worden het ook vaak aangekondigd als gymnastisch evenement.  

Tot de grote muziek en theaterfestivals behoren het Avante! festival in Lissabon e.o (1e week september), het 2jaarlijkse Boom festival rond half augustus (wisselende locatie), het musicas do mundo (wereldmuziek) festival van de havenstad Sines (laatste helft juli) en de festivals sudoeste en paredes de Couro in Alentejo in augustus.