Cultuur in engere zin (vruchten der beschaving)

Cultuurgeschiedenis en achtergrond

Via List of Croats en Croatian culture is veel te achterhalen over dit onderwerp. De vroegste bewoners van Kroatië waren Neanderthalers en de eerste vondsten van cultuur in engere zin dateren uit de nieuwe steentijd (10.000-5000 v Chr.) en de bronstijd die daar op volgde (5500-2000 v Chr.). Uit deze periode stammen de oudste culturen die naast jagen en verzamelen ook landbouw kenden en vaste woonplaatsen hadden. Ze worden vaak ingedeeld naar het type aardewerk wat ze nalieten. In Kroatië is m.n. de nalatenschap van de Vučedol cultuur van een Indo-Europees volk uit 3000-2200 v Chr. aanzienlijk. In de ijzertijd (1200-400 v Chr.) leefden in de regio Illyriërs (Illyrians, Illyrian); in een brede kuststrook bijv. Dalmatiërs (bekend als herders & handelaars en berucht als krijgers, plunderaars & piraten) & Japoden (beide kenden veel Keltische en ook Griekse invloeden in kunstuitingen) en in het binnenland Pannoniërs (List). Onder de nalatenschap vallen grafheuvels met urnen (crematie), sieraden, sculpturen en ruines. De kunst van de Illyriërs werd beïnvloed door die van de Grieken. Deze stichtten tussen 400 en 250 v Chr. (handels)nederzettingen langs de hele Adriatische kust. Kort voor het begin van de christelijke jaartelling hadden de Romeinen na een paar eeuwen oorlog voeren de stammen in het Kroatië van nu formeel onderworpen. Hun nalatenschap is terug te vinden langs hun grenzen en in veel steden (bijv. Split, Salona) met als meest indrukwekkende item het gerestaureerde paleis in Split van een Illyriër die het rond de 4e eeuwwisseling tot keizer bracht (Diocletian’s; veel Romeinse nalatenschap valt onder het Unesco erfgoed, waarover straks meer). De Romeinen verdeelden het gebied in Dalmatië (de kustregio) en Panonië (incl. het deel van de laagvlakte ten westen van de Donau dat nu onder Kroatië valt). Tijdens de volksverhuizingen kende de regio tussen 500 en 700 na Chr. invasies van Longobarden (oorsprong zuid Zweden), Hunnen (een Oostaziatisch paardenvolk), Oostgoten (ook uit zuid Zweden) en het Centraalaziatische paardenvolk der Avaren. Dalmatië viel destijds onder het Byzantijnse Oost Romeinse rijk.

De Slavische stammen, die vanaf de 7e eeuw de regio koloniseerden, kenden meer landbouw dan de Illyriërs en waren zodoende vaak wat minder origineel en ondernemend en wat meer feminien en vreedzaam. Oorspronkelijk kenden ze een heersende kaste met Perzische invloeden (Alans) en de Kroaten onder hen zijn wellicht vanuit de regio zuid Polen/ Oekraïne in Kroatië terecht gekomen (Croats). Deze werden dominant en stonden open voor Romeinse invloeden. Kort na hun komst lieten zij (en de Illyriërs) zich alras kerstenen, mede omdat het christendom voorzag in een perspectief op het hiernamaals. De eigen natuurreligie bood echter nog steeds vertrouwde goden, geesten en rituelen voor het dagelijks leven (pagan). De kerk incorporeerde één en ander, bijv. door vervanging van seizoensfeesten door kerst en Pasen en van heidense goden door christelijke heiligen, maar zo konden toch elementen van voorchristelijke gebruiken en rituelen overleven in folklore en mythologie. In Famous en via Croatian zijn voorbeelden te vinden. Ze vormen tot op heden een inspiratiebron in kunst, literatuur en popmuziek (bijv. metal; Slavic Neopaganism, Hrvatski). Onder de iets latere nalatenschap rekent men verder a capella koorzang van Dalmatië (klapa) en tambura orkestjes, de kolo kringdans & Kroatisch borduurwerk in Slavonië en Pannonië.

De roomse identiteit werd in Kroatië een belangrijke cultuur bepaler. Reeds tussen 640 en 642 had een Dalmatiër het tot paus gebracht (Croats) en mede door de strijd om de invloedssfeer met de orthodoxie kregen de Kroatische volken van het begin af aan voorrechten van de heilige stoel. Daaronder viel het unieke recht missen in de lokale Slavische taal i.p.v. in het Latijn op te dragen. Dit geschiedde in een eigen variant van het glagolitisch schrift, het oudste schrift van de Slavische talen (de z.g. vierkante variant). De Romaanse stijl werd toonaangevend in kunst en architectuur (wel met eigen Kroatische kenmerken). Tussen 845 en 1091 was er een Kroatische dynastie aan het bewind (Trpimirović). Daarna volgde een unie met Hongarije. De heersers over Kroatië werden benoemd door de Hongaarse koning, maar de Kroatische adel behield land, titels en een raad (Sabor, later de naam van het Kroatisch parlement). in de 14e eeuw werd de gotische stijl dominant. Vanaf de 14e en 15e eeuw drukten langs de Dalmatische kust de Venetianen hun stempel op cultuur en leven van alle dag. In 1458 werd dit deel van de regio (de republiek Ragusa) schatplichtig aan de Ottomaanse Turken, maar voor de rest bleef ze autonoom. Het verlies van de slag bij Mohács tegen de Ottomanen in 1526 betekende het einde van de band met Hongarije en de Sabor koos voor aansluiting bij het rijk der Oostenrijkse Habsburgers. De roomse identiteit werd versterkt doordat Kroatië in de Ottomaanse tijd (tussen de 15e en 19e eeuw) veelal aan de roomse kant viel van de grens. Noord Kroatië viel in de 15e eeuw onder Oostenrijk, de kust onder Venetië en Slavonië onder Ottomaans gezag. In deze periode kwam m.n. in de kustregio de renaissance stijl op. Na de aardbeving van 1667 werd Dubrovnik herbouwd; waarbij de barok overheerste. Vanwege de nabijheid van de Ottomanen werden over door de bank genomen echter verdedigingswerken toonaangevend. Tot 1869 zou binnen de Habsburgse monarchie een koninkrijk Kroatië met als hoofdstad Zagreb figureren. Hier viel alleen Istrië, het noordwestelijke gebied rond Zagreb en een gebiedje rond Rijeka onder dat buiten de bufferzones viel tussen het Habsburgse en het Ottomaanse rijk. Deze zones werden in 1538 ingesteld en vielen rechtstreeks onder gezag van de Habsburgse keizer (zie het kaartje in Croatian). Hier vestigden zich veel Serviërs en werd de orthodoxie mede cultuurbepalend. De gebieden bleven tot 1882 als zodanig bestaan. In rooms en orthodox gebied zijn veel muurschilderingen gemaakt. In door Ottomanen bezette regio bepaalde de Turks Islamitische cultuur veel, al behielden christenen die het gezag van de islam accepteerden rechten en vrijheden.

In 1699 gaven de Ottomanen via het verdrag van Karlowitz Slavonië en het grootste deel van Dalmatië op. Tussen 1741 en 1748 steunde Kroatië de latere keizerin Maria Theresia in de Oostenrijkse successieoorlog. Dit werd beloond met teruggave van land in de bufferzone en rond Rijeka en een lichter feodaal en belastingstelsel. In de napoleontische tijd waren de voormalige Venetiaanse bezittingen langs de Adriatische zee beurtelings Frans en Oostenrijks. In 1804 werd de Habsburgse monarchie het Oostenrijkse keizerrijk. Dit annexeerde in 1814 de republiek Venetië definitief en creëerde in 1815 het koninkrijk Dalmatië met Zadar als hoofdstad (1815-1918). Na de Napoleontische tijd vormde de romantiek net als overal in Europa in Kroatië een stimulans voor een nationalistische beweging. Deze viel terug op de Illyrische en Slavische erfenis om een eigen Kroatische identiteit te definiëren en dit werd uiteraard een enorme stimulans voor een eigen kunst en literatuur. In april 1848 nam het Kroatische parlement een eigen grondwet aan. Het lijfeigendom werd afgeschaft. In 1867 werd het Oostenrijkse keizerrijk de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Het koninkrijk Kroatië Slavonië (1868-1918, hoofdstad Zagreb) viel met Rijeka onder het Hongaarse deel (Transleithania) terwijl het koninkrijk Dalmatië en Istrië onder het Oostenrijkse deel vielen (Cisleithania). In 1881 kreeg Kroatië de bufferzones uit de Osmaanse tijd terug. Veel stadsmuren werden in deze tijd afgebroken en veel steden kregen een facelift. Net als elders werden in architectuur & kunst realisme, impressionisme en neostijlen belangrijk en vanaf de 20e eeuwwisseling tot aan wereldoorlog I Art nouveau, modernisme (Secession) en postimpressionisme.

Het Panslavisme (pan) was een met buurlanden gedeelde tak binnen de nationalistische beweging. Zo onderkenden ook schrijvers en filosofen in Kroatië bij Zuidslavische volken gedeelde elementen in de onderdrukking van de eigen identiteit. Dit mondde na de 1e wereldoorlog uit in het ontstaan van Joegoslavië, voor WO II als koninkrijk en erna als socialistische republiek (Creation). Na WO I kwam afstand nemen van de verliezende partij in de mode en dat was voor de Kroaten in de eerste plaats Oostenrijk Hongarije (Croatian). Eén en ander mondde achtereenvolgens uit in de opkomst van kubisme, expressionisme en links nationalistische (Earth Group), avant-gardistische en naïeve kunst en cultuurstromingen. Weerstanden die Joegoslavië opriep vanwege de dominantie van de Serviërs vormden echter een voedingsbodem voor de Ustašebeweging die zich op den duur ontpopte als fascistisch. Deze kreeg in WO II van de Nazi’s gelegenheid een vazalstaat te stichten. Veel kunstenaars en intellectuelen gingen toen het land uit of sloten zich aan bij het linkse verzet (de partizanen). Na de oorlog werd de links gezinde Kroaat Josip Broz(bijnaam Tito) echter president. Hij was voor de Kroaten een verbindende factor. Aanvankelijk was het sociaal realisme van de Sovjets verplicht, maar de breuk van Tito met Stalin en de Sovjet Unie in 1948 betekende meer artistieke vrijheid en zo kregen abstracte en avant-garde elementen in de kunst ook ruimte. Tussen 1963 en 1974 kregen de deelrepublieken meer rechten. Daar droeg in Kroatië bijv. de Kroatische lente van rond 1971 uiteindelijk toe bij, waarbij studenten in Zagreb demonstreerden voor meer vrijheden en autonomie (Croatian Spring).

In 1990 nam Kroatië een nieuwe grondwet aan waarin meer partijenstelsel en vrije markteconomie waren opgenomen (Independence). Onder de nieuwe politiek partijen was die van de Serviërs tegen afscheiding van Kroatië. Een belangrijk markeringspunt in het opkomend Kroatisch nationalisme was een optreden van de popgroep Prljavo kazalište op 17 okt. 1989 in het centrum van Zagreb voor een publiek van 250.000. De spanningen werden door beide kanten opgeklopt en ontlaadden zich op 13 mei 1990 bij een voetbalmatch tussen Dynamo Zagreb en Rode ster Belgrado in supportersrellen. De rellen markeren behalve het einde van de Joegoslavische eredivisie het begin van de Kroatische onafhankelijkheidsoorlog (1991-1995; Croatian War) waarbij o.a. vele honderdduizenden ontheemd raakten. De jaarlijks door het Kroatische cultuurministerie uitgereikte Vladimir Nazor Award voor het volledige oeuvre biedt een indruk van toonaangevende artiesten tussen 1960 en nu. De prijs wordt toegekend in 6 categorieën; architectuur & planning, film, literatuur, muziek, theater en visuele & toegepaste kunst.

Unesco erfgoed

Op Croatiastaat de nieuwste Unesco werelderfgoed lijst voor Kroatië met info (List biedt toegang tot de wikipedia pagina’s). Voorjaar 2013 telde de lijst 7 definitieve (5 cultureel, 1 cultuur en 1 natuurlandschap) en 16 voorlopige objecten (6 geheel of deels landschappelijk). De eerste 3 objecten werden toegekend in 1979 en de rest tussen 1997 en 2011. In 1979 werden het historische centrum met het gerestaureerde Romeinse paleiscomplex van keizer Diocletius in Split en het nationale park met de Plitvice bergmeren en watervallen bij de noordwestelijke Bosnische grens de eerste definitieve objecten. Daarna volgden in 1997 het bisschoppelijk complex met de oudste nog staande kerk van Kroatië in Poreč op Istrië en het historische centrum van de stad Trogir op het eiland Vis. In 2000 kwam daar de Jacobus kathedraal in Šibenek bij en in 2008 de Stari Grad vlakte op het eiland Hvar met o.m. oeroude wijngaarden uit de Griekse tijd. Onder de 10 voorlopige objecten die in 2005 op de lijst kwamen valt een uitbreiding van de items in Split. Aan objecten met Romeinse invloeden kwam er nog 6 bij. Deze zijn ruïnes langs de oude Romeinse grens langs de Donau (nu de grensrivier met Servië) en de Drava rivier rond en in Osijek (met inbegrip van vroegere en latere cultuur elementen), het centrum van Zadar (ook met o.m. een bisschopscomplex), nalatenschap rond Ston bij Dubrovnik (met ook veel religieuze, verdediging en landschappelijke elementen uit latere tijd) en rond Lubenice op het eiland Kres (zo’n 1000 jaar voor de Romeinen hadden de Illyriërs er al een fort) en de wijngaarden van Primošten tussen Zadar en Split (de eerste werden in de 8e eeuw v Chr. al aangelegd door Illyriërs). Objecten van een latere datum zijn de binnenstad van de noordelijke stad Varaždin, het kasteel van Veliki Tabor noordelijk van Zagreb (o.m. met een museum en een internationaal festival van korte films), het Blaca klooster op het eiland Brač, het centrum van Motovun op Istrië en het eilandstadje Korčula bij Dubrovnik (hier zou Marco Polo zijn geboren) en rond 4000 middeleeuwse grafstenen van stećci (er zijn er 60.000 verspreid over Bosnië te vinden). De voorlopige landschapsobjecten zijn het Lonske Polje wetland natuurpark bij de Bosnische grens ten zuiden van Zagreb, de Velebit bergketen bij de kust tussen Rijeka en Zadar en 2 natuurparken (Kornati & Telašćica) in de Kornati archipel zuidelijk van Zadar.

Beschrijvingen met filmpjes van de 13 tradities die t/m 2012 waren opgenomen in het immateriële culturele erfgoed van Unesco zijn te vinden op de landenlijst onder Croatia (de motivatie staat er ook bij). Ook in Register staan beschrijvingen. Er vallen 4 lokale/ regionale zangtradities (vaak met a capella zang), een stille kringdans (waar wel bij wordt gezongen), 3 optochten (een carnavalsoptocht met bellen, een kruisprocessie over een afstand van 22km en een lente processie van meisjes op pinksterzondag), een riddertoernooi en een stadsfestijn op 3 februari in Dubrovnik onder. Tenslotte betreft het een drietal oude ambachten; kantbewerking op zijn Kroatisch, het maken van houten kinderspeelgoed in Hrvatsko Zagorje in noord Kroatië en het bakken van zoete koekjes (Licitar) uit dezelfde regio (meer details onder tradities & folklore).

Architectuur en beeldende kunst

Via Croatian artis o.m. info te achterhalen over prehistorische artefacten. Ook Croatian architecturebiedt veel ingangen. Bij Varaždin in Kroatië zijn in 1974 ruim 30.000 jaar oude overblijfselen van Neanderthalers gevonden die tot de best bewaarde ter wereld behoren. Ook zijn er veel vondsten uit de nieuwe steentijd (10.000-5000 v Chr.) en de bronstijd die daar op volgde (5500-2000 v Chr.). Uit deze periode stammen de oudste culturen die naast jagen en verzamelen ook landbouw kenden en vaste woonplaatsen hadden. Ze worden vaak ingedeeld naar het type aardewerk wat ze nalieten (elke cultuur had eigen stijlkenmerken). Het betreft hier vondsten van 4500-3500 v. Chr. uit de Starčevoen de Sopot cultuur in Slavonië en Pannonië (o.m. keramiek), de Istrische cultuur (bunja: hutten uit steenblokken die in de 19e eeuw nog door herders werden gebruikt) en de Danilo cultuur langs de kust (o.m. geometrisch versierd aardewerk, juwelen, rituele vaten, visserij benodigdheden, messen en schrapers). Hieruit ontstond de Hvar cultuur die overeenkomsten kende met Griekse culturen uit de nieuwe steentijd. In Kroatië is m.n. de nalatenschap van de Vučedol cultuur van een Indo-Europees volk uit 3000-2200 v Chr. (de kopertijd) aanzienlijk. Onder de opvallende items vallen strijdbijlen (o.m. om de nek van een patrijsvormige boot van 19cm) en aanwijzingen voor het bezit van een kalender. Met de aanwezigheid van de Illyriërs in de kustregio (vanaf 700 v Chr.) was de ijzertijd aangebroken. Ze deelden veel kenmerken met de aan de Kelten verwante oostelijke Hallstatt en La Tène culturen in het binnenland. Noordelijke stammen cremeerden en kenden ondiepe graven terwijl zuidelijke stammen grafheuvels opwierpen. Onder de sieraden van de Illyrische Japoden vallen opvallende kralenkettingen en brozen broches, diademen, armbanden en helmen en beeldjes uit jade en er zijn ook veel restanten van burchten en versterkingen (bijv. die van Nezackzij bij Pula op Istrië met ook Romeinse nalatenschap) gevonden. In de 4e eeuw v Chr. dook bij hen het Keltische pottenbakkerswiel op. De kunst van de Illyriërs werd beïnvloed door die van de Grieken. Hun (handels)nederzettingen langs de hele Adriatische kust lieten o.m. potten, Tanagrabeeldjes, een atletenbeeldje (Croatian) en hoofden/bustes van goden en godinnen in brons en marmer na.

In de 3e eeuw v Chr. werden deze veroverd door de Romeinen en rond het begin van de jaartelling hadden ze het in de bevolkingscentra van het hele Kroatië van nu voor het zeggen. Overal in het land zijn bewijzen te vinden van hun aanwezigheid; bijv. in de vorm van verdedigingswerken, villa’s, paleizen, tempels, baden etc. Onder de best bewaarde items vallen naast het paleis van Diocletius in Split een amfitheater en een triomfboog in Pula op Istrië. Vlakbij Split liggen de ruines van de toenmalige Romeinse hoofdstad Salona waar keizer Diocletius is geboren. Onder de beeldende nalatenschap vallen beelden (veelal van mensen) en mozaïeken. Salona werd in de 4e eeuw een belangrijk christelijk centrum op de Balkan, maar ook daar is weinig meer van over. In de 6e en 7e eeuw lieten Avaren en de toen nog heidense Slavische Kroaten vrijwel niets van de stad heel. Wel lieten deze Kroaten graven na met urnen en sieraden.

De prehistorische kunst is m.n. terug te vinden   in archeologische musea. Het land telt er minstens 7 (Museums, Hrvatski).

De Kroaten stonden desondanks open voor de Romeinse cultuur. Ze lieten zich al snel na hun komst kerstenen en vermengden zich met de Romeinen (hetzelfde was al eerder gebeurd met veel Illyrische stammen). In de vroege middeleeuwen (600-1000 na Chr., Croatian) hadden heersers nog geen vaste residentie met meerdere koningssteden als uitkomst. Aanvankelijk bouwde men uit het puin van Romeinse ruines kleinere gebouwen op zijn Romeins. Vanaf de 9e eeuw kreeg met de komst van de Trpimirović dynastie de architectuur via Frankische en Byzantijnse invloeden eigen karakteristieken. Dit komt vooral tot uiting in de meer dan 120 kerken en (soms verrassend kleine) kerkjes die uit deze tijd bewaard bleven, m.n. op de eilanden en langs de kust. Ze werden vaak gebouwd in opdracht van koningen of hertogen en zijn helemaal van steen, incl. de gewelven, nissen, koepels en kozijnen van deur en raamgaten. De ronde St. Donatuskerk in Zadar is de grootste, maar op het eiland Krk staat een mini St. Donatuskerkje. In zulke kerken is vaak Kroatisch vlechtwerk te zien op bijv. altaarhekken en ramen, soms met inscripties van heersers (Croatian) en er zijn ook stenen tabletten gevonden met inscripties in het glagolitische alfabet (o.m. het Baška tablet). De St. Michael kerk bij Ston is de enige waar een fresco uit deze tijd bewaard is gebleven. Er zijn wel meerdere manuscriptboeken (codex) nagelaten met Bijbelboeken, gezangen en liturgie; verluchtigd met miniaturen. Ook bestaan er versierde relikwieën doosjes bedekt met bladzilver uit deze tijd (bijv. in de vorm van het lichaamsdeel dat er in zat).

In de latere middeleeuwen vormde vanaf de 11e eeuw het groeiend aantal kloosters een belangrijke stimulans voor de vroeg romaanse stijl; voornamelijk langs de kust en op eilanden. Veel monumentale steden en stadjes hier zijn van deze tijd. Kloosterordes bouwden uiteraard ook kerken. De stenen basilieken uit de periode hadden een verhoogd middenschip met 2 zijbeuken en een houten dak (thans vaak met rode dakpannen) en binnen pilaren met bogen er tussen. De klokkentoren stond los van de kerk. Bijv. op het eiland Rab en in Zadar staan schoolvoorbeelden. De St. Domnius kathedraal in Split (met middenin het achthoekige mausoleum van keizer Diocletius) kent deuren met Romaans houtsnijwerk van rond 1215 van schilder beeldhouwer Andrija Buvina en binnen is veel gewijde kunst te zien (o.m. panelen en fresco’s). Ook de Romaans Gotische St. Laurens kathedraal in Trogir niet ver van Split (Unesco erfgoed) is indrukwekkend, bijv. door het portaal met houtsculptuur van Radovan en binnen vanwege de sacrale en profane reliëfs & fresco’s en de codex met miniaturen. Deze tonen een mengsel van orthodoxe en roomse invloeden, zoals bijv. ook in de gotische iconen van Paolo Veneziano die tevens actief was langs de Dalmatische kust (Venetiaanse invloedssfeer). In de 14e eeuw werd via steun van missieordes als de Franciscanen, stadsraden en adel gotische kunst & architectuur toonaangevend. Dit was de gouden tijd van de vrije Dalmatische haven en handelssteden. Ze kregen geplaveide straten, rioleringsgoten en verdedigingswerken als de 7 km lange muur van Ston niet ver van Dubrovnik (m.n. bedoeld om zoutpannen te beschermen) en de stadsmuren aan de zeekant van Dubrovnik. Deze muren kregen hoge rechthoekige verdedigingstorens. Ze zijn bijv. ook te vinden op Istrië en in Medvedgrad noordelijk van Zagreb. De Franciscaner klooster kerk in Pula geldt als voorbeeld van vroeg gotische kerkarchitectuur en de St. Marcus kerk in Zagreb van late gotiek. Voorbeelden in Dubrovnik zijn het franciscaner klooster, het gouverneurspaleis en het Sponza paleis. De door engelen gedragen vergulde kist van de heilige Simeon uit 1380 in de gelijknamige kerk in Zadar toont Gotische reliëfs (Chest) en op Istrië (bijv. in het Maria kerkje van Škriljinah) zijn dito fresco’s te zien.

In de 15e eeuw kon de Italiaanse of Adriatische Renaissance(een combi van klassiek en gotisch) tot bloei komen langs de kust. Voorbeelden van grensoverschrijdende betekenis zijn de kathedraal van Šibenik, de kapel met sarcofaag van de gezegende Johannes in de kathedraal van Trogir (beide Unesco erfgoed) en adellijke villa’s in de republiek Ragusa (bijv. House bij Dubrovnik). Juraj Dalmatinac geldt als belangrijkste architect. Nikola Firentinac (Nicolaas van Florence; ook houtsnijwerk) en architect, schilder en beeldhouwer Andrija Aleši uit Albanië werkten o.m. details van zijn oeuvre uit (Architecture). In noordwest Kroatië, dat onder de Habsburgse invloedssfeer viel, lag vanwege de Ottomaanse dreiging nadruk op verdedigingswerken. Hier werden m.n. in de 16e eeuw bijv. de muren van Varaždin, versterkingen in Karlovac en het Ratkay fort in Veliki Tabor in de stijl opgetrokken. Ook het Tvrdalj kasteel op het eiland Hvar was gebouwd als verdediging tegen de Ottomanen. Onder de kunstenaars uit de periode vallen de 16e eeuwse schilder miniaturist Juraj Klović (Giulio), de schilders van m.n. altaarstukken Lovro Dobričević (15e eeuw) & Nikola Božidarević (15e/16e eeuw) uit Dubrovnik en fresco schilder Johannes van Kastav uit Istrië.

In de 17e en 18e eeuw werd het door de Ottomanen bezette gebied kleiner. M.n. in noord en oost Kroatië kwam de barok tot uiting in het ontwerp van steden als Karlovac, Bjelivar en Koprivnica, kerken, paleizen, overheidsgebouwen en verdedigingswerken als de citadel van Osijek (Tvrda) en het fort van Slavonski Brod (één van de grootste in Europa: Forts). Langs de kust kwamen barokke versterkingen in Pula op Istrië, op het eiland Hvar en in Šibenek en na de aardbeving van 1667 werd Dubrovnik veel in barokke stijl herbouwd, waaronder kerken, kathedralen en kloostercomplexen (zoals het St. Ignatius complex met de Jezuïeten trap van de Italiaanse architect Paolo Passalaqua). Ook de Maria Magdalena kerk in Selima bij Sisak geldt als schoolvoorbeeld. Barokke kloosters hebben vaak geïllustreerde open gangen met pilaren. Onder de belangrijkste muurschilderingen in de stijl vallen illusionistische fresco’s in de Maria kerk in Samabor in het noorden en fresco’s in de St. Catharine kerk in Zagreb en het Jezuïetenklooster van Dubrovnik. Op het barokke landgoed van de familie Ratkay in het gehucht Miljana aan de grens met Slovenië zijn Rococo fresco’s te vinden en o.m. in Belec (of) zijn fresco’s te zien van de Oostenrijkse barok/ rococo schilder Ivan Ranger (1700-1753; List; Kroatië viel onder Oostenrijk) De barokke schilder Frederico Benković werkte vooral in Italië terwijl Francesco Robba uit Italië in Kroatië barok beeldhouwwerk naliet (bijv. altaarstukken in Zagreb en Križevci ten noordoosten van Zagreb; Detailed).

Vanaf begin 19e eeuw raakten in Kroatië de neostijlen van de romantiek in zwang. Dit kwam bijv. tot uiting in de wijze waarop binnensteden een facelift kregen (bijv. via wegbreken/ veranderen van verdedigingswerken). Zo werden o.m. in Zagreb parken met fonteinen, beelden en tuinen etc. aangelegd. De neoromantiek manifesteerde zich in het land vooral vriendelijk, gevoelig en subtiel. De belangrijkste exponent van neoklassiek Bartol Felbinger bouwde het stadhuis van Samobor en het Januševac kasteel in Zagreb (Architects). In de architectuur is Hermann Bollé (1845-1926) de belangrijkste exponent met o.m. kathedralen (bijv. de neogotische kathedraal van Zagreben de Mirogoj begraafplaats). Hij had ook een belangrijk aandeel in de ontvangsthal (de z.g. gouden hal; Croatian) van het Kroatisch historisch instituut. Hier zijn meerdere neostijlen terug te vinden en er is ook (monumentaal) werk te zien van Bela Čikoš Sesija (medeoprichter kunstacademie Zagreb, ook Jugendstil); Oton Iveković, Mato Celestin Medović en Vlaho Bukovac en van beeldhouwer Robert Frangeš-Mihanović (allen rond de 20e eeuwwisseling actief). Andere voorbeelden van neostijlen in de hoofdstad (vaak van Oostenrijkse architecten) zijn het nationaal theater (barok), het kunstpaviljoen (met beeldhouwwerk in academische stijl; Art) het gebouw van de academie van wetenschap (renaissance) en de Nationale bibliotheek (Jugendstil, Buildings). Eind 19e eeuw was Hönigsberg & Deutsch toonaangevend. Na een aardbeving in 1880 leverden ze bijv. een belangrijke bijdrage aan de herbouw van Zagreb (vaak in neostijlen). Onder het realisme vallen portretschilder Vjekoslav Karas (1821-1858), de Dalmatische schilders Celestin Medović (1857-1920) en Menci Klement Crnčić en beeldhouwer Ivan Rendić (List). Een belangrijke exponent van het impressionisme is de doofstomme schilderes Slava Raškaj (1877-1906). Vlaho Bukovac (1855-1929 eclectisch, m.n. portretten & landschappen) was een sleutelfiguur in de Kroatische kunstgeschiedenis. Hij bracht het impressionisme uit Parijs, het kunstpaviljoen was een idee van hem en de door hem opgerichte Kroatische kunstenaarssoos wordt gezien als start van de Kroatische moderne kunst. In 2009 had het gemeente museum van Den Haag nog een retrospectieve expositie van zijn werk.

Begin 20e eeuw werd veel opgetrokken in de Weense Jugendstil (Secession) met Vjekoslav Bastl en Rudolf Lubinski als hoofdexponenten. In Zagreb zijn het etnografisch museum, het Kallina huis en de nationale bibliotheek voorbeelden. Rijeka en Split kennen veelal Jugendstil nalatenschap van Italiaanse architecten en in Osijek was Victor Axmann actief (bijv. Cinema Urania). De Kroatische kunstenaars die afscheid namen van de 19e eeuwse standaard van de gestileerde klassieke stijl van de Franse academie van schone kusten verenigden zich in de kunstenaarssoos van Bukovac, die bekend werd als de kleurrijke school van Zagreb (Croatian). Onder hen vielen verder o.m. Bela Čikoš Sesija, Oton Iveković, Ivan Tišov en Robert Frangeš-Mihanović (zie ook boven). In 1907 richtten ze de kunstacademie van Zagreb op. De school werd weldra beïnvloed door het Franse (post)impressionisme en vanuit de kunstacademie in München door impressionisme en modernisme. Josip Račić, Miroslav Kraljević, Vladimir Becić & Oskar Herman (bijnamen: München vier; in München “de Kroatische school”) kregen er les en vervingen zodoende als inspiratiebron historie & moraal door eenvoud & beknoptheid. In de architectuur kreeg de stroming voet aan de grond via ViktorKovačić. Na WO II is een open landelijke architectuurprijs naar hem vernoemd, mede omdat rond 1930 via hem in de architectuur een richting opkwam die functionele en organische vormgeving verbond. Stjepan Planić (1900-1980) geldt als belangrijkste exponent daarvan. In 1908 begon in Split een groep Dalmatische kunstenaars onder leiding van Emanuel Vidović(1870-1953) de Medulić sociëteit die historie en Panslavisme weer ruimte gaf. Onder de schilders/ grafici in de groep vallen ook Mirko Rački (1879-1982) en Ljubo Babić. Ivan Meštrović werd internationaal de bekendste exponent met andere beeldhouwers in zijn kielzog.

Tussen 1916 en 1928 (koninkrijk Joegoslavië) vertrokken veel kunstenaars naar het buitenland en ging o.m. Babić bij de lentesalon. Dit was toen in Kroatië het centrum van de kunstscene met o.m. Zlatko Šulentić met een eigen stijl van expressionisme en kubisme, Jerolim Miše (Dalmatisch landschap) en beeldhouwer Hinko Juhn. In hun schilderwerk ging vorm boven kleur. Later kwamen de Praagse vier (Vilko Gecan, Milivoj Uzelac, Marijan Trepše en Vladimir Varlaj) op met invloed van expressionisme, kubisme en Secession en verder Đuro Tiljak (Impressionisme, magisch realisme) en Marino Tartaglia (expressionisme, van abstract naar meer figuratief). Architect kunstenaar Josip Seissel (o.m. redacteur van tijdschrift Zenit) geldt als exponent bij uitstek van abstract surrealisme. Tussen 1929 en 1935 werd de aardegroep (Earth) belangrijk. De groep liet zich als reactie op het expressionisme inspireren door nieuwe zakelijkheid (Neue), was links georiënteerd en neigde bijv. naar naïeve kunst. Er onder vallen Ivan Generalić en Krsto Hegedušić, de beeldhouwers Antun Augustinčić en Frano Kršinić die in Kroatië gerekend worden tot de grootste 3 van de 20e eeuw en architecten Drago Ibler (simpel functioneel) en Stjepan Planić. Generalić sloot zich aan bij een groep naïeve kunstenaars rond Hlebine bij de Hongaarse grens met o.m. Franjo Mraz en autodidact Mirko Virius. Na de oorlog werd de Hlebine groep over de grens bekend en sinds 1952 kent Zagreb een naïeve kunst museum (Croatian). In de 30er jaren promootte beeldhouwer Ivan Meštrović (de 3e van de grote 3) een nieuwe mediterrane klassieke traditie. Op het eiland Brač bleef Ignjat Job expressionist (m.n. kleurige landschappen à la van Gogh).

Tijdens de oorlog vluchtten kunstenaars het land uit of ze steunden de partizanen; vaak met toegepaste kunst in de vorm van propaganda materiaal. In de naoorlogse kunst &architectuur kreeg het sociaal realisme geen voet aan de grond en vanaf 1948 was het ook niet langer verplicht. Steeds meer kunstenaars werden veelzijdig (bijv. schilderen naast film, fotografie, architectuur, ontwerp, installaties etc.). De richtingen die destijds in de mode waren, het ambachtelijke Duitse Bauhaus en het eenvoud en minimalisme nastrevend constructivisme uit Rusland, gaven multidisciplinaire creatievelingen alle ruimte. In Kroatië kwam één en ander tot uiting in de EXAT51 (EXperimenteel ATelier) groep die tussen 1951 en 1956 vigeerde. Programmapunten waren geometrische abstracte kunst, anders omgaan met ruimte in de architectuur en geen onderscheid abstracte en toegepaste kunst. Onder de vooraanstaande leden vielen Božidar Rašica en Vjenceslav Richter (m.n. architecten), Vlado Kristl (m.n. animatie), Ivan Picelj (ontwerp, schilderen, beeldhouwen) en Aleksander Srnek (o.m. animatie, kinetische kunst met licht). Hun activiteiten mondden o.m. uit in het hedendaagse kunst Museum in Zagreb, sinds 2009 in een nieuw gebouw & het grootste museum van het land. Daar is uiteraard ook werk te zien van de Gorgona groep (vernoemd naar hun tijdschrift), die tussen 1959 en 1966 toonaangevend was met o.m. de schilders Julije Knifer (kronkels) en Đuro Seder (desintegrerende vormen), Ivan Kožarić (sculpturen, installaties) en kunstenaar, criticus en curator Dimitrije Bašičević (pseudoniem Mangelos). De groep vond het absurde leuk en propageerde onconventionele technieken en benaderingswijzen (ook van hun publiek). Voorjaar 2013 waren sommige leden ervan nog in leven.

Leden van beide groepen organiseerden tussen 1961 en 1973 een 5tal internationale exposities onder de titel Nieuwe Tendensen. Daar kwamen kunstenaars als Juraj Dobrović (o.m. schilderen, beeldhouwen en lichtshows met geometrische vormen), Miroslav Šutej en Servische Kroaat Vojin Bakić (beeldhouwer) bij. Vanuit de alternatieve beweging die eind 60er jaren opkwam ging men door op het constructivisme en bediende men zich o.m. van conceptuele kunstvormen, performance, land art en nieuwe media (fotografie, tapes, video, installaties, computergraphics en animatie etc.). Ook de popart bleef in Kroatië niet onopgemerkt. Onder de exponenten van één en ander die rond 1950 zijn geboren en nog actief zijn vallen Sanja Iveković (feministische fotografie, sculpturen, installaties), schilder actrice Jagoda Kaloper, schilder acteur Željko Kipke, filmer graficus Goran Trbuljak; de groep van 6 (Grupa šestorice autora) met Vlado Martek (visualiseert poëzie), experimenteel fotograaf Željko Jerman en conceptueel artiest Mladen Stilinović. De in 1970 opgerichte Biafra groep van vooral beeldhouwers en schilders was expressief en geëngageerd, verzette zich bijv. tegen bureaucratie en gebruikte vele materialen. Nina Ivančić (schilderen, tekenen) en Đuro Seder (zie boven) vallen onder de Nieuwe beeld (Nova Slika) trend die na 1980 opkwam en weer terug wilde naar geschilderde beelden met een nadruk op persoonlijke intimiteit en symboliek. De veelzijdige Edo Murtić (1921-2005) liet een enorm oeuvre na. Hij maakte o.m. een reeks schilderijen als schrijnend protest tegen de onafhankelijkheidsoorlog van 1991-1995 tegen Servië en wordt ook wel beschouwd als wegbereider naar de toekomst (List). Onder nog niet genoemde (en nog levende) leden van de Kroatisch academie van wetenschap en kunst vallen architect Velimir Neidhardt (1943, o.m. de nationale en universiteitsbibliotheek van Zagreb) en Marija Ujević-Galetović (1933, m.n. sculpturen; List) en onder de dito winnaars na 1990 van de Vladimir Nazor Award voor het hele oeuvre in de categorie kunst (die meestal postuum wordt uitgereikt) schilder Mladen Veža (1916-2010), beeldhouwer Dušan Džamonja (1928-2009), schilder & grafisch ontwerper Alfred Pal (1920-2010) en multimedia artiest Ivan Ladislav Galeta (1947). Een recent item in de tegencultuur is de organisatie Kunstterrorist van grafisch ontwerper en muziekfreak Filip Filkovic (hij neemt o.m. de commercie en Kroatische hotemetoten op de hak).

Traditionele cultuuruitingen en festivals

In Kroatië hebben een drietal oude ambachten de status van immaterieel Unesco erfgoed. Het betreft kantbewerking op zijn Kroatisch (Lace), het beschilderen van Paaseieren (Croatian) of gedecoreerde hartvormige zoete koekjes (Licitar) en het vervaardigen van houten speelgoed (zie ook de Unesco landenlijst onder Croatia en Register). Kroatië heeft ook een eigen stijl van vlechtwerk. Deze is al veel te zien in de vroeg middeleeuwse nalatenschap en geldt als nationaal symbool (Croatian). De Kroaten identificeren zich ook nogal met de stropdas omdat dit naar de bevinding van de schrijver meest vreselijke modeattribuut ooit (waarmee hij de Kroaten overigens niet wil afvallen) via Kroatische huurlingsoldaten populair werd. Het Franse woord cravate voor stropdas is afgeleid van Hrvati (Kroaten in het Kroatisch: Necktie). Stropdassen ziet men nauwelijks terug in de klederdrachten waarvan heel wat regionale varianten bestaan onder etnische Kroaten in en buiten Kroatië (Croatian; het schoeisel, een soort sandaal, heet Opanci). Ze worden m.n. bij speciale festiviteiten uit de mottenballen gehaald waarbij ook volksmuziek & dans aan de orde is (meer daarover in de volgende sectie). Afhankelijk van de regiogeschiedenis zijn er invloeden in terug te vinden uit Oostenrijk, Hongarije, Duitsland, Italië (langs de kust) en/of Turkije (bijv. moslimpetjes bij al dan niet Bosnische Kroaten in klederdracht die vaker rooms dan moslim zijn). Via Toon zijn folkloristische en cultuur festivals in Kroatië te traceren (zelf de periode invoeren).

Zang, muziek en dans

Wikipedia categorie Croatian musicbiedt de nodige ingangen rond dit onderwerp. Dat de Kroatische muziek, zang en dans uit het noorden en oosten centraal Europese en die uit de kustregio Italiaanse invloeden kent is waar. Tegelijk laat het feit dat veel Kroaten het wat bedenkelijk vinden als Balkan volk te worden aangeduid echter onverlet dat velen die zelf niet van de Balkan komen er onmiskenbaar Balkan invloeden in zullen herkennen. Archeologische vondsten in Kroatië doen vermoeden dat sommige instrumenten in de volksmuziek prehistorische wortels hebben in exotische oorden in het Midden Oosten. Qua klassieke muziek bevatten de oudste geschreven bronnen (net als in de meeste EU landen) gewijde muziek. In Kroatië gaat het o.m. om Gregoriaanse en Glagolitische zang (vernoemd naar het oudste Slavische schrift) uit de 11e t/m de 15e eeuw. Het laatste is bijv. nog te horen bij de grote processies op het eiland Hvar op witte donderdag (Glagolitic). Vanaf de 15e eeuw droegen humanisme vanuit west en centraal Europa en renaissance vanuit Venetië er toe bij dat het blikveld werd verruimd (de kustregio waren veelal onder Venetiaans bestuur) en vanaf midden 16e eeuw werden volksmuziek en volksdeuntjes opgetekend. Dit kwam o.m. tot uiting in een beschrijving van een reis langs Adriatische eilanden van Petar Hektorović waarin hij vissersliederen opnam (o.m. bugarštica’s: epische balladen met wellicht Bulgaarse invloeden). Ook in Venetiaanse bloemlezingen komen vertalingen van dergelijke volksliedjes voor. Julije Skjavetić uit de kustplaats Šibenek publiceerde madrigalen (meerstemmige liederen zonder muziek in Italiaanse stijl) met invloeden van de Vlaamse componist Adriaan Willaert (deze stichtte in Venetië de Venetiaanse school; Adrian). Ook is er nalatenschap uit de tijd van de hand van monnik Mavro Vetranović (o.m. een onvoltooid epos van 4374 coupletten) en pastoraleachtige theatermuziek en dans van toneelschrijver Marin Držić (1508-1567).

Ook onder de nalatenschap uit de 17e eeuwse barok valt sacrale en seculiere muziek. Het betreft o.m. solo gezongen madrigalen van Tomaso Cecchini uit Verona, gewijde muziek van Ivan Lukačić, dito solo zang uit Franciscaner en orthodoxe Melkieten kloosters en 2stemmige muziek begeleid door orgels voor kerken. Ook kwamen er muziekensembles, sociëteiten en scholen, muziek voor speciale gelegenheden (bijv. voor hoog bezoek aan hoven of voor het volk bij lokale heiligendagen) en publieke bals. Ema Pukšec (1834-1889) was een opera sopraan en muzikaal wonderkind uit die tijd. Luka Sorkočević uit Dubrovnik uit een erg muzikale adellijke familie componeerde in de 18e eeuw laat barokke kamermuziek en symfonieën. FerdoLivadić componeerde veel voor piano en was o.m. belangrijk voor de 19e eeuwse nationalistische Illyrische beweging. Dat gold ook voor de componist van de melodie van het latere Kroatisch volkslied, de Servische Kroaat Josip Runjanin en voor Vatroslav Lisinski uit een Duits joodse familie die o.m. de eerste Kroatische opera componeerde. In het oeuvre van Ivan Zajc (1832–1914) bereikte zijn aan de nationale held Nikola Šubić Zrinjski gewijde opera destijds een cultstatus. Zijn tijdgenoot Franjo Kuhač uit het meer Hongaars georiënteerde oosten van het land hield zich onledig met het verzamelen van volksmuziek. Rond de 20e eeuwwisseling kregen grote steden schouwburgen met concertzalen. Onder de solisten die internationaal doorbraken vallen vioolvirtuoos Franjo Krežma en aan operazangers sopraan Milka Ternina en bariton Josip Kašman.

Onder de invloedrijke componisten van de 20e eeuw vallen Rudolf Brucci (1917-2002, won in 1965 het koningin Elisabeth concours in Brussel), de productieve Bruno Bjelinski (1909-1992, direct & optimistisch, ook muziek voor kinderen en de komische voetbal film Plavi9) en dito tijdgenoten Boris Papandopulo (ruim 440 werken), Stjepan Šulek (tevens dirigent en mentor van componisten) en Rudolf Matz (m.n. viool, cello en vocaal). Jakov Gotovac (1895-1982) componeerde o.m. door folklore geïnspireerde komische opera’s, tevens dirigent). Igor Kuljerić (1938-2006, avant-garde en folk) werd één van de meest uitgevoerde Kroatische componisten. Ivan Matetić Ronjgov (1880-1960) was specialist in Istrische volksmuziek, Dora Pejačević (1885-1923, Slavonische adel) maakte 58 m.n. romantische composities en naar panslavist Josip Štolcer-Slavenski (1896-1956) zijn veel muziekscholen vernoemd. Solisten die over de eigen grens bekend werden zijn o.m. violist Zlato Baloković (1895-1965), dirigenten Lovro von Matačić (1899-1985, tevens componist) en Vjekoslav Šutej (1951-2009), opera bariton Marko Rothmüller (1908-1993, joods, ook componist) en sopranen Zinka Milanov (1906-1989) en Sena Jurinac (1921-2011). Onder de hedendaagse componisten vallen Arsen Dedić (1938, zanger songwriter), Dubravko Detoni (1938), Đelo Jusić (1939, o.m. voor de band Dubrovački trubaduri), Alfi Kabiljo (1935, erg productief, m.n. film. soundtrack, muziektheater), Milko Kelemen (1924, o.m. oprichter Music Biennale Zagreb) en Ivana Kiš (1979, studeerde o.m. aan het Haags conservatorium en is ook actief in NL; List). Voorbeelden van internationaal bekende klassiek “solisten” zijn cellist Valter Dešpalj (1947), contratenor Max Emanuel Cenčić (1976, begon bij de Wiener Sängerknaben), tenor Tomislav Mužek (1976), mezzosopraan Ruža Pospiš-Baldani (1942), sopraan Dunja Vejzović (1943), pianisten Ivo Pogorelić (1958) en Maxim Mrvica (1975, klassieke cross-over), klassiek gitarist Ana Vidović (1980) en cellist Luka Šulić (1987, List).

In de Kroatische volksmuziek zijn ganga en klappa (beide uit een brede kunststrook) de kenmerkende stijlen. De gepassioneerde en dissonante Ganga zang hoort bij de zomer op het platteland van westelijk Kroatië en Bosnië Herzegovina. Het wordt gezongen door groepjes van 4 tot 10 mannen of vrouwen (nooit gemengd). Een voorzanger introduceert een item dat door de rest wordt beantwoord via een gestileerde soort jammerklacht, vaak met overslaande stemmen (Traditional). In steden is de zang lang gezien als achterlijke uitingsvorm van bekrompen boeren etc. (Ankica), maar nog levende oude varianten zijn nu erkend Unesco erfgoed. Het betreft ojkanje stijlen uit Istrië en het Dalmatische achterland die wellicht een erfenis zijn van de Illyriërs (meer op de Unesco site onder Croatia). Thans zijn ook politieke issues het onderwerp, m.n. vanuit een traditioneel nationalistische visie op de Kroatische onafhankelijkheidsoorlog (1991-1995) met de Serviërs. De stijl op zich is weinig te horen via media, maar is in het werk van diverse muzikanten terug te vinden. Klapa (naar een 19e eeuws Italiaans slangwoord voor groep) is een close harmony zangvorm die in de 19e eeuw opkwam vanuit kerkzang. Oorspronkelijk is de stijl a capella, d.w.z. zonder instrumentale begeleiding, maar thans is op de achtergrond bijv. wel percussie of tokkelmuziek te horen. In Dalmatië is klapa tot op de dag van vandaag populair, bijv. ook bij jongeren als dranklied stijl en er is sinds 1967 een jaarlijks klapa festival. In 2006, 2007 en 2008 was Klapa Šufit de winnaar (world toont het nummer van 2006) en in 2013 kwam Kroatië op het Eurovisie songfestival in Malmö uit met een klapa. De klapa werd in 2012 erkend immaterieel Unesco erfgoed. In 2011 gebeurde dat al met de meer humoristische Bećarac muziek en beurtzang voor bruiloften en partijen (naar het Turkse woord voor vrijgezel) uit het oosten van Kroatië (Unesco site onder Croatia).

Onder de instrumenten (Croatian) vallen m.n. snaar en rietinstrumenten op. Zo is bijv. bij de laatste stijl de tamburitza (een mandolineachtig tokkelinstrument dat geldt als nationaal instrument) populair. Bij orkestjes uit Zagorje ten noorden van Zagreb zijn daarnaast ook vaak violen, cimbaloms en accordeons te horen. In Kroatië dient bijv. in de Dinarische Alpen de gusle, een éénsnarige knieviool met een houten klankkast bespannen met geitenvel (Croatian), ter begeleiding van epische heldendichten over hajduks (vrijbuiters die m.n. tijdens de Ottomaanse overheersing in opstand kwamen tegen de Turken). De 18e eeuwse monnik Andrija Kačić Miošić maakte veel lyriek in deze sfeer die nu nog de ronde doet. De bekendste bespeler van het instrument is Mile Krajina (1923). Ook in het oeuvre van de rockgroep Thompson en van folkzanger Mate Bulić is het instrument te horen (de laatste bespeelt ook de lijerica; een soort luit met 3 snaren, bespeeld met een strijkstok). De dangubica heeft een dubbel stel snaren, waarbij het ene stel een achtergrond gons veroorzaakt. Onder de rietinstrumenten vallen de diplica (een enkel rietfluit), de sopila (een houten hoboachtige dubbelrietfluit uit de kustregio met een doordringend geluid waarvan er minstens 2 tegelijk worden bespeeld), de zurla (ook met een scherpe toon) en de dvojnice; een dubbelfluit uit één stuk hout die soms aan een doedelzak vast zit, bijv. bij de Istrische doedelzak (Istarski mih) zonder achtergrondtoon. Door componist Ivan Matetić Ronjgov werd dit instrument weer meer gebruikt. De duda is een doedelzak uit het oosten met grondtoon. Ook accordeons, violen (bijv. de gunjac, een 2snarige cello) en cimbaloms (een plankciter) hoort men m.n. bij Kroatische volksmuziek uit die regio. M.n. de zacht melancholieke volksmuziek uit Međimurje in het uiterste noorden met cimbaloms en violen is doorgedrongen tot de etnische popscene. Rietinstrumenten en de Istrische toonladder (Play) zijn karakteristiek voor Istrië e.o. Ook de fanfares die m.n. in Slavonië op zowel bruiloften & partijen als bij begrafenissen veelvuldig te horen zijn kunnen tot de folk traditie worden gerekend.

Kroatië kent een groot scala aan volksdansen (Croatian). Net als in andere zuid Slavische landen is de Kolo (kringsdans) het belangrijkst. Men danst de kolo bij alle denkbare gelegenheden waarbij gedanst wordt en ze kent veel regionale variëteiten. De dans gaat veelal gepaard met schertsende zang en wervelende muziek en vaak wordt gedanst in klederdracht. Onder de Kroatische regiovarianten vallen Šokačko kolo uit het oosten (Slavonië, Baranja), Posavina kolo en andere stijlen in Podravina in het noorden, Lika kola uit de Velebit bergen in het noordwesten en Pot kolo, Vrličko kolo & Dubravačko kolo uit Dalmatië. De muziekloze Nijemo kolo uit die regio valt sinds 2011 onder het Unesco erfgoed (Croatia aanklikken). Ook etnische Kroaten in Bosnië, Hongarije en Roemenië kennen hun eigen varianten en van bijna alle regiovarianten zijn wel Youtube filmpjes te vinden. Vanuit de 19e eeuwse nationalistische beweging werd een nationale variant (hrvatsko kolo) geposteerd waarvoor choreografieën werden gemaakt. In de 19e eeuw werd ook ballroom dancing (salonsko kolo) in Kroatië populair. Van daaruit kwam bijv. de polka op. De omgeving van Zagreb kent een 3tal varianten, Međimurje in het uiterste noorden heeft de Šoštar polka en ook op Istrië zijn polka’s niet onbekend. Van daar uit verbreidde de snelle furlana dans zich naar Venetië e.o. en over Dalmatië. Er zijn allerlei regionale dansstijlen. Zo wordt bij de lijerica in Dubrovnik e.o. vaak de linđo gedanst en de Moreškais een zwaarddans uit de middeleeuwen van het eiland Korčula.

Onder de evenementen (Croatian) met volksmuziek vallen festivals in Požega, Vinkovci, Đakovo, Slavonski Brod (met tamburitza groepen) en Krapina (Festival kajkavski popevke) in Slavonië. Gedurende de zomer is ook Zadar (m.n. oude muziek), Dubrovnik (ook met veel drama en ballet) en Osor (nadruk op klassiek) veel volksmuziek te horen (zie ook Toon, zelf gegevens als plaats, naam of data invoeren). Onder de zangers songwriters in het genre vallen de dames Dunja Knebl (1946) Lidija Bujek (1965) met beide veel songs uit Međimurje, Servische Kroaat Arsen Dedić (1938) die o.m. veel schreef voor zijn vrouw zangeres Gabi Novak; Bosnische Kroaat Ibrica Jusić (1944) en Zlatan Stipišić Gibonni uit Split (1968, Dalmatische folk; Croatian) en onder de folk zangers Mišo Kovač (1941, Dalmatische folk). Eind 40er jaren werden schlagers in Kroatië populair en dat zijn ze nog, wellicht mede doordat ze goed aansluiten bij de gangbare folkstijlen. Er was weldra sprake van een schlagerschool van Zagreb. Daarin brak Ivo Robić (1923-2000) in 1959 internationaal door met zijn Duitstalige hit “Morgen”. Er zijn ook claims dat hij het nummer “Strangers in the night” schreef dat in 1966 via Frank Sinatra icoonstatus verwierf. De schlager”Večeras je naša fešta” (vanavond is ons feestje) van Tomislav Ivčić (1953-1993) bracht het tot informeel Dalmatisch volkslied doordat het te horen is bij internationale sportieve successen uit de regio (bijv. bij een doelpunt van Hajduk Split). In de Kroatische wereldmuziek scene nemen troubadour Darko Rundek (1956) en de veelzijdige rockgroep Haustor uit Zagreb waar hij in speelde een plek in. Ook zangers Ivica Šerfezi(1935-2004) en Oliver Dragojević (1947) en folkrock band Gustafi uit Istrië kunnen tot het genre worden gerekend.

In de 50er jaren kreeg Kroatië qua popmuziek (Croatian) in de 50er jaren een heuse rock-‘n-roll ster in de persoon van Karlo Metikoš uit Zagreb. Hij werd internationaal bekend als Matt Collins en trouwde met Josipa Lisac (1950) die al vanaf de 60er jaren populair is in Kroatië. In die tijd ontpopte Ivica Percl (1945-2007) zich als Joegoslavische Bob Dylan c.q. Donovan en veelzijdige zangeres Tereza Kesovija (1938) kwam in 1966 voor het eerst uit in een Eurovisie songfestival. In de 70er jaren kwam de rockmuziek op met Dado Topić (1949, trad op met meerdere groepen uit Kroatië, o.m. op het Eurovisie songfestival), hardrock groep Atomsko sklonište(bomkelder, sinds 1977), Parni valjak(1975- heden) en Paraf uit Rijeka (1977-1986, één van de eerste punkrockbands). In de 80er jaren vond in de deelrepublieken van voormalig Joegoslavië New Wave (Novi val) veel weerklank met als Kroatische bijdrage o.m. de groepen Azra (1977-1988), Film (1978-1986) en Prljavo Kazalište(Vies Theater; sinds 1977). In 1989 liep zowat heel Zagreb uit voor een legendarisch optreden van de laatste groep ter ondersteuning van het streven naar onafhankelijkheid van Kroatië (rond 500.000 toeschouwers). Ook zanger-gitarist Jurica Pađen(1955) en Vice Vukov(1936-2008) werden in die zin nationale iconen. Bosnische Kroaat Jura Stublić van de groep Film en Tomislav Ivčić werden bekend met antioorlog songs. Onder de meer avant-gardistische exponenten uit de periode vallen rockband BOA en zanger Massimo Savić (1962) en onder de bijdragen uit de Dalmatische stad Split zanger Gibonni (1968; was o.m. lid van metal band Osmi Putnik) en de groepen Magazin(meer dan 15 miljoen albums) en Novi Fosili (1969) met o.m. latere TV host Sanja Doležal (1963). Zanger songwriter en Bosnische Kroaat uit een erg muzikale familie Boris Novković (1967) kwam o.m. voor Kroatië uit in het Eurovisie songfestival. Dat werd in 1989 (toen nog voor Joegoslavië) gewonnen door de groep Riva (1988-1991) met als gevolg dat Zagreb in 1990 het songfestival te gast kreeg. Ook de zangeressen uit Split Doris Dragović(1961), Maja Blagdan (1968), Danijela (1971) en Severina (1972) waren o.m. succesvol bij het songfestival.

Na de onafhankelijkheid werd in 1994 een jaarlijkse nationale muziekprijs ingesteld voor de meeste soorten muziek (Porins). Onder de rockbands die vooral daarna hun glorietijd beleefden vallen Thompson(sinds 1991) met Marko Perković (1966) als leadzanger (in 2003 zijn in NL optredens afgelast vanwege Nazi sympathie uitingen; “Alert), meiden popgroep E.N.Iuit Rijeka (een politieke tegenhanger), Majke, Laufer, Let 3 (Vlucht 3, sinds 1987, o.m. met “shockrock”), KUD Idijoti (1981-2012), The Bambi Molesters (1995; surfrock) en Father (2000, alternative metal) en onder de zangers Toni Cetinski (1969). Qua andere genres was Dino Dvornik (1964-2008) o.m. een funk exponent. Bij dance verwierven zangeressen Vanna (1970) en Vesna Pisarović (1978) en de band Coloniafaam en bij rap TBF (The Beat fleet) en Tram 11. Het oudste en wellicht grootse jaarlijkse popfestival is in Split. Andere festivals zijn in de kustregio in Zadar, op het eiland Korčula, in Pula op Istrië en in Rijeka en in het binnenland in Zagreb en Osijek (Croatian en Toon: zelf data invoeren).

Literatuur en dichtkunst

Via Croatian is veel over dit onderwerp te achterhalen De oudste geschriften vanuit het Kroatië van nu verschenen in de 6e en 7e eeuw in het Latijn. Ze waren veelal van de hand van monniken uit kustgebieden en gingen vaak over de kerkelijke geschiedenis van steden of het leven van heiligen en martelaren (m.n. over het laatste bestaat ook binnenlandse lectuur uit de middeleeuwen). De oudste teksten in het Kroatisch zijn inscripties (veelal op steen) uit de 11e eeuw in het kerkslavisch in Latijns, glagolitisch of Kroatisch cyrillisch schrift, vooral uit kustregio. Hieruit komen dus oosters orthodoxe (byzantijnse) en roomse invloeden naar voren. Het betreft o.m. de Branimir inscriptie en de Baška tafel met eerste verwijzingen naar Kroaten en een Kroatische heerser, de Valun tafel (een familie grafsteen) en van iets latere datum, de Plomin tafel uit Istrië met o.m. tekst over de Romeinse god van bloemetjes en beestjes Sylvanus (volgens sommigen betreft het echter de roomse heilige St. Joris; Old). De Baška tafel bevat de eerste tekst in Čakavische dialecten die het oudst bekende Servo-Kroatisch behelzen en het wordt dan ook beschouwd als geboortebewijs van de Kroatische taal. De eerste geschreven teksten uit de 11e en 12e eeuw zijn religieuze en liturgisch fragmenten. Van iets latere datum (13e en 14e eeuw) resteren o.m. wetboeken van steden. In 1483 verscheen het eerste gedrukte boek in het Kroatisch. Dit in het glagolitisch alfabet geschreven misboek “Missale Romanum Glagolitice” geldt tevens als eerste gedrukte boek in het Slavisch.

Vanaf de 15e eeuw drong vanuit Venetië de renaissance door tot de kustregio. Deze stonden eeuwen lang grotendeels onder Venetiaans bestuur en van daaruit werden in Kroatië Dalmatische edellieden de belangrijkste literaire representanten. Marko Marulić (1450-1524) kreeg als bijnaam “vader van de Kroatische renaissance”. Menselijke gevoelens en neigingen bij Bijbelse en religieuze figuren (monniken, nonnen etc.) en verzet tegen de Ottomaanse Turken vormen belangrijk thema’s in zijn werk in het Kroatisch. Daaronder geldt het episch poëem Judith, gebaseerd op het gelijknamige apocriefe Bijbelboek, als het belangrijkst. Veel van zijn oeuvre in het Latijn is in meerdere talen vertaald. Petar Hectorović (1487-1572) van het eiland Hvar liet zich inspireren door het vissersleven daar en verrijkte zodoende de Kroatische taal. Dichter toneelschrijver Hanibal Lucić (1485-1553) schreef het eerste seculiere drama in het Kroatisch en liefdespoëzie à la Petrarca. Ook in Dubrovnik e.o. (republiek Ragusa) lieten literatoren zich inspireren door dit poëzie-icoon. Onder hen vallen dichter Šiško Menčetić (1457-1525) bij wie ook de hoofse poëzie uit Frankrijk en Duitsland niet onopgemerkt bleef, zijn tijdgenoot Džore Držić (sensueel en direct, ook toneelschrijver), diens oomzegger de rebelse toneelschrijver MarinDržić (1508-1567) met een uitgebreid en gevarieerd oeuvre en dichter vertaler Dinko Zlatarić (1558-1613). In 1567 verscheen postuum van de hand van Petar Zoranić de pastorale Planine, de eerste roman in het Kroatisch met liefde, avontuur, spanning en Ottomaanse dreiging als ingrediënten.

In de 17e eeuw werd in Kroatië de barok sterk gekleurd door de contrareformatie (het land bleef vrijwel geheel rooms) die m.n. op gang werd gebracht door de Jezuïeten. Men profileerde zich dan ook als anti protestant en anti moslim (beide zagen op hun beurt de roomse kerk als vijand). De republiek Ragusa rond Dubrovnik werd het literaire centrum. In deze periode werden grammatica en woordenboeken geschreven en er is veel vanuit het Latijn of Italiaans vertaald in het Kroatisch (o.m. de Bijbel door Bartul Kašić). Ook manifesteerden de eerste panslavisten zich publiekelijk (Junije Palmotić, Juraj Križanić). Poëet en toneelschrijver (o.m. van de pastorale Dubravka) Ivan Gundulić (1589-1638) geldt als hoofdrepresentant. Hij leverde een belangrijke bijdrage aan de standaardisering van het Kroatisch; o.m. via zijn opus magnum, het onvoltooide epos Osman. Dit poëem is in 1844 door de nationalistische Illyrische beweging gekozen als model voor de taal en het werd voltooid door linguïst & poëet Ivan Mažuranić. (1814-1890). In de 20e eeuw vormde het een inspiratiebron voor het componeren van de opera Sunčanica door joodse Kroaat Boris Papandopulu (1906-1991; première in 1942 in het nationaal theater in Zagreb). Onder de groten uit de tijd vallen ook Petar Kanavelić; Petar & Katarina Shrinski en Fran Krsto Frankopan (gelden alle 3 m.n. als nationale held/ martelaar) en Ignjat Đurđević. (m.n. om zijn literaire kwaliteiten). Onder de Verlichting worden o.m. Franciscaner monnik Andrija Kačić Miošić(1704-1760; poëzie & werk van historisch linguïstisch belang) en Matija Antun Reljković (de belangrijkste literator uit Slavonië) gerangschikt. Panslavist Pavao Ritter Vitezović (1652-1713), Tituš Brezovački (1757-1805 drama, komedie) en Janko Drašković (1770-1856, initiator van het latere Matica hrvatska) gelden tevens als heraut van de 19e eeuwse Illyrische beweging.

De Illyrische beweging was in Kroatië de voornaamstee literaire representant van het romantisch nationalisme dat in de 19e eeuw in heel Europa de ronde deed. Daaronder vallen o.m. de schrijver van het Kroatische volkslied Antun Mihanović (1796-1861), Stanko Vraz (1810-1851, volkspoëzie, reisverhalen, satire), zijn tijdgenoot panslavist en taalvernieuwer Ljudevit Gaj (richtte o.m. het latere Kroatische staatsblad op), veelzijdige Dimitrije Demeter (medeoprichter Kroatisch nationaal theater); dichteres, suffragette avant la lettre en rotsbeklimster Dragojla Jarnević; Ivan (o.m. polyglot en episch poëet) en zijn wat gematigder broer en reisschrijver Matija Mažuranić, patriottisch dichter Petar Prerodović en historicus, biograaf en dichter Ivan Kukuljević Sakcinski. August Šenoa geldt als één van de grootste Kroatische romanschrijvers en wordt gesitueerd op de overgang van romantiek naar realisme (met oog voor sociaal onrecht) net als de eerste Kroatische fantasy schrijver Rikard Jorgovanić en de pionier van het naturalisme Eugen Kumičić. SilvijeStrahimir Kranjčević (1865-1908) geldt als realistisch dichter die de blik verbreedde naar de wereld buiten Kroatië. Realist Ivana Brlić-Mažuranić (1874-1938) geldt als beste Kroatische schrijfster van kinderboeken. Op één ervan is bijv. een succesvolle tekenfilm gebaseerd. Representanten van het modernisme, dat nadruk legde op zelfbewustzijn en avant-garde, zijn Servische Kroaat IvoVojnović, Antun Gustav Matoš (1873-1914, de belangrijkste representant), dichter Vladimir Vidrić (Weense secessie), autodidact Ivan Kozarać (Slavonisch dorpsleven, o.m. het verfilmde en tot theater verwerkte Đuka Begović) en Janko Polić Kamov (fel tegen hypocrisie).

De Kroatische literatoren van de 20e eeuw verzetten zich in de communistische tijd vrijwel allemaal tegen de Sovjet doctrine van sociaal realisme. De belangrijksten onder hen vertaalden ook veel buitenlandse literatuur en waren politiek actief. Daaronder valt de productieve dichter en schrijver Vladimir Nazor(1876-1949). Hij was in de laatste 4 jaar van zijn leven de eerste president van deelrepubliek Kroatië van de socialistische Joegoslavische federatie, maar werd via zijn volkslegenden in Kroatië al populair voordat het koninkrijk Joegoslavië er in 1918 kwam. Als literator wordt hij o.m. samen met zijn 37 jaar jongere kompaan poëet Ivan Goran Kovačić (1913-1943), die als partizaan is vermoord door Chetniks, ondergebracht bij het symbolisme (de esthetische reactie op het realisme vanuit het motto “kunst om de kunst”). Dat is vooral te merken in zijn lyriek die soms moeilijk te begrijpen is omdat hij de inhoud aanpaste aan de vorm. Naar hem is de grootste kunstprijs van Kroatië vernoemd. Deze Vladimir Nazor Awardis in 1959 ingesteld en wordt jaarlijks uitgereikt in 6 categorieën (waaronder sinds 1962 literatuur) voor het hele oeuvre (uiteraard het vaakst postuum). De eerste die in 1962 de prijs kreeg was de veelzijdige Miroslav Krleža (1893-1981) die veel is genoemd als grootste Kroatisch literator van de 20e eeuw. Hij combineerde zijn Kroatische identiteit met inspiratie uit Europese avant-garde (Scandinavisch drama, Frans symbolisme en Duits Oostenrijks expressionisme) en schreef o.m. poëzie, drama, essays en romans. Onder de grote poëten vallen verder Tin Ujević (1891-1955), Dragutin Tadijanović (1905-2007) en Vesna Parun, (1922-2010, ook kinderboeken en satire) en onder
de populaire schrijvers Marija Jurić Zagorka (1873-1957, ook de eerste journaliste in Kroatië), Istrië specialist Viktor Car Emin (1870-1963), existentialist Petar Šegedin (1909-1998), Ranko Marinković (1913-2001), Ivan Kušan (1933-2012, kinderboeken, romans, korte verhalen) en de fascistische Ustaša poëet en (toneel)schrijver Mile Budak (1889-1945, in 2004 kregen 16 van 17 straten die naar hem vernoemd waren een andere naam).

Net als de hedendaagse schrijver Ivan Aralica(1930, m.n. historische fictie & satire) heeft Budak in rechts nationalistische kring nog veel aanhang. In deze kringen is men er vanuit een verlangen naar een groot Kroatië erg voor om literatoren uit kringen van etnische Kroaten in andere landen tot de Kroatische literatuur te rekenen. Omdat bijv. Engeland zich ook niet alle Engelstalige literatuur toe kan eigenen zal bijv. Bosnische Kroaat en winnaar van de Nobelprijs voor de literatuur Ivo Andrić op deze website pas aan de orde komen wanneer Bosnië Herzegovina EU lid wordt. Hedendaagse literatoren die naast Aralica de Vladimir Nazor prijs voor het volledige oeuvre kregen zijn o.m. Slobodan Novak (1924, toneelwerk, autobiografische romans), kunst en cultuurschrijver Viktor Žmegač (1929), Ivo Brešan (1936, toneelwerk, satire), Zvonimir Mrkonjić (1938, theater, poëzie) en literatuur historicus Milivoj Solar (1936). Onder de naoorlogse generatie vallen proza en scenario schrijver Goran Tribuson (1948), de in Amsterdam wonende Dubravka Ugrešić (1949, natuur, identiteit, verbanning), Slavenka Drakulić(1949, romans, non-fictie, verbanning, feministisch; leeft in Zweden), Davor Slamnig (1956, tevens muzikant), Servische Kroaat Miro Gavran(1962, korte verhalen, fictie, drama; vertaald in 35 talen) en Miljenko Jergović (1966, romans, essays, columns).

Theater

Het vroegste historische bewijs van theater praktijken op Kroatisch grondgebied betreft liturgisch drama dat in het Latijn staat opgetekend in de annalen van de kathedraal van Zagreb (Hrvatski). In de middeleeuwen werden ook in culture centra van Dalmatië door kloosters mysterie en passiespelen opgevoerd. Zeker tot het eind van de 18e eeuw hielden m.n. in het binnenland kloosterordes religieus toneel in stand (er kwamen bijv. voorstellingen bij over het leven van oud testamentische figuren en roomse heiligen). Ook was er m.n. op kerkelijke feestdagen al werelds toneel van troubadours. Via de 16e eeuwse renaissance kreeg dat een stimulans vanuit Venetië. M.n. de republiek Ragusa (Dubrovnik e.o.) werd het centrum van het theatergebeuren.Daarvan getuigen bijv. de Bourgondische komedies van MarinDržić (1508-1567) uit Dubrovnik (in 1991 is door het ministerie van cultuur een naar hem vernoemde jaarlijkse theater en drama cultuurprijs ingesteld, de Marin Držić Award). Andere toneelschrijvers uit de periode waren Mavro Vetranović (1492-1576, pastorales, mythisch drama, mysteriespel) en Hanibal Lucić (1485-1553) met o.m. “Robinja, het slavenmeisje”, het eerste seculiere drama in het Kroatisch met als thema een adellijk meisje dat door boze Turken gevangen werd genomen. In deze periode kwamen er steeds meer opvoeringen in de open lucht en in het oeuvre van tragedies, komedies en pastorales ontstond standaardisering. Tijdens de 17e eeuwse Barok deed de commedia dell’arte (geïmproviseerd volkstoneel met vaste typetjes) zijn intrede. Ook nam het arsenaal aan rekwisieten, garderobe en hulpmiddelen enorm toe en via muziek, zang en dans en kwamen er opera elementen in. Onder de toneelschrijvers vielen Ivan Gundulić (1589-1638) met de pastorale Dubravka als bekendste werk en Junije Palmotić (1606-1657) met eveneens naar de Kroatische situatie vertaald klassiek drama. Ook resteert uit die periode historische theater als het naspelen van veldslagen tegen de Turken. De als geestelijke opgeleide Tituš Brezovački (1757-1805) uit de omgeving van Zagreb schreef o.m. komedies in Kroatische dialecten.

De opkomst van de nationalistische Illyrische beweging in de 19e eeuw betekende dat er in wereld van het theater van de elite naast bijv. klassieke tragedies en opera’s e.d. in het Duits en Italiaans meer ruimte kwam voor producties van eigen bodem in het Kroatisch. Ook werd het theater nationaal georganiseerd en geïnstitutionaliseerd en er kwamen in alle grote steden schouwburgen. Dimitrije Demeter (1811-1872) schreef o.m. libretto’s (teksten) voor nationalistisch drama en voor de opera Porin van componist Vitroslav Lisinski en hij was medeoprichter van het Kroatisch nationaal theater (Croatian; afgekort als HNK Zagreb). August Šenoa(1838-1881) vertaalde toneelwerk van Europese klassiekers als Shakespeare, Molière, Schiller en Goethe (m.n. het Duits Oostenrijkse theater had veel invloed in Kroatië).Stjepan Miletic(1868-1908) schreef libretto’s en drama en is gezien zijn organisatorische bijdrage wel betiteld als stichter van het Kroatisch theater. Branko Gavella (1885-1962) is één van de invloedrijkste figuren van de 20e eeuw in de Kroatische theaterwereld. Op het epos Osman van Gundulić werd het libretto gebaseerd van de opera Sunčanica (zonnesteek) met muziek van Boris Papandopulu (1906-1991). Het surrealistisch drama koning Gordogan van Radovan Ivšić (1921-2009) bleef in de communistische tijd tot aan 1979 verboden. Fadil Hadžić (1922-2011) was een bekend scenario en toneelschrijver van m.n. komedies en natuurkundige en vredesactivist Ivan Supek (1915-2007) schreef ook werk voor theater. Janez Janša (1964) is een hedendaagse theaterdirecteur en acteur die zich met 2 anderen vernoemde naar een Sloveens politicus. Onder de internationaal bekende toneel en scenarioschrijvers van nu vallen Mate Matišić (1965), Filip Šovagović (1966), Tena Štivičić (1977, ze schreef toneelwerk in het Kroatische en Engels) en Ivor Martinić (1984; in 2013 al in 10 landen opgevoerd). Voorbeelden van hedendaagse acts uit het land zijn Amadeo (sinds 2000) en theatergroep Montažstroj (sinds 1989).

Cinema en acteurs/ actrices

Via de site filmbirth (History, worldcinema, Europe, Croatia), op Croatia en via Cinemais veel te achterhalen over dit onderwerp. Voor de 2e wereldoorlog bleef de Kroatische filmproductie vrijwel beperkt tot enkele films van Oktavijan Miletić(1902-1987) uit Zagreb (waaronder in 1937 de eerste geluidsfilm) en een serie educatieve films. Tijdens de 2e wereldoorlog maakte Miletić 2 keer een biopic over een Kroatische historische figuur. De regering van de toenmalige fascistische vazalstaat zag wel wat in film als propagandamiddel. Zo maakte Branko Marjanović voor hen een documentaire film die een fakeprijs won. In 1949 had hij op vergelijkbare wijze succes met een socialistisch realistische oorlogsfilm, maar in 1952 werd zijn politieke satire op de bureaucratie Ciguli Miguli hem door de regering van Tito niet in dank afgenomen en de film werd in de ban gedaan. Daarna legde hij zich maar toe op het maken van natuurdocumentaires.

Ook bij het communistische regime bleef de optie van film als propagandamiddel niet onopgemerkt. In Kroatië kwamen weldra grote filmstudio’s. In 1946 werd in Zagreb de Jadran studio in het leven geroepen. Deze produceerde tussen 1960 en 1990 145 internationale en 120 Joegoslavische speelfilms. Daarmee was het één van de 2 grote filmstudio’s van Joegoslavië. Onder de productie vallen veel historische films (waaronder bekende westerns en oorlogsfilms) en 2 Oscar winnende films (de verfilming van “die Blechtrommel’’ van Günter Grass in 1979 en “Sophie’s choice” in 1982). De verfilming van “Het proces” van Kafka uit 1962 is opgenomen in Zagreb. Na 1990 kon de studio de concurrentie van de vrije markt niet goed aan. Grond van de maatschappij bij Zagreb werd op schimmige wijze verkocht (er staat nu een winkelcentrum) en de productie nam sterk af. Kroatië werd, m.n. door Zagreb Film (sinds 1953) tussen 1960 en 1975 een topproducent van animatiefilms. Deze studio produceert naast tekenfilms vooral documentaires, educatieve films en TV commercials. In 1956 kreeg ze een animatie afdeling en tijdens het filmfestival van Cannes van 1959 werd deze bekend als de cartoonschool van Zagreb. Deze status werd ontleend aan het feit dat men in de 50er jaren als eerste de gangbare Disney stijl losliet en elementen uit de moderne kunst van die tijd overnam. Bekende filmmakers van de school zijn Vatroslav Mimica(1923, tevens speelfilms), Vladimir Kristl (1923-2004) die vanwege zijn onconventionele vrijgevochten opstelling soms problemen kreeg met de Joegoslavische censuur en medeoprichter Dušan Vukotić (1927-1998) die in 1961 als eerste niet Amerikaan met zijn animatiefilm “surrogaat” een Oscar won. “Professor Balthazar” van Zlatko Grgić (1931-1988) is hun bekendste product. Zagreb kent sinds 1972 een wereld tekenfilmfestival (Animafest, sinds 2005 jaarlijks) waar een naar hem vernoemde prijs wordt uitgereikt. Het kleinere Croatia Film(sinds 1946) maakt ook animaties (o.m. als TV serie). Hun bekendste regisseur was Milan Blažeković (1940), maar na 2000 ging hij over naar Zagreb film.

In de 50er en 60er jaren beleefde de Kroatische cinema een eerste piekperiode. Branko Bauer (1921-2002) werkte voornamelijk voor Jadran. Hij was toen hun belangrijkste regisseur uit eigen land. Daarna raakte hij enigszins in vergetelheid en regisseerde hij o.m. Tv series, maar vanaf 1985 volgde een herwaardering en eind 90er jaren werd hij door filmcritici verkozen tot de grootste Kroatische filmregisseur na Krešo Golik (1922-1996) die voor alle 3 de maatschappijen werkte. Hij maakte (vooral lichtvoetige) lange en korte speelfilms en TV series. Zijn komedie “Tko pjeva zlo ne misli” (Wie zingt heeft geen kwaad in de zin) uit 1970 is in 1999 door filmcritici verkozen als beste Kroatische film ooit. Nikola Tanhofer (1926-1998) maakte in de periode vooral actiefilms met als bekendste titel H-8 uit 1958. Twee Kroatische films uit de periode van buitenlandse regisseurs kregen een Oscarnominatie voor beste niet Engelstalige film. M.n. in de 60er jaren kreeg het modernisme vat op Kroatische filmmakers met als uitkomst films over gedachtegangen van de hoofdpersoon, zoals bij Golik (zie boven) en Krsto Papić(1933-2013). Veel films van Papić waren onthullend en voor de communisten omstreden, bijv. “de erfenis van mijn oom” die ook een Oscar nominatie kreeg.

Na de protesten van 1971 (Kroatische lente) werd de censuur strenger en dat deed af aan de kwaliteit van de filmindustrie. In de late 70er en 80er jaren kwamen filmmakers op die opgeleid waren aan de filmacademie in Praag (Film). Lordan Zafranović(1944) wordt bij de Joegoslavische “zwarte golf” gerekend, een stroming met onconventionele opvattingen en veel zwarte humor. Hij liet zich inspireren door Italiaanse filmiconen als Pasolini, Visconti en Bertolucci en zijn mix van seks, geweld en politiek maakte hem omstreden. Zo werd bijv. zijn portrettering van Ustaše geweld tijdens WO II in zijn ”Bezetting in 26 beelden” uit 1978 hem door het segment rechts nationalistische Kroaten niet in dank afgenomen. In de bekendste film van Rajko Grlić(1947) komt het morele verval aan de orde in de vroeg communistische regering van eind 40er jaren. Hij is tevens artistiek directeur van het jaarlijkse Motovun festival voor kleine kwaliteitsfilms op Istrië dat in 1999 in een informele sfeer begon en daarna sterk groeide. In de 80er jaren kwamen z.g. neogenre producties op (horror, thrillers en detectives) met Zoran Tadić (1941-2007) als belangrijkste exponent (bekendste film Ritam zločina uit 1981). In de 90er jaren lag de filmindustrie door de oorlog met Servië vrijwel op zijn gat. Duidelijk herstel volgde vanaf 2000. Vinko Brešan(1964) doorbrak met humoristische films, die tevens kritisch waren over de eigen rol in deze oorlog, taboes van de 90er jaren. Zijn films werden in eigen land erg populair en kwamen ook uit op internationale filmfestivals. In 2004 werd hij directeur van Zagreb film. De regisseurs Zrinko Ogresta(1958, o.m. “Tu”: “Hier” uit 2003), Arsen Anton Ostojić(1965; o.m. “Een wonderlijke nacht in Split” met 3 parallelle verhaallijnen over een oud en nieuw nacht) en Ognjen Sviličić (1971, o.m. Armin uit 2007) hadden, mede vanuit de naweeën van de oorlog, internationaal succes met films over vaak losgeslagen mensen met weinig perspectief. Recente winnaars (2008 t/m 2011) van de Vladimir Nazor Awardzijn Bogdan Žižić (1934, m.n. documentaires), Veljko Bulajić (1928, Joegoslavische oorlogsfilms), filmactrice Božidarka Frajt (1940) en film professor Hrvoje Turković (1943). Winter 2014 scoorde documentaire maakster Tatjana Božić (1971), die sinds 2007 in NL woont, op het filmfestival in Rotterdam met de documentaire “Happily ever after” over haar relatieleven en haar ontdekkingsreis naar eigenwaarde als los persoon (eventueel met een LAT relatie).

Regisseur Branko Lustig (1932) begon bij Jadran en won als enige Kroaat 2 Oscars. Onder de filmsterren uit de Italiaanse cinema zijn er een aantal in Kroatië geboren. Het betreft Alida Valli (1921-2006) en Laura Antonelli (1943) uit Pula op Istrië, Gianni Garko (1935, m.n. via spaghetti westerns) uit Zadar, Sylva Košćina (1933-1994) uit Zagreb en Servische Kroaat Rade Šerbedžija (1946). Goran Višnjić(1972) is beter bekend als Dr. Luka Kovač van ziekenhuisserie ER en actrice Mira Furlan (1955, nu Amerikaanse) speelde o.m. in de Amerikaanse TV series Babylon5 en “Lost”. De bekendste actrice in NL van Kroatische afkomst is zonder twijfel Tatjana Šimić (1963), m.n. door haar rol in de films/serie over de familie Flodder. Het filmfestival van Pula (sinds 1954) in juli en augustus is het meest toonaangevend in Kroatië. Andere internationale festivals zijn het Zagreb film festival en Zagreb Dox (documentaires), Motovun (zie boven) en het festival van Split met nadruk op experimenteel. Meer info is te vinden via List.

Wetenschappers, uitvinders en andere grote Kroaten

Op List of Croats zijn vele honderden beroemde Kroaten te vinden. De queeste kan bijv. via List beperkt worden tot leden van de Kroatische academie va wetenschappen en via Greatest tot de 100 grootste Kroaten aller tijden zoals gekozen in 2003. Qua Nobelprijswinnaars uit het land blijft de teller steken bij 2 Kroaten die beide een prijs voor chemie in de wacht sleepten. Biochemicus Lavoslav Ružička (1887-1976) deelde in 1939 de prijs met een Duitser voor zijn werk aan kunststoffen en organische terpenen. Hij ontrafelde bijv. ook de structuur van mannelijke sekshormonen en was o.m. 3 jaar hoogleraar aan de universiteit van Utrecht. Organische scheikundige Vladimir Prelog (1906-1998) bouwde door op diens onderzoek in Zürich en deelde de prijs in 1975 met een Australiër. Zijn naam is terug te vinden in de frase Cahn-Ingold-Prelog-prioriteitsregels. Andrija Mohorovičić (1857-1936) deed belangrijke seismologische ontdekkingen. Onder de uitvinders staat Faust Vrančić (1551-1617) te boek als de uitvinder van de parachute maar of hij zijn vondst ooit daadwerkelijk uitprobeerde wordt ernstig betwijfeld. Giovanni Luppis (1813-1875) vond de torpedo uit, maar de Brit Robert Whitehead nam hem in productie nadat een eerdere poging van Luppis mislukte. Eduard Slavoljub Penkala(1871-1922) is de uitvinder van o.m. de vulpen en het vulpotlood. Visserij uitvinder Mario Puratić (1917) emigreerde in 1938 naar de VS en werd daar in 1975 verkozen tot uitvinder van het jaar. De stichter van de antroposofen beweging Rudolf Steiner(1861-1925) staat bekend als Oostenrijker, maar is in Kroatië geboren.

Hetzelfde geldt voor de elektrotechnische uitvinder en Servische Kroaat Nikola Tesla (1856–1943) die in 2003 is verkozen tot op één na grootste Kroaat voor Ruđer Bošković (1711–1787; o.m. natuurkundige en astronoom) en achter de iconische staatsman en president van voormalige Joegoslavië Josip Broz Tito (1892–1980) die dus grootste Kroaat aller tijden werd. Pas op plek 26 komt de volgende wetenschapper, de bioloog Miroslav Radman, direct gevolgd door natuurkundige, filosoof, schrijver en vredesactivist Ivan Supek (1915–2007). De beide Nobelprijswinnaars komen op respectievelijk plek 39 (Ružička) en op 57. Bij de term “vader des vaderlands” moeten Kroaten denken aan filosoof, politicus, schrijver en voorman van de nationalistische beweging Ante Starčević (1823-1896). Toch is hij op de lijst van 100 grootste Kroaten slechts terug te vinden op plek 20.

Cultuurbeleid, bestedingen, betekenis en deelname

Via EN(compendium) is o.m. onder Cultural info te vinden over het Kroatische cultuurbeleid. Onder het communisme was Kroatië een deelrepubliek van Joegoslavië. De private sector werd buiten spel gezet en het beleid werd een staatsaangelegenheid. Het sociaal realisme was aanvankelijk de officiële ideologie en er was sprake van een van bovenaf gestuurd hiërarchisch cultuurbeleid met censuur. De ideologie vond echter in bijna geen enkele kunstsector weerklank en Joegoslavië bedong tegenover het Oostblok een eigen onafhankelijke koers. Zo liet men vanaf midden 50er jaren de teugels wat vieren en men gunde meer culturele autonomie aan de deelrepublieken. In de 60er en 70er jaren ontstond binnen dat perspectief meer ruimte voor culturele vakbekwaamheid en creativiteit en voor invloeden uit het kapitalistische westen. Naast geld van de overheid kwamen er fondsen waar producenten en consumenten van cultuur zelf over beslisten. Via de protesten van de Kroatische lente van 1971 (Croatian) werden de grenzen van de vrijheid bereikt en er volgde tijdelijk meer repressie. Na de dood van Tito in 1980 werd toekenning van fondsen meer en meer een kwestie van vriendjespolitiek en willekeur. Na de onafhankelijkheidsoorlog van de 90er jaren bleef dit aanvankelijk zo. Er was nauwelijks geld voor cultuur en in het beleid werden nationale tradities overmatig benadrukt. De rest werd volledig overgelaten aan NGO’s en de vrije markt.

Vanaf 2000 kwam er in het beleid weer meer ruimte voor pluralisme. Decentralisatie kreeg vorm via het instellen van cultuurraden voor de diverse deelgebieden van cultuur op lokaal en regioniveau en de rol van NGO’s werd geïnstitutionaliseerd. Men ging bijv. samenwerken met de Soros stichting (Open; Croatia invoeren), hetgeen uitmondde in Culturenet.hr van het ministerie van cultuur. Zo ontstond er door de overheid gesubsidieerde cultuur en “onafhankelijke” cultuur die m.n. dreef op buitenlands geld, maar soms overheidssteun kreeg (chapter). Tussen 2004 en 2011 vonden binnen dit beleidskader hervormingen plaats in de boekensector, media, audiovisuele sector en podiumkunsten. De centrumlinkse kukeleku coalitie, die in dec. 2011 het regeringspluche overnam, zette ontwikkeling van culturele creativiteit & productie en bescherming van erfgoed op het prioriteitenlijstje. Verder verhuisde natuurbescherming naar een milieuministerie. In een strategisch plan van 2012-2014 ging de organisatie van het ministerie op de schop. Zo moeten culturele instellingen en organisaties hun sollicitatie naar publieke fondsen voortaan vergezeld doen gaan van een geplande strategie.

Private sponsoring begint terrein te winnen, maar van de bijdrage ervan aan het geld voor cultuurprojecten had het Kroatische ministerie van cultuur medio 2013 geen hoogte (in Eu landen: 1 tot 6%). In 2012 werkten in de kunst, recreatie en amusement sector relatief weinig zelfstandigen (1% van alle zelfstandigen, EU 2,6%) en een iets boven gemiddeld aandeel werknemers (1,7 om 1,5%; Statistics). In 2011 lagen de overheidsuitgaven p/j aan cultuur op 0,7% van het bbp (10 van 18 Eu landen minder) en 1,5% van de overheidsuitgaven (3 van 18 EU landen minder, Comparative). Ze kwamen op €313 miljoen, ruim 3% minder dan in 2010. Dat kwam neer op €72 per inwoner (8 van 18 EU landen minder). In 2011 ging van de €313m volgens Compendium 41% naar de centrale overheid, 55% naar gemeenten en 4% naar regio. Het budget voor de centrale overheid lag in 2012 op €111m (in 2011 nog €128m, d.w.z. 13% meer). Daarvan was de categorie “overig gebruik” met 26% de grootste. Verder ging 18% naar bescherming cultuurgoed, gevolgd door overige activiteiten (13%), musea & galerieën 10%, archieven 9%, administratie 8%, bibliotheken 6,5%, audiovisueel/media 4,4%; podiumkunst 4,1% en museum activiteiten 1,1%. Naar EU maatstaf kreeg erfgoed veel en podiumkunsten weinig. In 2008 was de volgorde musea/ archief 14,4%, podiumkunst 10,8%, bibliotheek & literatuur 6,1%, radio/Tv 3,6% (relatief weinig), film/video 3,6% en beeldende kunst niks (net als in 3 van 21 andere Eu landen). Huishoudens gaven in 2011 naar EU27 maatstaf erg weinig uit aan recreatie & cultuur (4,2% van hun budget, Released, first release, personal consumption, 1484, p18; EU 8,8%, Statistics, economy, annual national accounts, detailed breakdown). Van deze uitgaven ging het meeste naar recreatieve & culturele diensten (recreatie, sport, cultuur & gokken etc. 42 om 37%), gevolg door leesvoer (27 om 15%); uitrusting, tuin & huisdieren (16 om 20%); audiovisueel/ ICT (8 om 17%) en pakketvakantie (6,5 om 7%). Ook in 2005 en 2009 waren de huishouduitgaven voor cultuur relatief laag (Pocketbook p201-210 met t/m 216 info over prijsveranderingen t/m 2009).

Omdat Kroatië (HR) in 2007 niet opgenomen was in Full report is van hieruit geen info te achterhalen over de betekenis die het begrip “cultuur” heeft voor Kroaten, het belang wat ze er aan hechten, de motieven voor en de mate van deelname. De tabel hierna geeft een indruk van het culturele internetgebruik vergeleken met NL, BE en de EU.

Internetgebruik (veelal   2012)

HR

NL

BE

EU27

E mailen (NL 2010, rest   2012)

49

87

74

64

Sociale netwerken

32

46

40

38

Professioneel netwerk   (bv. Linkedin)

2

19

6

7

Info zoeken op wikipedia

21

53

31

39

Politieke mening lezen/   ventileren

8

25

5

14

Eigen website (NL 2010,   rest 2012)

31

27

20

26

Krant/ nieuws lezen

53

53

43

44

Bellen/ videobellen

26

38

26

25

Gamen met anderen

19

13

10

Muziek, film, spel   luisteren, kijken, downloaden (NL 2010, rest 2012)

35

51

51

34

TV radio (NL 2010, rest 2012)

29

53

27

32

Betaalde audiovisuele   content 2008

2

7

3

5

Info + boeken van reis/   onderdak

14

50

40

39

Onderwijs en training   2010

28

38

39

39

Volgens Croatia was de organisatiegraad bij werknemers relatief hoog (35% rond 2008; NLS 24%, NL 19%), vooral in de publieke sector & staatsbedrijven (70%) en bij werkgevers naar verhouding laag (25 tot 30%, EU 58%, NLS 35%, NL 85%). Een doorsnee segment was in 1999 actief bij een kerkelijke club (6%, EU15 7%). Qua vertrouwen doen religieuze instellingen het in centraal en oost Europa vaak relatief goed. In 2006 en 2010 scoorden ze in Kroatië 48% (West Europees gemiddelde net iets boven 30%; Life). Tussen 1997 en 2009 steeg het ledental van sportclubs van 220.000 naar 285.000, bijna 7% van de bevolking en voor bijna 80% mannen (Statistical p508; EU 13% van de 15plussers in 2006; European). In 2005 viel de sportdeelname echter onder de laagste binnen de Eu (soms tot veel 21%, EU 43%, Health Q22.4). Naar cultuur deelname liet men bij actief meedoen aan een publiek optreden 10 van 18 EU landen achter zich (10% van de bevolking tussen 25 en 65j). Bij individuele expressie vormen (tekenen, schilderen etc. 6%) scoorden echter 16 landen hoger (Pocketbook p184/185). Ook het aantal inwoners per bioscoopscherm was erg hoog (36, EU 17 in 2007) en het aantal bioscoopbezoeken per inwoner laag (0,6; EU 2 in 2009). Verder was het volksdeel relatief klein dat in 2007 minstens één boek had gelezen (rond 55%, 3 van 20 EU landen lager, p 177) of dat veel las (v 22%, 7 van 20 minder; m 15%, 4 van 20 minder; p 179; dagelijks de krant 58%, 9 van 18 minder; p 181). Naar EU maatstaf is het gebruik van internet voor audiovisuele content weer heel behoorlijk (p 188 en de tabel hierboven). Het aandeel hoger onderwijsstudenten in cultuurstudies was iets onder gemiddeld (16%, EU 18%, p 55), maar qua aandeel banen in de cultuursector kwam men in 2009 iets boven het Eu gemiddelde (2 om 1,7%; p 67).