Digitale media

Geschiedenis en ontwikkeling

Nederland (NL) kwam relatief laat met radio uitzendingen. Rond de 1e wereldoorlog deden uiteenlopende bezwaren de ronde (Omroep). Soms waren die religieus van aard, maar er bestond ook vrees voor concurrentie voor theaterwereld en grammofoonplaten industrie en m.n. vanuit de regering voor bedreiging van de politieke neutraliteit. Kort na de oorlog (in 1919) kreeg ingenieur Hanso Hendrikus Schotanus à Steringa Idzerda als eerste een zendvergunning en hij verzorgde via zijn zender PCGG de eerste radio-uitzending vanuit zijn huis in Den-Haag. In 1918 was in Kootwijk op de Veluwe al begonnen  met de bouw van zendmasten en toebehoren om radioverbindingen met de rest van de wereld tot stand te brengen (m.n. met de Nederlandse kolonies). Ook werd toen de Nederlandse seintoestellen Fabriek NSF opgericht als joint venture van Marconi UK, Philips Eindhoven en radio Holland. Deze radio en zenderfabriek bleef tot 1960 de grootste in zijn soort. Anders dan de meeste EU landen heeft NL nooit een staatsomroep gekend. De publieke omroep werd geboren uit particulier initiatief via proefuitzendingen die de NSF vanaf 1923 verzorgde samen met de HDO (Hilversumsche draadloze omroep, in 1926 als stichting strevend naar een nationale omroep). Tussen toen en 1927 huurden omroeporganisaties van de diverse zuilen daar zendtijd, in 1924 te beginnen met de protestante NCRV (Nederlandse Christelijke Radio Vereniging), in 1925 gevolgd door de roomse KRO (Katholieke Radio Omroep) en de socialistische VARA (Vereniging Arbeiders Radio Amateurs) en in 1926 door de vrijdenkende VPRO (Vrijzinnig Protestante Radio omroep). In 1928 ging de HDO zelf over in de  AVRO (Algemene Vereniging Radio Omroep) die aanvankelijk een nationale radio nastreefde en zich later ontwikkelde tot rechts liberale omroep. Een nationale omroep kwam niet van de grond omdat m.n. NCRV en KRO hechtten aan hun eigen identiteit. Ze lieten in 1927 in Huizen een eigen radiozender bouwen waar de VPRO zich later bij aansloot. AVRO en VARA bleven uitzenden vanuit Hilversum. Daarmee was het bestaan van 2 zenders een feit. In 1930 ging de overheid zich met het uitzendwezen bemoeien met een zendtijdbesluit, een verbod op etherreclame en een radio controle commissie als uitkomsten. De radio werd betaald door de omroepleden. In 1930 vonden bij Philips ook eerste experimentele televisie uitzendingen plaats onder auspiciën van Erik de Vries.

De Duitse bezetter begon in 1940 direct al met censuur en dat ging van kwaad tot erger. In 1941 gingen de zenders van Hilversum uit de lucht om plaats te maken voor een rijksradio-omroep. Ook werden luisterbijdragen ingevoerd zodat men wist wie thuis radio had. In 1943 werden alle radio’s verbeurd verklaard (radio luisteren kon alleen nog via draadomroep met slechts 4 zenders). Velen leverden echter een oud toestel in om hun goede ontvanger te gebruiken voor verboden zenders als radio Oranje en anderen bouwden zelf een ontvanger. Deze zender van de regering in ballingschap, die vanuit Londen opereerde, groeide gestaag ondanks dat het luisteren ernaar steeds riskanter werd. Vanaf 1944 werd in bevrijde gebieden de zender Herrijzend Nederland actief met behulp van steunzenders. Deze gingen soms naast landelijke regionale uitzendingen verzorgen. Van daaruit ontstonden de eerste regionale omroepen. Buiten dat riepen mensen achter herrijzend NL een Wereldomroep in het leven. Na de bevrijding werd Herrijzend NL opgevolgd door Radio Nederland in Overgangstijd in een poging alsnog een nationale omroep te creëren. Deze was in zoverre succesvol dat ze resulteerde in oprichting van de NRU die beheerde wat omroepen samen gebruikten. In 1947 werden Hilversum 1 en 2 in het leven geroepen met de vooroorlogse verdeling van omroepzuilen. Wel wisselde men om beurten van zender omdat het bereik nogal verschilde. Omroepen deden meer samen en programma’s werden korter en populairder. Radio werd betaald vanuit de luisterbijdrage die in stand bleef. Het medium beleefde in de 50er jaren de ultieme glorietijd om in de 60er jaren geleidelijk te worden overvleugeld door de TV.

Voor de komst van de TV was de radio bron bij uitstek van nieuws en actualiteiten, sportverslagen, kinderprogramma’s, muziek en religie. Hoorspelen, conferences, revues, quizzen en voetbalinterlands waren zo populair dat de straten soms leeg waren omdat hele gezinnen aan de radio waren gekluisterd.

Experimentele TV uitzendingen werden in 1948 hervat, maar de eerste officiële TV uitzending van de door de 4 grootste omroepen opgerichte NTS volgde pas op 2 oktober 1951 met als hoofdschotel de officiële opening en het spel “de toverspiegel”. In 1956 werd gekozen voor een kijkgeldregeling, een verbod op reclame en een verzuild systeem van omroepen met de NTS voor faciliteiten die elke omroep nodig heeft en voor algemene onderwerpen (nieuws, actualiteit, sport, nationale feesten etc.). In de 50er jaren bleven TV’s echter zo dun gezaaid dat menige TV kamer op woensdag & zaterdag middag tussen 5 en 6 vol zat met kinderen uit de buurt die naar het kinderprogramma mochten kijken. Vanaf 1960 kwam men met dagelijkse avonduitzendingen. Daarna werd de zendtijd verder uitgebreid. Zo werd op 26 en 27 nov. 1962 NL 23 uur achtereen beheerst door een eerste benefiet megamediashow. In 1964 kwam er een2e net bij en eind 60er jaren was een TV toestel bij huishoudens wel gemeengoed. In deze periode kreeg de publieke omroep concurrente van commerciële zendpiraten vanaf zee. In 1960 begon Radio Veronica hier mee, in 1964 volgden commerciële TV uitzendingen net buiten de territoriale wateren door TV Noordzee vanaf het z.g. REM eiland. Via de z.g. anti-REM wet, een noodwet uit 1964, werd nog gepoogd deze TV piraterij in de kiem te smoren, maar de politiek durfde radiopiraten vanwege hun populariteit al niet meer zo aan te pakken. Wel probeerde men ze in 1965 de wind uit de zeilen te nemen via het creëren van publieke muziekzender Hilversum 3. Vanwege het succes van de op kijkcijfers gerichte programmering van de eigenaars van het REM eiland haalde men eind 1965 bakzeil via een overgangssituatie waarbinnen reclame en al dan niet verzuilde nieuwkomers onderdeel konden uitmaken van het publieke stelsel. De voormalige REM eigenaars maakten hier als eerste gebruik van onder de naam TROS, al voordat de situatie als Omroepwet van 1967 officieel werd. Dit leidde o.m. tot verrijking van de taal met de term vertrossing voor louter op hoge kijkcijfers gericht vermaak.

In 1967 kreeg de TROS gezelschap van de Calvinistische EO. Andere spraakmakende zaken uit dat jaar waren invoering vanSTER reclame en kleuren TV en het verschijnen van het eerste live vrouwelijk naakt op TV via het VPRO programma Hoepla in de persoon van dagblad Trouw lezende kunstenares Phil Bloom. Vanaf 1968 kwamen in programma’s van Koos Postema (1932) taboeonderwerpen als euthanasie, pedofilie en transseksualiteit aan de orde. Anderzijds resulteerde een VPRO vertoning op TV van een spruitjes schoonmakende majesteit eind 1972 nog wel in Kamervragen en een officiële berisping. In 1969 werden de omroepen voor het eerst ingedeeld in categorieën waarvan de uitzendtijd afhing van het aantal leden met de NOS als opvolger van NRU en NTS. Ook werden kijk en luistergeld gecombineerd tot een omroepbijdrage. In 1974 moesten ook radio zeezenders hun activiteiten staken doordat NL het verdrag van Straatsburg ratificeerde. Zo kwam in 1975 Veronica op het publieke net onder de naam VOO, aan het eind van het jaar gevolgd door klassieke muziekzender Hilversum 4. Om dalende luistercijfers het hoofd te beiden gingen ook Hilversum 1 en 2 zich specialiseren. Hilversum 1 werd een lichte muziek en nieuwszender en Hilversum 2 werd informatieve zender. In 1983 kwam Hilversum 5 er bij als zender voor minderheden en in 1985 werden Hilversum 1 t/m 5 Radio 1 t/m 5. In de nieuwe indeling weerspiegelde zich het steeds eenzijdiger gebruik van de radio als (pop)muziekmedium. In de 70er jaren ontstonden de eerste lokale omroepen en in de 80er jaren groeiden ze enorm in aantal.

In 1987 legde, mede uit zorg rond de komst van commerciële TV, een nieuwe Mediawet criteria vast voor omroepen qua ledental en programma-inhoud. Via aanvullingen op de wet werd in 1988 de NOS geprivatiseerd en geliberaliseerd en werd de facilitaire kant ondergebracht bij het commercieel opererende NOB. Ook werd eentoezichthouder ingesteld voor media (website), werd TV zender Nederland 3 in het leven geroepen voor zendgemachtigden zonder leden en kregen ledenomroepen een thuisnet. Intussen vonden commerciële radio & TV stations reeds een weg naar de Nederlandse TV kijker door vanuit het buitenland voor hen uit te zenden. Jongerenkanaal RTL Veronique werd zo als Luxemburgse zender de eerste commerciële TV omroep op de kabel. In 1992 werd commerciële TV vanuit NL wettelijk mogelijk en daarmee was het z.g. duale bestel (commerciële naast publieke omroepen) een feit. Alras ging RTL Veronique via een deal met mediamagnaat Joop van den Ende verder als gezinszender RTL 4. Eén en ander zorgde voor een toevloed aan binnen en buitenlandse commerciële zenders, een enorme groei van de reclame-uitzendtijd (wettelijk maximum in NL voor commerciëlen: 12 minuten p/u) en een marktoverwicht van niet verzuilde commerciële digitale media. In 1994 besloten Joop van den Ende en zijn tot dan toe grootste concurrent John de Mol samen te werken in productieholding Endemol. In 1995 verliet VOO het publieke bestel om samen met Endemol de RTL/ Holland Media Groep te beginnen. Deze bestond naast TV station Veronica uit RTL4, RTL5, TV10 en een aantal radiozenders.

In 2001 verliet de Vereniging Veronica de HMG. Sindsdien heet de groep RTL Nederland, als onderdeel van de RTL Group, de radio & TV poot van het Duitse concern Bertelsmann die in 2015 wereldwijd in 28 landen actief was (in 2015 in NL met o.m. 6 TV zenders). Veronica werd in 2003 onderdeel van de SBS groep onder de naam Yorin. Deze ging in juni 2007 op in de Duitse ProSiebensat.1 media groep, maar in 2011 namen Sanoma media NL (voor 2/3e) en Talpa media van John de Mol (1/3e) de Nederlandse poot over. Beide zijn onderdeel van het Finse Sanoma en Talpa media werd het meest actief op de radiomarkt, o.m. in 2006 met radio digitaal op internet. In 2005 werd Veronica RTL7, maar SBS nam in haar pakket de naam Veronica op. Ook de publieke omroep kende de nodige ontwikkelingen. In 2000 is de omroepbijdrage afgeschaft en de publieke omroep werd nadien betaald uit belastinggeld. Bart de Graaff (1967-2002), die een programma had op Veronica, begon in 1997 publieke jongerenomroep BNN. In 1998 werd BVN opgericht als samenwerkingsverband tussen de NPO, de Vlaamse VRT en RNW en als publieke TV zender voor Nederlandstaligen in het buitenland. Onder de nieuwkomers bij de publieke omroep na 2000 die er in 2015 nog waren (tijdlijnen) vallen seniorenomroep Max en de omroepen met een rechts geluid PowNet en WNL.

Na 2000 werd digitalisering toonaangevend. Tussen 2002 en 2011 steeg het aandeel huishoudens met digitale TV ontvangst van 2% naar 67% (76% medio 2012) en het segment met een dvd speler van 20% naar 54%; de Vos 2013). Tegelijk zakte het deel met een videorecorder van 80% naar 28%. In 2003 begon de VPRO met themakanalen. Daar kwamen o.m. themakanalen van andere omroepen bij. In dec. 2006 staakte NL als 2e Europese land met analoge tv uitzending via antennes. Sindsdien zijn TV en radio-ontvangst in NL volledig digitaal via kabel of satelliet en kan de klant vrijwel zelf bepalen hoeveel TV zenders of radiokanalen deze wil ontvangen (wettelijk minimum kabel sinds 1997: 15 TV zenders & 25 radiozenders). In 2009 kwamen themakanalen in het digitale aanbod van de NPO als Nederland 24. M.n. omdat digitaal norm werd kreeg NL in 2008 een nieuwe Mediawet met grote veranderingen in het publieke omroepbestel. De wet onderscheidt leden, taak & 2.42 (levensbeschouwelijke) omroepen naast landelijke, regionale & lokale omroepen. Publieke omroepen verloren hun thuisnet en de stichting NPO kreeg de leiding over het nieuwe programmeringmodel. Zo veranderde in 2014 de naam van de TV zenders Nederland 1, 2 en 3 in NPO 1, 2 en 3. Ledenaantallen voor de omroepstatus werden aangepast en ter bezuiniging werd het aantal ledenomroepen teruggebracht van 21 naar (buiten taakomroepen NOS en NTR) 6 in de loop van 2016 (VPRO, Max & EO en fusieomroepen AVROTROS BNN/VARA & KRO-NCRV). Aspirant omroepen en levensbeschouwelijke omroepen sloten zich hier vaak bij aan. Zo zochten bijv. van de 7 2.42 omroepen van 2010 er 3 samenwerking en de andere 4 gaan wellicht ter ziele. Ook werd de reclametijd gemaximeerd (15% p/d en 10% p/j van de zendtijd) en kwamen er nieuwe criteria voor programmatype aandelen. Landelijke omroepen moeten bijv. minstens 55% en lokale omroepen minstens 50% van hun zendtijd besteden aan info, cultuur & educatie (ICE). De 13 regionale omroepen van NL zenden thans ook op TV uit en zijn verenigd in een stichting. Ook veel lokale en streekomroepen zijn op TV te ontvangen. In 2015 telde hun stichtingOLON ongeveer 280 leden die werkten met zo’n 500 betaalde krachten en rond 20.000 vrijwilligers.

De internet dichtheid valt in NL al jaren onder de wereldtop en de digitalisering leidt tot  gebruik van meer verschillende media kanalen op zelf gekozen plaatsen en tijden (de Haan 2013). Dit gebruik wordt ook steeds interactiever. In 2005 noteerde de WRR trends als TV kijken via internet, radio luisteren op mobiele telefoon of i-pod en abonnementen op digitale kranten. Zo nam bezoek aan krantenwebsites nadien sterk toe, maar in 2012 bleef het digitale aandeel van betaalde oplagen nog onder 2%. Ook worden nieuwssites als nu.nl steeds belangrijker als nieuwsbron (Bakker 2013). Het internetgebruik in NL   steeg in 2014 nog met 0,5% naar 90,7% van de 12plussers. Dit kwam neer op 12,8 miljoen gebruikers die pp gemiddeld 14u p/w verbinding hadden. Tussen 2011 en 2014 werd qua meest gebruikte apparaten de desktop (van 67 naar 52% van de gebruikers) voorbijgestreefd door laptop (van 61 naar 65%) en mobiele telefoon (van 27 naar 57%, in 2012 had 61% van de Nederlanders een smartphone). Ook het tablet won veel terrein (van 8 naar 43%) en TV via internet ging van 3 naar 7%. Onder de trends in 2014 vallen de toenemende populariteit van online video’s (bijv. YouTube) en MCN (multichannel) netwerken en sociale media. TV kijken wordt bijv. meer gecombineerd met tablets, smartphones en laptops als 2e scherm en mede door internetontvangst op mobiele apparaten groeide de populariteit van de radio weer (Hentenaar 2013).

Opinie en instanties

NL valt onder de weinige EU landen waar qua populariteit de TV is voorbijgestreefd door het internet. Najaar 2014 scoorde men bij een Eurobarometer enquête (jaarlijks afgenomen in alle EU landen) qua vrijwel dagelijks gebruik van internet het hoogst binnen de EU (88% van de respondenten, EU gemiddelde 80%; Annex QE3) en dito bezoek aan sociale netwerken (48 om 23%) kwam het hoogst na dat in Scandinavië. In NL keek 80% met dezelfde frequentie TV (EU 84%), maar de TV zag men nog wel het vaakst als politieke nieuwsbron (bij binnenlands nieuws: 78%, EU 82%; drukpers 54 om 41%, websites 51 om 31%, radio 30 om 39%; Europees nieuws: TV 80 om 77%, pers 53 om 39%, websites 45 om 28%, radio 25 om 34%; QE5). Online sociale netwerken bleven in NL als bron voor politiek nieuws wat achter (uit NL 9 om 9%, Europees 6 om 9%). NL scoort naar EU maatstaf altijd hoog qua vertrouwen in instituties, maar bij digitale media is het verschil met de EU relatief klein (vertrouwen in: de drukpers 66 om 43%, radio 74 om 58%, TV 62 om 50%, internet 44 om 36%, online sociale netwerken 20 om 21%; QA8) en het vertrouwen in politieke instituties neemt in NL relatief sterk af. Vergeleken met een jaar eerder hadden in NL radio (+8 om +4%) en drukpers (+5 om +2%) opmerkelijke winst geboekt. Net als elders scoren qua gebruik de nieuwe media hoog bij jeugdigen, studenten, leidinggevenden en zelfstandigen en traditionele media doen het relatief goed bij hun tegenpolen (82, media use). In NL ligt bij alle publiek de kwalitatieve waardering voor de NPO doorgaans iets hoger dan die voor de commerciële omroepen (tussen 2010 en 2014 qua cijfer gemiddeld 7,1 om 6,8).

Een belangrijke instantie is het commissariaat voor de media dat in 1988 werd ingesteld als toezichthouder op uitvoering van mediawetten. Men gaat tevens over ethische kanten en registratie en biedt o.m. info via de mediamonitor. Hier en via het ministerie zijn links te vinden (bijv. voor marktaandelen en kijkcijfers). In 2014 maakte men melding van 98 commerciële vergunningen, 196 evenementen radiozenders, 276 lokale media-instellingen, 13 regionale omroepen en even zoveel landelijke omroepen. Meer instanties zijn (mede vanuit hun historisch context) te vinden op Omroep.

Bezit & ontvangst van digitale media

Begin 2014 bezit volgens Eurobarometer 96% van de Nederlandse huishoudens TV (EU28 ook 96%). Alle huishoudens hadden telefoon (EU 98%), waarvan 4% alleen vast (EU 7%; vast & mobiel 80 om 61%, alleen mobiel 16 om 31%). Tussen 2011 en 2014 ging het segment met een smartphone van 48 naar 66% (Eu van 36 naar 52%, QB1.3) en medio 2015 lag het op 73%. Naar betaalwijze scoorde “louter prepaid” in NL laag (19 om 31%; alleen contract 54 om 44%, beide 23 om 17%). Bij binnenlands mobiel telefoneren legde een onder gemiddeld deel zich beperkingen op vanwege de prijs, maar bij bellen naar een ander EU land was dat segment aan de grote kant (eigen mobiel: 41 om 54% en 74 om 70%: QB4). Via internet gratis (38% huishoudens: QB8) of goedkoop bellen (24 om 21%; QB3) scoorde in NL rond het EU gemiddelde. Dat is relatief weinig, in aanmerking nemend dat het aandeel huishoudens in NL met thuis internet het grootst was binnen de EU (93% om 65%). Tussen 2011 en 2014 is het deel met alleen  vaste internetverbinding flink gedaald (31 om 24%, -16 om -11%) ten gunste van het deel met vast & mobiel (62 om 41%, +17 om +12%; alleen mobiel 1 om 7%).

Naar bezit en huishoudkenmerken maakte begin 2014 de verstedelijking niet veel uit. Wel valt op dat in NL op het platteland het segment huishoudens met een vaste telefoon flink groter was dan in grote steden (91 om 75%, EU 69 om 67%) en het segment met alleen een mobiel een stuk kleiner (9 om 25%, EU 29 om 32%). Naar huishoud grootte kwamen bij singles vergeleken met grote huishoudens (4 of meer leden) weinig vaste telefoonaansluitingen (77 om 93%. EU 65 om 64%) en velen met alleen mobiel voor (23 om 7%, EU 32 om 35%). In NL is de internetdichtheid erg hoog en het aandeel met internet thuis is bij alleenstaanden niet veel kleiner dan bij grote gezinnen (NL 83 om 99%, EU 48 om 82%). De grootste verschillen hangen samen met de leeftijd. Zo hebben in NL ook 60plussers relatief vaak internet thuis (70%, EU 20%) en naar verhouding vaak een desktop (vaste) computer (49%, EU 17%). Jongeren (onder 30j) hadden in NL minder vaak een desktop (37%, EU 29%). Ook was bij hen het segment met een vaste telefoon (13%, EU 41%) erg klein en het deel met alleen mobiel (87%, EU 57%) of zonder TV (25%, EU 18%) opvallend groot. Alleen vast komt in NL nog voor bij 12% van de 60+ groep (EU 24%) en zowel in NL als de EU dient men 30minners met alleen vast met een spreekwoordelijk ledlampje te zoeken (0%, EB 414 Annex Tables 99-120; ook met wellicht interessante details voor providers).

Naar ontvangst scoorde voor TV digitale kabelontvangst het hoogst binnen de EU (50%, EU 19%; analoge kabel 21 om 11%, digitale grondontvangst 15 om 37%, telefoon + modem 8 om 7%, internet 6 om 4%, schotel 5 om 25%, weet niet 1 om 1%; meer vormen pp mogelijk; QB5). Ontvangst via antennes kwam in NL niet meer voor (EU 6%). T.o.v. een  jaar eerder had in NL de satellietschotel het meest verloren (toen 8%) en digitale kabel het meest gewonnen (toen 41%). Tussen 2010 en 2014 daalde bij RTV aansluitingen het aandeel huishoudens met louter analoog van 32 naar 11% t.g.v. digitaal (89%; kabel 50%, satelliet, glasvezel, ether etc. 39%). Volgens SKO had in de eerste helft van 2015 86% van de huishoudens digitale TV (kabel 55%, IPTV 13%, glasvezel 8%, Digitenne 7%, schotel 6%; 2e helft 2014: 84%). Bij huishoudens met internet had in 2014 95% breedband (EU 91%; via vaste telefoon 38 om 59%, TV kabel 48 om 19%, glasvezel 11 om 6%, mobiele telefoon 4 om 10%; QB6). In NL was een combipakket het meest populair binnen de EU (75% aansluitingen, EU 46%) en het segment huishoudens met zo’n pakket steeg het sterkst binnen een jaar (QB19, EB 414). Tussen 2010 en 2014 bleef bij RTV Ziggo grootste provider (gevolgd door KPN en UPC) en bij het internet behield KPN (40% marktaandeel) een ruime voorsprong op Ziggo (28%) en UPC (16%). Bewustzijn van databeperkingen, extra kosten of doorzichtigheid van bundels naar prijs-kwaliteitverhouding was in NL naar EU maatstaf weinig verbreid (QB11, 20) en het segment dat switchte van provider en dat vond dat dit erg gemakkelijk ging was relatief groot (QB21/22). Een doorsnee meerderheid was in NL tevredenheid over kwaliteit & service (QB10), maar problemen met downloadsnelheid & capaciteit waren bij mobiel internetten per smartphone nogal wijd verbreid (51 om 43%, laptop etc. 35 om 39%; vast internet 22 om 24%; QB16 & 14).

Gebruik van digitale media

De tabel hierna geeft een indruk van het gebruik van digitale media in % van de huishoudens in Nederland (NL) en de EU (EU gemiddelde; gebruik nov. 2014: vrijwel dagelijks of helemaal nooit; +/-: verandering t.o.v. nov. 2013 in %; sociaal netwerk: sociale netwerken online; Standard EB 82, media use; annex QE3). Voorbeeld: in nov. 2014 keek in NL 80% (vrijwel) dagelijks TV op een toestel en in nov. 2013 was dat 86%.

Mediagebruik nov. 2014

(Vrijwel) dagelijks

Helemaal nooit

NL

+/-

EU

+/-

NL

+/-

EU

+/-

TV op toestel

80

-6

84

-1

3

+1

2

0

TV via internet

9

0

9

+1

48

+2

55

-5

TV beide

83

-4

86

-1

1

0

1

0

Radio

62

-2

53

+3

7

-2

11

-1

Internet

88

+1

60

+4

2

-2

15

-5

Sociaal netwerk

48

-1

32

+2

26

-2

35

-6

Het (vrijwel) dagelijkse gebruik van internet en van sociale netwerken kwam in NL als hoogste uit de bus binnen de EU. Hoewel het TV gebruik bij jongeren achteruit gaat, is dat aan de kijktijd nog niet te merken. De gemiddelde kijktijd p/d bij alle 6plussers lag in 2014 (mede door grote sportevenementen) op 200 minuten, 5min. meer dan in 2013 en 16m meer dan in 2008/09. Wel daalt het totale dagbereik van de TV gestaag. In 2010 bereikten alle zenders die SKO bijhield 78,9% en in 2014 76,9% van het publiek. Veel details rond mediagebruik in 2014 (vanaf13j oud) zijn te vinden in Download.

Internet 2014/2015 in Nederland

NL valt onder de weinige EU landen waar qua populariteit de TV is voorbijgestreefd door  internet. Dagelijks gebruik van internet ligt er al een jaar of wat het hoogst binnen de EU. Uit de tabel hierboven blijkt bijv. dat najaar 2014 zulk gebruik bij de TV 80% en bij internet 88% van de respondenten haalde (EU 84 en 80%; bezoek sociale netwerken 48%, EU 23%; NL hoogste na Scandinavië). Begin 2014 had 93% van de huishoudens thuis internet (EU 65%). Ook met desktop (66%, EU 42%) of tablet (52 om 23%) voerde NL de Eu ranglijst aan en met laptop (78 om 53%) & smartphone (65 om 42%) haalde men de EU top3 (EB 414 D46). Cijfers van andere bronnen bevestigen het beeld. Volgens Eurostat (industry, trade & services) steeg het segment huishoudens met mobiel internet tussen 2012 en 2014 van 55% naar 70% (Eu van 35% naar 51%; smartphone: NL van 43% naar 64%, EU van 27% naar 44%). Qua apparaat om te internetten is tussen 2011 en 2014 de PC (van 67 naar 52%) voorbijgestreefd door laptop (van 61 naar 65%) en smartphone (van 27 naar 57%, smartphone bezit NL 2012: 61% volgens mediamonitor). Het tablet maakte een sprong van 8 naar 43% en TV met internet ging van 3 naar 7%. SKO kwam voor medio 2015 op 92% met internet (desktop 48%, laptop 73%, smartphone 72%, tablet 60%, TV met internet 31%, spelcomputer 31%, mediaspeler 27%). In 2014 (p6) beschikte 22% van de 65plussers en 18% van de laag opgeleiden nergens over internet, maar de 65plussers waren wel met een inhaalslag bezig.

Qua gemengd mediagebruik bezocht in 2012 in NL 37% van de internetgebruikers dagelijks nieuwssites. In 2014 was nu.nl met 47% van de 12plussers (minstens eens p/m) meest bezochte nieuwssite. Qua nieuwsbronnen scoorden websites najaar 2014 in NL het hoogst binnen de EU (51 om 31%; TV 78 om 82%, pers 54 om 41%, radio 30 om 39%, 82 Annex QE4)  Tegelijk online zijn & TV kijken (56% van de TV kijkers in 2012, 17% vanwege het TV kijken; Download p15/16) was sterk in opkomst en TV kijken via internet neemt m.n. onder jongeren toe (in de USA al langer), net als uitgesteld kijken. Toch bleef in 2012 in NL volgens mediascope het mediagebruik via internet nog achter bij het Eu gemiddelde (minstens eens p/m: radio via internet 37%, EU 67%; TV op internet 40 om 73%; nieuws online 75 om 91%, p10/11). Deze bron kwam voor smartphone gebruik (47%, EU 44%, Noord Europa 50%) en kopen via internet (16% koopacties door 90% van de gebruikers, EU 19% door 87%, N-E 16% door 94%) rond de EU normaal.

In 2013 was volgens Eurostat (industry, trade & services) het segment erg ervaren internetgebruikers in NL bovengemiddeld groot (5 of 6 taken uitvoeren 21%, EU 12%). Deze bron kwam voor 2014 voor NL op 96% huishoudens met internet (hoogste EU, EU 81%) en ook qua gebruiksfrequentie (alle leeftijden) was NL hier wederom koploper (dagelijks: 84%, Eu 65%; wekelijks maar niet dagelijks 7 om 10%, nooit 5 om 18%). De tabel hierna biedt nadere info over soorten gebruik van internet in NL en de EU (veelal 2014). In NL viel het meeste gebruik onder de EU top3. Bij Eurostat kwamen in NL nieuws, Tv en radio via internet ook boven de EU normaal, maar niet bij de top3.

Internet (% van de gebruikers)

NL

EU28

Alle gebruik wekelijks of vaker

91

75

E mailen

90

68

Sociale netwerken

59

46

Professioneel netwerk 2013 (bv. Linkedin)

25

10

Info over goederen/diensten

85

64

Goederen of diensten verkopen

29

19

Info zoeken op wikipedia 2013

63

44

Politieke mening lezen/ ventileren 2013

28

11

Eigen content op website

50

26

Website of blog maken

17

9

Bankieren

83

44

Krant/ nieuws lezen 2012

55

45

Bellen/ videobellen

32

29

Gamen met anderen

21

12

Muziek, film, spel luisteren, kijken, downloaden (NL 2010, rest 2012)

51

34

TV/ radio 2012

56

33

Betaalde audiovisuele content 2008

7

5

Baan zoeken/ solliciteren 2013

21

17

Gezondheidsinfo ophalen 2013

57

44

Info + boeken van reis/ onderdak

51

39

Onderwijs en training 2010

38

39

Formulieren opsturen naar instantie 2012

48

21

In de top30 van 2014 van meest bezochte websites zaten 15 sites uit NL met als hoogste marktplaats van eBay (bereik 52%) op plek 5. De lijst werd aangevoerd door zoekmachine Google.nl (bereik 83%) met in de top 10 nog 4 Google sites (google.com 69%, Youtube 67%, maps.google.nl 54% en sociaal netwerk gmail.com 46%; in totaal dus 5). Facebook was aanwezig met 2 sociale netwerken (Facebook met 77% op 2 en whatsapp.com met 51% op 6). Nu.nl van Sanoma (met 47% op 8) was de hoogst geplaatste nieuwssite, gevolgd door ing.nl als hoogste banksite (46%, 9). Internet encyclopedie wikipedia.org haalde met 44% plek 11 en bol.com van Ahold kwam met 43,5% op 12, hoger dan online winkelsite ah.nl (32,5%; 21). De hoogst geplaatste omroepsite was nos.nl (39,5%; 14), gevolgd door npo.nl (26%; 24) en rtlnieuws.nl van Bertelsmann (25%, 25). Met buienradar.nl had Bertelsmann echter het grootste bereik (37%; 17), net voor anwb.nl (35%, 18) van de ANWB. De Telegraaf was op plek 19 de hoogst geplaatste krant (34%), op de hielen gezeten door ad.nl (ook 34%).

Het jaarlijkse media standaard survey van TNS NIPO biedt gedetailleerde info over het gebruik van digitale media (2014). Onder de trends vallen groeiende populariteit van online video’s (m.n. YouTube), MCN (Multi-channel) netwerken en sociale media (Nationale). In 2015 achtte 1 op de 6 jongeren tussen 12 en 18j zichzelf verslaafd aan sociale media. Van deze groep was 10% (meisjes 14%, jongens 6%) en van de 18-25 jarigen 6% hier minstens 5 uur p/d zoet mee. Van de hele leeftijdgroep gebruikte 99% sociale media, vooral omdat ze het leuk vinden (93%), om in contact te blijven met anderen (92%), tegen verveling (75%) of om te kijken wat anderen doen (62%). De meest ervaren negatieve invloeden waren die op concentratievermogen (39%), nachtrust (26%) en school & studieresultaten (22%; werk 11%). Naast meisjes scoren niet westerse allochtone en laag opgeleide jongeren relatief hoog op dit gebruik. Bij de laag opgeleide groep en de groep onder 18j lag nadruk op aantal contacten en bij de hoog opgeleide en oudere groep meer op inhoud (type reacties) en de behoefte niks te missen.

Omdat jongeren tot rond 30j minder TV kijken wordt meer gepoogd de leeftijdgroep in te palmen met YouTube en MCN. Tussen 2013 en 2015 vertienvoudigde het aantal abonnees op de top20 van Nederlandstalige YouTube filmpjes ruim. In die top20 domineert reality met in 2014 de helft van de posities, gevolgd door games (5 plekken), humor (2) en TV, kleding/make-up/verzorging & knutselen (ieder 1). De lijst werd aangevoerd door Enzo Knol uit Assen (reality, maar ook wel humoristisch en soms serieus) met in 2014 maar liefst 365 miljoen views en 778.000 abonnees. Deze hadden een aanzienlijk aandeel in de rond 1 miljoen Nederlanders die dagelijks YouTube filmpjes bekeken. In de niet Nederlandstalige top20 domineert muziek, o.m. door de vele DJ’s uit NL met internationaal succes. Het grootste MCN kanaal bij YouTube filmpjes uit NL is Divimove (met o.m. onze Enzo) van RTL dochter FreemantleMedia. Een laatste trend is de versmelting van mediamarkten, zowel via verbreding van het media-aanbod (VCO) als verbreding buiten de media. Zo doet bijv. Google met NestLabs in slimme thermostaten, kwamen presentatoren van autoprogramma Top Gear & webwinkel Amazone overeen een autoserie te maken voor Amazone, beginnen kranten en tijdschriften steeds vaker webwinkels op internet (GPT) en is het “Internet of things” nogal in opkomst met het aan de mens brengen van apparaatjes die van alles meten (Immovator).

Het financiële plaatje van omroepen

Met ingang van 1/1-2000 zijnin NL de omroepbijdragen afgeschaft en vervangen door belastinggeld. In 2014 kreeg de publieke omroep NPO €1 miljard van de rijksoverheid, €114 miljoen meer dan in 2013 doordat de regionale omroep was overgeheveld van provincie naar rijk (de overgang van het budget van de Wereldomroep naar het ministerie van Buitenlandse Zaken kon dat lang niet compenseren). Buiten dat kreeg men in 2014 €197 miljoen aan (reclame)ontvangsten binnen; een fractie meer dan in 2013 maar minder dan in 2012 (€215m, mede door grote sportevenementen). Van de commerciële aanbieders kende de grootste, RTL Nederland, in 2014 een omzet van €457 miljoen (2% t.o.v. 2013) en een winst van €103m (gelijk aan 2013). Sanoma image kwam met SBS als 2e commerciële aanbieder voor 2014 tot een TV omzet van €224m bij een kleine operationele winst (in 2013 nog een flink verlies). De TMG groep haalde in 2014 met Sky radio groep €40m binnen en met digitale activiteiten €64m. Bij de grote  commerciële aanbieders dalen de advertentie-inkomsten, m.n. uit TV.

Publieke omroep 2015

Het Nederlandse publieke omroepbestel draagt zorg voor de invulling van de publieke radiozenders, TV kanalen en bijbehorende websites. Het bestel bestaat uit de stichting NPO en de publieke omroeporganisaties. De Mediawet gaat over toelating van omroepen en verdeling van zendtijd. Het commissariaat voor de media ziet toe op naleving ervan. In 2015 gaf de mediawet van 2008 de toon aan. De wet onderscheidt leden, taak, 2.42 (levensbeschouwelijke) en aspirant omroepen naast landelijke, regionale enlokale omroepen. De invoering van de wet ging op TV gepaard met vervanging van thuisnetten van omroepen door een horizontaal programmeringmodel net als bij de radio, d.w.z. met vaste (types) programma’s op vaste tijden. De naam van de TV zenders Nederland 1, 2 en 3 is in 2014 gewijzigd in NPO 1, 2 en 3. In 2012 is besloten de 2.4.2 omroepen af te schaffen. Ook zijn de regels voor de omroepstatus veranderd. Aspirant ledenomroepen moeten nog steeds minimaal 50.000 leden hebben, maar binnen 5 jaar voldoen aan de nieuwe ondergrens voor erkenning als B omroep; 5% van het totale ledenbestand van alle ledenomroepen samen. Bij meer dan 300.000 leden (vast te stellen aan het begin van 5jarige concessieperiodes) krijgt een omroep de A status met meer zendtijd. Vanwege een bezuiniging van €220 miljoen is per 1/1-2016 het aantal landelijke omroepen teruggebracht naar 9 (6 ledenomroepen, 2 taakomroepen en de reclame omroep) waardoor ledenomroepen gingen fuseren. Ook 2.4.2 omroepen sloten zich aan bij een erkende (leden)omroep of gingen ter ziele. Aspirant omroepen bleven mogelijk.

Eind 2015 waren onder de landelijke omroepen 5 van de 6 NPO ledenomroepen ontstaan uit fusie, vaak incl. voormalige 2.4.2 omroepen. Het betreft in volgorde van grootte A omroepen KRO-NCRV (incl. RKK; christelijk), BNN-VARA (links) & AVROTROS (liberaal/volks) en B omroepen EO (incl. IKON, ZVK en JO; protestant & joods), VPRO (links liberaal vrijdenkend; aan 2.4.2 omroepen delen de Boeddhistische BOS en HUMAN het pand met de VPRO) & (de enige niet gefuseerde) omroep MAX (50plussers). Ook waren er 3 aspirant ledenomroepen; de humanistische HUMAN en 2 rechtse omroepen, het sterk aan de Telegraaf gelieerde WNL en de meer populistische jongerenomroep PowNed. Hun voortbestaan is onduidelijk. Naar verluidt gaat HUMAN naar de VPRO en WNL naar de AVROTROS of MAX en wordt PowNed een productiebedrijf. Ook de 2 taakomroepen zijn in feite fusieomroepen. Onder de zendtijd van de NOS (nieuws & achtergronden, sport, evenementen) valt die van goede doelen omroep Socutera, de zendtijd voor politieke partijen en (als enige regio-omroep) Friese omroep OF. In 2010 is de NTR (cultuur, educatie, onderwijs) opgericht als fusie van NPS (info, minderheden, jeugd), Teleac (educatie via cursussen & school TV) en RVU (informatieve educatie). De noemer overige wordt ingevuld door reclameomroep Ster. Onder het publieke bestel vallen 13 regionale omroepen, 1 per provincie, maar voor Zuid-Holland 2 (Omroep west en RTV Rijnmond). Ze zijn verenigd in Stichting ROOS. In 2015 telde stichtingOLON van publieke lokale en streekomroepen rond 280 leden. Verder zijn, mede door de digitale ontvangst, de nodige publieke themakanalen op TV (vaak van één omroep) of radio en buitenlandse publieke TV zenders te ontvangen.

De Mediawet schrijft een verdeling van types programma’s (domeinen in NPO jargon) voor publieke omroepen voor. Volgens de wet van 2008 liggen de minima op 55% ICE (25% Informatie, 25% Cultuur, 5% Educatie), 25% amusement en 20% vrij te besteden. Lokale omroepen moeten minstens 50% aan ICE besteden en p/j mag de publieke omroep maximaal 10% en per dag max. 15% van de zendtijd reclame uitzenden; alleen voor en na een programma (dat mag dus niet door reclame worden onderbroken). Ook is er een nogal ingewikkeld EU stelsel van programmaquota m.b.t. het aandeel Europese, Nederlandse en Friestalige producties waar (ook) de NPO aan moet voldoen. Op beleid zijn voor de NPO prestatieafspraken voor periodes (bijv. 2010-2015) en jaarlijkse terugblikken op de realisatie ervan terug te vinden. In NL ligt bij de kwalitatieve waardering voor de NPO doorgaans iets hoger dan die voor commerciële omroepen (tussen 2010 en 2014 qua cijfer gemiddeld 7,1 om 6,8). Het publiek zag in 2014 (vanaf p5) de NPO m.n. als betrouwbaar, maatschappelijk betrokken, informatief, pluriform, kunst en cultuur biedend, echt, onafhankelijk en waardevol. Aspecten als jong, spraakmakend of vernieuwend herkent men eerder bij commerciële omroepen.

Commerciële omroep 2015

Commerciële omroepen halen inkomsten uit reclame, sponsoring en/of abonnementen. In NL vallen ze meestal onder een conglomeraat en NL kent de VCO als brancheclub. De grootste op TV zijn RTL Nederland en SBS Broadcasting, met op afstand vanuit de USA Discovery Europe, jeugd & jongeren netwerk Viacom en NewsCorp van de (oorspronkelijk Australische) familie Murdoch. Bij de radio zijn Sky Radio Group, de 538 groep van Talpa, de Persgroep (met Q Radio) en de RadioCorp holding toonaangevend. Buiten landelijke zijn er op radio en TV regionale commerciële omroepen. Met de thans gangbare digitale radio & Tv is het aantal commerciële omroepen dat is te ontvangen afhankelijk van het pakket dat de consument kiest. Uiteraard zijn commerciëlen vrijer dan de publieke omroep om programmering in te vullen, maar de Mediawet kent ook voor hen regels waar het commissariaat voor de media (tegen betaling) toezicht op houdt. Er zijn geen voorschriften rond type programma’s, maar EU programmaquota zijn ook hier van toepassing (bijv. rond minimum aandeel eigen en Nederlands/ Friestalige producties). Ook is reclame aan beperkingen gebonden. Het moet bijv. herkenbaar afgescheiden worden uitgezonden en rekening houden met kwetsbare groepen (beperkingen op drank, tabak en medicijnen etc.). Programma’s met louter reclame mogen bij de commerciëlen, maar bij reguliere programma’s ligt bijv. het maximum aan reclame op 20% van de uitzendtijd met beperkingen binnen het type programma. Bij gesponsorde uitzending moet de sponsor vooraf worden gemeld.

TV zenders in 2015

De grote landelijke TV zenders van de NPO heten sinds augustus 2014 NPO 1, 2 en 3. Van de kijktijd van 2014 (200minuten pp/pd) ging 35% naar publieke zenders (landelijke 33,2%, regionale 1,5%) en dat ligt sinds 2010 tamelijk stabiel (zie SKO voor nieuwste kijkcijfers). Het dagbereik van publieke zenders (aandeel kijkers dat er minimaal 1 minuut p/d op afstemt) ging na 2010 wel achteruit (NPO1 van 55 naar 48%, NPO2 34-27%, NPO3 35-27%; regionale publieke zenders 17-12%). Na invoering van het horizontale programmeringmodel is koppeling van zenders aan omroepen vervangen door koppeling aan types programma’s en doelgroepen. NPO 1 (2014: kijktijd aandeel 21,7%; bereik 48%) is de oudste en meest bekeken zender. Providers zijn altijd verplicht deze zender door te geven omdat het de nationale calamiteitenzender is. De zender richt zich met een brede programmering op dito publiek met volgens de meerjarenbegroting 2016-2020 (p30) nadruk op nieuws & evenementen (incl. sport) en verder amusement in de vorm van human interest (bijv. consumenten & praatprogramma’s) & Nederlandse series (incl. reality en satire). NPO 2 (kijktijd 6,3%; bereik 27%) is m.n. gericht op de 35plusser die men wil verleiden met verdiepende info & achtergronden rond nieuws & actualiteit, maatschappij & levensbeschouwing en met educatie en kunst. NPO 3 (6,6% en 30,1% in 2013; 5,2% en 27,4% in 2014) wil vooral jongeren strikken (zo tussen 20 en 35j) met films & series uit NL, (pop)muziek & amusement (satire, humor, debat), human interest (m.n. praatprogramma’s), kennis en educatie en met uiteraard ruimte voor interactief. De digitale (thema)kanalen van de NPO zijn gratis te ontvangen via NPO live en tegen betaling via speciale TV pakketten. Ze trekken op TV weinig kijkers en bij de NPO is er discussie over hoe ze moeten worden ingevuld (p31). Men wil toe naar 2 tijdgebonden (NPO nieuws en NPO publiek) en 4 tijdloze kanalen met o.m. aanvulling/ verdieping van programma’s op NPO 1, 2 en 3. Bij de 13 publieke regionale zenders (ORN TV bij SKO; 2010: 1,7% en 17%; 2014 1,5% en 12%) varieert het kijktijd aandeel sterk met de noordelijke provincies als hoogste (Groningen 5,2%, Drenthe 3,7%, Friesland 3,5% in 2014) en Flevoland en Noord-Holland als laagste (beide 0,7%).

In 2014 ging 51% van de kijktijd naar commerciële zenders. Ook dit aandeel was na 2010 redelijk stabiel en ook hier ging (enkele uitzonderingen daargelaten) het dagbereik achteruit. De grootste aanbieder, RTL Nederland van het Duitse Bertelsmann concern, kwam tot 24% van de kijktijd. Doordat RTL vanuit Luxemburg uitzendt kan men  Nederlandse regels ontwijken. Het gros van de kijktijd bijdrage kwam op conto van RTL 4, de grootste commerciële zender van NL en na NPO 1 de meest bekeken TV zender (2014: kijktijd 14,6%, bereik 39,6%). De zender richt zich met een makkelijk te verteren aanbod op een breed publiek. RTL 7, die zich presenteert als mannenzender, was tussen 2010 en 2014 de 2e RTL zender qua kijkcijfers (2014: k 4,3%; b 18,7%). Het aanbod is gevarieerd met o.a. veel sport. RTL 5 (2014: k 3,1%; b 16,7%) richt zich sinds 2005 op jongeren (20-34j), maar net als bij NPO3 vertonen de kijkcijfers een dalende tendens. Bij de zender voor vrouwen & kinderen RTL 8 waren de kijkcijfers stabiel (k 1,9%, b 10,3% in 2014). De digitale RTL zenders Lounge (voor jonge vrouwen, b 0,8%) en Crime (b 0,5%) kwamen in 2014 beide tot een k van 0,1%. De 2e commerciële aanbieder SBS Broadcasting (67% Sanoma Media uit Finland, 33% Talpa van John de Mol) kwam (bij een dalende tendens vanaf 2010) in 2014 op 13,5% van de kijktijd met de grootste bijdrage van amusement & sportzender SBS 6 (2014: k 7,2%; b 27,3%). Deze volkse familiezender ligt qua populariteit nog steeds voor op NPO2 en is daarmee de 3e zender van NL. De 2e zender NET 5 (k 3,2%; b 13,3%) richt zich bij voorkeur op jonge, hoger opgeleide vrouwen met als “tegenpool” Veronica TV (k 3,1%, b 12,6%) dat zich met  amusement en actiefilms vooral op mannen richt.

Onder de kleinere commerciële aanbieders vallen Discovery (k 4,3% in 2014) met een populair wetenschappelijke inslag via Discovery Channel (k 1,9%; b 9%), TLC (1,7%; 7,2%), Investigation (0,7%; 2,3%) en Animal Planet. In 2013 verdubbelde het marktaandeel van Discovery bijna, m.n. door vrouwen themakanaal TLC. Jeugd & jongeren netwerk Viacom (k 4%) telde 5 zenders in het bestand van SKO met als grootste Comedy central (1,7%; 6,4%), Nickelodeon (1,2%; 5,1%) en MTV (0,7%; 4,8%). Na 2010 won Comedy central en verloren de 2 andere. NewsCorp (k 3,2%) won ook flink terrein, maar dat kwam m.n. door het lanceren van nieuwe zenders. In 2010 zat men met één en in 2014 met 8 zenders in het SKO bestand van kijkcijfers. De bijdrage van de grootste, het populair wetenschappelijke National Geograhic (1,2%; 7,3%); veranderde weinig, maar nieuwkomers als rechts populistische nieuwszender Fox (0,9%; 5%), Fox Sport eredivisie (0,5%; 1,4%) en 24Kitchen (0,4%; 2,8%) waren relatief succesvol. De Walt Disney Company kwam in NL met Disney Channel en Jetix tot 1,2% van de kijktijd (in 2010 nog 2,1%) en de pan Europese zender Eurosport haalde 0,6%. De bijdrage van de overige zenders groeide tussen 2010 en 2013 van 7,2% naar 9,5% en kwam in 2014 op 8,9%. Hieronder vallen vooral niet landelijke commerciëlen, themakanalen en buitenlandse zenders. Zo haalden de tientallen digitale (thema)kanalen in SKO LIGHT in 2014 samen 4,1% van de kijktijd en bijv. publieke lokale Amsterdamse zender AT5 kwam met 300.000 kijkers p/d tot 1,2% van het landelijke bereik.

TV aanbod en politieke voorkeur

De tabel hierna biedt de verdeling (in hele %) van de zendtijd over 6 aanboddomeinen bij de NPO over het etmaal en vanaf 4 uur ’s middags (beleid; terugblik 2014 p62 e.v.).

Domein 2014

0-24u in % van de tijd

16-24u in % van de tijd

NPO1

NPO2

NPO3

NPO

NPO1

NPO2

NPO3

NPO

Nieuws

54

9

9

24

35

5

12

17

Opinie

16

36

3

18

18

23

4

15

Samenleving

9

25

13

16

18

30

14

21

Expressie

11

15

41

23

14

21

37

24

Kennis

9

14

24

16

13

19

20

17

Amusement

2

1

10

5

3

2

14

7

Over het etmaal gerekend bestond expressie (23% van de zendtijd) voor het grootste deel uit fictie (series, films, toneel etc. 63%; uit het buitenland 42%, uit NL 21%); gevolgd door kunstinformatie (19%), (voornamelijk pop)muziek (13%) en spel, cabaret & satire (samen 6%). De commerciëlen besteden een veel groter deel van hun zendtijd aan reclame dan de NPO. Aan de 6 aanboddomeinen besteedden de 3 zenders van de NPO in maart + oktober 2014 over het etmaal bijna 3700u, de 4 RTL zenders ruim 2850u en de 3 zenders van SBS 2029u. De tabel hierna laat zien dat de verdeling over de domeinen ook verschilt met bij de commerciëlen m.n. veel meer expressie (bij SBS ook meer amusement) en nauwelijks of geen opinie (details in de tabel hierna).

Domein 2014 maart + okt.

0-24u in % van de tijd

16-24u in % van de tijd

NPO

RTL

SBS

NPO

RTL

SBS

Nieuws

21

19

20

14

13

5

Opinie

20

2

17

0,3

Samenleving

19

23

14

24

26

15

Expressie

20

37

37

21

42

49

Kennis

16

14

10

17

10

7

Amusement

5

6

19

7

9

23

Uit een peiling in 2012 rond politieke voorkeur en kijkgedrag kwam naar voren dat de NPO m.n. oververtegenwoordigd is bij stemmers op CDA, D66, PvdA en GroenLinks en duidelijk ondervertegenwoordigd bij PVV stemmers en niet stemmers. Beide laatste groepen kijken juist opvallend veel naar de commerciëlen.

Formats en productiemaatschappijen

Diverse concepten voor programma’s (formats) die in NL zijn bedacht bleken ook elders succesvol. Zo werd het idee bekende artiesten na te zingen geëxploiteerd door Henny Huisman. In de 70er jaren dook in Japan al karaoke op, maar de playbackshow en de soundmixshow uit de 80er jaren worden toch echt aan onze HH toegeschreven en daar kwamen weer andere talentenjachten uit voort. In 1997 kwam men bij een brainstorm sessie in het bedrijfspand van John de Mol op het ‘Big Brother’ idee. Sinds 2000 is het in 58 landen geproduceerd en uitgezonden. Hiermee riep hij de realitysoap in het leven, een format dat wereldwijd navolging vond. In 2010 lanceerde hij The Voice, een talentenjacht waarbij louter op stem (en bijv. niet op uiterlijk) wordt geselecteerd. In 2013 was dit concept al in ruim 150 landen nagevolgd op TV. Ook de NPO trekt geld uit om formats uit te proberen (bijv. in TV lab op NPO3; 2014 p34/35). Eerder vermelde brainstormsessie viel onder de activiteiten van productiebedrijf Endemol dat in 1994 het levenslicht mocht aanschouwen nadat Joop van den Ende en John de Mol hun TV productiebedrijven samen brachten. Het concern heeft tal van formats op haar naam staan. Het is in 2007 verkocht voor €2,6 miljard, maar stond 4 jaar later voor €2,8 miljard in het krijt. Dat mocht de pret echter niet drukken, hetgeen wellicht bijdroeg aan gevonden oplossingen. In 2015 raakte men gelieerd aan mediatycoon Rupert Murdoch (Eng). Het concern was toen in zo’n 30 landen actief voor ruim 300 zendgemachtigden. Andere productiebedrijven uit NL zijn Talpa (van J de M), E.V.A. (o.m. Paul de Leeuw), 625, Noordkaap en MTNL.Eyeworks (nu van Warner Bros), IDTV en Palm gingen over in buitenlandse handen.

Radio algemeen

Tot begin 60 jaren kende de radio naast regionale en landelijke publieke zenders en de Wereldomroep de niet publieke kerkzender radio Bloemendaal en enkele stations in Zuid Limburg voor daar gelegerde buitenlandse militairen. De publieke radio-omroep was in het leven van alledag van vitaal belang als bron van vermaak, sportverslagen, nieuws & actualiteit (met in menig gezin een door vaders opgelegde verplichte bezinning tijdens het zondagse middagmaal in de vorm van G.J.B Hiltermann’s “toestand in de wereld”). Radio Luxemburg zond toen soms al uit in het Nederlands, maar na 1960 kwamen commerciële zenders echt op, te beginnen met zeezender radio Veronica. Zeezenders waren vooral bij jongeren erg populair vanwege het vrijbuiterimago met bijna louter popmuziek, diskjockeys en hitparades. Bij deze z.g. piratenzenders voegden zich eind 80er jaren Nederlandstalige popmuziekzenders die voor de vorm buitenlands waren. Vanaf de 90er jaren hoefde zulks niet meer omdat commerciële radio legaal werd. Een aantal piraten en muziekzenders werd commerciële omroep. Regionale zenders werden vaker beluisterd dan nu. In de 80er jaren had elke provincie er 1 (Zuid-Holland 2) en ook verschenen de eerste publieke lokale radiozenders ten tonele. Met de opkomst van de TV droegen muziekzenders er toe bij dat de radio vooral bron werd van popmuziek voor op het werk of onderweg. De publieke omroep sloot zich daarbij aan met meer pop, geleuter en verkeersinfo. Onder de populaire stations bleven commerciële popmuziekzenders dominant aanwezig, mede door onderscheid naar doelgroep en genre. Via operatie Zerobase vond herverdeling plaats van publieke & commerciële zenders over frequenties.

In nov. 2014 was het volksdeel dat (vrijwel) dagelijks naar de radio luistert in NL (62%) groter dan gemiddeld in de EU (53%). Wel was het 2% kleiner dan een jaar tevoren terwijl het in de EU 4% was gegroeid (82, media use; annex QE3). Het segment dat nooit luistert was in NL relatief klein (7 om 11%, -2 om -1%). Dit is in lijn met de bevindingen van andere bronnen. Mediascope kwam voor 2011 voor NL voor de radio op een penetratie van 84%, 4% meer dan in 2010 (Eu 64%) en een luistertijd p/w van ruim 17u (+10%; EU 12,7u). Mediamonitor meldde voor 2014 bij 10plussers een bereik (volksdeel dat minstens 8 minuten p/d luistert) van 69% en een doorsnee luistertijd p/d van 2u55m, bijna een half uur minder dan in 2011 en de laagste in 10 jaar. Volgens mediascope was in 2011 het segment dat (minstens eens p/m) online luistert in NL klein (37 om 67%), maar wel 68% groter dan in 2010. Omgezet in marktaandelen had in 2014 de NPO het grootste aandeel in de luistertijd. Wel zakte de bijdrage van publieke zenders tussen 2010 en 2014 van 45 naar 42% (NPO van 33 naar 32%, regionaal van 12 naar 10%) ten gunste van commerciële omroepen (van 50 naar 54%; aandeel regionaal van 5 naar 6%). Alleen in Limburg wordt de landelijke NPO meer beluisterd dan dito commerciële zenders (41 om 37% in 2014). Overige zenders (o.m. lokaal & buitenlands) zakten van 5,5% naar 4,1%. Het grootste marktaandeel kreeg Radio 538 van John de Mol’s Talpa (rond 11%, 10,8% in 2014) met vlak daar achter Sky radio van de TMG groep (oplopend van 8,5 naar 10,1%) en NPO3 (10,1% in 2014). De nieuwste luistercijfers staan op NLO (bijv. marktaandeel sept./okt. 2015: radio538 12%; Sky gezakt naar plek 4 en radio 2 op 5 voor 3FM).

Luisterpubliek & apparaten

Qua luisterpubliek levert bij 20minners internetradio een boven gemiddelde bijdrage en bij 65plussers geldt dat voor traditionele apparaten (2014). Verder luisterden mannen, middelbaar opgeleiden en 35-49 jarigen relatief veel. Volgens NLO (2015) wordt ruim 82% van de luistertijd besteed aan live radiozenders met de piek in de ochtend. Eigen muziek haalde 10% en muziekdiensten 7% bij een piek rond 4u ’s middags en ‘s avonds. Bij jongeren (13-35j) ligt het aandeel live radio lager (68%; eigen muziek CD/MP3 18%, muziekdienst 14%). In 2015 luisterde 42% wel via internet (40% in 2009, 32% in 2013), waarvan 64% live. Spotify is de meest gebruikte online muziekdienst (32% in 2015; 65% geen gebruik muziekdienst) en bij 70% was het gebruik van zo’n muziekdienst gratis (Spotify 69%, 31% betaald). Als apparaat scoorden in 2014 (vanaf p13) de autoradio (58%) en radio of stereo installatie (51%) het hoogst met op afstand TV 21%, draagbare radio 16%, smartphone 13%, wekkerradio 13%, laptop 9%, desktop 9%, tablet 5%, mediaspeler 3% of badkamerradio 2%. In 2015 kwam NLO tot een andere verdeling (radio/stereo 44%, autoradio 16%, draagbaar 13%, TV 7%, desktop 6%, laptop 4%, wekkerradio 4%, mobiel 2%, overige 1%. Bij eigen muziek leidden radio/ stereo (25%), mobiel 19%, laptop 15% en mediaspeler 14% en bij muziekdiensten was de topverdeling laptop 32%, smartphone 22%, desktop 19% en audioplayer 8%.

Radiozenders publieke omroep

In 2014 was de NPO aanwezig met 7 landelijke zenders (Lijst), waarvan sinds aug. 2014 6 met het voorvoegsel NPO. Deze waren algemene zender Radio 1 (met nieuws, sport en achtergronden; marktaandeel 7,5%, bereik 9,1% in 2014), popmuziekzender Radio 2 (m 9,4%, b 7,5%; muziek aan de hand van thema’s, bijv. de top2000 hitparade aller tijden tussen kerst en oud & nieuw, doelgroepen: 25-55j en B2B), jongeren popzender 3FM (m 10,1%, b 8,4%;15-35j met bijv. rond kerst liefdadigheidsactie Serious request), klassieke muziekzender Radio 4 (m 1,9%; b  2,1%), 55plus zender Radio 5 Nostalgia (m 2,8%; b  2,2%) en soul & jazz zender Radio 6 (m 0,3%, b 0,3%; in 2015 opheffingsplannen m.i.v. 2016, maar m 0,5% in okt. 2015). Urbanpop jongeren zender FunX kende als enige niet de toevoeging NPO en was niet opgenomen in de metingen. Ook vielen onder de publieke omroep 13 regionale radiozenders (ORN; m 9,7%; b 9,5%), 280 lokale zenders (Lijst, verenigd in OLON), een aantal digitale kanalen via Radiocast en Radio Nederland Wereldomroep (RNW). Sinds 2013 richt RNW media zich m.n. op jongeren in landen met beperkte vrijheid van meningsuiting. Na 2010 verloren bij de publieke zenders de 13 zenders van de regionale publieke omroep (RPO) het meest. Het RPO marktaandeel lag in 1997 op 16%, in 2010 op bijna 12% en in 2014 net onder 10%. Wel zijn hier, net als bij de regionale TV, de verschillen groot. De RPO springt er in Groningen uit (26,4% in 2014) en ook in Friesland (17,4%) en Drenthe (14,5%) is RPO marktleider. T.o.v. 2010 verloor in Groningen de RPO nauwelijks, maar in Friesland (van 21,2 naar 17,4%) en m.n. Drenthe (van 22,1 naar 14,5%) wel. In Flevoland (4,7% in 2014) en Zuid Holland west (6,6%) scoort de RPO het slechtst.

Commerciële radio

Tussen 2010 en 2014 steeg het aandeel in de luistertijd van commerciële omroepen van 50 naar 54% (aandeel regionaal van 5 naar 6%) en de stijging zette in 2015 door. In 2014 kwam 45% van de luistertijd op conto van 8 zenders van de 4 grootste aanbieders  en in sept./okt. 2015 haalden ze 47,7% binnen. Het betreft louter muziekzenders. De meeste aanbieders beschikken buiten hun hoofdzenders online over gespecialiseerde muziekvarianten. Sept./okt. 2015 was het marktaandeel van de Sky Radio Group (voor 87% van TMG) gekrompen naar 14% (16,1% in 2014). Hun grootste kanaal, gematigde muziekzender Sky radio zakte van 10,1% in 2014 naar 8,9% bij een weekbereik van bijna 26%; radio Veronica (m.n. muziek van 1980-2000) ging van 4,4 naar 4,1% (wb 11%) en lichte klassieke muziekzender Classic FM verloor naar verhouding het meest (van 1,6 naar 1,0%, wb 5%). Hierdoor werd TMG op de hielen gezeten door Talpa dat terrein won (van 12,5 naar 13,8%) met Radio 538 (m van 10,1 naar 12%, b 28% met pop, rock, dance en r&b voor 20-50j; uitgelopen als meest beluisterde zender) en jongerenzender Slam! die ook wat winst boekte (m van 1,7 naar 1,8% bij een wb van 7,5%). Talpa is Latijn voor mol en verwijst naar oprichter John de Mol. Q-music van de persgroep, een op inventieve wijze interactief gerichte muziekzender, ging van 8,8 naar 9,9% en werd in 2015 2e op de landelijke ranglijst. Ook RadioCorp boekte winst met haar 2 zenders (m van 8,1 naar 9,9%). Radio 10, de oudste nog bestaande commerciële radiozender van NL, in 2013 overgenomen van Talpa en vanouds bekend als gouwe ouwe zender, boekte flinke winst (van 4,1 naar 5,8% bij een wb van 10%) en het kanaal met allerlei soorten Nederlandstalige muziek 100% NL ging van 4,0 naar 4,1% (wb 9,8%). Buitenbeentje BNR Nieuwsradio van FD Mediagroep verloor iets (m van 0,9 naar 0,8%).

Bij NLO metingen worden regionale commerciële zenders samengebracht onder de noemer E Power radio. Hun aantal wisselt sterk en hun luistertijd aandeel steeg tussen 2010 en 2014 van 4,8 naar 6%. In 2015 kwamen de aan Arrow mediagroep uit Friesland gelieerde zenders er bij onder de naam Freez FM (de 2 Arrow zenders kwamen in 2014 landelijk tot 1,8%). In sept./okt. 2015 haalde E Power met 15 zenders een marktaandeel van 6% bij een wb van bijna 14%. Ook het marktaandeel van de regionale commerciële zenders was in 2014 in noord NL het grootst (Drenthe 14,9%, Groningen 14%, Friesland 13,2%) en in Utrecht en Flevoland het kleinst (onder 2%). Onder de categorie overige vallen bij NLO lokale, digitale en buitenlandse zenders. Hun marktaandeel zakte tussen 2010 en 2014 van 5,4 naar 4,1% met buiten het door buitenland omringde Limburg (8%) weinig regioverschil. In sept./okt. 2015 kwamen ze landelijk echter tot 5,6%.