Geschiedenis

Prehistorie

Het grondgebied van het huidige Luxemburg is al erg lang bewoond. Er zijn aanwijzingen dat er Neanderthalers hebben geleefd. Na de laatste ijstijd (zo’n 12.000 jaar geleden) raakte het gebied bedekt met bossen die voorzagen in het levensonderhoud van rond­trekkende jager-verzamelaargroepen van de denkende mens. Na 4000 v. Chr. kwamen de eerste vaste nederzettingen en geleidelijk aan maakten stukken bos plaats voor land­bouwgrond. Voor de komst van de Romeinen woonden er Keltische en Germaanse stammen in het gebied en er kwamen handelsroutes. In het landje zijn veel overblijfselen uit de Romeinse tijd. De Romeinen introduceerden onder meer de wijnbouw in het dal van de Moezel.

Van ontstaan tot Napoleon

Het eigenlijke Luxemburg ontstond in 963 na Chr. In dat jaar liet graaf Siegfried van de Ardennen een kasteel bouwen langs de weg van Reims naar Trier dat hij Lucilinburhuc (kleine burcht) doopte. Rondom deze vesting ontwikkelde zich de stad Luxemburg die een centrum werd van handel en ambachten. De burcht groeide uit tot een enorm fort en werd wel het Gibraltar van het noorden genoemd. In deze tijd raakte Luxemburg via een huwelijk van graaf Jan van Luxemburg (Jan de Blinde; op zijn Luxemburgs Jang de Blannen) verbonden met het Tsjechische (Boheemse) vorstenhuis. Zijn visuele handicap weerhield hem er niet van om zich op het veld van eer in het strijd­gewoel te storten, waardoor hij uiteraard alras het tijdelijke met het eeuwige verwisselde. In 1354 maakte de Duitse keizer het graafschap tot een hertogdom binnen het Duitse rijk en de 1e hertog werd de Boheemse koning Wenceslas I. In 1443 veroverden de Bour­gondiërs Luxemburg. In de daarop volgende 400 jaar kreeg de stad 20 belegerin­gen te verduren en in 1554 werd ze verwoest door de ontploffing van een munitieopslag­plaats. Van 1506 tot 1715 waren (met een kort Frans intermezzo) de o zo roomse Spaanse Habsburgers de baas in Luxemburg. Tussen 1715 en 1795 maakte het hertog­dom on­derdeel uit van het keizerrijk van de al even roomse Oostenrijkse Habsburgers. In 1795 veroverde Napoleon Luxemburg. Hij maakte er een Franse provincie van die hij “depar­tement de fôrets” (departement van de wouden) liet noemen.

Van Congres van Wenen t/m 2e wereldoorlog

Na de val van Na­poleon werden bij het congres van Wenen in 1815 België en Luxemburg bij Nederland gevoegd. Luxemburg werd tot groothertogdom verheven en koning Willem I werd de eerste groot­hertog. Bij het verdrag van Londen van 1839, dat de Belgische onafhankelijkheid regelde, werd de westelijke Frans sprekende helft van Luxemburg definitief aan België toegewe­zen en het oostelijke Luxemburgs sprekende deel behield binnen het koninkrijk der Ne­derlanden haar autonome status. In 1866 wilde de Franse keizer Napoleon III Luxemburg annexeren, maar hij zag hier vanaf toen de Pruisen dreigden om dit gewa­penderhand te voorkomen. In 1867 werd deze “Luxemburgse kwestie” uitgepraat in Lon­den en het groothertogdom werd voor altijd neutraal verklaard. In 1890 nam een oude tak van het huis van Oranje Nassau het bewind over. Dit kon gebeuren doordat er bij de Oranjes slechts een vrouwelijke erfopvolger voor handen was en de groothertog toen nog geen vrouw kon zijn. Zo begon met de komst van groothertog Adolf van Nassau Weilburg een nieuwe fase in de geschiedenis waarin het groothertogdom los stond van het Koninkrijk der Nederlanden. In deze tijd was de bevolking nog zo arm dat ze voor de in de buurt wonende grondlegger van het communisme Karl Marx een inspiratiebron vormde om over het proletariaat te schrijven. In 1880 werd verordonneerd dat alle in Luxemburg gewonnen ijzererts in het landje zelf moest worden verwerkt. Mede dankzij Emile Mayrisch (1862-1928) kwam na 1900 de staalindustrie sterk op, hetgeen een eerste aanzet voor een verbete­ring van de situatie. Tussen 1870 en 1907 groeide het aandeel banen in mijnbouw en industrie van 20 naar 40%. De neutraliteitsverklaring van 1867 kon niet voorkomen dat het groothertogdom tijdens de 1e en de 2e wereldoorlog door de Duitsers werd bezet. In september 1944 werd Luxemburg bevrijd door de geallieerden, maar kort daarna leed het landje zwaar onder het Duitse Ardennenoffensief.

Na de 2e wereldoorlog

Na de 2e wereldoorlog volgde een snel economisch herstel en Luxemburg kreeg, mede dankzij Pierre Werner (1914-2002), een belangrijke rol in de Europese handel en politiek. Het groothertogdom werd lid van de VN, de Benelux, de NAVO en de EGKS, de voorloper van de huidige Europese Unie .In 1981 werd de laatste ijzermijn gesloten, maar men vind nieuwe bestaansbronnen. Een uit 1929 stam­mende wet, die Luxemburg een aantrekkelijke vestigingsplaats maakte voor banken en holdingmaatschappijen (aandeelbeheerders van groepen bedrij­ven), legde het landje geen windeieren. Rond 2000 waren er ruim 14.000 holdingmaat­schappijen, 1300 investeringsfondsen en 220 banken gevestigd. Vanaf 1953 vestigden zich in Luxemburg eveneens een aantal Europese instellingen en organisaties. Eén en ander mondde er in uit dat men qua welvaart tot de absolute we­reldtop doordrong. In 1995 werd premier Jacques Santer voorzitter van de Europese commissie. Hij droeg bij aan het tot stand komen van de Euro en de EU uitbreiding en bleef voorzitter tot de commissie in 1999 werd ontslagen wegens financieel wanbeheer. In 1964 werd groot­hertogin Charlotte opgevolgd door haar zoon Jan en sinds oktober 2000 is diens zoon Hendrik staatshoofd. Sinds 1995 is Jean Claude Juncker premier. Bij de parlementsverkiezingen van 2004 kwam de christelijk sociale volkspartij CSV (of PCS) als grootste uit de bus (36%), gevolgd door de socialistische arbeiderspartij LSAP (23%), de democratische partij (16%) en de groenen (12%). De CSV en LSAP vormen samen de huidige regering.