Geschiedenis

Prehistorie

Slowakije is een erg interessant land voor archeologen. De oudste gevonden vuistbijlen dateren van bijna 300.000 jaar geleden en zijn afkomstig van homo erectus, de rechtoplopende mens en de eerste mensensoort die in Europa leefde. Ook zijn er in het land overblijfselen be­kend van Neanderthalers, waaronder een fraai bewerkte schedel. Verder zijn er tot ruim 30.000 jaar oude skeletten, gebruiksvoorwerpen en kunstvoorwerpen (waaronder Venusbeeldjes als de 23.000 jaar oude Ve­nus van Moravany) gevonden van de toentertijd van jagen, vissen en verzamelen levende den­kende mens. De eerste aanwijzingen voor landbouw en voor handel met mediterrane landen zijn meer dan 7000 jaar oud. Rond deze periode kwamen er Indo-europese vol­ken in het land. Het huidige Slowakije werd erg welvarend en het bleef in de bronstijd tussen 2000 en 800 v. Chr. één van de belangrijkste handelsknooppunten van Europa. Ook was er toen reeds mijnbouw en nog in de 15e eeuw kwam 40% van het goud en 30% van het zilver van de wereld uit Slowaakse mijnen.

Vroege invasies en botsingen

Omdat Slowakije een centraal gelegen, vruchtbaar en rijk land was zijn er sinds ver voor Christus tot ver in de 19e eeuw voortdurend botsingen geweest tussen verschillende culturen die vaak leidden tot oorlo­gen. Op den duur verarmde het land hierdoor wel. De Lusaciërs die er rond 2000 v Chr. leefden kregen invallen van Thracische stammen te verduren. Deze voerden weer oorlog met naar het noorden trekkende Keltische stammen. De Kelten werden op hun beurt ge­volgd door Germaanse stammen. Tussen 6 en 175 na Chr. waren er in de buurt van Bra­tislava Romeinen. Na de val van het Romeinse rijk kwamen er in het land eerst Goten en even later Hunnen die hen achtervolgden. Laatstgenoemden hielden tussen 375 en 453 vanuit Slowakije strooptochten over heel Europa, maar ze vertrokken met de noorderzon toen hun leider Attila kwam te overlijden. Na hun vertrek vestigden zich Slaven en Fran­ken in het gebied, maar die werden op hun beurt weer bedreigd door een invasie van de Mongoolse stam der Avaren. Na diverse onderlinge strubbelingen maakte Karel de Grote in 803 met hulp van de Slaven een einde aan de Avaarse overheersing. De Avaren ver­mengden zich daarna met de lokale bevolking en er kwam een geleidelijke kerstening op gang via Schotse en Ierse missionarissen. In 833 werd het Groot Moravische rijk gesticht door prins Mojmir. Dit bestond uit het huidige Slowakije en Tsjechië en delen van wat nu Polen, Hongarije en Duitsland is. Wat later in de tijd stuurde de Byzantijnse keizer Michael III op verzoek van koning Ratislav I de Grieks orthodoxe missionarissen Cyrillus en Methodus er heen. Zij waren de eersten die geschriften vertaalden in het toenmalige oud Slavisch. Het Groot Moravische rijk was evenwel geen lang leven beschoren en in 906 stortte het al weer in door intern gekonkel en een grote invasie vanuit Hongarije.

Hongaarse overheersing: Ottomanen en Habsburgers

Sinds 906 heersen de Magyaren in de Slowaakse vlakten en dat bleef meer dan 1000 jaar lang zo. De Hongaren namen echter al snel de religie en levensstijl van de reeds aanwezige Slaven over. Slowakije vormde het rijkste en meest ontwikkelde deel van het Hongaarse rijk en de invasies van buiten bleven komen. Rond 1242 waren er op Slo­waaks grondgebied bloedige oorlogen met Tataren en in 1526 werden de Hongaren ver­slagen door de Turken. Daardoor viel hun rijk in 3 delen uiteen en grote stukken van hun gebied kwamen onder beheer kwamen van het Islamitische Ottomaanse rijk. In Slowakije kon de Oostenrijks-Hongaarse roomse Habsburgse monarchie zich echter handha­ven. Tussen 1526 en 1784 zetelde deze monarchie in Bratislava en tot 1830 werden daar 19 Habsburgse vorsten gekroond. Intussen werden op Slowaaks grondgebied oorlogen tussen Turken en Habsburgers uitgevochten. Uiteindelijk werden in 1786 de Turken definitief verjaagd uit Centraal Europa en Boeda (het latere Boedapest) werd de nieuwe hoofdstad van het Habsburgse rijk.

Opkomend nationalisme

In deze periode begon ook een Slowaakse nationalistische beweging op te komen die bijdroeg aan de ontwikkeling van een eigen literaire taal. Ludovit Stur, Marko Daxter en Jan Kollar speelden begin 19e eeuw een belangrijke rol in deze beweging. Aanvankelijk kreeg de Slowaakse taal enige erkenning, maar de onge­rustheid over de ontwikkelingen nam toe bij de Hongaren en verderop in de 19e eeuw werden door hen de touwtjes zo strak aangetrokken dat aan Slowaakse schoolkinderen slechts in het Hongaars les mocht worden gegeven. De Slowaken zochten daarom aan­sluiting bij de Tsjechen en in 1896 werd in Praag een Tsjecho-Slowaaks genootschap opgericht. Aan het begin van de 20e eeuw zocht een deel van de Slowaakse nationale beweging steun bij Rusland en een ander deel bij de katholieke kerk. De Slowaakse in­tellectuelen bleven echter de alliantie met de Tsjechen trouw.

Tsjecho-Slowakije t/m de 2e wereldoorlog

Na de 1e wereldoorlog viel de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie omdat ze aan de kant van de Duitsers had gevochten en op 28 oktober 1918 kon de uit Bohemen, Moravië en delen van Silezië en Slowakije be­staande republiek Tsjecho-Slowakije met Praag als hoofdstad worden uitge­roepen. Ver­schillen tussen het Tsjechische en het Slowaakse landsdeel bleven echter evident. In Tsjechië woonden veel meer mensen en het was minder godsdienstig. Bo­vendien werd het via industrialisatie welvarender dan Slowakije. In Slowakije woonden 200.000 Honga­ren en honderdduizenden Roma zigeuners en het landsdeel was strenger rooms. Verder bleef het vanwege de sterk agrarische georiënteerdheid achter in de ont­wikkeling. Dit al­les vormde in Slowakije de voedingsbodem voor een extreem rechtse na­tionalistische beweging die steun zocht bij de Duitse Nazi’s. Nadat de Nazi’s in 1938 Su­detenland hadden geannexeerd, vormden Slowaakse leiders een eigen regering en ze maakten een eigen grondwet. In maart 1939 werd de Slowaakse republiek uitgeroepen met Josef Tiso als president. Zijn regering heulde met de Nazi’s, hetgeen de meeste Slowaakse jo­den (zo’n 70.000) het leven kostte. Ze bleef gedurende een groot deel van de 2e wereld­oorlog in het zadel. In 1944 kwam echter een Slowaakse verzetsbeweging op en Tiso werd in 1945 opgehangen. In dat jaar werd de republiek Tsjecho-Slowakije hersteld.

Communistische tijd

In Slowakije hadden de communisten minder aanhang dan in Tsjechië, m.n omdat ze zich weinig geliefd maakten door hun antiroomse houding. Met steun van de Sovjets kwamen ze echter aan het bewind. De economie van de republiek werd een op Sovjetleest geschoeide planeconomie. Er werd het land een staatsindustrie opgedrongen die niet bij de eigen tradities aansloot, de landbouw werd volledig gecollectiviseerd en te­genstanders van deze gang van zaken werden opgepakt en soms zelfs geëxecuteerd. In 1956 werd de Stalinistische partijleider Gottwald opgevolgd door Novotny. Omdat deze niet geliefd was bij de Slowaken en zijn claims tegenover het Kremlin niet kon waarma­ken, kon de Slowaak Alexander Dubček hem als leider vervangen. In de 2e helft van de 60er jaren kwam door diens toedoen de Praagse lentebeweging op. Zijn door het volk ondersteunde hervormingen werden in 1968 echter door Sovjettroepen de grond inge­boord en in 1969 koos het parlement van apparatsjiks Husak tot president. In datzelfde jaar introduceerde deze nieuwe wetgeving waardoor Tsjechië en Slowakije meer auto­nomie kregen. Pro­testen tegen het communistische regime bleven weliswaar aanwezig, maar ze uitten zich in Tsjechië anders dan in Slowakije. In Tsjechië werd in de 70er jaren de schrijversbewe­ging Charta 77 opgericht met Vačlav Havel als leider. In Slowakije speelde het verzet zich meer af via de roomse kerk. Het uitte zich bijv. in massale pel­grimages en godsdien­stige vieringen.

Na de val van de Berlijnse muur: losweken van de Tsjechen

In november 1989 waren er in het hele land groot­schalige anti-regeringsprotesten die niet communisten in de regering brachten. In Slowa­kije streefde de links nationalistische politicus Mečiar toen al een sterk autonome ontwik­keling van Tsjechië en Slowakije na. De Slowaakse protestbeweging Volk Tegen Geweld won in 1990 de ver­kiezingen in Slowakije en haar leider Marian Čalfa werd onder presi­dent Havel de vice-president van het vrije Tsjecho-Slowakije. De overgang naar een vrije markteconomie kwam in Slowakije harder aan dan in Tsjechië en er was tussen beide landsdelen ver­schil van mening over het te voeren hervormingsbeleid. Omdat de Slowa­ken meer na­delen ondervonden van de ineenstorting van het communisme en vanwege etnische ver­schillen voelden ze zich achtergesteld ten opzichte van de Tsjechen. Een fe­dera­tie bleek geen haalbare kaart en in 1992 besloten Tsjechische en Slowaakse leiders in gezamenlijk overleg om vanaf 1/1-1993 als onafhankelijke republieken verder te gaan. 

Slowakije vanaf 1993

In februari 1993 werd Michal Kováč gekozen tot president van Slowakije en Mečiar werd premier. In maart 1994 werd laatstgenoemde vervangen door de meer rechtse Moravčik. In mei van dat jaar werd wetgeving zodanig aangepast dat de Hongaarse minderheid weer Hongaarse achternamen mocht bezigen. Aanvankelijk was het economische beleid gericht op privatisering en aantrekken van buitenlandse investeerders, maar na nieuwe verkiezingen werden deze plannen vanaf 1995 teruggedraaid. Mečiar werd opnieuw premier; de privatisering werd stopgezet en radio en tv kwamen opnieuw onder staats¬controle. Bij de daarop volgende verkiezingen in 1998 won de oppositie. Mikulas Dzjurinda werd premier en het beleid van privatisering en aanmoedigen van buitenlandse investeringen werd ditmaal krachtdadig ter hand genomen. Slowakije sloot zich aan bij de NAVO en het zocht toenadering tot de EU. Na een presidentloze periode van bijna een jaar werd in juni 1999 Rudolf Schuster gekozen tot president. Met de komende EU toe¬treding in het achterhoofd werd in juli 1999 een wet op de minderheidstalen door het éénkamerparlement geloodst. Deze stond een minderheid toe om de eigen taal officieel te gebruiken in streken waar ze meer dan 20% van de bevolking uitmaakt (vooral van belang voor de Hongaren). In september van dat jaar volgde de ontwikkeling van een speciaal onderwijsprogramma voor de aanzienlijke Roma zigeunerminderheid in het land. In 2001 en 2002 sloeg het economische beleid van Dzjurinda aan hetgeen uitmondde in een 2e ambtstermijn. De buitenlandse investeringen namen sterk toe, de inflatie daalde en banken raakten in buitenlandse handen. Wel bleef de werkloosheid erg hoog.

Op 17 mei 2003 stemde 92% van de opgekomen kiezers (opkomst 52%) via een referendum voor aansluiting bij de EU. Omdat de welvaartsverschillen toch al erg groot zijn leidden radicale bezuinigingen op sociale en andere voorzieningen in 2003 en 2004 tot veel pro¬testen. In april ’04 werd de rechtse nationalist Gašparovič bij een lage opkomst (43,5%) via een 2e ronde tot president verkozen en in mei van dat jaar werd het EU lidmaatschap een feit. In juli 2006 werd de leider van de Slowaakse sociaal democraten Robert Fico premier van een 3 partijen coalitie waarin populisme een hoofdrol vervult. Het betreft hier de SMER SD van premier Robert Fico (een Slowaakse variant op de Nederlandse SP) met 11 (onder)ministers, de Slowaakse nationaal socialistische partij SNS met 3 kabinetsleden en de eveneens rechts populistische ĽS-HZDS met 2 leden (beide verwant aan de PVV van Geert Wilders in Nederland). Slowakije telt weinig Moslims; maar genoeg Hongaren, zigeuners en homo’s om als zondebok te dienen. Dit laatste is vooral te merken aan uitlatingen van SNS kopstukken. In 2009 werd Gašparovič herkozen voor een 2e termijn als president.