Geschiedenis

Prehistorie

De vroegste restanten van menselijke aanwezigheid op Cyprus zijn graven met werktui­gen van vulkanisch glas en vuursteen en met oker die werden gevonden in de nederzet­ting Khirokitia. Ze dateren van rond 7500 v. Chr. In 2004 werd in een 7500 jaar oud graf naast de dode van stand het skelet van een jonge kat aangetroffen die opzettelijk was bijgelegd en geen gewelddadige dood was gestorven. Het betrof een uit Afrika afkomstige kattensoort, die minder schuw is dan de Europese variant. Daarmee werd de periode waarin de kat menselijk ge­zelschapsdier is geweest wellicht in één keer met 5500 jaar verlengd. Rond 4500 v Chr. kwamen er nieuwe kolonisten op het eiland. De periode tussen 3500 en 2500 v Chr. wordt de kopertijd genoemd vanwege de toenmalige koperhandel met Kreta en Egypte. Tussen 2500 en 1900 voor het begin van onze jaartelling vestigden zich mensen uit Anatolië op Cyprus en in de 300 jaar die daarop volgden werden ommuurde steden en vestingen gebouwd. Uit deze tijd resteren wapens en graven. Er werd aardewerk geëxporteerd naar Syrië en Palestina en langs de zuidoostkust ontstonden di­verse havens. Na 1600 v Chr. bloeiden handel en cultuur verder op. Uit deze periode dateren kleitabletten in het Cyprisch-Minoïsche schrift.

Rond 1200 v Chr. kwam er via oorlog en verwoesting een einde aan deze cultuur en Cyprus werd door Grieks sprekend volk gekoloniseerd vanuit de Aegeïsche zee. Sindsdien is Grieks op grote delen van het eiland de voertaal. Phoenicische kooplieden brachten in de 9e eeuw v. Chr. opnieuw wel­vaart. De bevolking nam toe en had banden met Griekenland en Klein-Azië. Tussen 750 en 475 deden Assyriërs hun invloed gelden. De Cyprioten slaagden er in om onafhanke­lijk van hen te blijven. In de 6e eeuw volgde echter een tijdelijke bezetting door een Egyp­tische farao. Daarna werd Cyprus een tijdlang onderdeel van het Perzische rijk. Tussen 475 en 330 nam de Griekse invloed echter weer toe en in 333 brak Alexander de Grote de macht van de Perzen over het eiland. Na diens dood in 323 nam Ptolomeus Soter, een ge­neraal van Alexander, vanuit Egypte de macht over en zo werd Cyprus een Griekse pro­vincie. In 58 v. Chr. werd het eiland onderdeel van het Romeinse imperium. Dit was een periode van relatieve rust en welvaart die werd onderbroken door een zware aardbeving en een opstand van Joden. Deze werd in 117 na Chr. bloedig neergeslagen.

Christenen, Arabieren en kruisvaarders

Rond 364 werd het Romeinse rijk in tweeën gesplitst en het christendom deed op Cyprus zijn intrede. Het eiland bleef 800 jaar lang onderdeel van het Oost-Romeinse rijk dat van­uit Byzantium (het huidige Istanbul) werd bestuurd. In de 5e eeuw werd de Orthodoxe kerk van Cyprus autonoom en de bisschoppen van die kerk kregen steeds meer macht. Tussen 647 en 900 kwamen de Arabieren 5 keer het eiland op. Tussen 688 en 965 be­stond een ongemakkelijke deal tussen hen en de Oost-Romeinse keizer die erop neer kwam dat Cyprus door beide partijen (die elders met elkaar op voet van oorlog stonden) zou worden bestuurd. De Arabieren verwoestten daardoor havensteden en de bevolking vluchtte naar het binnenland. Zodoende kon Nicosia uitgroeien tot de grootste stad. In 965 bracht keizer Nicephorus Phocas Cyprus weer onder Byzantijns bestuur. In 1094 brak de Grieks-orthodoxe kerk definitief met Rome. In 1191 landde de Engelse kruis­vaarder Richard Leeuwenhart op Cyprus. Omdat hij de Byzantijnse gouverneur van het eiland bij aankomst aan zijn kant vond kon hij deze na wat onenigheid gemakkelijk ge­vangen zetten en de bewindvoering overnemen. Een jaar later schonk Leeuwenhart het eiland aan de ridderorde van de Tempeliers. Deze joegen de bevolking tegen zich in het harnas omdat ze belastingen wilden heffen en daarop verkochten de tempeliers Cyprus aan Franse edelen. In de eeuwen daarop werd het grote gros van de eilanders de dupe van veel getouwtrek tussen kruisvaarders die het koninkrijk Jeruzalem hadden opgericht en Egyptische en Mongoolse heersers.

Italianen en Turken

Nadat het koninkrijk van Jeruzalem in de loop van de 14e eeuw in verval raakte verging het Cyprus aanvankelijk beter. Mede door Itali­aanse invloeden raakte de orthodoxe kerk in deze periode echter ondergeschikt aan de Roomse kerk waardoor de Cyprioten roomsen als bezetters zagen. De handel met de Moslimlanden bloeide op, maar tegelijk vestigden de Italiaanse stadsstaten Pisa, Genua en Venetië handelsposten langs de kust. In 1426 verwoestten de Mamelukken uit Egypte Nicosia. Na onderlinge strubbelingen om het eiland tussen Spanjaarden, Italianen, Grie­ken en Turken trokken de Turken aan het langste eind en rond 1575 verjoegen ze de laatste Italianen. Ze werden door de Cyprioten als bevrijders binnengehaald en bleven tot 1878 de baas op het eiland. Na hun komst gaven ze land aan tienduizenden Cyprioten, maar ze haal­den ook enkele tienduizenden kolonisten uit hun eigen land naar Cyprus en deze namen de beste grond in bezit. De huidige TurksCyprioten zijn deels hun nakome­lingen. In deze periode leefden beide bevolkingsgroepen strikt gescheiden van elkaar. Door hongersno­den, onderdrukking en de slechte infrastructuur bleven er van de 150.000 be­lasting be­talende inwoners slechts 25.000 over. In 1754 werd de aartsbis­schop officieel leider van de GrieksCyprioten en hij kreeg toestemming van de Turken om belasting te innen. Vanaf 1821 vocht Griekenland zich vrij van het Ottomaanse rijk. Veel Cyprioten en wes­terse romantici en intellectuelen identificeerden zich met de Griekse onafhankelijkheids­strijd. De Turken zochten en kregen op hun beurt steun van de Egyp­tenaren. In 1827 werd de vloten van Turkije en Egypte in de pan gehakt door een ge­combineerde Brits-Franse vloot en in 1832 werd Griekenland onafhankelijk. Formeel bleef Cyprus echter Turks gebied. Nadat het Suezkanaal in 1869 open ging kregen de Britten belangstelling voor het eiland.

Cyprus Brits

In ruil voor Britse steun aan de Turken in hun oor­log tegen Rusland (de Cyprus conventie) kwam Cyprus in 1878 tegen een jaarlijkse ver­goeding onder Brits be­stuur en veel Turken hielden het er voor gezien. De Britten moes­ten schipperen tussen de wens van de GrieksCyprioten voor aansluiting bij Griekenland (enosis) en de wens van de overgebleven TurksCyprioten om het eiland op te delen (tak­sim). Mede om de kool en de geit te sparen investeerden ze in handel, cultuur, bebossing en landbouw en ze voerden nieuwe wet­ten in. De welvaart nam toe en de bevolking be­gon weer te groeien. In 1914 an­nexeerden de Britten Cyprus omdat de Turken bij aan­vang van de 1e wereldoorlog bij de vijand hoorden. Wel boden ze de Grieken het eiland aan wanneer deze de aan de Turken gelieerde Bulgaren zouden gaan aanvallen. Omdat de Grieken niet op dit voorstel ingingen werd Cyprus onder protest van de GrieksCypri­o­ten een kroonkolonie. In 1948 verwierp de Cyperse assemblee een Brits voor­stel voor een grondwet en bij een referendum in 1950 stemden 96% van de GrieksCypri­sche bevol­king en een deel van de Turkse gemeenschap voor enosis. Deze uitslag werd ge­accepteerd door de VN, maar ge­negeerd door de Britse gouverneur.

Makarios en de tweedeling

In dezelfde periode werd Maka­rios III aartsbisschop van Cyprus. In 1955 volgden gewelddadige acties van de Griekse guerrillabeweging EOKA o.l.v. kolonel Grivas en Makarios werd verbannen. In 1959 slo­ten Engeland, Grie­kenland en Turkije een verdrag over Cyprus. Dit voorzag in een eigen parlement en leger voor beide bevolkingsgroe­pen in een verhouding van 3 (voor de GrieksCyprioten) op 2, een Grieks-Cypriotische president en een TurksCypriotische vice-president. Beide legers werden onderhorig verklaard aan de ministers van BuZa van zo­wel Griekenland, Turkije als Cyprus en de EOKA werd buitengesloten. Op 16 augustus 1960 werd Makarios pre­sident en de Turk Küsük werd vice-president. Sinds de GrieksCyprioten in 1963 op eigen houtje de grondwettelijke verhoudingen hebben veranderd doen de TurksCyprioten niet meer mee aan de verkiezingen en bleven de TurksCyprische parlementszetels onbezet. Naar aanlei­ding van nieuwe vijande­lijkheden in 1964 tussen beide gemeenschappen werd de schei­ding tussen Grieks en Turks grondgebied dermate scherp dat er een demarcatie­zone kwam met een VN vre­desmacht om de bevolkings­groepen uit elkaar te houden. In 1973 werd Raoul Denktash leider van de Turkse bevol­kingsgroep. Het toenmalige Griekse ko­lonelsregi­me verdacht Makarios van communisti­sche sympathieën en in 1974 mislukte een door de kolonels opgezette aanslag op de aartsbisschop. Omdat Makarios milities ging instellen en omdat ze bang wa­ren dat de kolonels het eiland wilden la­ten be­zetten stuurden de Turken een leger naar Noord-Cyprus om hun eigen bevolkingsgroep te be­schermen. Ruim 140.000 GrieksCyprioten vluchtten daarop naar het Griekse deel van het eiland en zo’n 20.000 werden na de be­zetting door de Turken weggepest. De plaats van de vertrokken GrieksCyprioten werd deels ingenomen door Turkse immigran­ten. Een kleiner aantal TurksCyprioten uit GrieksCyprus namen de wijk naar Turks­Cyprus.

Ontwikkelingen tussen 1975 en 2000

In februari 1975 proclameerde Denktasj na een referendum onder de Turkse Cyprioten de Turks Cyprische federale staat waarvan hij zelf president werd. In november 1983 riep het Turkse parlement de Turkse Republiek van Noord Cyprus (TRNC) uit en in 1985 kondigde het een eigen grondwet af. De TRNC werd ongeldig verklaard door de VN en slechts erkend door Turkije. Overleg tussen de betrokken partijen over de toekomst van het eiland bleef gaande, maar liep vast op de onwil van de TurksCyprioten om soeverei­niteit over hun gebied op te geven. In 1993 behaalde het rechts nationalistische demo­cratische verbond van Clerides een verkiezingsoverwinning in GrieksCyprus. In 1995 werden de tegenstellingen verder aangescherpt doordat Nicosia door de GrieksCyprioten weer werd omgedoopt tot Lefkosia (de oude Griekse naam van de stad); doordat het Eu­ropese hof van justitie bepaalde dat slechts de GrieksCypriotische overheid exportver­gunningen af kon geven (waarmee de handel met het Turkse deel van het eiland illegaal werd) en doordat het TurksCypriotische parlement stemde voor samenwerking met Tur­kije op het vlak van defensie en buitenlandse zaken. Tegelijkertijd hielden de GrieksCy­prioten tezamen met het Griekse leger oefeningen voor de Cyprische kust, hetgeen door Denktasj werd betiteld als een vijandige daad. In 1996 werden de beide kemphanen Denktasj en Clerides herkozen als regeringsleider door hun bevolkingsgroepen.

Na de millenniumwisseling

Na de millenniumwisseling verbeterden de betrekkingen tussen Griekenland en Turkije (onder andere door wederzijdse hulp bij aardbevingsrampen) en de nieuw gekozen Turkse rege¬ring van Erdogan koerste af op aansluiting bij de EU. In januari 2003 leverde Erdogan kritiek op Denktasj vanwege diens afwijzing van het VN vredesplan voor Cyprus (een fe¬deratie naar Zwitsers model) en 30.000 Cyprische Turken demonstreerden tegen Denk¬tasj en voor aansluiting bij de EU. De afspraak was dat de Turks- en GrieksCyprioten het voor 1 februari van dat jaar eens moesten worden over een gezamenlijk lidmaatschap. Aangezien dit niet gebeurde werd alleen GrieksCyprus EU kandidaat. Even verderop in deze maand kozen de GrieksCyprioten de meer gematigde Tassos Papadopoulos tot premier en in april openden de TurksCyprioten voor het eerst hun grenzen met Grieks¬Cyprus. In 2004 werd Mehmet Ali Talat benoemd tot 1e minister van de TRNC nadat Denktasj de eer aan zichzelf had gehouden door zich niet herkiesbaar te stellen. In april van dat jaar werd bij referendum het VN vredesplan onverwacht aangenomen door de TurksCyprioten en afgestemd door de GrieksCyprioten. De toetreding van Grieks-Cyprus kon echter niet meer worden teruggedraaid.

De EU besloot wel om de TurksCyprioten het bedrag te geven wat voor hen gereserveerd was wanneer beide par¬tijen voor het VN vredesplan en daarmee voor een geleidelijke hereniging hadden ge¬stemd. Het geld (€260 miljoen) zou worden gebruikt voor herstel van de infrastruc¬tuur langs de grens. In april 2005 werd Talat president van de TRNC. De Tur¬ken legden bij de voorbespreking van hun EU kandidaatschap de schuld van de deling van Cyprus bij de Grieken en ze wilden daarom niets weten van een officiële erkenning van Grieks-Cyprus. In maart 2007 brak de GrieksCypriotische regering in een hoofdstraat van Nicosia een stukje muur af van de VN veiligheidszone (het gat werd aan de Turkse kant ijlings weer provisorisch gedicht) en ze riep de Turkse regering op om zijn troepen uit Cyprus terug te trekken. In juli 2007 werd de communist Demetris Christofias gekozen tot president van Grieks-Cyprus. In het voorjaar van 2008 kwamen van zijn kant duidelijke signalen die wezen op een streven naar hernieuwde gesprekken met de TRNC en naar hereniging.