Klimaat

Effecten van de noordelijke ligging

Door de noordelijke ligging van Estland varieert de daglengte nogal. De kortste dag duurt 6 à 7 en de langste dag 18 à 19 uur. Gedurende de nachten tussen begin juni en half juli wordt het nauwelijks donker. In de overgangsseizoenen verandert de daglengte erg snel (hoe dichter bij 21 maart en 23 september, hoe sneller). Dit natuurritme werkt sei­zoensgebonden stemmingswisselingen in de hand (zomer: energiek, onvermoeibaar en uit­gelaten; winter: lusteloos en terneergeslagen).

Klimaatgegevens

Op http://www.estonica.org/en/Nature/ staat een beschrijving van het klimaat van Estland. Men kent 4, ongeveer even lange, seizoenen. Het land is minder koud dan Rusland en Noord Amerika op dezelfde breedte. Volgens de onder klimatologen gangbare indeling van Köppen kent Estland, net als de meeste centraal en oost Europese landen, een gematigd landklimaat met neerslag over het hele jaar. Sommige bronnen noemen het echter een overgangsklimaat, want het land heeft een westkust aan de Oostzee en daar is de matigende invloed van Atlantische depressies nog merkbaar. De temperatuur verschillen tussen zomer en winter en tussen dag en nacht zijn er duidelijk kleiner dan in het binnenland bij de Russische grens. Langs die grens zijn laagste winterminima van -40gr C niet ongewoon, terwijl deze langs de westkust en op de eilanden al gauw 5 à 10 graden hoger liggen en de doorsnee duur van een permanent sneeuwdek varieert van 2½ maand op de eilanden in de golf van Riga tot 4½ maand in het binnenland. Toptemperaturen boven 30gr. komen overal wel voor (op de eilanden het minst vaak). Ook waait het langs de kust duidelijk meer dan in het binnenland. Een wind van kracht 7 of meer staat in het binnenland maar een paar dagen p/j, maar langs de kust wel 30-45 dagen p/j. M.n. in voorjaar en voorzomer krijgt de kust relatief weinig neerslag. Het aantal zonuren p/j is er het grootst. Het varieert van 1900 op de eilanden tot 1600 in het binnenland. Wel duurt het in het voorjaar op de eilanden langer voordat het opwarmt, want tijdens strenge winters vriezen de golf van Riga en de Finse golf dicht. De meeste neerslag valt in zuidwestelijk en centraal Estland. Op de eilanden, regionaal in het noorden en langs het Peipusmeer en de zuidoost grens valt het minst. Het groeiseizoen varieert in Estland tussen 6 en 6½ maand en de vorstvrije periode loopt uiteen van 6 maanden op de eilanden in de golf van Riga tot 4 maanden in het (noord)oosten, 

Op http://www.weatheronline.co.uk/reports/climate/Estonia.htm zijn weergegevens te vinden voor Estland. De tabel hieronder biedt info over de doorsnee temperatuur (in gr C) op het vasteland in noord (Tallinn), zuidwest (Pärnu) en Oost Estland (Tartu) voor de koudste en de warmste maand (februari en juli).

Plaats

februari

juli

maximum

minimum

maximum

minimum

Tallinn (noord)

-1

-6

20

12

Pärnu (zuidwest)

0

-4

24

15

Tartu (oost)

-2

-8

21

10

De normale hoeveelheid neerslag p/j ligt iets lager dan in NL (tussen 550 en 800 mm, NL 760 mm). Ze varieert van meer dan 710 mm in het zuidwestelijke deel en in een gebiedje in het noordoosten tot minder dan 620 mm in het noorden, in een strook langs de zuidoost grens en in het zuidwesten van het grootste eiland Saaremaa. De minste neerslag valt doorgaans rond mei en de meeste in december/ januari.

Temperatuuruitersten en klimaatverandering

In http://www.keskkonnainfo.ee/publications/4263_PDF.pdf staat een beschrijving van de klimaatveranderingen in Estland. De hoogste temperatuur ooit voor het land (35,6 gr. C op 11 augustus 1992 in Võrus in het zuidoosten) ligt zo’n 3 graden lager dan in NL, maar de laagste temperatuur ooit gemeten (-43,5gr op 17 januari 1940 in Jögeval in het oosten) ligt wel 15 graden lager. Qua klimaat verandering lijkt het m.n. in de winter minder koud te worden in Estland. De neerslaghoeveelheden lijken ook groter te worden, al is dat minder zeker. Het meest opvallend is de toename in augustus en januari.