Landschap, grondgebruik en natuurlijke hulpbronnen

Geografie

Hongarije bestaat voor driekwart uit laagvlakten, voor 20% uit heuvelland en voor 5% uit berglandschap. Het land ligt voor het grootste deel in het Pannonische bekken; een enorme laagvlakte die volledig wordt omringd door de bergketens van de Alpen en de Karpaten en de bergen van voormalig Joegoslavië. Twee grote rivieren die van noord naar zuid ongeveer midden door het land lopen, de Donau en zo’n 100 km ten oosten daarvan de Tisza, zijn de voornaamste levensaders. De Donau buigt langs de noord­grens met Slowakije naar het westen af. De Tisza komt in het noordoosten vanuit Oekraïne Hongarije in en buigt in Hongarije naar het zuiden af naar Servië om daar in de Donau te eindigen. De Körös is een belangrijke zijrivier van de Tisza die uit Roemenië komt. Al deze rivieren lopen door het gebied ten oosten van de Donau, de Grote Laagvlakte (Nagy Alföld). Hier waren m.n vroeger de poesta’s, de Europese steppen. Het ge­bied ten westen van de Donau, Transdanubië (Dunántúl), kent een nogal afwisselende geografie.

In zuidelijk Transdanubië loopt langs de Hongaarse zuidwestgrens met Kroatië het dal van de Drau, een zijrivier van de Donau. In het zuidwesten wordt het dal van de Donau aan de westkant begrensd door de Mecsekheuvels noordelijk van Pécs. Deze lopen naar het noorden door tot het gemiddeld 77 km lange, 8 km brede en 3 meter diepe Ba­latonmeer. Westelijk van de Mecsekheuvels en het Balatonmeer komt vanuit Kroatië en Slovenië een ge­middeld 50 km brede heuvel en bergrug het land in die boven het Balatonmeer langs door heel Hongarije loopt. Ten westen van het meer heet de rug Transdanubisch middelgebergte en ten noordoosten ervan Bakonybergen. Verder naar het oosten ligt vlak ten zuiden van de rug Boedapest in de Donauvalei. Daarna lopen de hoogten door langs de hele Hon­gaars-Slowaakse grens. Daar vallen ze samen met de zuidelijke uitlopers van de Kar­paten en staan ze bekend onder de naam Noord Hongaars Middelgebergte of Felföld. Hier bevinden zich de hoogste bergen van het land (het Matras en Bükk gebergte) met de Kekes-tetö (1014m) in de Matras als topper. Noordelijk van het Transdanubisch middelgebergte zijn in noordwest Hongarije wederom vlaktes, rivierdalen (m.n het dat van de Rába) en bergen. Daaronder vallen de meest oostelijke uitlopers van de Alpen tegen de grens met Oostenrijk. Meer naar het noorden toe ligt langs de Oostenrijkse grens echter een groot en zeer on­diep meer, het Fertö meer of de Neusiedler See. Ten noorden daar weer van ligt in het uiterste noordwesten van Hongarije de kleine laagvlakte (Kis Alföld), een verbreding in het dal van de Donau.

Landschap

De grote laagvlakte ten oosten van de Donau bestond vroeger grotendeels uit grasstep­pen; de z.g.n. poesta (puzta op zijn Hongaars) en uit zandige heidevelden, zoutpannen en moerassen. Dit landschap is nog te zien in 2 grote natuurparken, het Hortabágy park en het kleinere Bugaipark. Voor het overige is de poesta ontgonnen en tot cultuurgrond gemaakt. Het zuiden van de grote laagvlakte is een erg vruchtbaar gebied (lössgrond) met veel boomgaarden en graanvelden. Het Balatonmeer behoort tot de belangrijkste toeristische trekpleisters van Hongarije. Doordat het ondiep is warmt het in de zomer snel op en ‘s winters kan er vaak worden geschaatst. Aan de zuidkust van dit meer zijn veel zandstranden, maar de noordkust is bergachtig. Het Bakonywoud ten noorden van het Balatonmeer in de Bakony bergen is een mooi natuurgebied met bos, groepjes steile bergen (tot 700m hoog) en diepe ra­vijnen. Langs de noordgrens met Slowakije is het berglandschap behalve bosrijk rijk aan grotten doordat de bergen van kalk zijn. De Kekes ligt enkele honder­den kilometers ten noordoosten van Boedapest. Op de zuidhellingen van heuvels en bergen liggen vaak wijngaarden en in de bergen van kalksteen zijn talloze en vaak kilome­ters lange grottenstelsels en ook warmwater bronnen. De kleine laagvlakte in het noordwesten van Hongarije is een waterrijk gebied met kreken, vennen, grindbanken en moerassen afgewisseld met kleine boerde­rijen.

Het Fertö of de Neusiedlersee in het westen (mede resultaat van 8000 jaar menselijke bewoning). de poesta in het Hortabágy nationaal park in het oosten en in het noorden het Tokaj wijngebied en de kalksteengrotten van Aggtelek zijn de 4 Hongaarse (cultuur)landschappen die onder het Unesco werelderfgoed vallen.

Soortenrijkdom en natuurlijke hulpbronnen en risico’s

In 2007 was qua grondgebruik 63% van het Hongaarse oppervlak landbouwgrond, het grootste aandeel binnen de Eu na dat in het VK en Denemarken (78% akkers; 17% wei­land; 5% tuinbouwgrond; 2,4% biologische landbouw), 19% bos (veelal gemengd loofbos) en 0,7% water. De rest (ruim 17%) wordt ingenomen door bergen, niet in cultuur gebrachte gronden, wegen en bebouwing (bron EVD landen). In 2003 was 8,9% van het grondgebied (Europa 8,4%) be­schermd natuurge­bied. In 2007 waren er 1505 beschermde natuurgebieden met een oppervlak van 884.000 ha. Tussen 1993 en 2002 telde men aan soortenrijkdom in het wild 2214 hogere planten (1 bedreigde soort), 83 zoogdieren (9 bedreigd), 208 broedvogels (8 be­dreigd), 35 soorten reptielen en amfibieën (1 bedreigd) en 47 vissoorten (8 bedreigd; bron earthtrends).

Onder de tamme menagerie van Hongarije valt een flink aantal eigen hondenrassen. Mid­delgrote en aristocratisch ogende kortharige jachthonden met flaporen en een karakter dat va­rieert van tamelijk onverstoorbaar tot licht nerveus (de nationale jachthond, de viszla http://www.magyar-vizsla.nl/) maken er deel van uit, maar ook le­vendige waakse honden met haar tot voor hun ogen (de witte puli of fáko, een schapendoes). Er zijn grijze Hongaarse vleeskoeien met grote, wijduitstaande hoorns (Magyar alföldi, bijv in het nationale park Hortabágy); grijze Hongaarse varkens met gekruld wollig haar (mangalitsa) en langharige Hongaarse schapen met ge­draaide hoorns. Vroeger bestond er een strikte hiërarchie in vee­stapels. Paarden stonden bovenaan (m.n de Hongaarse volbloed), gevolgd door rundvee, varkens en schapen. Ook met ossen als trekdier kon men voor de dag komen. De belangrijkste delfstoffen zijn bauxiet, steenkool, aardolie (±25% eigen behoefte) en aard­gas. Overstromingen vormen het belangrijkste natuurlijke risico in Hongarije (CIA worldfactbook).

Milieu

Volgens het CIA worldfactbook waren in 2009 voor Hongarije nog flinke investeringen nodig om te voldoen aan de EU vereisten qua vuilverwerking, energiehuishouding en lucht, grond en waterkwaliteit. Tot de belangrijkste milieuproblemen behoort afvalwerking. Daardoor vervuilen grond en oppervlaktewater en treedt nu en dan bijv grootschalige vissterfte op. Meer dan de helft van het afvalwater van Boedapest kwam rond 2000 nog rechtstreeks in de Donau terecht. In 2002 was volgens Eurostat 62% van de huishoudens aangesloten op gemeentelijke riolering. Sinds dat jaar kent het land een speciaal ministerie voor milieu en water. In 2007 had 7% van de huishoudens geen doorspoeltoilet (oude EU lidstaten 1%, nieuwe lidstaten 15%, bron EQLS 2007). Op de EPI 2008 (Environmental Performance Index; http://epi.yale.edu/CountryScores), die de milieubeleid prestaties van 149 landen rangschikt op 25 indicatoren op de 5 beleidsterreinen luchtvervuiling, watervervuiling, biodiversiteit en leefmilieu, natuurlijke hulpbronnen en klimaatverandering stond Hongarije 25e in de wereldrangschikking van 149 landen (in 2006 nog 33e) en 13e in de rangschikking van de 27 EU landen.

De uitstoot van broeikasgassen is laag en ligt flink onder de Kyoto norm. In 2008 dekten beschermde natuurgebieden 86% van de landelijk aanwezige soorten (laagste Eu, Eu 84% in 2007). Het aandeel energie uit hernieuwbare bron lag in 2007 op 4,6% (EU27 15,5% in 2007). De milieu-uitgaven van de overheid lagen in 2005 op 0,64% (EU15 jaarlijks 0,7%). In 2007 ervoeren ook naar de maatstaf van de 12 nieuwe EU landen veel Hongaren milieuproblemen in hun woonomgeving (tussen 51 en 68% op 6 problemen; EU12 tussen 44 en 61%, EU15 tussen 31 en 45%; 2 of meer problemen 76%; EU12 70%, EU15 56%). Daarbij viel de score op waterkwaliteit nog mee. Deze zag 52% als problematisch (EU12 51%, EU15 31%; bron EQLS 2007). 

Begin 2005 lag in Hongarije qua milieuwaarden het volksdeel dat het doorgeven van een gezond milieu aan de volgende generatie erg belangrijk flink onder de EU25 normaal (68%, laagste na Italië; EU25 79%; bron Eurobarometer 225 wave 63.1). Verder vond 26% (EU 18%) het gewoon belangrijk en het segmentje dat het niet belangrijk vond lag op 3% (EU 1%). Het volksdeel dat de stelling onderschreef dat we de plicht hebben om de natuur te beschermen, zelfs als dat beperking van de menselijke vooruitgang zou inhouden lag iets boven de EU normaal (91%, EU 89%, NL 90%) en het deel dat vond dat we de natuur mogen exploiteren ten bate van het menselijk welzijn was het kleinst binnen de EU (10 om 43%; NL 56%). Ook de groep die inschatte dat het laatste in het kader van de menselijke vooruitgang wel eens onvermijdelijk zou kunnen zijn was klein (30 om 51%, NL 62%). Eind 2006 was het gedeelte dat het milieu onder de 3 grootste punten van zorg rangschikte klein naar Eu maatstaf (9 om 13%) evenals het deel dat dit vond voor de komende generatie (13 om 24%; Eurobarometer 273 wave 66.3). Najaar 2008 gold hetzelfde voor het deel dat bescherming van het milieu tot de 2 grootste punten van zorg rekende (voor het land 1%, EU27 4%, NL en BE 6%; voor zichzelf 1%, EU 5%, BE en NL 7%), maar het deel dat energie tot deze zorgencategorie rekende was (net als in België) relatief groot in Hongarije (voor het land 9%, +4% t.o.v voorjaar 08; EU 5%, +0%: voor zichzelf 16 om 9%; bron Standard EB70, data).