Landschap, grondgebruik en natuurlijke hulpbronnen

Geologie, geografie en landschap

Geologisch is de kuststrook van België erg jong (geologie; Ontstaan) en het binnenland ouder naarmate het verder uit de kust ligt. De Vlaamse kuststrook bestaat uit afzettingen van na de laatste ijstijd (115.000-11.000 v Chr.). Zandgrond in de rest van Vlaanderen en zand en löss in Brabant en Limburg dateren veelal uit die ijstijd en de Waalse bodem is van lang daarvoor (4.4). In de Ardennen komen gesteenten aan het oppervlak van 60 miljoen tot ruim 500 miljoen jaar oud. Het betreft m.n. zand of kalksteen; al is dat vaker bedekt met bos (vooral naaldbos), hei en hoogveen dat uiteraard van aanmerkelijk recentere datum is. Door de relatief zachte gesteenten hebben rivierdalen zich hier ingesneden. Ook loopt het land, afgezien van enkele heuvelruggen in het zuidwesten, van west naar oost geleidelijk omhoog. Geografisch hanteert men een verdeling in laag (tot 100 m boven TAW), midden (100-300m) en hoog België (boven 300m).

Laag België begint tot zo’n 20km landinwaarts met de West Vlaamse kuststrook van strand, duinen en polders. Rond het begin van de christelijke jaartelling lag de kust zo’n 10km oostelijker dan nu. Tussen de 4e en de 8e eeuw ontstond een soort waddengebied met strandwallen, geulen, slik en schorren en achterin moeras. Daarna werden dijken aangelegd en zo konden de eerste polders en een duinenrij tot stand komen, maar het afgraven van veen schiep weer ruimte voor dijkdoorbraken. Na 2 grote overstromingen (de St. Elisabethvloeden van 1402 en 1421) werden stukjes dijk verbonden tot één lange dijk langs de hele kust. Vervolgens is geleidelijk aan een afwateringssysteem van sloten, kanalen en sluizen aangelegd. De overheersende grondsoort is jonge zeeklei met hier en daar oude blauwe zeeklei, veen en zandruggen van oude kreken. Op de zandruggen ontstonden lintdorpen. Buiten steden en dorpen is het landschap veelal open met akker en weiland, verspreide boerderijen en kronkelende waterlopen. De kust is hier overal te zien en (andersom dan in NL) meestal te herkennen aan toeristische hoogbouw die boven de duinen uittorent (behalve bij het Zwin in het noordwesten en de IJzer monding). Rond 50km uit de kust loopt parallel aan de kust de sterk meanderende Leie, vanouds bekend vanwege vlasteelt rondom. Bij Gent mondde deze vroeger uit in de Schelde.

Ten oosten van de polders volgt in het noorden een gebied met zandgrond. Dit loopt  ongeveer vanaf Brugge naar het oosten richting Gent, Waasland en Antwerpen met over de Schelde ten zuiden van Noord-Brabant en ten westen van Nederlands Limburg de Kempen. Dit licht glooiend gebied (tot 50m hoog) kent een afwisseling van akkers (vaak met maïs) en weilanden met bos, hei met vennen, zandverstuivingen en ten oosten van Antwerpen ook tuinbouw (veel groente en kleinfruit). Veel oorspronkelijk loofbos in de Kempen is gekapt en hei & zand dat overbleef werd in de 19e eeuw deels beplant met naaldbos. In Belgisch Limburg volgt het 50 tot 100m hoge Kempens Plateau dat bij de grens met NL via een steile rand (tot zo’n 50m) overgaat in de Maasvallei. Zuidelijk van de Kempen in Haspengouw wordt de grond vochtiger en vruchtbaarder. Het gebied met heuvels en her en der vruchtbare löss van Zuid Limburg zet zich hier voort naar het westen in de richting van Vlaams Brabant (rond Brussel) en het zuiden van Oost en west Vlaanderen (zandlemig Vlaanderen). Dit gebied met heuvelruggen vormt een trekpleister voor wielrennend België. Het betreft hier de soms als puisten in het landschap oprijzende getuigenheuvels die vanwege ijzerhoudend zandsteen niet wegspoelden nadat de zee zich 5 miljoen jaar geleden terugtrok (van dit zandsteen zijn o.m. kerken gebouwd). Ze zijn te vinden in een strook die via Vlaams Brabant en de z.g. “Vlaamse Ardennen” (oost Vlaanderen) overgaat in het West Vlaamse heuvelland bij de Franse grens en ze liggen 40 tot 160m boven zeeniveau. Het hoogst zijn de West Vlaamse Kemmelberg (156m) en de Pottelberg in Henegouwen (157m, 63m hoogteverschil) en het bekendst is de 110m hoge Oudenberg in de Vlaamse Ardennen vanwege de Muur van Geraardsbergen.

Ten zuiden van Nederlands Limburg is het in Wallonië langs de Duitse grens bebost, naar het westen toe gevolgd door groen glooiend landschap in het land van Herve (200-350m boven zeeniveau; o.m. bekend van kaas & appelstroop) en in midden België in Condroz en de 50 tot 200m hoge plateaus van Haspengouw, Waals Brabant en Henegouwen. Het landschap kent hier een afwisseling van vette löss met akkers, weiden, gaarden en bos van eiken & beuken met schrale zandgrond met vaker coniferen, berken & hei. Ook zijn er diverse steengroeven en oude kolen & ijzerertsmijnen. In Henegouwen, dat aan Frankrijk grenst, liggen door abrupte hoogteverschillen in sommige kanalen scheepsliften i.p.v. sluizen. Midden België wordt in het zuiden begrensd door de ingesleten dalen van Vesder (een zijrivier van de Maas op de zuidgrens van het land van Herve), Maas en Samber. Ten zuidoosten daarvan volgt hoog België met in het zuiden van de provincie Luik en in de provincies Namen en Luxemburg de Ardennen, een oud laaggebergte van voornamelijk kalksteen. Hemelsbreed zo’n 30km ten zuiden van het Zuid Limburgse Vaals vormt hoogveenvlakte de Hoge Venen het hoogst gelegen gebied van België met het Signaal van Botrange op 694m als hoogste punt. Met een houten torentje met trapje meegerekend reikt het tot 700m, maar omdat het een hoogvlakte betreft biedt het trapje geen toegang tot spectaculaire vergezichten met diepe ravijnen. Wel laat dat onverlet dat het gebied onder de Hoge Ardennen valt. Deze liggen in het oosten van de provincie Luik en het noorden van de provincie Luxemburg. De lage Ardennen, met toppen tot 500m, strekken zich vanaf zuidelijk Luxemburg naar het zuidwesten uit over de provincies Namen en Henegouwen. In de Ardennen valt relatief veel neerslag en in de winter wordt lokaal wel geskied. Toerisme is voor de regio überhaupt belangrijk. Het gebied biedt veel natuurschoon met naast hoogveen, bos en weiland al dan niet ingesleten waterlopen met o.m. grotten met kalkafzettingen en bronnen. Ten noorden van de hoge Venen ligt bijv. de plaats Spa die bijna wereldwijd geoniem werd voor kuuroorden & bronwater en de bekendste grotten zijn die van Han in de provincie Namen.

Het uiterste zuidoosten van België, Belgisch Lotharingen in de provincie Luxemburg, valt niet echt onder de Ardennen maar sluit geologisch aan bij Frans Lotharingen. Het gebied is kalkachtiger, minder nat en warmer dan de Ardennen. Het ligt wat lager, glooit anders met heuvels die aan de zuidkant stijl aflopen en het kent een andere vegetatie.

Grondbedekking en soortenrijkdom

In 2015 was volgens het Belgische kadaster het grootste deel van het grondoppervlak bezet door akkerland (30,8%), gevolgd door grasland (21,6%), bos (19,8%), bebouwing (13,2%) en overige onbebouwde oppervlakken (8,7%; waarvan woeste grond 3%; tuin, gaard & park 2,4%; weg, waterweg & sportveld 1,1%; overige als parking, vliegveld, kerkhof, militair terrein etc. 2,2%). De rest van het oppervlak (6%, m.n. grote waterlopen, openbare wegen en pleinen) was niet kadastraal ondergebracht. Wallonië kent het meeste bos (28%, Vlaanderen 8%, Brussel 11%) en grasland (23%, V 21%, B 1%) en de minste bebouwing (8%, V 19%, B 41%) en in Vlaanderen is het meeste akkerland te vinden (35%, Wallonië 28%, B 3,5%). Van 1982 t/m 2015 zakte landelijk het onbebouwd oppervlak (van 87,3 naar 80,8%) t.g.v. bebouwd (van 7,5 naar 13,2%) en niet ondergebracht gebied (van 5,2 naar 6%). Naar Eu standaard (Data; general & regional statistics, land cover) is het segment grasland (32%, EU27 20% in 2012), akkers (27,5 om 24%) en kunstmatig oppervlak groot (bouwsels 7 om 1,5%; wegen etc. 6 om 3%) en het gedeelte bos (25 om 42%), water (1,3 om 3,2%), woeste grond (0,4 om 1,5%), struikopslag als hei (0,2 om 4%) en moeras etc. (0,1 om 4%) klein.

Wat onder beschermd natuurgebied valt ligt aan de definitie die wordt gehanteerd. Bij de wereld database van beschermde gebieden van de VN (World, Belgium) is deze het ruimst. In 2014 was volgens deze definitie 24% van het territoir van België beschermd; ruim 7000 km² land (23%: Europa 13,6% volgens Download) en 1266 km² zee (37% territoriale wateren; Europa 3,9%). Het betrof 2042 gebieden. Sinds 1980 gaan in België de gewesten over natuurbeleid. Onder het EU verdrag Natura 2000, dat zich m.n. richt op vogels en leefgebieden, valt zo’n 18% van het EU grondgebied. Rond 2015 was dat in Wallonië 13% verspreid over 240 gebieden en in Vlaanderen 12,3% in 62 gebieden. In het Brussels gewest betrof het 3 gebieden. De Vlaamse overheid maakte in 2015 gewag van 948 natuur en bosreservaten die 2,5% van het oppervlak beslaan, maar daar valt het meeste buiten (Natuur) zoals het 125.000 ha grote VEN; een bonte verzameling snippers natuurgebied die men met elkaar wil verbinden om de biodiversiteit te bevorderen (vergelijkbaar met de ecologische hoofdstructuur in NL). In 2012 was volgens de wereldbank in België 23% van het landoppervlak (8 EU landen meer) en 56% van het getijdengebied (2 landen meer) nationaal beschermd (hierin was regionaal/ lokaal gebied niet meegeteld; Terre). Via Lijst (incl. de externe links onderaan) zijn de meeste snippers natuurgebied wel te vinden.

Qua soortenrijkdom werd in 2014 voor Vlaanderen het aantal soorten geschat op 44.000; net als overal merendeels ongewervelde dieren (ruim 60%, het vaakst insecten; verder: schimmels & paddenstoelen 19%, algen 12%, vaatplanten 5%, gewervelde dieren 1%). In een Waals rapport (2020 p21) lopen schattingen voor heel België uiteen van 36.000 naar 55.000 soorten. Het Belgische CBS maakte op basis van tellingen tussen 1989 en 2010 gewag van 40.467 soorten, incl. 24.100 ongewervelde en 432 gewervelde dieren; 10.000 algen & schimmels, 2900 paddenstoelen, 838 korstmossen, 521 mossen en 1530 vaatplanten. Schattingen van het aandeel soorten die op enig niveau bedreigd worden liggen aanzienlijk hoger dan in  NL. Ze waren het hoogst bij loopkevers (400 soorten, 73%) en het laagste bij schaaldieren (26%). In NL betreft het gemiddeld rond 10% van alle bekende soorten. Tegelijk met de tellingen kwamen voor Vlaanderen en Wallonië rode lijsten uit. Bedreigde soorten zijn pas beschermd wanneer ze als zodanig in de wet zijn opgenomen. Vanouds kende men een veldwetboek en een natuurbehoudwet. Voor het houden van dieren is er een positieflijst met 42 zoogdieren. Voor een zoogdier dat niet op de lijst staat moet erkenning worden gevraagd en voor andere dieren bestaan geen lijsten. Later is wetgeving rond natuurbescherming in België meer versnipperd geraakt doordat veel is overgelaten aan gewestelijke regeringen. In het Brussels gewest zijn alle wilde zoogdiersoorten beschermd en Vlaanderen en Wallonië kennen ieder eigen wetgeving rond bejagen en reguleren van schade (bijv. vergoedingen bij beschermde soorten) of van invasieve exoten. Het Vlaams natuurdecreet bevat bijv. beschermingsmaatregelen voor soorten om de vogelrichtlijn en habitatrichtlijn van de EU in te vullen. M.b.t. invasieve exoten zit men in het stadium van inventarisatie (Wallonië kent een zwarte lijst), met plannen voor een verbod op invoer, uitvoer, doorvoer of bezit van 20 soorten. Ook bij reeds bestaande wetten schort het echter vaak aan handhaving.

Via Fauna by country is het nodige te vinden over in het wild levende soorten en de eigen menagerie van landen. Naast een mier en een sluipvlieg uniek voor België maakt men hier melding van 38 gefokte zoogdier en vogelrassen (Animal), maar in feite zijn het er veel meer zoals bijv. het Steunpunt Levend Erfgoed (SLE) toont. Bij zoogdieren valt een  voorliefde op voor fors uitgevallen rassen met veel vlees op de botten. Onder rundvee vallen de witte tot blauwe en soms zwartbonte Belgisch witblauw (een dikbil en daarmee het vaakst een vleesrund, in 2004 de helft van de Belgische veestapel), de West Vlaams rood en Oost Vlaams witrood (dubbeldoel rassen) en het Kempens roodbonte rund (m.n. melkkoe). Aan varkens kent men het Belgisch landvarken en het dikbilvarken Piétrain. Qua paardenrassen is België (naar verluidt al sinds de Romeinse tijd) bekend van zware trekpaarden als de Ardenner, het Belgisch trekpaard en het Vlaamse paard, maar warmbloedige spring en renpaarden als de Belgische warmbloed, de Belgische rijpony en het dito sportpaard zijn er ook. Onder de schapen vallen als vleesschapen de uit de Texelaar gefokte Beltex (met een erg hoog slachtrendement), de Ardense Voskop, het houtlandschaap (Ardens + S&M + Vlaams) en het Vlaams kuddeschaap. M.n. voor de wol zijn daar het Sambre et Meuse (S&M) schaap (kruising Ardens en Merino schaap), het aloude Vlaamse schaap en het Kempens heideschaap (eerst mestschaap, ook gekruist met Merino schapen). Andere rassen zijn het Belgische melkschaap, het Mergelland schaap (ook in Nederlands Limburg) en het zeldzame Lakense schaap. Belgische geiten zijn de hertkleurige geit, de witte Kempense geit en de Vlaamse geit.

Op de SLE site staan 17 hondenrassen waarvan 6 herdershonden (Lakense, Tervurense en Mechelse herder, zwarte korthaar, Groenendaler en het Schipperke dat qua origine niks met schippers van doen heeft), 3 bouviers (koehonden: de Ardense, de Vlaamse en de koehond van Roeselare), de St. Hubertus bloedhond (een erg oud ras), de Belgische trekhond en nog een 6tal hondjes die in een dameshandtas passen (Belgisch en Brussels griffonnetje, vlinderhondje & nachtvlinderhondje, klein Brabandertje en het poedeltje Bichon frisé). Onder neerhofdieren vallen konijnen en gevogelte (hoenderachtige, kalkoen, gans, eend, duif etc.) die men ook vaak als hobbydier houdt. Het SLE komt met zo’n 75 Belgische rassen, dikwijls met eigen clubs. Daaronder vallen 11 konijnen (het Belgisch raskonijn volgt er 12) met de Vlaamse reus als bekendste. Voor de rest betreft het aan gevogelte 19 hoenders (waarvan 3 oorspronkelijk voor hanengevechten), 18 krielkippen en dwerghoenders, 2 kalkoenen, 17 duiven, 5 eenden en 1 ganzenras.

Natuurlijke hulpbronnen en risico’s

Volgens preventionweb (countries) en Country vormen voor België temperatuurextremen (hitte meer dan koude), storm, overstroming en aardbeving de grootste natuurlijke risico’s. Naar frequentie kwamen tussen 1900 en 2016 overstromingen het vaakst voor (32x), gevolgd door storm & onweer (17x), hitte/ koudegolven (7, waarvan 5 koudegolven) en aardbevingen (2x; zie Lijst). Naar dodelijke slachtoffers eisten de 2 hittegolven (2003, 2006) de hoogste tol (2115, het surplus aan sterfgevallen in deze periodes t.o.v. wanneer er geen hittegolf is), met op grote afstand overstromingen (109, het vaakst van rivieren), storm etc. (25 tot 86), koudegolf (18, waarvan 12 in 1963) en een aardbeving in 1983 (2). Storm veroorzaakt de meeste schade (83% van alle schade tussen 1990 en 2015, USA $1,7 miljard, waarvan $860 miljoen bij 4 stormen in 1990, $450m bij een storm in 2007 en $400m bij 2 stormen in 2010 waaronder die van 11/11), gevolgd door riviervloeden (m.n. door overvloedige neerslag; $1,3 miljard, $238 miljoen op 11/11-2010). In 1992 veroorzaakte een aardbeving $100 miljoen schade. Onder de delfstoffen/ natuurlijke hulpbronnen van België vallen m.n. klei (Vlaanderen) en natuursteen, kalksteen & zandsteen (Ardennen). De winning van steenkool stopte in 1992. Voor 2014 stond België op de wereldranglijst van kalksteen producenten (p93) op plek 13, qua arsenicumproductie op 5 en qua raffinage van selenium op 3 (p143).

Milieu

Bij de ecologische voetafdruk werkt in het nadeel dat België dicht bevolkt is. Dit resulteerde in sterke versnippering van het landschap. Om te voorkomen dat dit door de ingewikkelde bestuursstructuur (federaal, gewestelijk) gepaard zou gaan aan dito ontwikkeling in het beleid zijn coördinerende instanties in het leven geroepen (2013 p15). Volgens de federale overheid vormt omzetting van natuurlijk landschap naar menselijke (i.e. economische) maatstaven de grootste bedreiging van de biodiversiteit (en daarmee van het milieu). Vlaanderen en Brussel zijn het dichtst bevolkt en West Vlaanderen en Antwerpen herbergen de meeste vervuilende industrie. De concentratie fijnstof en ozon in de lucht is hier erg hoog, mede door bio-industrie in West Vlaanderen die ook al bijdroeg aan een teveel aan nitraat in het grondwater. In kust en binnenwater in deze regio spelen verzuring en een surplus aan voedingsstoffen het sterkst en niet alleen dat. Bijv. in de 90er jaren was het riviertje de Zenne zo vervuild dat men er water kon zien branden. Die vervuiling was er al eeuwen en rond 1870 besloot men daarom te Brussel het stroompje maar te overwelven (wellicht een schoolvoorbeeld van struisvogel politiek). In het stroomgebied van Henegouwen via Brussel naar Mechelen wonen nu 1,5 miljoen Belgen. M.n. na 1995 is de situatie wel flink verbeterd (het meest in Wallonië) en na 2000 kwam o.m. door rioolwaterzuivering in Leie en Zenne voor het eerst in minstens 70 jaar weer vis voor. Dit laat echter onverlet dat rond die tijd een dioxinecrisis opdook en dat in het land kort nadien nog steeds de slechtste waterkwaliteit werd vastgesteld van 122 landen. Op diverse plaatsen ligt historische bodemverontreiniging onaangeroerd. Van de Belgische elektriciteit komt ruim de helft uit kerncentrales en dat kent evenmin een vlekkeloos verloop. Vooral rond Brussel en langs de kust is recreatiedruk op groene ruimte relatief groot. Begin 2016 noemde het CIA worldfactbook als milieurisico’s intense druk van menselijke activiteit, verstedelijking, dichte vervoersinfrastructuur, industrie, intensieve landbouw en veeteelt en lucht & watervervuiling met grensoverschrijdende repercussies. Ook bleef de vertragende werking van de bestuurstructuur niet onvermeld.

Qua wetgeving en beleid (2013 p58) vallen kernenergie en milieuverplichtingen voor het land als geheel (bijv. vanuit VN of EU) onder het federale ministerie van energie, leefmilieu en duurzame ontwikkeling (met als beleidsinstantie het FIDO). De federale beleidsverklaring is in algemene termen gesteld met nadruk op regelgeving op EU niveau. In NL komt rond 70% van de milieuregels van de EU en dat zal in België niet veel anders zijn, maar er is ook veel milieubeleid overgedragen aan de gewestregeringen. De Vlaamse regering kent een ministerie van omgeving, natuur en landbouw dat op haar beurt als beleidsinstantie een departement van leefmilieu, natuur en energie met een 3tal agentschappen kent. Het ministerie vangt in haar beleidsnota ook al aan met het onderkennen van risico’s van versnippering en op de site van het departement zijn de uitwerking van het beleid incl. de daartoe strekkende instanties in detail te vinden. De natuurbehoudswet uit 1973 is de eerste uitgewerkte federale natuurwetgeving. Ze ligt aan de basis van een belangrijke Vlaamse kaderwet, het milieuhandhavingsdecreet. Wel wordt in België al langer aan natuurbescherming gedaan. Op het portaal van het Waalse milieuministerie zijn een 9tal departementen te vinden.

Men gebruikt in België (mede door klimaat & afstanden) per hoofd veel minder energie dan in de USA of Canada. De energie intensiteit ligt evenwel boven het EU gemiddelde (1,73 ton olie per €1000 in 2013; EU 1,42/€1000) en zeker voor een rijk EU land is dat hoog (Fifth p22). Het segment energieconsumptie van duurzame oorsprong is in België naar EU maatstaf nog klein, maar tussen 2004 en 2013 steeg het sterk (van 1,9% naar 7,9%, doel 2020 13%; EU van 8,1% naar 15%, doel 20%; Main). Ook qua elektriciteit uit hernieuwbare bron was sprake van een inhaalrace (van 1,7% naar 12,3%; EU van 14,3% naar 25,4%; Data), maar geuite voornemens tot verandering ten spijt komt de elektriciteit nog vooral uit kerncentrales (2011: 53,5%, fossiel 34,5%; hernieuwbare bron 10,4%). Sinds 2000 bleef het aandeel van kernenergie en fossiel ongeveer gelijk; aardwarmte, zon en wind wonnen 64% en hernieuwbaar en recycling 15% (2013 p26).

Naar EU maatstaf is België sterk afhankelijk qua energie voorziening. Tussen 2002 en 2013 werd 75% tot 80% van de energie ingevoerd (77,5% in 2013; EU 53%). Het betrof alle aardolie (EU 87%) en aardgas (EU 61%) en 95% van de steenkool die nog werd gebruikt (EU 44%; Main, energy dependence). Eigen productie (rond 20% van die van NL) komt voor ruim driekwart uit kernenergie (Eu 28% in 2013) en voor 20% uit duurzame bron (Eu voor 24%). De duurzame bronnen waren m.n. biomassa & recycling van huisvuil (60%, EU 48%), zon (14 om 5%) en wind (10 om 10%). In 2011 waren aardolieproducten voornaamste energiebron (37,6% van alle verbruik), gevolgd door aardgas (27,4%), kernenergie (20,6%), duurzaam (9,2%) en steen & bruinkool (4,8%). Tussen 2007 en 2011 verloor de laatste bron het meest (p/j -9%). Aardolieproducten en kernenergie bleven ongeveer gelijk en duurzaam won veel (p/j +23%, aardgas +2,3%; 2013 p24). In 2013 ging qua gebruik van alle energie relatief veel naar industrie (30%, EU 25,2%) en diensten (14,8 om 13,9%), een iets onder gemiddeld deel naar landbouw (1,9 om 2,1%) en weinig naar verkeer (28 om 31%) en huishoudens (25,9 om 26,8%). Het energieverbruik zakte in het eerste jaar van de kredietcrisis flink (-8% in 2009; EU -5%) met in 2012 en 2013 weer terugval na een tijdelijk herstel. De terugval was het sterkst in de industrie (rond 20%). Tussen 1990 en 2008 veranderde het gebruik in de industrie nauwelijks en nam het verbruik door verkeer & vervoer met een kwart en door huishoudens met zo’n 8% toe. Het gebruik in land & tuinbouw steeg tussen 1990 en 1996 met 250%, was in 2002 nog maar de helft van 1996 en ging daarna weer met 15 tot 30% omhoog. De uitstoot van broeikasgas nam relatief sterk af (van 100% van de emissie van 2000 in 2004 naar 84% daarvan in 2013, EU van 97% naar 90%). Tussen 2008 en 2012 moest België volgens het Kyoto protocol deze emissie met 7,5% verlagen (2013 p42/43). Dit werd met 11,8% ruim gehaald.

M.n. sinds 2007 gaan in EU landen opvallend veel bijenvolken dood door parasieten en/of pesticiden. Lobby’s (met aanhang) ontkenden stellig dat bestrijdingsmiddelen een rol konden spelen. maar uiteindelijk is in 2013 in de EU (zo ook in België) het gebruik van  pesticiden als imidacloprid tijdelijk ingeperkt. Het goedje blijkt niet alleen bewezen fataal voor veel insecten, maar ook voor soorten hoger in de voedselketen als insectenetende (weide)vogels. In NL en Vlaanderen is aangetoond dat het overal in het milieu voorkomt, vaak in doseringen die normen ruimschoots overschrijden

Op de EPI 2014; die milieuverrichtingen van 178 landen rangschikt op gezondheid van  milieu & vitaliteit van ecosystemen (met bij beide de nodige verfijningen) stond België 24e onder de 28 EU landen. De verbetering in 10 jaar (3,22%) was naar EU maatstaf gemiddeld (13 EU landen hoger). België kwam op de wereldranglijst op plek 36. Bij gezondheid van milieu scoorden van de 28 EU landen 19 beter en bij vitaliteit van  ecosystemen 23. België voerde op gezondheid van het milieu de wereldranglijst aan qua toegang tot drinkwater en sanitair (beide 100%), maar op luchtkwaliteit stond men laag (132e), m.n. door fijnstof blootstelling (163) en normoverschrijding (166). De score hierop ging in 10 jaar achteruit. Op vitaliteit van ecosystemen was de uitslag relatief slecht bij soortenrijkdom & habitat (m.n. door niet beschermd zeegebied zijn) en visserij druk. Ook de score op landbouwsubsidies liet te wensen over, al was hier sprake van verbetering. Op verbod op een 12tal pesticiden scoorde men wel goed, maar imidacloprid (zie boven) zat er nog niet in. Onder “klimaat & energie” heeft elke Belg stroom en is de trend qua CO2 emissie ook gunstig, maar die bij dioxine en koolstof emissie matig.

Tussen 2006 en 2009 lagen milieu-uitgaven van overheden onder het EU gemiddelde (0,6% bbp, EU 0,8% bbp), maar daarna stegen ze naar 1% van het bbp in 2013 bij een gelijk blijvende EU normaal. (Data, economy, government, by function). Ze gingen tussen 2009 en 2013 in geld van €2,2 miljard naar €3,8miljard. Via andere berekening kwam Eurostat voor 2012 op 0,63% bbp of €212 per inwoner aan overheidsuitgaven (EU27 0,67% bbp en €173 pp; Environ). Naar Eu maatstaf gaven Belgische overheden (erg) veel uit aan bestrijding van vervuiling (40% bestedingen, EU 10%) en diversen (16 om 9%) en relatief weinig aan afvalverwerking (30 om 49%), waterzuivering (6 om 18%), biodiversiteit & landschap (6 om 10%) en R&D (1 om 3%). Gespecialiseerde producenten als afvalverwerkingsbedrijven besteden vaak meer aan milieubescherming dan overheden, in 2012 in België 1,11% bbp bij een EU gemiddelde van 1,12% (per inwoner €376, Eu €288) en verder zijn daar nog industrie & nutsbedrijven (per inwoner €97, EU €102, waarvan nutsbedrijven €47 om €31).

Volgens een CBS rapport scoorde België in 2012 beter dan NL op intensiteit CO2 emissie, ongeveer gelijk op koolstof voetafdruk en segment duurzame energie (men bungelde op beide ergens onderaan de EU ranglijst) en slechter dan NL op fijnstof en milieu-uitgaven overheid (2013 p59-65). Het volksdeel in steden met blootstelling aan fijnstof lag in 2014 slechts weinig boven het EU gemiddelde (Data; cross cutting topics); maar vaak wel bij een forse blootstelling.

In 2014 was in België het deel dat in hun woonomgeving misdaad & vandalisme (16%, EU 14%) of vervuiling & andere milieuproblemen (16 om 14%) ervoer aan de grote kant en het segment met last van herrie was gemiddeld van grootte (18%; Data; population, living conditions, material deprivation). Belgen scoren naar EU maatstaf gematigd op milieuwaarden. Begin 2005 vond een doorsnee volksdeel het doorgeven van een gezond milieu aan de volgende generatie erg belangrijk (80%, EU 83%) of belangrijk (18%) en 2% vond het onbelangrijk (EU 1%; Q16). Het volksdeel dat onderschreef dat we de plicht hebben de natuur te beschermen, zelfs als dat beperking van de menselijke vooruitgang zou inhouden was toen aan de kleine kant (86 om 90%). Het deel dat onderschreef dat we de natuur mogen exploiteren ten bate van het menselijk welzijn was groot (61 om 43%) en relatief velen schatten in dat zulks in het kader van de menselijke vooruitgang wellicht onvermijdelijk is (61 om 51%; Q16). Tussen 2011 en 2014 kromp in België het volksdeel sterk dat milieubescherming erg belangrijk vond (van 62 naar 50%; EU van 57 naar 53%; EB416) of dat inschatte dat men daar als land invloed op kan hebben (35%, -11%: EU 43%, +1%). Luchtvervuiling voerde in 2014 in België de top5 aan van milieuzorgen (60%, EU 58%). Ook onderschreef een relatief klein volksdeel dat milieu issues veel invloed hebben op hun leven van alledag (22%, EU 35%) of dat milieu sparen of efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen goed is voor de economie. Desondanks gaf een flink boven gemiddeld segment aan op 5 manieren het milieu te hebben gespaard (QA11) en tegelijk was het deel dat inschatte dat de burger te weinig voor het milieu doet aan de grote kant (QA16). Ook was in België het volksdeel relatief groot dat heil zag in belonen van goed milieugedrag, handhaving van regels of een grensoverschrijdende (EU) aanpak van milieuproblematiek. Najaar 2015 rekende een boven gemiddeld segment milieubescherming klimaat & energie tot 2 grootste punten van zorg voor het land of voor zichzelf (land 9%, EU27 6%; zelf 9%, EU 5%; QA4).