Locatie en nationale symbolen

Ligging, grenzen en administratieve indeling

De republiek Portugal (37-42 NB; 6-9 WL; hoofdstad Lissabon, bevolkingsdichtheid 2005: 114 inwoners/km²) ligt in zuidwest Europa. Met een totaal van 92.400 km² is het landoppervlak ruim 2 keer zo groot als dat van Nederland. Het grootste deel (89.000 km²) wordt ingenomen door het Portugese vasteland (conti­nente) aan de westkant van het Iberisch schiereiland en de rest door de eilanden van de Azoren en Madeira. Het vasteland is een rechthoe­kige lap grond die in vogelvlucht van west naar oost maximaal 218 km breed en van noord naar zuid hooguit 561 km lang is. In het westen grenst het vasteland aan de Atlantische oceaan en in het zuiden aan de golf van Cadiz (kustlengte 832 km, met inhammen en eilanden 1793 km). In het oosten en noorden wordt het Portugese vasteland omringd door Spanje (1211 km grens). De beide eilandengroepen (totale kustlengte 582 km) liggen meer dan 1000 km uit de Portugese kust in de Atlanti­sche oceaan, respectievelijk ten westen en ten zuid­westen van het vasteland. De Azoren (Portu­gees Açores; 2255km²) bestaan uit 9 ei­landjes en Madeira (741 km²) uit 2 wat grotere bewoonde eilanden en een aantal kleinere eilandjes die thans een natuurreser­vaat vormen. Portugal hanteert in de oceaan en rond de eilandgroepen een territoriale zone van 22 km en een economische zone van 370 km. Over enkele zeegrenzen zuidelijk van de Azoren bij de Canarische eilanden en een gebiedje in het zuidoostelijke vasteland (rond Olivença westelijk van Elvas) bestaat onenigheid met Spanje.

Het land is administratief ver­deeld in 7 hoofdregio’s; de 2 autonome eilandregio’s Azoren en Madeira en 5 hoofdregio’s op het vasteland. Deze zijn van noord naar zuid Porto of Norte, Beiras of Centro, Lisboa/Vale do Techo, Alentejo en Algarve. De hoofdregio’s zijn onderverdeeld in 30 subregio’s. Daarnaast telt het land 11 provincies, 18 districten en 308 gemeenten die weer onderverdeeld zijn in 4000 parochies. De districten zijn ver­noemd naar hun hoofdsteden. Republica Portuguesa is de officiële landsnaam in het Portu­gees. Het land ontleent zijn naam aan Portus Cale; de naam van de havenstad Porto in de Romeinse tijd.

Nationale symbolen

Het nationale dundoek werd na de republikeinse revolutie van oktober 1910 op 30 juni 1911 officieel aangenomen. Het bestaat uit een verticale groene band die vanaf de stokkant 40% van het oppervlak beslaat met daarnaast een verticale rode band op de rest van het oppervlak. Beide banden worden in het midden verenigd door een geel armillarium (hemelbol met de dierenriem waarin via metalen ringen de belangrijkste hemelcirkels zijn weergegeven). Het armillarium wordt van binnen grotendeels overdekt door het traditionele wapen van Portugal. Wellicht is deze combinatie een ode aan de Portugese ontdekkingsreizigers die rond de 16e eeuw op de sterren de wereld rondvoeren. Over de herkomst en betekenis van de kleuren van de vlag en hun verdeling lopen de meningen uiteen. Over het traditionele wapenschild, de escudo (tevens de naam van de Portugese munt van voor de Euro) valt meer met zekerheid te zeggen. Het wordt al sinds 1143 gevoerd in Portugese vlaggen en geldt als is één van de oudste nationale symbolen ter wereld. In de loop van de historie is het een keer of wat op details gewijzigd. Binnenin het wapen staan 5 blauwe schilden met in ieder schild 5 witte puntjes. Deze puntjes staan voor de 5 kruiswonden van Jezus. De 5 schilden in het wapen worden omringd door 9 gele kastelen in een rode band. Deze verwijzen naar de 9 Portugese overwinningen op de Moren in 1249 tijdens het koningschap van Alfonso I. De Azoren en Madeira hebben een eigen vlag, evenals de Portugese gemeenten.

Geïnspireerd door de Franse Marianne introduceerden Portugese nationalisten in 1910 een eigen Efigie da Republica als nationaal symbool. De afgebeelde dame was uiteraard groenrood gekleed en droeg een frygische muts. Ze stond tot 1966 op de kopkant van sommige Portugese munten maar is zo weinig aangeslagen dat ze niet eens een naam heeft.

Het Portugese volkslied heet a Portuguesa. Het is geschreven door Henrique Lopes de Mendonça en Alfredo Keil. In 1910 kon de hymne via de nationalistische gevoelens die een Brits ultimatum opriepen de vervanger worden voor het volkslied van de Portugese monarchie. De lavendel, het olijfblad en de kurkeik zijn wel beschreven als nationale planten. De veelkleurige Portugese haan Galo de Barcelos geldt als nationaal symbool van eerlijkheid, eer, vertrouwen en integriteit. De reeds gebraden haan zou in het stadje Barcelos een Spaanse pelgrim, die valselijk was beschuldigd van diefstal, gered hebben van ophanging door op te staan uit zijn schotel en 3 keer te kraaien. Zoals vaker in Portugal kon dit mirakel plaatsvinden via bemiddeling van de plaatselijke heilige (in dit geval São Tiago die aan de pelgrim was verschenen in zijn dodencel). De aanwezige rechter vatte het mirakel voor zichzelf en de dorpelingen op als waarschuwing tegen vooroordelen (Spanjaarden waren in die tijd niet erg geliefd in Portugal).