Onderwijs

Onderwijsniveau en talen

Volgens http://www.okm.gov.hu/main.php?folderID=137 kent Hongarije een leerplicht voor 5 tot 18 jarigen. De schoolverwachting steeg tussen 2000 en 2007 meer dan in de EU landen (van 16,1 naar 17,8 jaar; EU25 van 16,6 naar 17,2 j; bron Eurostat) en het aandeel voortijdige schoolverlaters (18 tot 24 jarigen zonder beroepskwalificatie) daalde iets sterker dan in de EU (Hongarije van 13,8 naar 10,9%; EU27 van 17,6 naar 15,2%). Het gedeelte 20-24 jarigen met zo’n kwalificatie (een diploma van een secundaire vervolgopleiding) veranderde weinig en lag ook in 2008 boven de EU27 normaal (83,6%; EU 78,5%: +1,9%). Tussen 2000 en 2008 steeg dit aandeel onder 25-65 jarigen sterker dan in de EU en men liep verder uit op het EU gemiddelde (van 70 naar 79.7%; +9,7%; EU 71,5% in 08: +7,1%). Het gedeelte met hooguit lager vervolgonderwijs daalde van 30,6 naar 20,3% (-10,3%: EU 28,5% in 2008, -7,1%). In 2006/07 was het volksdeel zonder beroepskwalificatie relatief klein en de verschillen tussen leeftijdsgroepen waren gemiddeld (25-34j 15%, EU27 21%; 55-64j 31,4%, EU 41,6%). In 2007 had volgens het Hongaarse CBS (Hungary in figures 2008) van de 25-65 jarigen 20,8% basisschool of minder (-2,8% t.o.v 2005); 58,4% had secundair vervolgonderwijs (+5,7%) en 18% (+0,9%) hoger onderwijs als hoogste opleiding. Analfabetisme 2003: officieel 0,5%.

Begin 2006 beschouwden alle Hongaren de officiële voertaal Hongaars als moedertaal. Buiten dat zag 0,8% een andere officieel erkende EU taal en 0,6% een andere taal ook als zodanig. In 2003 beschikte 21% van de Hongaren over minimaal enige Engelse leesvaardigheid (laagste EU25 na Polen), maar dit aandeel steeg. Begin 2006 sprak 23% naar eigen idee genoeg Engels en 25% genoeg Duits om een gesprek te durven voeren (EU25 56%; Eurobarometer 243, wave 64.3: zie ook onder communicatie, taal). Ouderen en middelbaar opgeleide vakmensen kennen het vaakst Duits en jongeren Engels.

De 1e school in Hongarije werd rond 1050 gesticht in het Benedictijner klooster van Pannonhalma (thans Unesco werelderfgoed).

Onderwijs: organisatie en beleid

Op http://eacea.ec.europa.eu/education/eurydice/index_en.php is veel info te vinden over onderwijsstelsels in de EU landen. Sinds de val van het communisme kent Hongarije vrijheid van onderwijs. Vanaf 1990 zijn nieuwe wetten van kracht geworden. De financiering en organisatie werden in belangrijke mate overgeheveld van de staat naar gemeentes. Naast het openbare on­derwijs kwamen er door particulieren en kerken opgezette scholen en er ontstond meer variatie in lesprogramma’s en lesmateriaal. Het ministerie van onderwijs en cultuur heeft de hoofdrol in wetgeving, financiering en organisatie. Sinds 2006 is het ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid verantwoordelijk voor vakopleidingen. Financiën en Binnenlandse Zaken kennen eigen beroepsopleidingen. Lokale overheden organiseren het leerplichtonderwijs, maar de instellingen zijn tamelijk autonoom m.b.t opzet en budgetbesteding. Binnen het leerplicht onderwijs is de rol van openbaar onderwijs relatief groot, want het aandeel van privaat of bijzonder onderwijs (meestal rooms of protestant) ligt onder de EU27 normaal (10,6% in 2006; net als in Nederland en België geheel overheidsafhankelijk; EU 13,5%). Het varieert van 5% bij kleuterscholen tot 28% in het vervolgonderwijs. Leerplicht onderwijs is gratis, ook aan bijzondere scholen. Beide typen scholen krijgen dezelfde subsidie.

In 2006/07 is in het hoger onderwijs de Bologna gradenstructuur met puntensysteem ingevoerd. Bij de recente ontwikkelingen en hervormingen ligt een sterke nadruk op aansluiting van het onderwijs bij de arbeidsmarkt en levenslang leren. Men is in dat kader begonnen met het opzetten van ROC’s. Men wil op alle niveaus competentie gericht leren invoeren en de beoordeling standaardiseren, zowel qua leerlingen en diploma’s als van docenten als instellingen. Onderwijs aan achtergestelde groepen (m.n zigeuners) krijgt extra aandacht, o.m door bestrijding van schooluitval, aangepast en aanvullend onderwijs en beurzen. In dunbevolkte regio wil men oude schoolgebouwen renoveren en samenwerking van scholen bevorderen zodat ze kunnen overleven.

Onderwijsstelsel: kenmerken

Het leerplicht onderwijs is in principe uniform voor leerlingen tot 14 of 15 jaar, maar ze kunnen op eerdere leeftijd naar speciale instellingen voor vervolgonderwijs. De opbouw begint met de kleuterschool voor 3 tot 6 jarigen. Het laatste jaar daarvan valt onder de leerplichtfase. Deze vindt een vervolg in de 8 jarige basis/ middenschool voor 6 t/m 13 jarigen. Deze is opgesplitst in 2 fasen van ieder 4 jaar. Op hun 10e, 12e of 14e kunnen leerlingen insteken in de gymnasium afdeling. De leerplichtfase kan worden afgerond met een 4 tot 5 jarig vervolg aan het algemeen vormende gymnasium of de algemene en beroepsvoorbereidende handelsvakschool. Slagen voor een staatsexamen biedt daarna toegang tot een opleiding op HBO of universitair niveau. Ook kunnen de leerlingen na de middenschool kiezen voor een 3 jarige vakopleiding zonder dit recht. Wel bestaan er buiten het HO middelbare vervolgopleidingen in 21 beroepsgroepen.

Leeftijd en een verklaring van schoolrijpheid zijn de toelatingscriteria voor de basisschool. Anders dan in NL en BE worden leerlingen door de gemeente op een school geplaatst, maar ouders kunnen een alternatief voorstellen. Dat alternatief mag de toegang weigeren met het argument dat men vol zit. Gymnasium en handelsvakschool worden afgesloten met een eindexamen van de school (érretségi vizsga). Het diploma gaf, afhankelijk van de vakbeoordelingen, recht op deelname aan toelatingsexamens in het Hoger Onderwijs (emelt szintŭ érettségi viszga). Deze werden voorafgegaan door voorbereidende cursussen. Thans worden deze toelatingsexamens vervangen door een staatsexamen als 2e eindexamen van gymnasium of handelsvakschool. Leerlingen/ ouders mogen zelf een instelling voor secundaire vervolgopleiding kiezen. Die zijn verplicht hun toelatingscriteria openbaar te maken. Vakopleidingen worden afgesloten met een vakexamen (szakmai vizsga). Het aantal door de overheid gesubsidieerde plaatsen aan HO instellingen is beperkt. De overheid biedt een kader waarbinnen instellingen daarna nog betaalde plaatsen kunnen verdelen.

Bijna alle docenten zijn in Hongarije ambtenaar. Bij voltijddocenten is de werkdruk naar EU maatstaven gemiddeld (basisonderwijs 40u, waarvan 21 lesuren; zowel vervolg als hoger onderwijs: 40 en 20 uur). De docenten zijn naar EU maatstaven redelijk op leeftijd (meestal tussen 30 en 50 jaar). In 2006/07 kreeg in het 4e jaar van de basisschool bijna 1 op de 3 leerlingen alleen les van een vaste leerkracht (in NL bijna de helft), 48% had vakdocenten (NL 3%) en 7% kreeg les van 2 docenten (NL 42%). Het aantal leerlingen per docent (basisschool 10,4; vervolgonderwijs 10,2: secundair vervolgonderwijs 12,3) is naar EU maatstaven niet zo groot. In de eerste 4 jaar van het leerplichtonderwijs kent men groepen van dezelfde leeftijd met op kleine plattelandsscholen klassen van meerdere jaargroepen. Vaak verdelen docenten de klas in een goede en een slechte groep. Ook wordt steeds meer met niveaugroepen gewerkt. In 2006/07 liep de maximale groepsgrootte op van 25 op kleuterscholen via 26 in de eerste 4 jaar van de basisschool naar 30 in de 2e 4 jaar en 35 in het vervolgonderwijs binnen de leerplicht. Op de basisschool haalde driekwart van de groepen dat criterium (rond EU normaal). De werkelijke groepsgrootte varieerde in 2008/09 van 20 op basisscholen via 22 in vakscholen, 23 op kleuterscholen en 26 op handelsvakscholen naar 29 op gymnasia.

Het schooljaar kent een herfstvakantie van 9 dagen, een kerstvakantie van 12 dagen en een korte paasvakantie (5 dagen). Verder zijn de leerlingen vrij op 3 publieke feestdagen. De zomervakanties zijn lang; 11 weken tussen half juni en de 1e maandag van september. Qua lestijden gaan de scholen om 8 uur open en ze moeten om 19 of 20.00 uur dicht. Daar zitten opvanguren van de basisschool bij in en de late sluitingsduur is m.n van toepassing bij vakopleidingen. Het onderwijs kent schoolweken van 5 dagen. Het jaarlijkse aantal lesdagen in het leerplicht onderwijs bedraagt 185. De duur van lesuren bedraagt hier 45 minuten. Ze kan in het secundair vervolgonderwijs oplopen naar 90 minuten. Het minimale aantal jaarlijkse lesuren loopt in het leerplichtonderwijs op van 740 in het 1e jaar naar 1017 in het 8e jaar. Op gymnasia en middelbare vakscholen ging het van 1017 in jaar 9 naar 1110 in jaar 11 om in het examenjaar 12 uit te komen op 960. Een hoge werkdruk naar EU maatstaven, mede gezien het vele huiswerk.

Qua lessenpakket kent men naast aanbevelingen van hogerhand (het kerncurriculum) vrijheid van individuele scholen om te kiezen uit een aantal raamwerken. Creatieve vakken, gym en vreemde talen worden op de basisschool vaak gegeven door vakleerkrachten en op de middenschool vervullen zulke leerkrachten de hoofdrol. De tabel die nu komt geeft een indruk van de aanbevolen verdeling van lestijd in het basis en vervolgonderwijs binnen de leerplicht in 2006/07 in vergelijking met de standaard verdeling binnen de 19 EU landen in de landenclub van de OESO. Bij de EU19 groep betrof het respectievelijk 9 t/m 11 jarigen en 12 t/m 14 jarigen.

Vak

Basisschool %

Vervolg %

HO

EU19

HO

EU19

Lezen, schrijven moedertaal

32

25

12

16

Rekenen/ wiskunde

18

17

11

13

Natuurkunde

4

9

11

12

Aardrijkskunde/ geschiedenis

4

7

9

12

Vreemde talen

2

9

30

13

Technologie

1

4

Creatief

10

13

9

Gym

15

9

5

8

Godsdienst

4

1

4

ICT

1

9

Overig

4

3

4

Verplicht vast

90

97

88

94

Verplicht flexibel

10

3

12

6

Het aandeel gymlessen was op de basisschool het grootst binnen de EU. Onder overige bij basisonderwijs vallen life management en praktijklessen. In het vervolgonderwijs was in Hongarije het aandeel ICT lessen het grootst binnen de landenunie. Bovendien werd ook nog geïntegreerd in andere lessen ICT onderwijs gegeven. Het aandeel 15-75 jarigen dat in het kwartaal voor de vraagstelling internette op een onderwijs instelling lag in 2008 flink boven de EU normaal (12%, bij EU top net als NL; EU15/25 en België: 8%).

Bij de leesles kwamen in 2006/07 in Hongarije in het 4e jaar van de basisschool zowel klassikaal les (79%, EU 76%, NL 56%), niveaugroepen (40 om 31 om 34%) als individuele instructie (60 om 32 om 34%) naar EU maatstaven relatief veel voor.

Qua beoordelen krijgen kinderen in de eerste 3 jaar van de basisschool nog geen cijfers. Vrijwel alleen bij leerlingen die een groot deel van het jaar hebben gemist doubleren dan. In het 1e jaar ligt hun aandeel echter relatief hoog (3,2%), mede omdat ze niet schoolrijp zijn. Verder hanteert men in het hele onderwijs een beoordelingsschaal van 1 (laagste) t/m 5 (op gedrag van 2 t/m 5). Het einddiploma van de basis/ middenschool wordt uitgereikt op basis van de cijfers en toetsen van de docenten (geen eindexamen). Het geeft toegang tot het vervolgonderwijs. De overgang naar het secundair vervolgonderwijs geschiedt op basis van schoolcijfers en resultaten op een extern schriftelijk en mondeling examen in 4 verplichte vakken en 1 keuzevak. Qua resultaten doubleerde in 2006/07 in de combi basis/middenschool 2,5% van de leerlingen en in het secundair vervolgonderwijs 3,7% (gymnasia 2,2%, middelbare vakschool 3,6%, lagere vakschool 5,4%, speciale lagere vakschool 4,4%). In 2006 lag in het secundair vervolgonderwijs het aandeel 19 jarigen (de doorsnee eindexamen leeftijd) dat de opleiding met succes had afgerond met 85% vrijwel op de normaal van de 19 EU landen in de OESO landengroep (bron OECD Education at a glance 2008).

Naar cultuur is het onderwijs in Hon­garije altijd erg schools, autoritair en prestatiege­richt geweest. Kind zijn valt er niet mee, want op de kleuterschool moeten de kinderen al veel tekst van buiten leren en vanaf het begin van de basis­school krijgen ze al huiswerk. Zo gaf in 2006 in het 4e jaar van de basisschool 50% van de docenten de leerlingen 1 tot 4 keer p/w huiswerk mee (EU 53%, NL 23%) en 48% deed dit elke dag (EU 31%; NL 0%). VWO scholieren ken­nen een werkweek van zo’n 60 uur en hebben dus geen tijd voor bijbaantjes. Verder kom je zonder examens en formele einddi­ploma’s in Hongarije nergens aan de bak. Ze­ker sinds de flowerpower­ revolutie benadrukken het Hongaarse en het Ne­derlandse onderwijs tegen­overgestelde kwaliteiten. Leerkrachten heb­ben in Hon­garije erg veel gezag en leerlingen zijn navenant gehoorzaam. Het aan­passings­ver­mogen, de kadaverdiscipline en het compu­tergeheugen van nerd-achtige modelkinderen wordt door de meerderheid van leer­krachten, ouders en leerlingen gezien als het hoogste goed. Sommige onberispelijke ogende Hongaarse kinderen munten bij internationale competi­ties inderdaad uit in feiten­kennis, wiskunde en natuur­wetenschap en doen het slecht op inzicht en zelfstandig crea­tief denken en oordelen.

Internationaal deed de doorsnee Hongaarse scholier van 15 jaar het echter maar matig op de Bèta vakken. Bij het internationale Pisa schoolon­derzoek van 2003 scoorde men in vergelijking met 19 EU lan­den gemiddeld op analytisch denken en natuurkunde en iets onder gemiddeld op begrij­pend lezen. In 2006 moest men op begrijpend lezen 12, op wiskunde 13 en op natuurkunde 9 van deze 19 EU landen voor zich dulden.

In 2006/07 was in Hongarije het aandeel leerlingen dat in het 4e jaar van de basisschool werd gepest het grootste binnen de EU27  (48,3%, Eu 25%, NL 30%, BE 39%). Het deel dat klaagde over diefstal lag iets boven de EU normaal (26%, EU 23%, NL 13%) en het deel dat verwondt was door een medeleerling lag daaronder (19 om 28 om 24%). Het aandeel scholen waarvan het hoofd m.b.t deze jaargroep melding maakte van ordeproblemen lag onder de EU normaal (voortgang beletten 10%, EU 15%, NL 22%; spijbelen 13 om 15 om 6%; onrust 22 om 25 om 21%).

Achterstandsonderwijs

Het Hongaarse speciale onderwijs kent een lange traditie. Het bestaat al sinds de 19e eeuw. Er zijn aparte scholen voor groepen gehandicapten waar men ook open staat voor het uitproberen van nieuwe methoden. In 2003 herbergde het speciale onderwijs voor kinde­ren met een handicap of leerachterstand 6% van de basisscholieren. In 2006/07 telde men 13.000 leerlingen uit etnische minderheden. Men kent een gesubsidieerd intercultureel onderwijsprogramma. De minderhedentalen waarin hier wordt onderwezen zijn Kroatisch, Duits, Grieks, Servisch, Sloveens, Slowaaks en Roemeens. Op reguliere scholen is de aandacht voor aanvullend onderwijs gegroeid. Thans krijgt rond de helft van de doelgroep hier haar speciale onderwijs, soms in aparte klasjes. M.b.t onderwijs achterstand vormen de zigeuner kinderen veruit de belangrijkste groep. Men verwacht dat ze in 2020 10% van het leerlingenbestand in het hele onderwijs vormen. In veel Roma gezinnen is de houding niet onderwijsvriendelijk. De Roma zijn veelal praktische overlevers en korte termijn denkers die zich niet gebonden voelen aan de op een gesetteld bestaan ingestelde leerplicht van het land waar ze toevallig wonen. Traditioneel wordt voor het overleven noodzakelijke kennis mondeling overgedragen en wordt er getrouwd zodra seksuele volwassenheid zijn intrede doet. Meestal lopen Roma kinderen van huis uit een flinke taalachterstand op. Het feit dat ze in Hongarije op kleuterscholen vaak geweerd worden helpt dan ook niet en te vaak was en is taalachterstand er de enige reden waarom ze op een speciale school terecht komen tussen de gehandicapte kinderen. Er bestaan speciale Roma scholen die in de lagere klassen tweetalig zijn. Daar gaat zo’n 20% van de Roma leerlingen heen. De kwaliteit van het onderwijs blijft er vaak achter, mede omdat docenten er veel harder moeten werken voor hetzelfde geld. De speciale muziekscholen voor zigeuner­kinderen (Rajko scholen) vallen er ook onder.

De meeste Hongaarse ouders zijn wel voor aparte scholen of klassen voor Roma kinderen (overigens een erfenis uit de communistische tijd), omdat ze liever niet willen dat hun kind bij zigeuners in de klas zit. Tegen Roma kinderen op gewone scholen bestaan veel vooroordelen onder ouders, leerlingen en docenten. Ook als ze hoge cijfers halen moeten ze vaak in de rij van slechte leerlingen zitten (waarvan er altijd wel een paar zijn die vinden dat ze naar zigeuner stinken) en hun huiswerk wordt nogal eens extra nagekeken omdat juffen de overtuiging delen dat Roma kinderen dom zijn, er met de pet naar gooien of de kluit belazeren. Dikwijls krijgen ze om vage redenen een slecht cijfer voor gedrag. Voor 2004 maakten erg veel Roma kinderen de basisschool­ zelfs niet eens af en vaker dan wenselijk is komen ze in het beroepsonderwijs terecht. Na 2004 is in Hongarije antidiscriminatie wetgeving aangenomen en EU geld vrijgekomen. Dat wordt deels gestoken in speciale beurzen voor Roma scholieren en studenten. Na 1998 werden zo’n 200 Roma studenten lid van een eigen studentenvereniging Romaversitas. Deze verdeelt beurzen, geeft taal en computertrainingen en biedt de studenten de gelegenheid om geestverwanten te ontmoeten en zonder argusogen Rom te kunnen zijn. De centraal Europese universiteit in Boedapest geeft ieder jaar aan rond 10 Roma studenten uit Centraal en Zuid Europa een beurs om in West Europa of Amerika te studeren.

Betaling van en in het onderwijs

De onderwijsuitgaven van de overheid zijn in Hongarije (anders dan in de EU27 als geheel) tussen 2000 en 2006 gestegen en ze kwamen uit boven de EU normaal (5,41% van het BBP in 06; 4,42% in 00 d.w.z +0,75%: EU 4,41%: -0,10%). De privé-uitgaven voor educatie zakten in dezelfde periode licht; i.e van 0,63 naar 0,54 van het BBP en ze kwamen onder de EU normaal (EU van 0,63 naar 0,67% BBP). In 2006/07 kwam 9,5% van de onderwijs uitgaven uit private bron (EU27 12,5%). In 2006 lagen de uitgaven per leerling/student met verrekening van koopkracht op tweederde van het EU27 gemiddelde (basisonderwijs 75%, vervolgonderwijs 57%, hoger onderwijs 60% van deze standaard). Ze waren in 2006 in Hongarije ruim 5% hoger dan in 2005 (EU27 +6%). De overheid gaf in 2006 relatief veel uit aan kleuteronderwijs (1%, EU27 0,5% BBP) en het aandeel voor basis (1,1%), vervolg (2,3%) en hoger onderwijs (1%) week weinig af van de EU27 normaal. Van het onderwijsgeld gaat 70% naar de centrale overheid en 30% naar gemeenten. Gemeenten geven echter 66% van het geld uit en de centrale overheid de rest. Van de bestedingen ging 7,4% naar kapitaalsuitgaven (EU 8,1%), 71,5% naar staf (EU 72%) en 19% naar lopende uitgaven (EU 21%). De docenten salarissen bereikten in 1995 een dieptepunt. Daarna begon herstel en in 2002 gingen ze met 50% omhoog. Uitgedrukt in het BBP per hoofd waren in 2006 de beginsalarissen, net als in andere voormalige Oostbloklanden, laag naar EU maatstaven. Met de jaren konden ze vooral in het middelbaar en hoger onderwijs echter behoorlijk oplopen. Met toeslagen en bonussen varieerden ze in het basisonderwijs tussen 63 en 122% van het BBP per hoofd; in het vervolgonderwijs tussen 63 en 150% en in het hoger onderwijs tussen 69 en 150%.

Vanuit de communistische tijd zijn de Hongaren gewend dat publieke crèches gratis zijn. Het leerplicht en vervolgonderwijs is ook gratis; maar aan schoolboeken, schoolvervoer en schoolmaaltijden moeten de ouders meebetalen. Hiervoor bestaan echter subsidie regelingen voor lage inkomens en grote gezinnen. Sinds 2005 moet in het secundaire vervolgonderwijs examengeld worden betaald. Computers zijn aftrekbaar voor de belasting. Stagiaires krijgen een kleine vergoeding van hun stageplek (minstens 20% van het minimumloon). Onderwijs op levensbeschouwelijke basis wordt in Hongarije door de overheid betaald, maar de schoolgebouwen niet. Voor particuliere scholen moeten van crèches tot hogescholen soms flinke eigen bijdragen worden opgehoest. Dat geldt vaak ook voor het Hoger Onderwijs (HO). Hier is het aantal studenten dat jaarlijks begint bijna 2 keer zo groot dan het aantal dat een beurs kan krijgen. De rest van de studenten moet betalen voor hun studie. Of men beursstudent kan worden of blijven hangt in de 1e plaats af van examen en studieresultaten. Ook zijn er beurzen voor speciale groepen en leningen. In 2006 ging naar EU maatstaven een relatief groot deel van het overheidsgeld naar vergoedingen voor leerlingen buiten het HO (4,4%, EU 3,2%) en een naar verhouding klein deel naar beurzen voor studenten (15,1 om 16,6%).

Kleuter en leerplichtonderwijs

Crèches (bölcsóde) vallen in Hongarije onder het ministerie van gezondheid en gezin. Zowel de opvang hier als het kleuteronderwijs zijn in het land een serieuze zaak en staan op een hoog niveau. De kleuterschool (óvoda) is in principe bestemd voor kinderen tussen 3 en 6 jaar. De deelname liep in 2006/07 op van 73% van de 3 jarigen naar 92,5% van de 4 jarigen en bijna 98% van de 5 jarigen (deze vallen onder de leerplicht). Ook kwam 73% van de 6 jarigen er nog voor hun overgang naar de basisschool. Van de kleuters ging 40% naar een plattelandschooltje met 1 of 2 groepen. Elders zijn leeftijd groepen de traditie en niveaugroepen de toekomst. Het aandeel kleuters op een private school bedroeg 10%; waarvan 3% levensbeschouwelijk en 7% naar methode (bijv die van Montessori of de wereldberoemde Hongaarse Petó methode voor gehandicapte kleuters die ook veel klandizie uit het buitenland trekt). Kleuterscholen zijn in overleg met de ouders 8 tot 10 uur p/d open en bieden zo naschoolse opvang. Door lage geboortecijfers bereikte het aantal kleuters in het kleuteronderwijs in 2007/08 een minimum van 324.000. In 2008/09 was het weer iets gestegen (326.000).

Onder het Hongaarse basisonderwijs (általános iskola) valt een 4 jarige basisschool en een 4 jarige middenschool en het is bestemd voor leerlingen tussen 6 en 14 jaar. In de basisfase krijgen de leerlingen (bijna) alle lessen van een vaste leerkracht, maar in de 2e fase maakt deze steeds vaker plaats voor vakdocenten. Leerlingen kunnen dan op hun 10e, 12e of 14e insteken in de gymnasium afdeling; een soort VWO basis. De basisscholen zijn naar EU maatstaven groot. In 2006 zat de helft van de leerlingen op een school met maximaal 410 leerlingen (NL maximaal 245, BE 278, EU 300 leerlingen). In 2006 boden vrijwel alle basisscholen naschoolse opvang (in België Vlaanderen 88%, Wallonië 100%, EU 73%: NL 29,8%: laagste van 18 EU landen). In 2008/09 telde de 4 jarige onderbouw/ basisschool 49% van de leerlingen en de bovenbouw/ middenschool 51%. In 2006/07 ging ruim 9% van hen naar een bijzondere school (levensbeschouwelijk 5,6%; naar methode 3,6%). Vanaf het 4e schooljaar moeten de kinderen les krijgen in een vreemde taal (EU27 1,5 taal), maar dit gebeurt steeds vaker al vanaf de 1e klas en steeds meer scholen besteden meer dan het minimum aantal voorgeschreven uren aan vreemde taalles. In de communistische tijd was Russisch verplicht. Nu wordt het Engels het vaakst als vreemde taal gekozen met Duits als 2e. In het basison­derwijs van Hongarije nemen muziekles (volgens de inzichten van Zol­tán Kodály) en gymnastiek een belangrijke plaats in. In 2006/07 at 64% van de leerlingen op school en rond 70% van de leerlingen in de onderbouw (284.000 ) maakte gebruik van naschoolse opvang. In 2008/09 lagen deze aandelen (nog) wat hoger. Door lage geboortecijfers bereikte het aantal leerlingen in het basisonderwijs toen met 790.000 een dieptepunt.

Secundair vervolgonderwijs

Sinds 1998 zijn de kinderen, wanneer ze zonder doubleren de basisschool hebben voltooid, 14 jaar en dus nog 3 jaar leer­plichtig. Ze hebben dan de keus uit 3 soorten secundair vervolgonderwijs (középiskola); het 4 jarige VWO (gimnázium), het even lange algemeen vormende en beroeps­voorbe­reidende onderwijs (de handelsvakschool of szakközépiskola) en de 3 jarige vakopleiding (zsakiskola). Bij 2talige scholen kunnen het gymnasium en de handelsvakschool een jaar langer duren. Deze scholen bereiden voor op de eindexamens (érretségi vizsga) van school en staat. Het staatsexamen dient als opening naar het hoger onderwijs. Bij deze schooltypen ligt in de eerste 2 jaar de nadruk op algemene vorming (mimimaal 80%) en in de laatste 2 jaar volgt meer specialisatie (minimaal 60% algemene vorming). De handelsvakscholen kennen 19 beroepsrichtingen met ieder 10 tot 30 specialisaties. Bij de gewone vakscholen zit in de eerste 2 jaar naast algemene vorming ook al wat vakonderwijs. Ze bereiden voor op het vakexamen (zakmai vizsga). Daarbij bestaat keus uit 21 beroepsgroepen met daarbinnen meer dan 800 kwalificaties. Omdat er vaker problemen rezen met de keus van de juiste vakschool in de buurt worden deze scholen minder gespecialiseerd en werken ze vaker samen met handelsvakscholen en soms met gymnasia (tevens een opstap naar regionale opleidingscentra). In 2006/07 was nog slechts 10% van de vakscholen gericht op één enkele beroepsgroep. Desondanks woonde in 2006/07 in het hele vervolgonderwijs ruim 1 op de 10 leerlingen niet bij hun ouders thuis, maar intern bij de school.

Op de gymnasia wordt les gegeven in 2 vreemde talen en op de handelsvakschool is 1 vreemde taal verplicht. In 2006 koos hier 56% van de leerlingen Engels, rond 35% Duits en 5% een andere taal. Op de gewone vakschool zijn vreemde talen niet verplicht. Hier bestaan richtingen met of zonder wis en natuurkunde of vreemde talen in het pakket algemene vorming. Wel krijgt iedereen er lessen Hongaars. Leerlingen met vreemde talen in hun pakket kozen hier relatief vaak Duits. In 2007 kregen leerlingen in het vervolgonderwijs gemiddeld les in 1,2 vreemde taal (EU27 1,3 taal).

De onderwijsdeelname onder 18 jarigen is door de duur van de leerplicht en opzet van het stelsel groot naar EU maatstaven en tussen 1998 en 2007 steeg ze ruim 2 keer zo sterk dan gemiddeld in de EU27 (van 62 naar 83%; EU van 68 naar 77%). Ondanks het dalende aantal 14 tot 18 jarigen ging de deelname in het secundair vervolgonderwijs tussen 1999 en 2006 omhoog met 31% naar 668.000. De stijging kwam m.n op het conto van gymnasia en handelsvakscholen. Daarna trad op deze schooltypes enige daling op. In 2008/09 ging van de 652.000 leerlingen ruim 37% naar het gymnasium (waaronder 4% naar de gymnasium afdeling van de basis/ middenschool), bijna 42% naar de handelsvakschool (8,5% middenschool) en 21% naar de gewone vakschool (2% middenschool). Op de gewone vakschool is de uitval het hoogst. Volgens Eurostat hoorde het gedeelte leerlingen dat secundair vakonderwijs volgde (jongens 29 om 57%; meisjes 18,5 om 46%) bij de laagste binnen de Eu. Het deel dat na het eindexamen verder wilde studeren steeg tussen 1990 en 2003 van 36 naar 60%. In 2005 bereikte het aantal geslaagden (120.000) en het aandeel dat probeerde in het HO te komen (75%, 91.000) een piek; bij 58% met succes. In 2008/09 deden van de 81.000 geslaagden 64.000 (80%) zo’n poging en daarin waren toen 49.000 van hen succesvol (77%).

Hoger Onderwijs

De oudste universiteit van Hongarije werd in 1367 gesticht door koning Lodewijk I in Pécs. In het Hongaarse hoger onderwijs van nu bestaan 4 tot 6 jarige universiteiten (egyetem), 4 jarige vakhogescholen (föiskola) en korte HBO vakopleidingen (1 of 2 jaar). In 2008/09 telde men 70 instellingen, waarvan 29 van de staat (18 universiteiten; 11 hogescholen), 26 van een geloofsgroep (5 universiteiten, 20 hogescholen) en 15 van een stichting (2 universiteiten, 13 hogescholen). De grote meerderheid van de studenten studeert aan een staatsinstelling (86% in 2006/07), gevolgd door stichtingen (8%) en religieuze instellingen (6%). Verder studeerde 53% aan een vakhogeschool en 33% aan een universiteit. De rest (14%) deed een ander type opleiding. Van de studenten woonde 20% intern op het terrein van hun opleiding. Het deel dat in deeltijd studeerde nam tussen 1990 en 2006/07 echter sterk toe (van 29,3 naar 45,4%) en het aandeel volwassenen in het hoger onderwijs is in Hongarije dan ook erg groot. In 2005 werd de Bologna structuur ingevoerd. De Hongaarse namen voor de graden zijn apaképzés (BA), mesterképzés (MA) en doktori képzés (DR). Rond 2005 bereikte de toevloed aan studenten een piek en vooral politie, militaire en sport­academies, kunstacademies en juridische en management opleidingen konden haar niet of nauwelijks aan.

In 2008/09 telde men 381.000 studenten; bijna 9% minder dan in 2005/06. De populaire richtingen waren in 2006/07 business en administratie 26%; techniek of docenten opleidingen (beide 12%), zorg 9%, dienstverlening of sociale wetenschappen (beide 8%) en talen 7%. Na 1990/91 zijn de docenten opleidingen sterk en de technische vakken wat minder sterk in de belangstelling gedaald. De interesse voor zorgopleidingen bleef ongeveer gelijk en alle andere toppers gingen flink omhoog qua studentenaandeel. In Hongarije was eind 2006 het aandeel voorstanders van vrije toelating tot het HO het kleinste binnen de huidige Eu na dat in Bulgarije (23%, EU25 43%; voor selectie 63%; EU 47%; bron EB 273, wave 66.3). De instroom van buitenlandse studenten vanuit EU landen was in 2007 relatief klein (2% van het bestand; EU 2,9% in 2007), maar de groei hierin t.o.v 1998 was erg groot (bijna 250%, huidige EU27 +67%). In dat jaar studeerden 7400 Hongaarse studenten in een ander EU land (+64%: EU27: +57%).

Volwassenenonderwijs

Het volwassenenonderwijs heeft in Hongarije hoge prioriteit. Om hieraan gestalte te geven werken de ministeries van onderwijs en van werk en sociale zaken samen. Landelijk telt men van overheidswege 50 instellingen, waaronder 8 regionale trainingscentra in grote steden. Rond eenderde van de opleidingen wordt opgezet door het bedrijfsleven. Net als in het hoger onderwijs kent de overheid een maximum aantal gesubsidieerde plaatsen. Wanneer er meer vraag is moeten deelnemers bijbetalen. Voor volwassenen die via 2e kansonderwijs een regulier diploma willen halen zijn er leningen. Bij werklozen worden deze geheel of deels betaald door regionale arbeidsbureaus. Qua 2e kans onderwijs loopt het aandeel van volwassenen in de deelname op met het niveau (basis/ middenschool 0,3%; vakschool 3.9%; handelsvakschool 15,6%: gymnasium 18,7%; hoger onderwijs 46,1% in 2006/07). In totaal betrof het 389.000 deelnemers, waarvan 191.000 in het HO. De deelname aan ander volwassenenonderwijs van overheidswege lag op 189.000 (+30% t.o.v 2005: +31% t.o.v 2000). Volgens Eurostat zakte de deelname onder 25-65 jarigen in de maand voorafgaand aan de vraagstelling tussen 2004 en 2008 van 4 naar 3,1% (EU27 9,6% in 08). In 2008 gaf de overheid 0,21% van het BBP uit activering van werklozen (EU 0,47%).

Evaluatie van het onderwijs

In het Hongaarse onderwijs zijn qua cultuur de gezagsverhoudingen duidelijk en de regels streng (hoge onzekerheidsvermijding). Verder is het onderwijs erg competitief (masculien) en de belasting van leerlingen ligt van het begin af aan hoog (die van docenten is gemiddeld). Zowel competitiegeest als gevoelens van onmacht en fatalisme worden in de hand gewerkt en versterkt door leerkrachten (bijv aparte rijen in de klas van goede en slechte leerlingen) en door het aantal gesubsidieerde plaatsen in hoger en volwassenenonderwijs kleiner te houden dan de vraag. Het is onbekend of het nerdgehalte in Hongarije onder de leerlingen groter is dan gemiddeld in de EU27. Wel is duidelijk dat de kinderen veel gymles en veel ICT les krijgen, dat het aandeel schoolkinderen dat wordt gepest het grootst is binnen de landengroep en dat het land relatief hoge zelfmoordcijfers kent. De naar internationale maatstaven slechte resultaten van doorsnee 15 jarigen bij de PISA onderzoeken kunnen verder vragen oproepen over de effectiviteit van de onderwijscultuur. Bij het toelatingsbeleid in het leerplicht en vervolgonderwijs heeft de schoolleiding een flinke vinger in de pap. Scholen waar ouders hun kinderen graag geplaatst zien mogen de toegang weigeren met het argument dat ze vol zitten. Het is moeilijk na te gaan in hoeverre dat altijd terecht wordt gebruikt, één van de kwesties die een rol speelt bij het onderwijs aan de vele zigeunerkinderen. De relatief goede naschoolse opvang is een erfenis uit de communistische tijd. Tussen 1991 en 2001 is bij vrijwel alle vormen van onderwijs de groepsgrootte afgenomen. Het aantal leerlingen per docent was al klein naar EU maatstaven en bleef tussen 2001 en 2006 klein. De groepsgrootte ligt rond de EU normaal, maar op het gymnasium zijn de groepen wel relatief groot.

Door de opzet van het stelsel (verlengde basisschool) hoeven leerlingen pas laat (maar nog wel tijdens de leerplicht) te kiezen voor beroeps of algemeen vormend vervolgonderwijs. De aandacht voor onderwijs in vreemde talen groeit en in het basisonderwijs wordt er vaak meer tijd aan besteed dan verplicht is. Toch bleef het gemiddelde aantal talen waar leerlingen les in kregen volgens eurostat onder het Eu gemiddelde. Hoewel kenners soms beweren dat het voor Hongaren makkelijker is om bijv Engels of Duits te leren dan andersom bleef het volksdeel dat Engels durft spreken relatief klein (met Duits valt het mee). Het onderwijsniveau van de bevolking ligt naar EU maatstaven hoog en is de laatste tijd verder gestegen. In 2006/07 was het volksdeel zonder beroepskwalificatie dan ook relatief klein en de verschillen tussen leeftijdsgroepen waren daarbij gemiddeld (25-34j 15%, EU27 21%; 55-64j 31,4%, EU 41,6%). Onder het volksdeel tussen 25 en 65 met minimaal een secundaire vervolgdiploma was in 2003 het verschil tussen mannen en vrouwen (8%) na dat in Tsjechië het grootst binnen de EU25; maar omdat de vrouwen met een inhaalrace bezig zijn nam het af naar 6,8% in 2008. Het aandeel vrouwelijke HO studenten bleef hoog (58,3%, EU 55,2% in 08). Door de beperkte subsidies krijgen wellicht niet alle laag opgeleiden en werklozen die het graag zouden willen volwassenenonderwijs. In het hele onderwijs is de belasting voor leerlingen/ studenten erg hoog naar EU maatstaven. Wel kent men lange zomervakanties. De belasting van docenten is naar EU maatstaven qua aantal uren gemiddeld. In 1996 werden de leerkrachten naar EU maatstaven erg slecht betaald. M.n de beginsalarissen zijn sterker gestegen dan de koopkracht en in 2006 was de betaling naar koopkracht redelijk, vooral bij ervaren docenten en hoger onderwijsdocenten.

Volgens eurostat was de belangstelling voor de beroepsrichting in het secundair vervolg onderwijs in 1999 veruit de laagste binnen de huidige EU27 (m 13%; v 6%). Tussen 2005 en 2007 was ze laagste na die in Cyprus, maar ze was wel meer dan verdubbeld (m 28%, v 19%). Wellicht is dit mede een kwestie van hoge eisen en definiëring. Zo brengen de Hongaren hun handelsvakschool, die het grootste aandeel leerlingen trekt, onder bij algemene vorming. Feit is dat men vakbekwaamheid hoog in het vaandel draagt en dat het vervolgonderwijs erg veel mogelijkheden biedt tot ambachtelijke specialisatie. Het rendement van het onderwijs qua betaald werk leek in Hongarije, bezien vanuit de werkloosheidscijfers onder 25-65 jarigen, hoog naar EU maatstaven. In 2008 lag het cijfer onder laag opgeleiden naar verhouding veel verder boven het EU27 gemiddelde (17,3 om 9.8%) dan onder middelbaar opgeleiden (6,3 om 5,6%) en onder hoog opgeleiden lag het onder deze standaard (2,3 om 3,5%).

In Hongarije beoordeelde men het genoten onderwijs in 2006 qua tevredenheid met het cijfer 6 (EU25 6,9 in 2003; Eurlife indicator) en de kwaliteit van het onderwijsstelsel gaf men een 6,2 (EU25 6,3). In 2007 lag de laatste beoordeling op 5.9 (EU25 6,3; bron EQLS 2007). De Hongaren zijn zich redelijk bewust van het belang van onderwijs, maar men betwijfelt soms het nut voor het vinden van werk. Wel steekt men naar verhouding veel geld in educatie. Uit Eurobarometer 273/ wave 66.3 TNS opinion & social blijkt dat het volksdeel dat onderwijs eind 2006 tot de 3 grootste punten van zorg rekende flink boven de EU25 normaal lag (voor zichzelf 18 om 13%; voor de komende generatie zelfs 35 om 18%). Het deel dat goed onderwijs tot de 2 beste manieren rekende om verder te komen in het leven was toen echter het kleinst binnen de EU (33 om 62%) en medio 2009 lag het deel dat diploma’s belangrijk leek om werk te vinden iets onder de EU normaal (58 om 52%: keuze van 2 opties uit 6). Eind 2008 (keuze van 2 uit 14 opties) koos slechts 3% van de Hongaren het onderwijsstelsel uit als punt van zorg voor hun land (EU 7%) en 7% koos het als persoonlijk punt van zorg (EU 9%; bron EB 70).