Onderwijs

Onderwijsniveau en talen

Sinds 2004 kent Grieks Cyprus een leerplicht voor kinderen tussen 4 jaar en 8 maanden en 15 jaar. De schoolverwachting steeg tussen 2000 en 2007 meer dan in de EU landen (van 13 naar 14,8 jaar; EU25 van 16,6 naar 17,2 j volgens Eurostat) en het aandeel voortijdige schoolverlaters (18 tot 24 jarigen zonder beroepskwalificatie) daalde tussen 2004 en 2007 sterker dan in de EU (Grieks Cyprus van 20,6 naar 12,6%; EU27 van 15,8 naar 15%). Het aandeel 20-24 jarigen met zo’n kwalificatie (een diploma van een secundaire vervolgopleiding) spurtte tussen 2004 en 2007 omhoog met 8,2% naar 85,5% en kwam ver boven het Eu25 gemiddelde uit (snelste stijging EU27; EU 78,1%; +1%). In 2008 was dit aandeel echter licht gedaald (85,1%: EU 78,5%). Tussen 2000 en 2008 steeg onder 25-65 jarigen het gedeelte met een beroepskwalificatie sterker dan in de EU27 (73,1%, + 11,6%; Eu 71,5%, +7,1%) en het gedeelte met hooguit lager vervolgonderwijs daalde navenant (26,9% om 28,5% in 2008, bron Eurostat). In 2008 had volgens het Grieks Cypriotische CBS (Cyprus statistics, population and social conditions, education) van de 20plussers 7% de basisschool niet afgemaakt (-5% t.o.v 2000); 17% (-7%) had basisschool, 46% secundair vervolgonderwijs (+3%) en 30% (+8%) hoger onderwijs als hoogste opleiding. Bij de volkstelling van 2001 mat men een analfabetisme van 3% (vrouwen 5%, mannen 1%; in 1976 nog 10%).

Begin 2006 beschouwde 98% van de bevolking nieuw Grieks; de officiële voertaal, als moedertaal. Van de rest zag 2% een andere officieel erkende EU taal als zodanig (veelal Engels) en 1% een andere taal (bijv Russisch, Roemeens, Bulgaars). In 2003 kon 86% van de GrieksCyprioten naar eigen bevinding een beetje tot erg goed Engelse teksten lezen (4e binnen de niet Engelstalige EU landen na Zweden, NL en DK). Begin 2006 sprak 78% naar eigen idee genoeg Engels om daarin een gesprek te durven voeren (EU25 56%; Eurobarometer 243, wave 64.3: zie ook onder communicatie, taal).

Algemeen/ organisatie van het onderwijs in GrieksCyprus

Op http://eacea.ec.europa.eu/portal/page/portal/Eurydice/ is veel info te vinden over onderwijsstelsels in de EU landen. Het Grieks-Cypriotische ministerie van onderwijs en cultuur heeft de hoofdrol in wetgeving, financiering en organisatie van het onderwijs. Hetzelfde geldt voor vakministe­ries m.b.t. sommige vormen van vakonderwijs. Lokale overheden leveren een bij­drage aan de faciliteiten (schoolgebouwen e.d.). Betaling en organisatie van privé-onder­wijs is vaak in handen van particuliere organisaties. Het meeste onderwijs (incl. volwasseneneducatie) wordt gegeven aan open­bare instellingen. De uitzonderingen daarop vormen het kleuteron­der­wijs (20% privé-scholen) en het hoger onderwijs (ruim 50% particulier). In 2006/07 besloeg het openbaar onderwijs 88% van de deelname (crèches 30%, kleuterschool 60%, basisschool 94%, vervolgonderwijs niet HO 86% in 2005/06). Openbaar onderwijs is (m.u.v hoger onderwijs) in principe gratis (zie onder betaling van het onderwijs). Vanaf 2003 heeft de computer algemeen ingang gevonden. Op basisscholen staat er in elk klaslokaal min­stens 1 met internet en printer en in het vervolg­onderwijs was sprake van 1 computer met internetverbinding op 8 leerlingen. Onder de recente ontwikkelingen en hervormingen vallen invoering van hele dagscholen in het basisonderwijs (in eerste instantie op vrijwillige basis), invoering van ICT op alle scholen via het DIAS (Diadiktiako Scholeio: internet school) project dat zowel op school als thuis is te volgen, invoering van multicultureel onderwijs (in 2008/09 had 8,8% van de leerlingen een buitenlandse achtergrond), het opstellen van een landelijk curriculum en het bevorderden van deelname aan hoger onderwijs (incl. grip krijgen op de inhoud van private HO opleidingen).

Kenmerken van het onderwijs

Qua opbouw begint het eigenlijke onderwijs met de kleuterschool. Het laatste jaar daarvan valt onder de leerplichtfase. Deze vindt een vervolg in de basisschool voor 6 t/m 12 jarigen (klassen 1 t/m 6) en het gymnasium voor 13 t/m 15 jarigen (groep A, B en C). Via een eindexamen dat de gymnasia zelf organiseren sluiten leerlingen hun leerplicht af met een diploma dat rechtstreeks toegang tot algemeen vormende lycea of technische vakscholen voor 15 tot 18 jarigen. Leerlingen die het leerplichtonderwijs verlaten zonder diploma kunnen deelnamen aan een leerwerktraject voor 14-18 jarigen. Het vakdiploma waar dit in uitmondt geeft echter geen toegang tot hoger onderwijs. Hoger onderwijs instellingen zijn er op HBO en universitair niveau en er zijn publieke en private varianten (sinds 2005 zijn private universiteiten toegestaan). In het leerplicht onderwijs is leeftijd het enige toelatingscriterium. Voor toelating tot het gymnasium is een basisschool diploma nodig. Het gymnasiumdiploma geeft toegang tot secundair vervolgonderwijs binnen het eigen woongebied. Het landelijke eindexamen van lyceum of technische school kan resulteren in een diploma dat ingang biedt tot een nationaal toelatingsexamen voor hoger onderwijs instellingen. Dit mondt uit in rangordes van kandidaten voor de diverse opleidingen. Daarbij is sprake van een beperkte toelating en gereserveerde aandelen voor speciale groepen. Bij private instellingen is ook de taal waarin les wordt gegeven criterium. Apolytirio of apolytirion is Grieks voor diploma.

Buitengewoon onderwijs bestaat op reguliere scholen als aanvullend onderwijs aan individuele leerlingen, soms in speciale klasjes en met speciale hulpmiddelen. Men is een publiciteitscampagne gestart om het acceptabel te maken. Er zijn ook speciale scholen. Rond 2008 kreeg 0,035% van de leerlingen thuis les buiten het reguliere onderwijs. Voor leerlingen uit etnische minderheden wil men taalscreening invoeren en op grond daarvan aanvullende Griekse taallessen introduceren. Daartoe schoolt men thans docenten bij. Tegelijk wil men in lesboeken en leerplannen extra informatie opnemen over de landen waar veel leerlingen vandaan komen zodat het mes van 2 kanten snijdt.

De groepsgrootte lag in 2005/06 bij basisscholen op ruim 21 en in het vervolgonderwijs  rond 22 leerlingen (gemiddeld naar EU maatstaven). De maximale groepsgrootte was 30 voor basisscholen. Om het kleuteronderwijs streeft men met ingang van 2010/11 een groepsgrootte van 20 na. De groepen zijn gemengd. Qua schooljaar kent men in het hele onderwijs een kerst en een paasvakantie van 2 weken. Verder zijn de leerlingen vrij op 11 publieke feestdagen (bij kleuterscholen op 12). Zomervakanties duren van de één na laatste vrijdag van juni tot de 1e maandag van september (in het hoger onderwijs korter). Qua lestijden kent men in het kleuter en leerplichtonderwijs het hele jaar door een tropenrooster met lessen tussen 7.30 en 13.30 uur. Op hele dag kleuter en basisscholen kunnen de kinderen terecht tot 4 uur ’s middags. Het basis en vervolgonderwijs kent schoolweken van 5 dagen. Het jaarlijkse aantal lesdagen bedraagt op basisscholen 180 en in de rest van de leerplichtfase 161. Wekelijks wordt op de basisschool 35 uur les gegeven en in het vervolgonderwijs binnen de leerplicht 37 uur. Op kleine basisscholen met 1 of 2 leerkrachten wijkt de verdeling af. De jongste groepen krijgen dan minder lesuren en de oudste meer. De duur van lesuren loopt op van 35 minuten op de kleuterschool naar 45 minuten in het vervolgonderwijs. Jaarlijks wordt in het leerplichtonderwijs rond 840 uur les gegeven (rond EU normaal).

Qua lessenpakket is in het hele leerplichtonderwijs het programma vrijwel uniform met alleen verplichte vakken. Wel kan de tijd per vak afwijken op kleine basisscholen. Lesboeken worden voorgeschreven door het ministerie en de lesmethoden stellen de leerkrachten vast in overleg met de inspectie. Creatieve vakken, gym en Engels worden m.n op gymnasia vaak gegeven door vakleerkrachten. Op het lyceum komt ruimte voor specialisatie en keuzevakken. De tabel die nu komt geeft een indruk van de verdeling van lestijd in het basis en vervolgonderwijs binnen de leerplicht in 2006 in vergelijking met de standaardverdeling binnen de 19 EU landen in de landenclub van de OESO.

Vak

9 t/m 11 j in %

12 t/m 14 j %

GrCy

EU19

GrCy

EU19

Lezen, schrijven, taal

29

25

23

16

Rekenen/ wiskunde

17

17

10

13

Natuurkunde

6

9

5

12

Aardrijkskunde/ geschiedenis

11

7

5

12

Vreemde talen

6

9

14

13

Technologie

6

1

5

4

Creatief

11

13

10

9

Gym

6

9

5

8

Godsdienst

6

4

5

4

Praktijk/ beroepsoriëntatie

1

1

Overig

2

3

18

4

Verplicht vast

100

97

100

94

Verplicht flexibel

3

6

Bij taal, lezen en schrijven is onderricht in het oud Grieks inbegrepen. Onder de 18% overige vakken voor 12 t/m 14 jarigen vallen huishoudkunde, biologie (laatste jaar), scheikunde (laatste 2 jaar) en een beetje beroepsoriëntatie voor 14 jarigen. Na de leerplichtfase loopt op het lyceum met wekelijks 35 lesuren het aandeel van het gemeenschappelijke kerncurriculum terug van 100% in groep A, via 54% in groep B naar 46% in groep C en het aandeel voor keuzevakken en bijvakken loopt navenant op. Bij de technische vakscholen (ook rond 35 lesuren) is de situatie vergelijkbaar. Op alle niet universitaire niveaus krijgen leerlingen computerles. Het aandeel 15-75 jarigen dat in het kwartaal voor de vraagstelling internette op een onderwijs instelling was in 2008 echter klein naar Eu maatstaf (5%, EU15/25: 8%).

Qua beoordelen wordt in het hele onderwijs presentie bij lessen/colleges meegewogen. M.n op de basisschool houdt men veel rekening met mogelijk gezichtsver­lies. Slechte beoordelingen of zittenblijven worden met uiterste discretie behandeld. Het doel van beoordeling is niet afwijzing of acceptatie, maar ontplooiingskansen vergroten. Kinderen krijgen op de basisschool nog geen cijfers. Doubleren komt heel weinig voor; vrijwel alleen bij leerlingen die een groot deel van het jaar hebben gemist. Het einddiploma van de basisschool geeft toegang tot het gymnasium. Gymnasia, lycea en technische scholen kennen een beoordeling met letters. A staat daarin voor uitstekend, D is de laagste voldoende en E is onvoldoende. Bij schriftelijke examens krijgen de leerlingen een cijfer tussen 1 (laagste) en 20 met 10 als laagste voldoende. Groepjes cijfers worden gekoppeld aan de letters. Aldus bepaalt men de eindbeoordeling door de beoordeling op schriftelijke eindtoetsen of eindexamens te middelen met eerdere beoordelingen. Wie 2 keer in hetzelfde jaar blijft zitten moet naar een andere school. In het hoger onderwijs hanteert men bij MA studenten de schaal van 1 t/m 10. Qua resultaten doubleerde in 2004/05 in het hele vervolgonderwijs buiten het hoger onderwijs 1,5% van de leerlingen; 1,3% maakte de school niet af en ruim 15% haalde een einddiploma.

Qua cultuur is het onderwijs meer schools en autoritair dan in NL. De schoolleiding is autoritair naar docenten. Docenten zijn zowel warm en betrokken als duidelijk naar leerlingen. Het onderwijs is veelal eenrichtingsverkeer. De bekende weg weten is belangrijker dan vernieuwende oplossingen. Zowel docenten als leerlingen en studenten voelen zich groepslid. Trots, afgunst en angst voor gezichtsverlies spelen onder gelijk geplaatsten een belangrijke rol. Daarom ligt groepsverantwoordelijkheid makkelijker dan individuele verantwoordelijkheid en straft en beloont men vaak groepsgewijs.

Betaling van het onderwijs

Grieks Cyprus geeft relatief veel uit aan onderwijs. Het overheids­budget voor educatie nam tussen 1995 en 2006 gestaag toe van toe van 4,6 naar 7% van het BBP en het kwam daarmee flink boven het EU27 gemiddelde (rond 5% tussen 2000 en 2006). De privé-uitgaven voor educatie zakten tussen 1999 en 2006 van 1,8 naar 1,2% van het BBP, maar bleven boven de EU normaal (iets onder 0,6%). In 2006 lagen de uitgaven per leerling/student met verrekening van koopkracht 19% boven het gemiddelde van de EU27 en 9% boven de standaard van de Eurolanden (bij het vervolgonderwijs meer, bij het hoger onderwijs minder). Ze waren in 2006 in Grieks Cyprus 9% hoger dan in 2005 (EU27 +6%, Eurolanden +4%).

Bij publieke crèches, die bestemd zijn voor lagere inkomensgroepen, lag de inkomen afhankelijke ouderbijdrage in 2008 tussen €65 en €200 per kind p/m. Voor kinderen onder 4 jaar en 8 maanden op de kleuterschool betaalden ouders €50 p/m of minder aan eigen bijdrage. Vanaf die leeftijd kunnen ze gratis naar de kleuterschool. Het meeste openbare onderwijs is op Cyprus gratis; incl. lesmateriaal. Op private scholen kunnen religieuze minderheden aanspraak maken op overheidssteun. Deze betaalt de overheid dan aan de school. Verder bestaat gratis schoolvervoer in afgelegen gebieden en de mogelijkheid van gratis schoolmaaltijden voor arme gezinnen. Ook het vervolgonderwijs voor 15 tot 18 jarigen is gratis. Privé-scholen worden veelal uit particulier geld betaald. Als stichting kunnen ze ook in aanmerking komen voor overheidssubsidie. In hoger onderwijs en beroepsonderwijs voor volwassenen worden eigen bijdragen gevraagd, Het collegegeld aan publieke hoger onderwijsinstellingen lag in 2008/09 tussen €1700 en €3500 (bij private instellingen het dubbele en voor MA studenten zelfs tussen €7000 en €15.000 p/j). Buitenlandse studenten moeten in principe dokken; maar de open universiteit is voor Cyprioten en studenten uit Eu landen gratis tot MA niveau. Voor Cypriotische studenten zijn belasting faciliteiten voor de ouders in 1996 vervangen door een beurs ter hoogte van het collegegeld. Gevorderde studenten kunnen als studenten assistent maximaal 8 maanden lang bijverdienen (tussen €350 en €700 p/m in 2007) en studenten met kinderen kunnen aanspraak maken op korting op collegegeld. In 2003 is de universiteit van Cyprus begonnen met goedkope studenten huisvesting.

Kleuter en leerplichtonderwijs

Grieks Cyprus kent naast kleuterscholen crèches voor baby’s en peuters. In 2005/06 ging 17,7% van de 0-2 jarigen en 88,5% van de 3 tot 5 jarigen er heen. Van de 240 crèches in dat jaar was 75% met 70% van de zeer jeugdige gebruikers privaat. Bij kleuterscholen was het private aandeel kleiner (ruim 35% van de scholen met 40% van de kleuters). Steeds meer kleuterscholen zijn in overleg met de ouders van 7 tot 16 uur open. Eurostat kwam voor 2007 op een onderwijsdeelname onder 4 jarigen van 73,6% (EU27: 88,6%); 3,2% meer dan in 2006. Daarbij betrof het alleen publieke kleuterscholen. Vrijwel alle 5 jarigen gaan naar de kleuterschool (verlenging leerplicht). In 2006/07 bestond bijna de helft van de openbare basisscholen uit hele dag scholen (grotendeels op vrijwillige basis). Het aandeel van private scholen is klein (6% van de leerlingen in 2005/06). Veel plattelandsschooltjes heb­ben 3 of minder onderwijzeressen die meerdere klassen tegelijk onder hun hoede hebben. De basisschool telt net als vroeger in NL 6 klassen. De kin­deren krijgen soms van aparte vakleerkrachten creatieve vakken en gym. In de 2 hoogste klassen krij­gen ze er En­gels en huiswerk bij. Ook wordt veel aandacht besteed aan cultuur en mythologie. Het lagere schooldiploma geeft toegang tot het  gymnasium (gymnasio) voor leerlingen van 12 t/m 14. Deze middenschool met een vast lesprogramma (zie onder lessenpakket) voorziet in het vervolgonderwijs binnen de leerplicht. Ook hier spelen vaste leerkrachten een hoofdrol. Het aantal vreemde talen waarin deze leerlingen les krijgen ligt op Grieks Cyprus hoog naar EU maatstaven (2 om 1,4 tussen 2000 en 2007). Op openbare gymnasia zijn de vreemde talen altijd Engels en Frans, maar op privé-gymnasia kan er bijv. ook Italiaans, Arabisch of Russisch bij zitten.

Secundair vervolgonderwijs

De algemeen vormende opleiding na het gymnasium is het lyceum (lykeia). Op deze school, die in principe bestemd is voor 15 t/m 17 jarigen, wordt vanuit een verplichte basis geleidelijk aan toegewerkt naar meer gevarieerd onderwijs. Het eerste of A jaar vormt met verplichte keuzevakken een voorbereiding voor verdere specialisatie in het B en het C jaar. Zo moet in het A jaar de leerling uit 6 vreemde talen 2 kiezen. Tussen 2001 en 2006 kregen leerlingen in het secundair vervolgonderwijs gemiddeld les in 1,5 vreemde taal (EU 1,3 taal; meer info onder communicatie bij taal). Elk jaar wordt afgesloten met schriftelijke examens. In alle 3 de jaren maken modern Grieks en wiskunde daar onderdeel van uit. In het A jaar zijn geschiedenis en natuurkunde ook examenvakken. In het B en C jaar worden deze vervangen door 2 vakken uit de keuzerichting. Het einddiploma heet Apolytirion Lykei.

Leerlingen kunnen na hun gymnasium ook naar de driejarige technische school (STVE). Hier bestaat binnen 13 richtingen de keus uit meerdere theoretische en praktische leerwegen, in het laatste jaar met praktijkstage. Met het einddiploma kan men, net als bij het lyceum, werk zoeken of toelatingsexamen doen voor vervolgstudie. In 2005/06 ging van de 66.000 leerlingen in het secundair vervolgonderwijs 14% naar een privé instelling. Van de rest (86%) koos slechts 6,6% (4400) het STVE en de rest ging naar het lyceum. Volgens Eurostat was de deelname aan de beroepsrichting in het secundair vervolgonderwijs de laagste binnen de EU. Men kwam voor 2007 bij jongens op 21,5% (EU27 56,8%) en bij meisjes op slechts 4,1% (EU 46%). Bij lyceum en STVE kunnen de leerlingen zich bij daartoe in het leven geroepen centra laten adviseren over wat ze na hun diplomering gaan doen. In 2006/07 maakte 70% daar gebruik van. De onderwijs deelname onder 18 jarigen is op Cyprus veruit de laagste binnen de EU doordat men op deze leeftijd (zonder doubleren) de secundaire vervolgopleiding heeft afgerond. Tussen 2005 en 2007 steeg ze van 30 naar 35% (vrijwel allemaal HO; EU27 77% in 2007).

Hoger Onderwijs

In 2009 werd in GrieksCyprus hoger onderwijs verzorgd aan 8 publieke en 22 privé instellin­gen. De oudste publieke instelling is de in 1989 opgerichte universiteit van Nicosia. Vanaf 2007 kwamen daar een technische en een open universiteit bij. Op HBO niveau zijn er 3 jarige publieke opleidingen in techniek, verpleegkunde, management, ambtenarij, horeca en bosbouw; een 3 jarige politieacademie en een opleiding tot toeristengids van 1 jaar. Een aantal er­van wordt ondergebracht bij de technische universiteit. De private HO instellingen zijn duurder en de erkenning van hun diploma’s ligt onduidelijk. Toch trokken ze in 2006/07 bijna 70% van de studenten omdat de diploma’s eerder een baan opleverden. De populairste richtingen waren in 2006/07 business en administratie 12,5%; techniek, zorg, humaniora/ sociale wetenschappen (10%) en docentenopleidingen (7%). Grieks Cyprus heeft zich ingevoegd in het Bologna proces met bijbehorende studiepunten en graden.

Op Cyprus is het aandeel voorstanders van vrije toelating tot het HO relatief klein (eind 2006 38%, EU25 43%; voor selectie 59%; EU 47%; bron EB 273, wave 66.3). Veel faculteiten kennen plaatsgebrek en een beperkte toelating (numerus clausus). Behalve  door de enorme stijging in studentenaantallen komt dat doordat men bij toelating plaat­sen reserveert voor specifieke groepen (gehandicapten, religieuze minderheden, gedupeerden Turkse invasie 1974, Grieken in de diaspora, Cypriotische repatrianten, Turks Cyprioten, buitenlandse studenten). Via een toelatingsexamen worden de plaatsen die verder nog beschikbaar zijn verdeeld. Het gevolg is dat veel studenten in het buitenland gaan studeren. Voor 1985 studeerden veel meer Cypriotische studenten buiten dan op Cyprus. Daarna begon dat bij te trekken, mede omdat er op Cyprus instellingen bij kwamen. Tussen 2003 en 2005 overtrof het aantal universitaire studenten dat op het eiland bleef het aantal in het buitenland licht, maar in 2006 studeerden weer iets meer Cypriotische studenten elders (Grie­kenland 63%, VK 27%).

Volgens Eurostat steeg het aantal HO studenten tussen 1999 en 2007 van 10.800 naar 22.200; de grootste stijging binnen de EU. De instroom van buitenlandse studenten vanuit EU landen was volgens deze bron relatief groot evenals de stijging daarin (4% van het bestand in 2007; in 1999 2,9%; EU 2,9% in 2007) en de uitstroom van Cypriotische studenten naar de Eu was de grootste binnen EU27 na die in Luxemburg (21.400 in 2007). In 2006/07 studeerden met de HBO studenten meegerekend 34.000 studenten op Cyprus en 33.000 elders (bron Cyprus in figures 2008).

Volwassenenonderwijs

Op Grieks Cyprus wordt volwassenenonderwijs meestal gegeven in de avonduren aan reguliere scholen. In 2007/08 waren er formele opleidingen voor diploma’s van het lyceum, de technische school, het mediterrane instituut voor management (management en overheidsambtenaren) en de open universiteit (onderwijs, zorg, Helleense beschaving tot MA niveau en informatiebeheer). Informele opleidingen werden gegeven aan 320 centra voor volwassenenonderwijs en 41 staatsinstellingen voor vervolgonderwijs. Hieronder vielen ook opleidingen voor een technische schooldiploma en vakopleidingen voor voortijdige schoolverlaters van het gymnasium. CPC (Cyprus Productiviteitscentrum voor technische beroepen en leidinggevenden) en CAPA (Cyprus Academie voor overheidsambtenaren) boden bijscholing voor de betreffende beroepsgroepen. Ook zijn er avondopleidingen aan vak HBO instellingen (hotelschool, verpleegkunde).

Volgens Eurostat groeide de deelname aan lifelong learning onder Griekse 25-65 jarigen in de maand voorafgaand aan de vraagstelling tussen 1999 en 2004 van 2,6 naar 9,3%. In 2005 lag ze op 5.9% en daarna steeg ze naar 8,5% in 2008 (EU27 9,6% in 2008). In 2008 gaf de overheid 0,088% van het BBP uit activering van werklozen (EU 0,47%). Het Cypriotische CBS kwam voor 2006 op een deelname onder 25-65 jarigen in het jaar voor de vraagstelling van 40,6% (m 43%, v 38%; volgens Eurostat 38,5% in 2005: iets onder de Eu25 normaal van 42,5%). Ze kwam m.n op het conto van informele leeractiviteiten (63,6%: v 66,2%) en informeel onderwijs (39,5%, m 41,6%) en was het hoogst onder werkenden en het laagst onder werklozen (inactieven namen een tussenpositie in). De deelname liep (net als bijna overal) op met het opleidingsniveau. Wel was de groep die graag had gewild en niet kon bij laag opgeleiden en werklozen het grootst. M.n onder vrouwen waren gezinsverantwoordelijkheden vaak de reden om weg te blijven. Ook de verschillen tussen stad en platteland waren erg groot. Meestal was de leeractiviteit gerelateerd aan het werk (behalve bij vrouwen tussen 25 en 35j). Vrouwen gaven er per hoofd veel meer voor uit dan mannen (€226 om €149), maar de inactieve mannen (die met weinig in getal waren) vormden hierop een uitzondering (€430).

Onderwijs infrastructuur

De tabel hieronder beidt info over de onder­wijsdeelname in 2006/07  en het aantal leerlingen per docent (L per D) op Grieks Cyprus.

Onderwijsdeelname in 2006/ 2007 in Grieks Cyprus

Type onderwijs

Aantal in­stellingen

Leerlingen/ studenten

Leerkrach­ten FTE

L per D

Kleuteronderwijs/crèche

681

26.508

1991

13,3

Basisonderwijs

368

57.492

4442

12,9

Combi gymnasia/lycea

39

5.462

896

6

Gymnasia

64

27.017

2648

11

Lycea

35

23.025

2332

10

Technisch onderwijs

14

4331

732

6

Hoger onderwijs

30

22.227

1519

14,6

 Volwasseneneducatie

±57.000

1782

TRNC onderwijs

De TRNC kent een leerplicht voor 6-15 jarigen. Het onderwijssysteem van de TRNC is ver­gelijk­baar met dat van het Griekse deel. Anders dan op Grieks Cyprus valt de kleuterschool voor 5jarigen niet onder de leerplicht. De basisschool voor kinderen tussen 7 en 11 beslaat 5 jaar. De structuur van het middelbare on­derwijs is dezelfde als op Grieks-Cyprus. Het 3 jarige gymnasium heet er ortaokul. In 2008 telde de TRNC 14 van deze scholen. Verder waren er 18 middelbare scholen voor secundair algemeen vormend vervolgonderwijs en 12 voor vakonderwijs. In de TRNC gaan alle leer­plichtige kinderen naar school en de deelname aan de 2e fase van het middelbaar on­derwijs was in 2003 gestegen naar 86%. In 2007/08 volgde in het secundair vervolgonderwijs 30% een beroepsopleiding en 70% deed algemeen vormend onderwijs.

De 5 universiteiten van de TRNC telden in 2007/08 ruim 43.000 studenten, voor 70% uit Turkije. De Oostelijk Mediterrane Universiteit in Famagusta was met 14.000 studenten uit 68 landen en 1000 stafleden uit 38 landen de grootste en meest in­ternatio­naal georiën­teerde universiteit van heel Cyprus. Daarnaast herbergt de TRNC nog 4 privé-instellingen die hoger onderwijs ver­zorgen. In 2007/08 studeerden zo’n 10.000 studen­ten uit de TRNC in ei­gen regio. In 2003 telde men ruim 15.000 uit de TRNC in Turkije en ruim 2000 elders (vaak in het VK). M.n de leerlingenaantallen op kleuter en basisscholen zijn flink gestegen. Verder zijn overal de docentenaantallen sterk omhoog gegaan zodat de groepen kleiner konden worden (bron http://www.devplan.org/Frame-eng.html).

Evaluatie van het onderwijs

In het Cypriotische onderwijs zijn qua cultuur de gezagsverhoudingen duidelijk (hoge machtsafstand) en de regels streng en eenduidig (hoge onzekerheidsvermijding). Dit tezamen met de collectivistische cultuur van het land (trots, schaamte en angst voor gezichtsverlies) heeft ertoe bijgedragen dat men bij slechte beoordelingen de vuile was niet buiten hangt. Het publieke onderwijs is op Cyprus goedkoop, maar trots en schaamte houden het gebruik van voorzieningen voor minder bedeelden soms laag. Deelname aan de dure private voorzieningen geeft veel status. In het land is in vergelijking met 2001/02 het aantal docenten veel sterker gegroeid dan het aantal leerlingen/ studenten. Hierdoor zijn de klassen kleiner geworden. Omdat er steeds meer werkende moeders komen en de traditionele kinderopvang binnen de familie e.d afneemt zijn ook steeds meer kleuter en basisscholen langer open voor opvang buiten de lesuren.

Cyprus kent een geschiedenis met veel buitenlandse invloeden en onderwijs in vreemde talen heeft een hoge prioriteit. Het volksdeel dat het Engels beheerst is op Cyprus bijv aanmerkelijk groter dan in Griekenland of Turkije. Men kent een middenschool zodat leerlingen relatief laat (na de leerplicht) hoeven kiezen voor beroeps of algemeen vormend vervolgonderwijs. De deelname aan dit vervolgonderwijs is relatief sterk gegroeid. Het gedeelte 25-65 jarigen met een diploma van een secundaire vervolgopleiding (een beroepskwalificatie) steeg tussen 2000 en 2007 sneller dan in de EU27 en kwam boven het niveau van de EU27 uit (GrCy 73,1%: +13,2%: EU 71,5%, +7,1%) en het aandeel voortijdige schoolverlaters (18 tot 24 jarigen zonder zo’n kwalificatie) daalde relatief sterk en kwam iets onder de EU normaal (GrCy 12,6%  2007; -4,9%; EU27 15,2%, -2,4%). Daarbij rees de belangstelling voor algemeen vormend vervolgonderwijs de pan uit ten koste van beroepsonderwijs. De beperkte toelating tot het HO kan de kansen van lage inkomensgroepen verkleinen (studeren in het buitenland is meestal duur). Door de ontwikkelingen is ook het niveauverschil tussen de generaties naar EU maatstaven erg groot geworden, vooral onder middelbaar en laag opgeleiden (bron Eurostat: the life of women and men in Europe edition 2008 page 99-107). Relatief veel laag opgeleiden en werklozen krijgen geen volwassenenonderwijs terwijl ze het wel graag willen. Binnen leerplicht en algemeen vormend vervolgonderwijs is de belasting voor leerlingen niet al te hoog naar EU maatstaven en de zomervakanties zijn lang. Ook worden docenten naar dezelfde maatstaven redelijk betaald (m.n ervaren docenten en hoger onderwijsdocenten) en hun salarissen stijgen meer dan de koopkracht.

Het rendement van het onderwijs qua betaald werk was op Grieks Cyprus, bezien van uit de werkloosheidscijfers, onder 25-65 jarigen matig naar EU27 maatstaven. Wel relativeert de lage werkloosheid deze stellingname. In 2008 lag het cijfer onder laag opgeleiden naar verhouding iets minder ver onder het EU27 gemiddelde (4,8 om 9.8%) dan onder middelbaar opgeleiden (3 om 6%). Onder hoog opgeleiden lag het niet zo ver onder de EU normaal (2,4 om 3,5%; bron Eurostat), maar dat komt ook omdat het toch al erg laag was. Op Grieks Cyprus beoordeelde men het genoten onderwijs in 2003 qua tevredenheid met het cijfer 6,9 (EU25 6,9; Eurlife indicator) en de kwaliteit van het onderwijsstelsel gaf men een 6,2 (EU25 6,3). In 2007 lag de laatste beoordeling op 6,6 (EU25 6,3; bron EQLS). De Cyprioten zijn zich bewust van het belang van goed onderwijs. Men steekt naar verhouding veel geld in educatie en men zorgt dat het voor iedereen toegankelijk is. Uit Eurobarometer 273/ wave 66.3 TNS opinion & social blijkt dat het volksdeel dat onderwijs eind 2006 tot de 3 grootste punten van zorg rekende flink boven het EU25 gemiddelde lag (voor zichzelf 20 om 13%; voor de komende generatie 30 om 18%). Ook het deel dat goed onderwijs tot de 2 beste manieren rekende om verder te komen in het leven was naar verhouding groot (74 om 62%).