Religie en geestelijk leven

Godsdienstige samenstelling

In 1979 werd het verzamelen van godsdienststatistieken bij de wet verboden. Schat­ting 2003: rooms gedoopt 90%, moslim 1,5%, orthodox 1%, overigen (meest protestants gedoopt) 8%. Tot de geraadpleegde bronnen behoren Eurobarometer 225 wave 63.1 en de religious freedom reports over 2007 (http://www.state.gov/g/drl/rls/irf/2007/).

Godsdienst vroeger

Luxemburg is al vanaf de vroege middeleeuwen rooms. In de 4e eeuw na Chr. werd de regio gekerstend door missionarissen uit Trier. De patroonheilige van het groothertogdom is St. Willibrord. Deze in Engeland geboren en in Ierland getogen missionaris stichtte een abdij in Echternach en overleed daar op 7 november 937. Het roomse karakter van Luxemburg is ook nu nog af te leiden uit processies die op gezette tijden plaatsvinden en uit de vele altaartjes met een heiligenbeeld op kruispunten van wegen.

Godsdienst nu

Ondanks het verbod op navraag van godsdienstige voorkeuren is bekend dat zo’n 90% van de Luxemburgers rooms is gedoopt, dat rond 1996 zo’n 20% van hen wekelijks een eredienst bijwoonde en dat het volksdeel dat minstens eens per maand een kerk van binnen zag in 2004 op 30% lag. De indruk bestaat echter dat de ontkerkelijking toeneemt en dat er meer vrijdenkers komen. Naast roomsen waren er in 2006 rond 9000 Islamieten (vaak vluchtelingen uit Bosnië), zo’n 5000 orthodoxen en ongeveer 1000 joden. De grootste protestante groeperingen waren Lutheranen en Calvinisten en daarnaast bestonden er nog kleine evangelisch protestante en andere geloofsgemeenschappen. In 2006 lag het gedeelte van de Luxemburgers dat de stelling onderschrijft dat de plaats van religie in de samenleving te belangrijk is onder het EU gemiddelde (36 om 46%).Het volksdeel dat soms of vaker nadacht over de zin van het leven was in 2005 tamelijk groot naar EU maatstaven (78%; EU25 75%). In dat jaar geloofde van de Luxemburgers 44% in het bestaan van god (EU 52%), 28% geloofde in een minder persoonlijke hogere macht (EU 27%), 22% (EU 18%) kon bestempeld worden als atheïst en 6% (EU 3%) als agnost (er valt niets met zekerheid over te zeggen).

Godsdienstvrijheid

Vrijheid van godsdienst is verankerd in de grondwet en de diverse religieuze groeperingen gaan op vreedzame wijze met elkaar om. Sinds de tijd van Napoleon bestaat de traditie dat de overheid de kerken financieel steunt en salarissen van geestelijken betaalt. Dit laatste gebeurt thans bij Roomsen, orthodoxen, joden en enkele protestante geloofsgemeenschappen. Sinds 2003 krijgen de anglicanen en orthodoxen ook subsi­die. De subsidieaanvraag van Moslims zat in 2006 eerst nog vast op het gemis van een cen­traal aanspreekpunt voor de hele gemeenschap, maar later kwam daar verandering in. Ook creëerden de eerste werkgevers die Moslims in dienst hadden ruimte voor hun geloofspraktijk. Op scholen wordt godsdienstonderwijs gegeven door speciaal opgeleide leraren, maar ouders en leerlingen mogen ook kiezen voor morele en sociale vorming. In 2005 koos 19% van de basisscholen en 43% van de middelbare scholen voor de laatste optie. In 2006 kreeg bij benadering 81% van de basisscholieren en 57% van de middelbare scholieren godsdienstles op school. Vanwege de internationale samenstelling van de bevolking zijn er veel religieuze bijeenkomsten in buitenlandse talen.