Religie en geestelijk leven

Godsdienstige samenstelling bevolking

Op http://en.wikipedia.org/wiki/Outline_of_Estonia zijn onder “culture of Estonia” info en links te vinden over religie in Estland. De laatste officiële registratie van de godsdienstige samenstelling van de bevolking was bij de volkstelling van 2000 (in 2012 komen de gegevens van de volgende census vrij). Van de bevolking van 15j en ouder (1,1 miljoen) zag 29,2% zich toen als lid van een geloofsgemeenschap. Verder vulde bij religie bijna 35% geen in, ruim 6% atheïst en 15% gelovig zonder nadere aanduiding (ietsist). Bij ruim 16% bleef het antwoord onbekend. De meeste gelovigen gaven Luthers (152.000; 13,6%) of orthodox (143.500; 12,8%) op. Bij de rest (2,8%) overheersten evangelische groeperingen (1,5%; ±16.000, baptist 6000, Jehova 3800, pinksterkerk 2650, adventist 1550, methodist 1450), roomsen (0,5%, 5750) en oud orthodoxen (2500). Onder de niet christelijke groepen waren moslims (1400, voor 55% Tataren) en aanhangers van de traditionele natuurreligie (1100) de grootste. Bij de Lutheranen was 96% en bij de traditionele natuurreligie vrijwel iedereen Est. Van de orthodoxen was 75% etnische Rus (Esten 14%), de oud orthodoxen waren voor 90% Rus en moslims voor 55% Tataar. In 2002 voelde 11% van de Esten sympathie met de oorspronkelijke natuurreligie.     

Voorchristelijke religie

Begin 13e eeuw werd het huidige Estland gekerstend vanuit Denemarken en Duitsland. Het gebied werd formeel rooms, maar de animistische natuurreligie bleef voortleven onder de autochtone bevolking die Estisch sprak. De religie kent haar oorsprong in de voorchristelijke religie van de Fins-Oegrische volken (de taalgemeenschap van het Estisch) en in mindere mate met die van Baltische volken. Sommige Fins-Oegrische volken in Noord Rusland en Siberië zijn nu nog rendierhouder en hebben ook hun natuurreligie nog. Er wordt wel aangenomen dat ze uiteindelijk afstammen van de rendierjagers die kort na de ijstijd op de breedte van Nederland leefden en meetrokken met de rendieren toen de toendra zich naar het noorden verplaatste. Kenmerken zijn een pantheon van natuurgoden, halfgoden en geesten; sjamanen als bemiddelaars tussen de wereld van goden/ geesten en mensen en de verering van dieren (bijv. watervogels met een lange nek, beren), planten (bomen als eik en linde), landschap elementen (heuvels, bosjes, bronnen, stenen) en natuurverschijnselen (onweer, storm etc.). In Estland vielen de zweethut ceremonie, de voorloper van de sauna, en de viering van markeringen in het seizoensritme (midzomer, midwinter, lente, oogsttijd) onder de rituelen. Veel elementen daaruit leven nu nog, zoals een sauna bij feestdagen, een vreugdevuur met midzomer, het branden van kaarsen bij graven rond midwinter, het binden van een lint rond een boom of een paal met ooievaarsnest door pas getrouwden en het gooien van munten in bronnen. De levensvisie heet maausk (van het woord maa voor aarde of land) en kent leven in harmonie met moeder natuur, zichzelf, de ander en zielen van overledenen als kernidee. Aanhangers ervan verwijzen graag naar het feit dat het Estisch geen geslacht (mannelijk, vrouwelijk) en geen toekomstige tijd kent. Ook het besef dat gedane zaken geen keer nemen en dat men daar verantwoordelijkheid voor moet nemen en de Estische term tasa voor “rustig aan, dan breekt het lijntje niet” worden gekoppeld aan de eigen identiteit en oorspronkelijke religie. Elementen uit de religie zijn terug te vinden in het nationale epos Kalevopoeg (zoon van Kalevo) dat veel lijkt op de Finse Kalevala en gebaseerd is op overgeleverde folklore en mythologie.

De volgelingen van dit gedachtegoed (maausulised) respecteren elk geloof en staan open voor dialoog, maar ze beschouwen Christendom en Islam als woestijnreligies die niet geschikt zijn voor landen als Estland. Daarom hanteren ze een eigen kalender die begint op 25 december 8214 v Chr. Ze zien dat als datum waarop het Baltische meer, dat zich na de ijstijd vormde uit smeltwater, doorbrak naar de Noordzee. Daardoor zakte het waterpijl in een jaar tijd zo’n 20 meter en kwam het Estland van nu grotendeels boven water. In 1928, 10 jaar na de eerste onafhankelijkheid van Estland, dacht een groep van intellectuelen die aan Russische en Duitse universiteiten waren afgestudeerd ook na over een eigen nieuwe religie voor de Esten. Ze hadden zo hun twijfels over het beschavingsniveau van het Estische religieuze erfgoed, maar namen er elementen uit over als amuletten, heilige bosjes en de godheid Taara die een centrale plek werd toebedeeld (vandaar de naam Taaraïsme). Rond 1940 had de beweging duizenden aanhangers, maar ze werd daarna verboden door Sovjets en Nazi’s en leiders werden vervolgd en geëxecuteerd. Nu is het een New-Ageachtige groep die de eigen kalender laat beginnen met de afkondiging van de Estische onafhankelijkheid in 1918.       

Globale kerkgeschiedenis

Tussen de 10e en de 12e eeuw werden door missionarissen van de orthodoxe kerk van Rusland de eerste vreedzame pogingen ondernomen om Esten te bekeren. Begin 13e eeuw werd het noorden van Estland (noordse kruistochten) veroverd vanuit Denemarken en het zuiden vanuit Duitsland door de Lijflandse orde der zwaardbroeders. De orde viel onder de tempeliers en de leden werden later betiteld als Teutoonse ridders. Deze versloegen en doodden de lokale leider Lembitu, verdeelden het land onder elkaar en vestigden zich als feodaal heerser. Van paus Innocentius III kreeg het gebied in 1215 de naam Marialand. In 1349 verkochten de Denen het noordelijk deel aan de Teutoonse ridders. Deze moordden in de 15e eeuw een orthodoxe gemeenschap van Russische kooplieden uit. Tegen de tijd dat de hervorming kwam telde men in Estland ruim 100 kerken en 12 kloosters. In 1525 werd Teutoonse opperridder Walter von Plattenberg Luthers en daarmee deed in de Lijflandse federatie, waar Estland onder viel, de hervorming zijn intrede in taal, onderwijs, religie en politiek. De kerkdiensten werden niet meer gehouden in het Latijn, maar in de taal van lokale heersers (in Estland Duits). Ook stromingen als piëtisme en calvinisme deden hun intrede. Dit alles verzwakte de Lijflandse federatie. Tsaar Ivan de Verschrikkelijke deed een poging tot verovering en vanuit het zuiden kwam de contrareformatie op. Eén en ander resulteerde in de Lijflandse oorlogen. Deze halveerden de bevolking van Estland en er volgde een korte Pools Litouwse (en dus roomse) bezetting van het zuiden van Estland. In 1629 versloegen de Zweden de Polen en het hele gebied bleef tot 1710 Zweeds territorium. De Esten ervoeren dat als een opluchting en velen onder hen zijn tot op de dag van vandaag pro Zweeds. Onder de Zweden was de Lutherse kerk staatskerk en waren andere kerken verboden. Daardoor hielden in het zuiden van Estland de roomsen vrijwel op te bestaan en kon in het oosten de Russisch orthodoxe kerk nauwelijks voet aan de grond krijgen.

Na 1710 kregen de Russen het voor het zeggen. In 1721 werd Estland een Russisch hertogdom met vrijheid van godsdienst. De Lutherse Duitsers in het gebied, die Estische boeren als hun lijfeigenen beschouwden, hielden hun privileges. Ook andere protestanten kregen een kans en de orthodoxe kerk werd uiteraard geen strobreed meer in de weg gelegd. Veel Estische boeren werden er lid van in de hoop dat ze land konden krijgen. De Hernhutters kregen voet aan de grond vanuit Zweden (m.n. bij Estische boeren) en na 1768 won ook de roomse kerk weer wat terrein. In 1816 en 1819 werd het lijfeigendom afgeschaft. In de loop van de 19e eeuw kwam de nationalistische beweging op. Dit betekende een hernieuwde interesse in de eigen oorspronkelijke religie. Vanuit St. Petersburg veroverden rond 1900 de baptisten een plek in Estland. Tijdens de eerste onafhankelijkheid (1918-1940) kwam vrijheid van godsdienst in de grondwet en minderheden van meer dan 3000 zielen kregen recht op culturele autonomie. In 1923 kregen de Estisch orthodoxen van de patriarch van Constantinopel recht op een eigen kerkgenootschap. De meeste kerken werden achter geassocieerd met buitenlandse overheersers. De Lutherse kerk werd gezien als Duits (tot eind 19e eeuw bleef de Lutherse geestelijkheid veelal Duitstalig), de orthodoxe kerk als Russisch en de roomse kerk als Pools. Rond een derde van de bevolking was Luthers, maar de belangrijkste politieke leider Konstantin Päts was streng orthodox opgevoed. Beide kerken hadden een speciale wettelijke status. In de Sovjet tijd werd de atheïstische staatsideologie met haar rituelen en symbolen de officiële religie. Zowel de Lutherse als de orthodoxe theologische faculteit van de universiteit van Tartu ging dicht, kerkleiders vluchtten het land uit (bijv. naar Zweden) of werden verbannen naar Siberië, de meeste religieuze organisaties en tijdschriften werden verboden of op non-actief gesteld, kerkbezit werd in beslag genomen, erediensten werden streng gereguleerd of verboden en voorgangers die aandacht gaven aan tekortkomingen van het systeem werden opzij gezet. In het kader van de Russificatie immigreerden veel Russen.

Toen de communisten eind 80er jaren de teugels lieten vieren kreeg de Lutherse kerk de rol van staatskerk (bijv. Lutherse kerstdiensten op TV), maar deze werd nooit officieel. In 1989 verenigden de grootste kerkgenootschappen zich in de Estische raad van kerken. Bij de 2e onafhankelijkheid voerde men uiteraard vrijheid van godsdienst in. Er kwam geen staatskerk en de raad van kerken kreeg overheidssubsidie. Daar valt ook de Estisch orthodoxe kerk onder. De Russisch orthodoxe kerk van Estland is veel groter omdat de Russische import lid werd. Ze valt onder het patriarchaat van Moskou en werd in 2002 erkend door de overheid. Vanaf eind 80er jaren kwamen evangelische groepen op. Ze hebben nu veel meer aanhang dan tijdens de eerste republiek. Onder de succesvolle nieuwkomers vallen Jehova’s en Pinkstergemeenten, maar de baptisten werden de grootste. Ook New-Age groepringen kregen meer aanhang. Belangstelling voor New-Age en het paranormale (bijv. boeddhisme, genezers, sjamanen, ufo’s) bestond al in de Sovjet tijd, mede omdat de religieuze kant ervan voor apparatsjiks ongrijpbaar was. In Estland wordt men door geboorte niet automatisch kerklid en op scholen is godsdienstles niet verplicht. Dit draagt bij aan behoud van het sterk seculiere karakter van het land.

Grootste geloofsgemeenschappen

De evangelisch Lutherse kerk van Estland (Eesti Evangeelne Luterlik Kirik) is de grootste geloofsgemeenschap. Ze werd in 1949 in haar huidige variant opgericht omdat de oude kerkleiding in ballingschap in Zweden verkeerde. In 1967 werd de eerste vrouw in het ambt benoemd. In 2009 telde ze rond 160.000 doopleden in 165 gemeenten in Estland en 15.700 doopleden in 63 gemeenten buiten Estland (meestal in Canada en de VS). De EELC is lid van de Lutherse wereldfederatie, de Porvoo gemeenschap (samen met de Anglicaanse kerken) en de wereldraad van kerken. Sinds 2005 is aartsbisschop Andres Pöder kerkleider in Estland. De kerken in den vreemde hebben een eigen aartsbisschop in Canada. De kerk verzorgt in Estland naast diensten en pastoraal werk sinds 1988 ook zondagschool lessen voor kinderen.

De orthodoxe kerk werd in de 19e eeuw belangrijker doordat veel Russen in Estland gingen wonen in het kader van een poging tot russificatie. Rond 1900 was de Alexander Nevsky kathedraal in Tallinn gereed. Het godshuis was gebouwd op de heuvel waar volgens de Estische overlevering de legendarische volksheld Kalivo was begraven. In 1925 wilden de Esten de kerk dan ook slopen, maar ze vonden het toch te duur. De orthodoxe kerk in Estland kreeg in 1920 een autonome status binnen het Patriarchaat van Moskou. In 1941 was 20% van de bevolking orthodox. De Russisch orthodoxe kerk van Estland telde toen 158 parochies, 3 kloosters en een seminarie. Deze is ook nu ook de grootste met rond 30 parochies en 50 geestelijken. De kerkleider is de metropoliet van Tallinn; sinds 2000 metropoliet Cornelius. Deze in 1924 geboren zoon van een naar Estland gevluchte kolonel van de tsaar heeft in Sovjet gevangenschap gezeten. In 2008 schatte de kerk zelf het aantal leden gelovigen op 200.000, bijna allemaal etnische Russen, Witrussen en Oekraïners. De voertaal is Russisch of kerkslavisch. De Estische orthodoxen waren eind 19e eeuw tegen de russificatie van het land. De Russisch orthodoxe patriarch Tikhon erkende in 1918 het bestaansrecht van een autonome Estische kerk, maar werd kort daarna vermoord door Bolsjewieken. In 1923 werd het verzoek van de Esten om zo’n eigen kerk ingewilligd vanuit Constantinopel. Dit werd de Estische Apostolische orthodoxe kerk. In 1944 werd de synode van deze kerk door de Sovjets opgeheven en de metropoliet vluchtte met veel priesters en 8000 gelovigen naar Zweden. Veel andere geestelijken werden naar Siberië verbannen. In 1993 werd de synode door de Estische overheid in ere hersteld en 3 jaar later werd ze opnieuw erkend door de oecumenische orthodoxe patriarch. De kerk schat haar ledental op 27.000, voornamelijk Esten. De metropoliet van nu is Stephanos die ook vanuit Tallinn de scepter zwaait. In 2000 is Tikhon door de kerken van Moskou en Constantinopel heilig verklaard.

Op http://www.ekn.ee/index.php is te zien dat de in 1989 opgerichte raad van Estische kerken in 2011 vrijwel alle grote kerken onder haar vleugels verenigde met de Jehova’s als belangrijkste uitzondering. De raad is een luthers initiatief en aanvankelijk waren alleen protestante groepen aangesloten. De grootste onder de kleintjes, de bond van vrije evangelische en baptistengemeenten (met een Engelstalige pagina op de site), telde 6000 gelovigen en 85 lidkerken, waarvan 12 Russischtalig. De roomse kerk met bijna evenveel gelovigen had het in de Sovjet tijd zwaar te verduren en er bleven maar 2 kerken open. In 1991 werd ze opnieuw erkend door de heilige stoel en in sept. 1993 werd ze vereerd met een bezoek van paus Johannes Paulus II. De huidige prelaat is een Baskische bisschop. In 2010 telden de Jehova’s 2800 gelovigen, 53 gemeenten en 7400 bezoekers van erediensten. De 2500 oud orthodoxen in Estland vestigden zich in de 16e eeuw als vissers rond het Peipus meer bij de Russische grens en stichtten later elders ook gemeenten. In de Sovjet tijd hadden ze het zwaar en thans leven ze m.n. rond het Peipus meer. Ze hangen de Russisch orthodoxe kerkriten aan van voor midden 17e eeuw en hebben prachtige iconen gemaakt. Onder de niet christelijke groepen zijn sympathisanten van voorchristelijke religie en moslims de grootste. Hoewel bij de volkstelling van 2000 nog geen 1400 respondenten Islam opgaven, wordt hun aantal geschat op 10.000 tot 20.000. De eerste Moslims waren Soennitische Wolga Tataren en sjiietische Azeri’s (uit Azerbeidzjan) die in 1721 naar Estland emigreerden. In de Sovjet tijd vertrokken de meesten weer, want ook zij werden vervolgd. Thans telt het land 2400 Tataren, 900 Azeri’s, 400 Oezbeken, 230 Kazakken en een wat kleinere groepjes uit Moslimlanden. Van de joodse gemeenschap (rond 2000 leden) is slechts een klein deel religieus joods. Estland telt één synagoge en geen moskee (alleen huiskamer moskeeën).

Geloofsgroepen gaan erg respectvol en verdraagzaam met elkaar om. Op nationale en christelijke feestdagen en bij nationale gebeurtenissen en rampen etc. zijn kerkdiensten (bijv. op TV) in de regel oecumenisch.

Geloofsinhoud

Op http://www.thearda.com/ staan uitslagen van na­der onderzoek naar persoonlijke geloofsopvattingen. Weinig Esten zijn lid van een kerk, maar kerken werden belangrijk gevonden en geloof in alternatieve concepten was wijdverbreid. Tegen de trend van de meeste EU landen was in 1999 t.o.v. 1990 het gelovige volksdeel groter (wellicht durfde men er beter voor uit te komen omdat het communisme langer voorbij was). Rond 1999 geloofde 51% van de Esten in God (52% in 1996) en 16% in een persoonlijke god (8% in 1990); 19% in de hemel (21% in 96); 16,5% in de hel (17% in 96), 36% in leven na de dood (29% in 96) en 52% in het begrip zonde (57% in 96). Deze aandelen lagen in België soms hoger en in NL soms lager. Het deel dat zichzelf zag als gelovig (42%, 21% in 1990) was kleiner dan in België en NL (62%), maar het volksdeel dat de kerk nuttig vond was groot. Zo geloofde 73% dat ze geestelijke noden vervult (NL en BE 49% in 99), 46% dacht dat ze antwoorden kan bieden bij morele problemen (NL en BE rond 35%), 14% bij sociale problemen (BE 27%, NL 37% in 99) en 31% bij gezinsproblemen (NL en BE 30% in 99). Qua relatie kerk staat achtte 14% ongelovige politici ongeschikt voor hun werk (NL 2%, BE 7% in 99), maar slechts 8% vond dat religieuze leiders het regeringsbeleid moeten beïnvloeden (NL 26%, BE 16% in 99) en 85% vond dat deze het stemgedrag van mensen niet horen te beïnvloeden (70% in 05, NL 66%, BE 79% in 1999). Qua alternatieve concepten kreeg geloof in reïncarnatie 37% aanhang (NL 22%, BE 17%), telepathie 55% (NL 50%, BE 38%) en een talisman 21% (NL 12%, BE 15%). Slechts 26% las nooit horoscooprubrieken .

Begin 2005 was volgens Eurobarometer 225, wave 63.1 het aandeel Esten dat in het bestaan van God geloofde het kleinst (16%; EU25 52%) en het deel dat geloofde in een onpersoonlijke hogere macht of levenskracht het grootst binnen de EU (ietsist; 54%, EU 26%). Het aandeel atheïsten (er is geen God of hogere macht) kwam bij deze peiling op 26% (EU 18%) en het segment agnosten (de “weet niet” optie) op 4% (om 3%, bij deze enquête werd dit begrip niet nader toegelicht). Thearda kwam voor 1999 op 24% agnosten (Noord Europa 12%, NL 26%, BE 12%) en 5% atheïsten (Noord Europa 2,4%, NL en BE 2%). maar andere bronnen kwamen op 49 (Zuckerman 2005), 76 (Dentsu 2006) en 84% (Gallup 2007/08) atheïsten en agnosten (met Tsjechië de Eu top). In 2005 dacht 37% van de Esten (EU 34%) veel na over de zin van het leven (soms 41 om 39%, bron EB 225). In 2006 lag het aandeel van hen dat de evolutietheorie aanvaardt vrijwel op de EU normaal (62%, EU25 60%, NL 73%, BE 78%, Science).

Deelname aan en belang van religie

Net als in Scandinavische landen ligt het kerkbezoek lager dan in NL, maar spelen kerken een grotere rol qua voorziening van rituelen in verband met levensfasen. Slechts weinig Esten gaan regelmatig naar de kerk (3,7% eens p/w in 2007; EU15 14,5%; EU12 29%, Eurlife) of zijn actief bij een kerkelijke club (3%, EU25 6% in 2006, EB 273, wave 66.3, QA 19). In Estland is het volksdeel dat aangesloten is bij een geloofsgemeenschap kleiner dan in NL en BE (25% in 1999, 28% in 1996, 13% in 1990; BE 64%, NL 45% in 99). Het gedeelte dat erediensten belangrijk vond bij geboorte (64%), huwelijk (65%) en overlijden (76%) was vergelijkbaar met België (rond 70%) en groter dan in NL (rond 45%). Het was t.o.v. 1990 weinig veranderd. Op andere religieuze praktijken scoort men laag. Het deel dat vaker dan eens p/w bad lag in 1999 in BE op 26,5%, in NL op 29% en in Estland op 15% en 51% van de Esten gaf aan wel te bidden of mediteren (NL 69%). In 1999 voelde 36% het geloof als steun en toeverlaat (BE 49%, NL 43%), maar in 1996 was nog dat 85%. Najaar 2006 was het segment dat religie tot de 3 belangrijkste levensgebieden rekende (29%, EU25 52%, NL 40%, BE 41%, keus uit 8) of de plaats van religie in de samenleving te belangrijk vond (20%, Eu 46%, standard EB 66) het kleinst binnen de EU en het deel dat in 2007/08 aangaf dat godsdienst geen belangrijke plaats in hun leven inneemt het grootst (78%, NL 66,5%; BE 61%; Gallup enquête).

Godsdienstvrijheid

De Religious freedom reports van het Amerikaanse ministerie van BuZa vormen een belangrijke bron over dit onderwerp. Op basis van het rapport van 2005 kwam Estland er vergelijkbaar af met België en beter dan Nederland. Qua houding van de maatschappij t.o. niet traditionele religies werd Estland betiteld als land met geïsoleerde discriminatie, de één na hoogste status (open en tolerant was het hoogst haalbare; België scoorde “soms negatief” en NL ronduit vijandig, de laagste graad van tolerantie). Op houding tegenover bekeringen en toestaan van zendingsijver kwamen alle 3 de landen in de topklasse (geen problemen). In België en Estland werden tendensen ontwaard in de samenleving om religieuze nieuwkomers uit te sluiten. NL scoorde wat dat betreft ook vijandig. M.b.t. intolerantie tegenover anders gelovigen door burgers vielen 3 de landen in de categorie “meer dan eens” (bron: thearda, national profiles, public opinion). In 2007 ervoer 40% van de Nederlanders, 30% van de Belgen (30%) en maar 6% van de Esten spanningen tussen geloofsgroepen (EQLS 2008). In 2009 rekende 2% van de Esten zich tot een geloofsminderheid (EU en BE 4%, NL 5%). Ook het segment dat vond dat in hun land erg veel werd gediscrimineerd op geloof (3%, NL en BE 15%, EU 9%) of dat het in de 5 jaar vooraf veel erger was geworden met deze discriminatie (4%, NL 13%, BE 9%; EU 6%) of dat bij anderen getuige was van godsdienst discriminatie (2%, NL 10%, EU 5%, BE 4%) dan wel zichzelf hierom gediscrimineerd voelde (1%, NL en BE 2%) was kleiner dan in NL en BE (Eurobarometer 317, wave 71.2).

Volgens het religious freedom report over 2010 is qua regelgeving vrijheid van godsdienst opgenomen in de Estische grondwet. Ze wordt verder uitgewerkt in een wet op kerken en gemeenten en een wet op non-profit organisaties en verenigingen. De kerkenwet biedt een garantie voor pastoraat in leger, politie en gevangenissen. Statuten van geloofsgroeperingen worden geregistreerd bij lokale rechtbanken. Ze moeten een raad van bestuur en minstens 12 geregistreerde volwassen leden te hebben. Er is een oecumenisch basis lesprogramma beschikbaar voor scholen. Leerplichtscholen zijn verplicht godsdienstles aan te bieden wanneer 15 of meer leerlingen zich daarvoor opgeven. Een wet op de hervorming van eigendom uit 1991 regelt teruggave of vergoeding van bezit van religieuze gemeenschappen dat door Sovjets of Nazi’s werd geconfisqueerd of vernield. Dit proces was in 2010 goeddeels afgerond.

Kwesties rond de godsdienstvrijheid bleven in 2010 beperkt tot een voortzetting van een rechtszaak tegen 2 grafschenners die in 2008 44 graven en 4 kruisen vernielden op een oorlogskerkhof. In 2008 werden in Tartu 3 jeugdige skinheads, die in 2007 tientallen graven hadden vernield, veroordeeld tot honderden uren werkstraf. In dat jaar waren er meer grafschendingen. De regering doet om antisemitisme te bestrijden erg haar best om scholieren bewust te maken van de Holocaust en werkt in dat kader sinds 2007 internationaal samen. In dat jaar betaalde ze mee aan een lesprogramma rond de Holocaust en in 2003 is 27 januari ingesteld als dag van de Holocaust en misdaden tegen de menselijkheid, m.n. met het onderwijs in het achterhoofd.