Religie en geestelijk leven

Godsdienststatistieken

De Franse overheid beschouwt religieuze voorkeur, net als etniciteit en politieke voorkeur, als privé-zaken. Daarom houdt ze er geen statistieken van bij. Bij recente peilingen variëren de uitkomsten nogal. De algemene tendens is dat het geloof in het bestaan van een persoonlijk god afneemt en dat het geloof in een onpersoonlijke hogere macht (ietsisme) of de afwezigheid van een hogere macht of een leven na de dood (atheïsten) groeit. Er komen minder roomsen en evangelische groepen en moslims en atheïsten krijgen meer aanhang. Een enquête over 2003 van CSA/ Le Monde kwam uit op 62% roomsen, 7% Moslims, 2% protestanten, 1% joden, 2% anderszins gelovigen, 26% niet godsdienstigen en 1% onbekend. Bij deze enquête noemde 51% zich christen, 41% achtte het bestaan van god onwaarschijnlijk en 33% vond de term atheïst op zichzelf van toepassing. In 2005 lag volgens eurobarometer 225 wave 63.1 het deel van de Fransen dat in het bestaan van god geloofde flink onder het EU gemiddelde (34 om 52%) en het deel dat de atheïstische optie koos lag daar flink boven (33 om 18%). Bij deze enquête koos 27% (EU gemiddelde) de optie “onpersoonlijke levenskracht” (ietsisme) en 5% (EU 3%) de “weet niet” optie (agnosten). Voor 2006 werd in het religious freedom report 2007 het volksdeel met Islamitische wortels geschat op 8 à 10%, met Boeddhistische wortels op 1% en het gedeelte Sikhs op 0,5%. Tussen 7 en 15% van de Fransen bezoekt wekelijks een eredienst (Gallup international gaf de hoogste schatting). Het contingent Fransen dat rond begin oktober 2006 de stelling onderschreef dat de plaats van religie in de samenleving te belangrijk is was iets kleiner dan gemiddeld in de EU (43 om 46%) en het deel dat religie onder de belangrijke zaken van het leven rangschikte lag toen flink onder het EU gemiddelde (38 om 52%). 

Volgens een CSA enquête uit 2006 geloofde 52% van de Fransen (waaronder 17% van de roomsen) niet in god. Onder de 48% gelovigen was in 78% van de gevallen sprake van ietsisme en in slechts 18% van geloof in een persoonlijk god. Een in december van dat jaar in Financial Times gepubliceerd onderzoek van Harris Interactive kwam op 27% gelovigen, 32% agnosten (over het bestaan van god of een leven na de dood valt niets te zeggen) en 32% atheïsten. Volgens een enquête in “Le monde des religions” (januari 2007) daalde het aandeel Fransen dat zichzelf rooms noemde van 80% in 1990 via 67% in 2000 naar 51% in 2006. Van de roomsen gaf de helft aan in god te geloven en de andere helft had een onpersoonlijk godsbeeld of verwees naar familietraditie ed. Volgens deze bron ging 8% van de roomsen wekelijks naar de mis en 46% ging slechts naar de kerk voor doopplechtigheden, huwelijken en begrafenissen. Verder steeg het aandeel atheïsten tussen 1994 en 2006 van 24 naar 31% en het aandeel Moslims van 2 naar 4%. Het gedeelte protestanten lag hier op 3% en het aandeel joden op 1%.

Geschiedenis

Tot de oudste religieuze nalatenschap van Frankrijk behoren grotschilderingen die jager verzamelaarclans vanaf 40.000 v Chr. achterlieten. Ze waren waarschijnlijk bedoeld om de jacht succesvoller te maken door de spirituele band met prooidieren te versterken. Hunebedden (dolmens) en menhirvelden zijn een nalatenschap van landbouwers die het gebied tussen 6000 en 3000 v Chr. bevolkten. Menhirvelden verwijzen nogal eens naar markeringsmomenten in het seizoensritme en mogelijk werden de doden ermee geëerd.  Vanaf 450 v Chr. werd Frankrijk bewoond door de Keltische Galliërs. Ze hadden een animistische natuurreligie waarbij ze menselijke eigenschappen toekenden aan de dode en levende natuur. Ook kenden ze een kastenstelsel waarin druïden optraden als priesters, rechters en leraren van de aristocratie. Frankrijk was het eerste land waar de druïdenklasse zich ontwikkelde (vanaf de 4e eeuw v Chr.). Natuurkrachten werden tevens gekoppeld aan goden die met offers werden vereerd. Keltische goden werden vaak afgebeeld met 3 gezichten en naar verluidt zou daar het christelijke idee van de heilige drievuldigheid (vader, zoon en heilige geest) vandaan komen. Keltische invloeden zijn nog terug te vinden in streektalen en regionale muziekstijlen, bijv in het Bretons en de Bretonse volksmuziek. Rond 50 v Chr. werden de Galliërs onderworpen door de Romeinen. In eerste instantie vermengden hun cultuur en religies zich en in de 4e eeuw na Christus dook ook het christendom op. Met de komst van de Bourgondiërs en Franken in de 4e en 5e eeuw kreeg het vaste voet aan de grond.

Na de reformatie kwam ook in Frankrijk het protestantisme op. De Franse protestanten noemden zich Hugenoten. Tijdens de Barthlomeusnacht op 24 augustus 1572 werden duizenden van hen vermoord. Via het edict van Nantes genoten ze tijdelijk bescherming, maar nadat dit in 1685 werd herroepen vluchtten bijna een miljoen Hugenoten het land uit. Tussen 1685 en 1795 was het rooms-katholicisme staatsgodsdienst. In 1802 werden protestantse kerken weer erkend. Om tegengas te bieden tegen roomse revisionisten werd rond 1882 door minister van onderwijs Jules Ferry de scheiding van kerk en staat (laïcité; laïcisme of lekenheerschappij in het Nederlands) wettelijk vastgelegd in het onderwijs. In december 1905 werd deze scheiding algemeen gemaakt. Godsdienst werd verbannen uit het publieke domein. De overheid bemoeide zich niet meer met godsdienst (waardoor er in feite godsdienstvrijheid kwam) en de staatssteun aan roomse, lutherse en calvinistische kerken en synagogen kwam te vervallen. Religieuze groepen kregen geen over­heidsgeld meer en werden vrijgesteld van belasting.

Huidige situatie

Laïcisme staat voorgeschreven in artikel 1 van de Franse grondwet. Wel onderhoudt de overheid staatskerken en sinds 1959 betaalt ze ook de salaris­sen van leerkrachten aan roomse scholen. Voor culturele en verkapte commer­ciële activiteiten (bijv. verpakt als schenkingen) moet thans wel belasting worden be­taald. Voor religieuze groepen bestaat geen registratieplicht, maar ze kunnen solliciteren naar belastingvrijstellingen. Als tegenprestatie moeten ze dan openheid van zaken geven over hun organisatiestructuur en boekhouding. Godsdienstige groepen die zich als culturele organisatie laten registreren moeten dat ook en kunnen niet opteren voor belastingvrijstelling. Wel mogen ze winst maken en ze kunnen aanspraak maken op cultuursubsidies. In dit verband onderscheidt de overheid associations cultuelles en associations culturelles. In 2006 hadden rond 10% van de protestante en joodse groepen, 3% van de Moslimgroepen, 50 Jehovagroepen en 100 roomse groepen belastingvrijstellingen. Het aantal roomse groepen dat deze niet had was volgens de overheid te groot om te schatten.

In juni 2008 trok de burgemeester van de Parijse voorstad Vigneux een vergunning in voor een vrouwenbasketbaltoernooi, georganiseerd door een Islamitische culturele vereniging. In de aankondiging stond dat mannen gedurende de wedstrijd de sporthal niet in mochten. Overeenkomstig het laïcisme vatte hij dit op als discriminatie (bron: dagblad Trouw 21/6-2008).   

In het open­bare onderwijs wordt geen gods­dienstles gegeven en opzichtige uitingen van godsdien­stige identiteit (hoofddoekjes, kep­peltjes, Sikh tulbanden) mogen sinds 2004 niet meer. Privé-scho­len (ook indien ze van een geloofs­gemeenschap uitgaan) kunnen zelf hun beleid bepalen en in aanmerking komen voor overheidsgeld. Om die reden gaan bijv moslimmeisjes en Sikh jongens vaker naar roomse privé-scholen. Er bestaat een tendens tot versoepeling van het laïcisme. Niet al te opzichtige symbolen (bijv een klein kruisje of Davidsterretje) worden bijv als private uiting gedoogd en sinds 2005 valt de boekverkoop door godsdienstige organisaties niet meer onder winstoogmerk. Tijdens de campagne voor de presidentsverkiezingen van 2007 kwamen 11 van de 12 kandidaten openlijk uit voor hun geloofsvoorkeur. In 2007 ging de pas gekozen president Sarkozy officieel op bezoek bij de paus waar hij de roomse wortels van Frankrijk erkende. Vanuit de heersende traditie zijn 5 van de 10 officiële feestdagen christelijk geïn­spireerd. 

Religieuze gemeenschappen

De aartsbisschop van Lyon (rond 2005 was dat Philippe Barbarin) staat aan het hoofd van de 18 Franse kerkprovincies. Het  me­rendeel van de room­sen vindt een wekelijkse kerkgang  niet de meest aansprekende manier om dit geloof te praktiseren. In 1997 bezocht slechts 7% van de gelovigen (om 17% in Nederland) weke­lijks een eredienst. Men bracht het geloof liever in de praktijk door bijv deel te nemen aan een gebedsgroep, zich een weekend terug te trekken in een klooster of via sociale dienstverlening. In Frankrijk bestonden veel bloeiende kloosterge­meenschappen. Deel­name aan processies (op christelijke feestdagen) en pelgri­mages is nog steeds in trek bij grote groepen. Lourdes in de Pyreneeën is het bekendste pelgrimsoord. De bond van St. Pius X claimt dat er in Frankrijk 200.000 roomse fundamentalisten rondlopen en dat hun aantal stijgt.

De roomse kerk is een echt mannenbolwerk. In 2005 nog werd een Franse non, die door andere nonnen tot priester was benoemd, uit haar orde en uit de kerk gezet.

Van de Franse Moslimgemeenschap van 5 à 6 miljoen zielen stamt bijna 70% uit Noord-Afrika. Turken vormen met 7,6% de 2e groep en Afrikanen van buiten noord Afrika de 3e (gegevens van 2004). In 2004 gaf 36% van de Islamieten aan regelmatig naar de moskee te gaan en in september 2006 meldde 88% van hen de ramadan (Islamitische vastentijd) te eerbiedigen. De joodse gemeenschap is met 500.000 tot 600.000 zielen (1%) de grootste binnen de EU. Het volksdeel dat onder de noemer boeddhistisch valt (ook 1%) komt voornamelijk uit voormalig Frans Indochina. Evange­lisch protestante groepen zijn in opkomst, onder meer vanwege immi­gratie uit de Cari­ben. In het religious freedom report 2007 werd hun aanhang geschat op 400.000. Onder de ruim 1 miljoen protestanten vormen de 250.000 Jehova’s een hoofdsegment. De Grieks en Russisch orthodoxen waren in 2006 met rond 90.000.

Godsdienstvrijheid in de praktijk

Religieuze groeperingen worden er­kend door de plaatselijke overheid en moeten zich aan de wet houden. Naar aanleiding van een collectieve zelfmoord in 1994 bij de orde van de zonnetempel werd de wetgeving in 2001 aangescherpt (de About-Picard wet). Er werd onder meer een inventarisatie ge­maakt van sekten en de betreffende commissie MIVILUDES brengt jaarlijks een verslag uit over de stand van zaken bij sekten. Dit lokt iedere keer weer protesten uit van beschreven groeperingen (dikwijls van Jehova’s en Scientologen, bijv over veronderstelde belastingontduiking). De over­heid en de grote geloofsgemeenschappen stimuleren voorlichting (bijv over de holocaust) en inter­religieuze dialoog. Strenge anti smaadwetten verbieden aanvallen op ras en religie en holocaustontkenning. Op grond daarvan worden regelmatig mensen veroordeeld.  In 2004 werd een wet aangenomen die het mogelijk maakt om haatzaaiende individuen het land uit te zetten. Een nationale adviescommissie voor mensenrechten brengt jaarlijks verslag uit over racisme en xenofobie. In de 1e helft van 2004 bereikte het aantal antisemitische incidenten een piek van 561. In de 1e helft van 2005 was het bijna de helft minder. Vooral het aantal gewelddadige incidenten was afgenomen. Dit type incidenten varieert van graffiti via grafschendingen op joodse begraafplaatsen tot het in brand steken en vernielen van synagogen en het mo­lesteren van joodse kinde­ren. Plegers kwamen vaker uit antizionistische kringen dan uit de extreem rechtse hoek. In 2005 instigeerde een joodse rabbi tijdens de Tour de France een gezamenlijk tocht door het land van rabbi’s en imams om de dialoog tussen beide gemeenschappen te bevorderen. Dit werd erg positief ontvangen. In 2006 werden er echter 134 gewelddadige antisemitische incidenten gerapporteerd, 35 meer dan in 2005.

Op klei­nere schaal vonden ook anti-islamitische incidenten plaats. Veel Moslims in Frankrijk vinden dat uitingen van Islamangst niet genoeg aandacht krijgen van de pers. Bijna de helft van de banlieue’s (buitenwijken van grote steden) zijn getto’s met een opeenhoping van laag opgeleide importjongeren en een jeugdwerkloosheid boven 50%. Ouders, geestelijken en autoriteiten hebben vrijwel geen grip op hen en ze identificeren zich vaak met de enkelingen onder hen die kans zien om bijv in prettig gezelschap vanuit hun bed met hun gsmettje snel grof geld te maken. In 2005 waren er in Franse voorsteden grootscheepse rellen die veroorzaakt werden door deze jongeren. Daarbij werden vanuit nihilisme, frustratie en machteloosheid  enorme vernielingen aangericht en tienduizenden heilige koeien van de establishment gingen in rook op. Hoewel de rellen niets te maken hadden met Islamfundamentalisme gingen er destijds stemmen op om de bouw van moskeeën en de salarissen op Islamitische scho­len maar te subsidiëren. Als argument werd het tegengaan van grip van Arabische fundamentalisten op de Franse Islam gebruikt. In 2006 werden 42 gewelddadige incidenten uit de extreem rechtse hoek gerapporteerd tegen de Noord-Afrikaanse gemeenschap (waarvan 11 duidelijk anti-islamitisch) tegen 64 in 2005. Ook kent Frankrijk controverses rond de bouw van moskeeën en de oprichting van particuliere Islamitische scholen. Joden, Islamieten en Jehova’s werden in 2006 alledrie geconfronteerd met molest t.o.v personen en vernielingen en vandalisme ten opzichte van godshuizen en/of begraafplaatsen

Moslimintegratie

De integratie van Moslims verloopt in Frankrijk erg gebrekkig. Terwijl ruim 7 tot 10% van de bevolking uit een Islamnest komt leverde dit segment van de samenleving tot voor kort geen ministers, parlementsleden en burgemeesters, maar wel meer dan de helft van de gevangenen. De werkloosheid onder het Moslimvolksdeel ligt rond 3 keer het landsgemiddelde en er is sprake van een flinke taalachterstand, ook bij imams. In 2003 stelde Sarkozy (toen nog minister van binnenlandse zaken) de Franse raad van Moslimgelovigen CFCM in als centraal aanspreekpunt. In januari 2004 werd Aissa Dermouche van Algerijnse afkomst benoemd tot prefect van de Jura. Hij was ‘s lands enige prefect uit een Islamitische familie en werd gezien als een toonbeeld van integratie. Na zijn benoeming volgden binnen 3 weken aanslagen op zijn auto, de school waar hij was opgeleid en de school die zijn zoon bezocht. De aanslagen zijn een bewijs voor xenofobie en het feit dat ze zodanig werden gepleegd dat de kans op doden klein was duidt er wellicht op dat ze als waarschuwing waren bedoeld. Sinds 1990 bestaat bij het European Institute of Human Sciences In Nièvre een 6 jarige imamopleiding die voor driekwart door Franse moslims wordt bezocht. Er nemen zo’n 170 studenten aan deel, maar het blijft een druppel op een gloeiende plaat. In 2006 werden volgens het ministerie van Binnenlandse zaken 17 Islamitische activisten (waaronder 4 haatzaaiende imams) het land uitgezet. In 2007 werden 2 vrouwen van Noord-Afrikaanse afkomst opgenomen in het kabinet. Rachida Dati werd minister van justitie en Islamitisch feministe en advocate voor vrouwen uit de banlieue’s Fadela Amara, die zelf in een immigrantenwijk was opgegroeid, werd staatssecretaris van grote stedenbeleid.