Taal

Achtergrond van het Hongaars

Het Hongaars (in het Hongaars magyar; uitspraak mahdjar) behoort tot de Oegrische tak van de Fins-Oegrische taalgroep. De link met aan het Fins verwante talen in noordoost Europa is echter te zwak om elkaar te kunnen begrijpen. De sterkste verwantschap bestaat met enkele talen van West Siberië. De oudste bewaard gebleven tekst is de Hallotti beszéd (lijkrede) uit de 12e eeuw. Toen het land in de middeleeuwen rooms werd nam men het Latijnse alfabet over (daarvoor kende men het novás, een soort runenschrift). Verder is er niks Latijns aan het Hongaars. Er is totaal geen verwantschap met Indo-europese talen. Het Hongaars kent een volledig andere woordenschat, grammatica en uitspraak. Daarom is de taal voor sprekers van Indo Europese talen erg moeilijk te leren. Naar verluidt door Hongaren die buiten Hongarije opgroeiden gaat andersom makkelijker. Ook bij een gesprek met Hongaren die in eigen land Engels of Duits leerden is de kans op vergissingen die aan een Babylonische spraakverwarring herinneren echter niet denkbeeldig. Het Hongaars ligt dichter bij Mongools of Turks dan bij bijv Duits of Russisch en buitenlanders die tegen Hongaren zeggen dat ze hun taal op Duits of Russisch vinden lijken roepen bij Hongaren soms irritatie op. Wel zijn in de loop van de historie leenwoorden aan het Hongaars toegevoegd uit Slavi­sche talen, Latijn en Grieks, Duits, Italiaans, Frans en Engels. Voorbeelden van Hongaarse woorden die tot Indo-europese talen doordrongen zijn goulash, paprika, zigeuner, koets en huzaar.

Verbreiding van het Hongaars

Vrijwel alle 10 miljoen inwoners van Hon­garije spreken de taal omdat de minderheids­groepen in het land in grote meerderheid tweetalig zijn (op de basisscholen voor minder­heden overheerst alleen in de jongste groepen de eigen moedertaal). Doordat Hongarije in 1920 driekwart van haar grondge­bied verloor, wonen in de omringende landen nog bijna 2½ miljoen Hongaars sprekenden (waarvan 1,4 miljoen in Roemenië). In de rest van Europa en Amerika kwamen nadien zo’n 1,5 miljoen Hongaren als vluchteling of immigrant terecht. Schattingen over hun huidige aantal liggen rond 4 miljoen, maar die beheersen niet allemaal het Hongaars. Wereldwijd wordt het aantal sprekers geschat op 15 miljoen. Het Hongaars is een erkende minderhedentaal in alle buurlanden.

De Hongaarse academie voor wetenschappen (Magyar Tudományos Akadémia http://www.mta.hu/) geldt als de internationale taalorganisatie van het Hongaars. 

Kenmerken van het Hongaars

Het Hongaarse alfabet telt 30 letters. Het kent niet de letters q, w en x, maar een aantal lettercombinaties (cz, dzs, by, gy, ly, ny, sz en zs) worden beschouwd als af­zonderlijke letters. De lengte van klinkers en medeklinkers is doorslaggevend. Naast de gebruikelijke klinkers zijn er klinkers voorzien van leestekens. Zo zijn uit het Duits de ö en de ü overgenomen, maar men kent daarnaast de ő en de ű als lange equivalenten, de gewone o (uitgesproken als de o in hok) en u (uitspraak oe in hoe) en de lange versie ó en de ú. Om het verschil tussen lange en korte klinkers aan te geven, wordt boven lange klinkers een streepje geplaatst (dit is dus geen klemtoonstreepje zoals in het Spaans). Streepjes zijn erg belangrijk, want een lange klinker kan de betekenis van een woord volledig veranderen (kor: leeftijd: kór: ziekte; net als bij schol en school). In het Hongaars ligt de klemtoon altijd op de eerste lettergreep of het eerste woord van een zin. De zinsbouw is totaal anders dan in Indo Europese talen. Voorzetsels als in en aan, persoonlijke voornaamwoorden als mijn en jouw, werkwoord vervoegingen en het lijdend voorwerp worden allemaal achter het stamwoord ge­plaatst. Daardoor heeft men bijv het werkwoord hebben niet nodig. Kutya betekent hond, kutyam mijn hond en a kutyam van (letterlijk de hond mijn is) “ik heb een hond”. Het gevolg is dat ellenlange woorden kunnen ontstaan die in andere talen in een zin worden uitgedrukt. Zo betekent “elkelkáposztástalanittottátok” “jullie heb­ben hem (de tuin) ontdaan van groene kool”.

Vanuit hun taalachtergrond maken Hongaren die in een Indo-europese taal spreken  kenmerkende vergissingen (vaak dezelfde die sprekers van een aantal Aziatische talen maken). Ze halen bijv. hij en zij (in het Hongaars allebei ő) door elkaar; als ze 10.15 uur bedoelen kunnen ze heel goed “kwart 11” zeggen. Ook “hallo” en “tot ziens” wordt gemakkelijk verward. Het Hongaars kent voor deze termen weliswaar 2 woorden (het meer informele “szia” en “szervush”), maar die kunnen naar believen door elkaar worden ge­bruikt. Daarom verdient het bijv. bij een Engels sprekende Hongaarse dame aanbeveling om een verwelkomend “see you” niet direct op te vatten als een even enthousiast als vluchtig voorlopig afscheid. In het Hongaars noemt men, net als in een aantal Aziatische talen, eerst de achternaam en daarna de voornaam (bijv. “Jan Smit” wordt “Kovács Ja­nos”). Men kent, net als in het maleis, aparte woorden voor een jongere en een oudere broer of zus en verschillende aanspreektitels voor een kind, een vriend of een oudere. In de communistische tijd was iedereen echter een kameraad.

Dialecten, regiotalen en immigrantentalen

Het Hongaars kent binnen Hongarije een 8tal dialecten met weinig onderlinge verschillen. Het dialect van het noordoosten ligt aan de basis van het algemeen beschaafd Hongaars. In het district Bacău in de Roemeense provincie Moldavië spreekt een geïsoleerde populatie van 60.000 tot 70.000 etnische Hongaren nog het op middeleeuws Hongaars lijkende csángó dialect (het woord csangos betekent zoiets als onprettig klinkend). Hongarije telt 13 wettelijk erkende minderheden. Ze hebben hun eigen culturele instellingen en politieke partijen. Daarbij hebben Duitsers, Slowaken, Roemenen en Kroaten toegang tot taalonderwijs op moedertaal en 2talige scholen op alle niveaus. Bij Serviërs Slovenen en Bulgaren is dit in beperktere mate het geval. Het betrof rond 2001 ruim 400 kleuterscholen, evenveel basisscholen en een 10tal vervolgscholen en rond 80.000 leerlingen. Zo’n 60.000 kregen les in Duits als 2e taal. Voor Oekraïners, Polen, Grieken en Armeniërs zijn er alleen taalcursussen, de z.g.n zondagscholen.

De aan het Hindoestaans verwante Indo Arische taal van de Roma, met het Oláh of Béas als Hongaarse dialectvariant, ging in de loop van de 18e eeuw door het beleid van gedwongen assimilatie van de Habsburgse heersers vrijwel verloren. Ze is thans erkend als minderhedentaal en het aantal sprekers wordt geschat op 250.000. Bij de volkstelling van 2001 gaven 88.000 mensen aan zich gelieerd te voelen aan de Duitse taal en cultuur. Het Duits is sinds 1980 een erkende minderhedentaal en het aantal 2talige Duitse scholen groeide in 2001. Na de communistische machtsovername werden Duitse Hongaren sterk gediscrimineerd en tijdens de Hongaarse opstand van 1956 namen velen van hen de wijk. Zo bestaan ook buiten Hongarije nog verenigingen van Duitse Hongaren. Het Duits geldt als de 2e minderhedentaal van Hongarije.      

Talenkennis en opinie over talen in Hongarije

Eind 2005 beschouwden alle Hongaren het Hongaars als hun moedertaal. Daarnaast zag 0,8% een andere erkende EU taal en 0,6% een taal van buiten de EU ook als zodanig (Eurobarometer 243, wave 64.3). Het volksdeel dat geen vreemde talen sprak lag met 58% flink boven het EU25 gemiddelde (44%) en het deel dat er minstens 1 sprak lag daar flink onder (42 om 56%). De groep die meer talen kende was echter relatief groot (minstens 2: 27 om 28%; 3 of meer 20 om 11%). Als reden om geen vreemde taal te leren kwam “geen geld” het vaakst uit de bus (32%, EU 22%; andere opties “geen zin” en “geen tijd”). De 3 vreemde talen die het vaakst werden geleerd waren Duits 25% en  Engels 23% (andere talen 11%). In 2007 kreeg volgens Eurostat 76,4% van de leerlingen in het secundair vervolgonderwijs Engels (EU27 83,5%), 50% Duits (EU 22,5%) en 6,5% Franse les (EU 22%). Verder kregen leerlingen in het lager vervolgonderwijs gemiddeld les in 1 vreemde taal (EU27 1,5 taal) en in het hoger vervolgonderwijs in 1,2 (EU 1,3). De kennis van vreemde talen (genoeg om een gesprek te voeren) lag eind 2005 onder de Eu normaal en het deel dat een hoge pet op had van de talenkennis in eigen land was het kleinst binnen de EU (18 om 44%) evenals het deel dat liever ondertitels dan nasynchronisatie zag op TV of bij films (15 om 37%; men is het laatste gewend). Het segment dat vond dat er in de omgeving genoeg gelegenheid was om talen te leren lag onder de EU normaal (44% om 51%) en het deel dat gebruik zou maken van een talencentrum in de buurt lag daar iets boven (40%, EU 36%).

Het volksdeel dat het nuttig leek voor de eigen zelfontplooiing en carrière om vreemde talen te kennen lag op het EU gemiddelde (82%), maar het deel dat vond dat taalonderwijs politieke prioriteit verdient lag daar onder (55 om 67%). De groep die talenkennis erg belangrijk vond voor de carrière vooruitzichten van kinderen was ook gemiddeld qua grootte (70%, EU 73%) evenals het volksdeel dat het aanbod aan vreemde talen in hun onderwijs voldoende divers achtte (63 om 61%). Het deel dat op de basisschool voor het eerst vreemde taalles kreeg lag boven de EU standaard (34 om 24%) en het deel dat daar in het vervolgonderwijs voor het eerst mee in aanraking kwam lag daar onder (45 om 59%). In Hongarije vond 32% (EU 39%) 0-5 jaar en 63% (EU 55%) 6-12 jaar een goede leeftijd om met vreemde taalles te beginnen. Voor het leren van een 2e vreemde taal scoorde 0-5 jaar 9% (EU 17%); 6-12 jaar 58% (EU 64%) en 13-19 jaar 28% (EU 11%). Thans begint men al vroeg op de basisschool met Engelse les. Het gedeelte dat vreemde talen van school kende lag onder de EU standaard (52 om 65%) en 59% vond dit een effectieve manier om ze te leren (EU 57%).

Eind 2005 had in Hongarije 16% in de 2 jaar vooraf gewerkt aan verbetering van hun talenkennis over de grens (EU 18%) en 21% (EU normaal) was van plan om dit in het komende jaar te doen. Op de vraag naar 2 voorkeurstalen voor zichzelf koos 62% Engels (EU 68%); gevolgd door Duits (55 om 22%), Frans (4 om 25%), Italiaans (3 om 3%), Russisch (2 om 3%) of Spaans (1 om 16%). Voor hun kinderen gaf 85% de voorkeur aan Engels (EU 77%), wederom gevolgd door Duits (73 om 28%) en Frans (4 om 33%). Daarna volgden Spaans (3 om 19%), Italiaans (2 om 2%) en Russisch (2 om 3%). Het gedeelte voorstanders van één taal die iedereen in de Eu spreekt lag met 66% iets onder de EU25 normaal (70%). Het deel dat onderschreef dat iedereen in de EU minstens één taal over de eigen grens moet kunnen spreken (84%) was gemiddeld, maar het deel dat vond dat men er 2 moest kennen was relatief groot (68% om 50%. Gelijke behandeling  van alle talen in de EU (66 om 72%) of meer steun aan regio en minderhedentalen (58 om 63%) kreeg wat weinig aanhang, maar het gedeelte voorstanders van één vaste voertaal bij alle EU instellingen lag weer boven de EU normaal (65 om 55%).