Taal

Geschiedenis en plaats in de talenstamboom van het Italiaans

De talen die in het 1emillennium voor Chr. binnen de Indo-europese taalgroep in Italië en omgeving werden gesproken worden Italische talen genoemd. In de Romeinse tijd bleef van deze taalfamilie alleen het Latijn over. Van daaruit hebben alle Romaanse talen (Italiaans, Frans, Roemeens en de talen van het Iberisch schiereiland) zich ontwikkeld. Het huidige Italiaans stamt rechtstreeks af van het gesproken volkslatijn dat anders is dan het geschreven Latijn. Het Toscaanse dialect, dat aan de basis ligt van de standaardtaal van nu, wordt ondergebracht bij de Italo Dalmatische taalgroep van de Italo westelijke talen. Bij deze groep horen verder het Napolitaans van Napels en wijde omgeving en het Siciliaans van Sicilië en de hak en voet van de laars. Het Corsicaans en het Sardijns of Sardisch van Sardinië krijgt onderdak bij de zuidelijk tak van de Italo westelijke talen. Al deze talen kennen op hun beurt weer de nodige dialecten. De deskundigen zijn het er niet over eens of de varianten die gesproken worden in Noord-Italië gezien moeten worden als dialecten van het Italiaans, als dialecten van een aparte Romaanse taal (Padaans) of als meerdere Romaanse talen. De rechts nationalistische Lega Nord, die Noord-Italië als superieur beschouwt, houdt het op beide laatste opties. Het Friulisch uit de omgeving van Venetië en het Ladinisch uit de buurt van Zuid-Tirol worden door taalkundigen in ieder geval tot de Reto-Romaanse talen gerekend.

De oudste teksten in het Italiaans dateren uit de 10eeeuw. De 14eeeuwse dichters Boccac­cio, Petrarca en m.n Dante Alighieri hadden een belangrijk aandeel in de standaardisering van de taal. Hun geschriften werden bekend als stil novo (nieuwe stijl). Ze schreven in de taal van het volk en legden daarmee de basis voor de Italiaanse literatuur. M.n deDivina commediavan Dante was erg populair en werd in heel Italië gelezen. Hij vermengde hierin het Toscaans met dialecten van het Siciliaans. De 16eeeuwse invloed van de Spaanse Habsburgers en het Spaans droeg ertoe bij dat de grammatica eenvoudiger werd. Tijdens de renaissance was het Italiaans een belangrijke cultuurtaal in Europa. Na de Italiaanse eenwording van 1861 werd, mede door de inbreng van schrijver dichter Allessandro  Manzoni, het Toscaans van de steden Florence, Pisa en Siëna de standaard landstaal. Het Italiaans ligt ook nu nog qua woordenschat van alle talen het dichtst bij het Latijn. Verder deelt het wat dat betreft het meeste met het Frans (89% vergelijkbare woorden), gevolgd door Catalaans 87%, Sardijns 85%, Spaans 82%, Reto-Romaans 79%, Roemeens 77% en Maltees 52%.

Verbreiding van het Italiaans

Het Italiaans (Italiano, lingua Italiana) is even­eens de officiële taal in 2 Zwitserse kantons en de moedertaal van kleine Italiaanse ge­meenschappen die altijd op Malta of in Slovenië of Kroatië hebben gewoond. Voor 64 miljoen EU Europeanen is het de 1etaal en moedertaal en voor 100 tot 120 miljoen mensen een 2eof aangeleerde taal; in totaal de 20etaal van de wereld. De grootste contingenten buiten Italië vallen m.n onder immigrantengemeenschappen; in zowel Brazilië als Argentinië rond 1,5 miljoen, gevolgd door de VS (1 miljoen; m.n aan de oostkant van het land), Frankrijk (1 miljoen; de dialecten op Corsica en uit de omgeving van Nice worden tot het Italiaans gerekend), Canada (660.000; m.n in Toronto en Montreal), Australië (350.000) en het VK (200.000). Wereldwijd staat Italiaans qua keus van vreemde talen in het onderwijs 5e. Op scholen in Canada is het de 2evreemde taal (na Frans; in Quebec na Engels) en in de VS de 4e(na Spaans, Frans en Duits). In de EU wordt het op school als vreemde taal het vaakst gekozen op Malta (61%), gevolgd door Slovenië (12%), Oostenrijk (11%), Roemenië (8%) en Frankrijk en Griekenland (beide 6%).

De door Antonio Francesco Grazzini (pseudoniem Il Lasca) in 1582 in Florence opgerichte Accademia della Crusca bewaakt tot op de dag van vandaag de zuiverheid van de taal en geeft woordenboeken uit. De AIL(Accademia Italiana di Lingua)verzorgt wereldwijd taallessen en erkende diploma’s. De in 1889 opgerichte Società Dante Aleghieri stelt zich de verbreiding van de Italiaanse taal en cultuur ten doel. Wereldwijd heeft de club 400 afdelingen, waarvan 18 in Nederland en 11 in België (http://www.dante-alighieri.nl/).

Dialecten en immigrantentalen

Het gesproken Latijn dat zich in de Romeinse tijd ontwikkelde kende via elementen uit de oorspronkelijke talen die achterbleven grote regionale verschillen. In Noord-Italië ging het daarbij om Keltische, Ligurische (de basis van het huidige Italiaans) en Venetiaanse invloeden; in centraal Italië om Etruskische en in Zuid Italië om Italische of Griekse invloeden. Al deze invloeden bestaan nog in de vele dialecten van het Italiaans en het Italië van nu. De Ligurische dialecten (met Toscaanse, Centraal Italiaanse en Corsicaanse varianten) zijn het sterkst verwant aan het Toscaans gekleurde huidige Italiaans. Toscaans is de moedertaal van slechts 5% van de bevolking. De rest heeft van huis uit één van de andere 14 hoofd dialectgroepen meegekregen. De mate waarin dit dialecten blijven of afzonderlijke talen zijn blijft een punt van debat. Doordat 13% van de bevolking m.n dialect spreekt verstaat niet iedereen elkaar. Van de 2ewe­reldoorlog is bijv. bekend dat dit een probleem was in het Italiaanse leger. Door leerplicht en de komst van de tv, die alle buitenlands nasynchroniseert, is de situatie wat dit betreft verbeterd. De Italiaanse overheden zijn terughoudend met het promoten van dialecten of het erkennen daarvan als aparte taal. De wet erkent alleen het Fruilisch en Sardijns als aparte taal en slechts de Reto-Romaanse talen Friuilisch (526.000 sprekers) en Ladinisch (55.000) kennen met het Sardijns (1,3 miljoen) een standaardschrift.

In 1999 werden een 12tal reeds lang gevestigde etnische taalminderheden erkend door de Italiaanse overheid. Naast de 3 boven beschreven talen betreft het hier Franco Provençaals (een Frans dialect met 190.000 sprekers in Valle d’Aosta), Frans (20.000 in dezelfde regio), Duits (rond 350.000 in m.n Zuid Tirol), Albanees of Arbëreshë (340.000,  verspreid over dorpjes en stadjes in Zuid-Italië), Sloveens (80.000 bij de Sloveense grens), Grieks (Griko, z’n 30.000 in Salento en Calabrië), Catalaans (15.000 in noordwest Sardinië) en Kroatisch (4000 in Molise). Ook het Occitaans (178.000 in Piedmonte, Ligurië en Calabrië), de Indo-Arische zigeunertalen Romani en Sinte Romani (130.000) en het Sassareens (125.000 in noordwest Sardinië) genieten een vorm van erkenning. Op de rode lijst van bedreigde talen van Unesco staan de Gallo Italiaanse talen Emiliano-Romagnolo (2 miljoen sprekers; verspreid over heel Noord-Italië), Lombardisch (4-9 m), Piëmontisch (2 m) en Venetiaans (2,2 m) en verder het Ligurisch (Genua en wijde omgeving: 2 m) en Napolitaans (7,5 m). De grote immigrantentalen worden als zodanig niet officieel erkend. In 2008 vormden onder de 3,7 miljoen legale immigranten de Roemenen met 15% de grootste groep, gevolgd door Marokkanen  (10,5%), Albanezen (10,3%) en Oekraïners (5,3%).

Kenmerken van het Italiaans

Het Italiaanse alfabet telt 21 letters. In de taal zelf komen de letters J, K, W, X en Y niet voor. Men komt ze wel tegen in leenwoorden uit andere talen. Bijna alle Italiaanse woorden eindigen op een klinker. Het Italiaans is puur fonetisch; dwz dat klanken bij letters altijd dezelfde zijn. Wie de weinige uitspraakregels in acht neemt wordt bij het oplezen van tekst verstaan. Al met al is het een waar genot om de taal te spreken. Zelfstandige naamwoorden eindigen op a (vrouwelijk), o (mannelijk) of e (kan beide zijn). Bij zelfstandige naamwoorden op o of e wordt het meervoud i en bij dito woorden op een a wordt het meervoud e. De weinige woorden die eindigen op een medeklinker, afgeleide woorden van een langere vorm (bijv foto van fotografia) en woorden met een klemtoon op de laatste letter kennen geen meervoud. Toch is niet alles aan het Ita­li­aans eenvoudig. Zo kent men maar liefst 7 verschillende lidwoorden en veel onregelmatige werkwoorden. Ook zijn er woorden die een heel andere betekenis hebben dan men vanuit een andere taalachtergrond zou vermoeden. Una camera (of camara) is geen camera maar een ka­mer of appartement, morbido betekent niet morbide maar zacht, wie confettikrijgt aange­boden moet amandelen in een suikerjasje verwachten, tavola caldabetekent letterlijk hete tafel en de term piano kan op veel dingen slaan, maar niet op een muziekinstrument. Ze staat bijv voor effen, gelijk, vlak of etage (primo pianois eerste verdieping of voorgrond). Aan de andere kant is pepperoni wel weer erg gepeperd.

Een paar woorden Italiaans

Ja

Nee

Welkom

Hallo

Smakelijk eten

Bedankt

Proost

Tot ziens

Ik heet…

Leuk kennis te maken

Spreekt u Engels?

Ik begrijp het niet

Sorry, ik ken geen Italiaans

Si

No

Benvenuto

Buon appetito

Grazie

Salute

Arrivederci

Mi chamo…

Piacere di connoscerla

Parla Inglese?

Non capisco

Mi displace/ Scuso, non parlo Italiano

Talenkennis en opinie over talen in Italië

  1. Volgens Eurobarometer 243, wave 64.3 zag eind 2005 95% van de inwoners van Italië de landstaal als moedertaal, 5% zag een andere erkende EU taal en 1% een taal van buiten de EU als zodanig. In Italië was het volksdeel dat geen vreemde talen sprak groot naar EU25 maatstaven (59%, EU 44%), 41% kende er minstens 1 (EU 56%), 16% (op 1 na kleinste EU; EU 28%) minimaal 2 en 7% (EU 11%) 3 of meer. Als reden om geen vreemde taal te leren kwam “geen tijd” het vaakst uit de bus (31%, EU 34%; andere opties “geen zin” en “geen geld”). De 3 vreemde talen die het vaakst werden geleerd waren Engels (29%), Frans (14%) en een regiotaal (6%). De kennis van vreemde talen (genoeg om een gesprek te voeren) lag eind 2005 flink onder het Eu gemiddelde en het deel dat een hoge pet op had van de talenkennis in eigen land lag daar ook iets onder (42%, EU 44%). Het volksdeel dat liever ondertitels dan nasynchronisatie ziet op TV of bij films was relatief klein (27 om 37%; men is nasynchronisatie gewend). Het deel dat vond dat er in de omgeving genoeg gelegenheid was om talen te leren was ook vrij klein naar Eu maatstaven (47 om 51%) en als er een talencentrum in de buurt kwam zouden relatief velen er gebruik van willen maken (42%, EU 36%).

Het volksdeel dat het nuttig leek voor de eigen zelfontplooiing en carrière om vreemde talen te kennen lag in 2005 met 87% (+16% t.o.v 2001; 2 na grootste stijging binnen de EU) boven de EU normaal (82%), maar het deel dat talenkennis erg belangrijk vond voor de carrière vooruitzichten van kinderen was met 66% relatief klein EU (75%). Het gedeelte dat vond dat taalonderwijs politieke prioriteit verdient lag ook boven de Eu standaard (73%, EU25 66%) evenals het deel dat het aanbod aan vreemde talen in hun onderwijs voldoende divers achtte (63%; EU 61%). Eind 2005 vond 35% (EU 39%) 0-5 jaar en 61% (EU 55%) 6-12 jaar een goede leeftijd om met vreemde taalles te beginnen. Voor het leren van een 2evreemde taal scoorde 6-12 jaar 64% (EU 72%). Het deel dat op de basisschool les had gekregen in een 1evreemde taal was met 7% het 2 na kleinst binnen de EU (EU 24%) en het deel dat in het secundaire onderwijs buitenlandse taalles kreeg het kleinst (28%, EU 59%. Het deel dat vreemde talen van school kende lag daarmee flink onder het Eu gemiddelde (46 om 65%), maar het deel dat dit een effectieve manier vond om ze te leren lag er vrijwel op (58 om 57%). In 2006 kreeg volgens Eurostat 97% van de leerlingen in het secundair vervolgonderwijs Engels (+14% t.o.v 2005; grootste toename EU; EU27 87%); 21,5% Frans (EU27 22%) en 8% Duits (EU 24%). Verder kregen leerlingen in het lager vervolgonderwijs gemiddeld les in 1,7 vreemde taal (EU27 1,4 taal) en in het hoger vervolgonderwijs in 1,4 taal (EU 1,3).

In 2005 had 14% van Italianen (EU 18%) in de 2 jaar vooraf gewerkt aan verbetering van hun talenkennis over de grens en 15% (EU 21%) was van plan om dit in het komende jaar te doen. Op de vraag naar 2 voorkeurstalen voor zichzelf koos 80% Engels (EU 68%); gevolgd door Frans (24%, EU 25%), Spaans (15%, EU 16%), Duits (13 om 22%), Russisch en Italiaans (beide 1%). Voor hun kinderen gaf 84% de voorkeur aan Engels (EU 77%), wederom gevolgd door Frans (34 om 33%), Spaans (17 om 19%) en Duits (17 om 28%). Van de Italianen was 61% voorstander van één taal die iedereen in de Eu spreekt (Eu 70%) en 82% (EU 84%) onderschreef de stelling dat iedereen in de EU minstens één taal over de eigen grens moet kunnen spreken. Het deel voorstanders van kennis van 2 van zulke talen lag flink boven de Eu normaal (66 om 50%). Het deel voorstanders van gelijke behandeling van alle talen in de EU (71%) en van één vaste voertaal bij alle EU instellingen (55%) was gemiddeld (55%). Wel waren relatief velen voor meer steun aan regio en minderhedentalen (75%, EU 63%).