Taal

Stamboom en geschiedenis van het Bulgaars

Via Bulgarian zijn info en links te vinden over de Bulgaarse taal (bălfgarski ezik in Latijns schrift). Men onderscheidt 4 fasen in de ontwikkeling ervan. De prehistorische fase verwijst naar de taal zonder schrift van de Slavische stammen die zich tussen de 6e en 9e eeuw na Chr. in het gebied vestigden als landbouwers. In de 9e eeuw ontwikkelden de Griekse missionarissen Cyrillus en Methodius het glagolitische alfabet om het Zuid-Slavische dialect van toen uit Thessaloniki op te schrijven. Daarmee konden ze de enorme braakliggende akker Gods te lijf die het Slavische taalgebied destijds vormde. Zo ontstond het Oudkerkslavisch (Old) waarin ze o.m. de bijbel vertaalden. Deze taal wordt beschouwd als markering naar de fase van het oud Bulgaars. Het Oudkerkslavisch ontwikkelde zich tot het Kerkslavisch dat nu nog wordt gebruikt in alle orthodoxe kerken in het Slavische taalgebied. Dit Kerkslavisch gebruikt het cyrillische alfabet van de Bulgaarse leerlingen van Cyrillus en Methodius Clement van Ohrid en Naum van Preslav uit literaire scholen die rond 885 in de respectievelijke plaatsen waren opgezet met steun van de Bulgaarse heerser Boris I. Omdat dit het alfabet werd in alle Slavische talen ervaren de Bulgaren het als essentieel onderdeel van hun identiteit (daarmee is ook verklaard waarom ze in het cyrillisch willen blijven schrijven). Wel is het cyrillisch alfabet van nu aangepast aan veranderingen die de Slavische talen ondergingen met variaties per land als gevolg (ook in het Kerkslavisch dat alleen in kerken wordt gebezigd). Onder de vroegste geschriften in het Oudkerkslavisch valt “een verslag van brieven”, taalkundige verhandelingen van monnik Chernorizetz Habrar (wellicht een pseudoniem) van rond 895. Het oud Bulgaars bevat o.m. woorden van Turks-Iraanse oorsprong uit de taal van het paardenvolk der proto-Bulgaren waar de Bulgaren zich naar vernoemden. Rond 1100 maakte de Griekse aartsbisschop van Ohrid Theophylact voor het eerst melding van een onderscheiden Bulgaarse taal binnen de Slavische talen.   

De periode tussen de 12e en de 15e eeuw geldt als fase van het middel Bulgaars. Dit was de overheidstaal van het enorme 2e Bulgaarse rijk dat zich uitstrekte over grote delen van het Balkan schiereiland en van het Oekraïne van nu. Net andersom dan in de andere Slavische talen verdwenen uit het Bulgaars naamvallen en bleef het rijke systeem van werkwoord vervoegingen in stand. Ook ontwikkelde men een bepaald lidwoord. Verder werd de taal grammaticaal beïnvloed door het Roemeense Latijn en het Grieks en later ook door het Turks. De Ottomaanse overheersing duurde bijna 500 jaar (1386-1878) en zorgde ervoor dat er Turkse woorden in het Bulgaars terecht kwamen. Het begin van de ontwikkeling van modern Bulgaars wordt in de 16e eeuw geplaatst, maar door de Ottomaanse overheersing ging het aanvankelijk erg langzaam. Door de opkomst van de nationalistische beweging geraakte ze vanaf de 2e helft van de 18e eeuw echter in een stroomversnelling. De beweging adoreerde het Kerkslavisch en oud Bulgaars, stond open voor ontwikkelingen uit het Kerkslavisch die door Russische literatoren waren omarmd en probeerde het Bulgaars te zuiveren van Turkse, Griekse en Roemeense invloeden. Ook in de schrijftaal van nu komt meer oud Bulgaars voor dan in de spreektaal en men kan woorden erin van Russische oorsprong vaak herkenen aan de schrijfwijze. Buiten dat zijn na de Ottomaanse tijd woorden in de taal terecht gekomen uit het Duits en Frans en in toenemende mate uit het Engels (deze worden ook in het cyrillisch geschreven). Modern Bulgaars is gebaseerd op de dialecten van de kustregio in het oosten, maar de uitspraak is een compromis tussen oost en west Bulgaars.

Mede door toedoen van de in 1859 opgerichte Bulgaarse literaire sociëteit (in 1911 omgedoopt tot Bulgaarse academie van wetenschappen) introduceerde het ministerie van onderwijs in 1899 een gecodificeerde Bulgaarse standaardtaal. Officieel mag les worden gegeven in minderhedentalen, maar Bulgaars is op elke school en in alle officiële verkeer (incl. de rechtspraak) verplicht. Naambordjes (plaatsen, straten, eigennamen etc.) zijn tegenwoordig vaak in Cyrillisch en Latijns schrift. Wel geven taalpuristen er vaak een Bulgaarse draai aan (Romanization). Fylogenetisch (naar talenstamboom) hoort het Bulgaars bij de Baltisch Slavische tak van de Indo-Europese taalfamilie. Daar weer binnen valt het onder de Slavische taalgroep en meer specifiek samen met het Macedonisch onder de oostelijke tak van de zuid Slavische talen. Qua onderlinge verstaanbaarheid zijn Bulgaars en Macedonisch te vergelijken met Nederlands & Vlaams.

Status en verbreiding van het Bulgaars

Het Bulgaars is in eigen land de enige officieel erkende taal. Het is verder een officiële EU taal en een erkende minderhedentaal in Servië, Roemenië en Oekraïne. De officiële taalregulator is het instituut voor Bulgaarse taal in Sofia (Institute). Het kwam in 1942 tot stand als woordenboekdienst van de Bulgaarse academie van wetenschappen en kreeg in 1949 zijn huidige naam. Het instituut doet onderzoek dat resulteert in publicatie van woordenboeken, grammaticaboeken, andere taalkundige werken & tijdschriften en deelt literaire en taalkundige prijzen uit. Zodoende functioneert men als normatieve instelling. Ook verzorgt men Bulgaars taalonderricht tot op academisch niveau. De bibliotheek bevat ruim 30.000 titels. Op “Bulgaria is recente info te vinden van het Bulgaarse ministerie voor emigrantenzaken voor ieder land over o.m. Bulgaars taalonderricht en het geschatte aantal Bulgaren dat er woont.

In 2010 werd naar verbreiding het aantal min of meer vloeiende sprekers van Bulgaars wereldwijd geschat op 9 tot 12 miljoen (Bulgarian). Buiten de ruim 7 miljoen inwoners van het land zelf vallen daar om te beginnen grote gemeenschappen in buurlanden onder. Dat komt doordat Bulgarije voor de 1e wereldoorlog veel groter was dan nu. De 300.000 tot 600.000 Pomaken (moslim Bulgaren) in Europees Turkije vormen de grootste van deze inheemse groepen. In Oekraïne leven ruim 200.000 Bulgaren (150.000 rond Odessa). Deze vallen merendeels onder de Bulgaren van de historische regio Bessarabië, net als de ruim 80.000 Bessarabische Bulgaren in Moldavië. in Grieks Macedonië zien rond 100.000 mensen zichzelf als Bulgaars en in de republiek Macedonië kregen na 1990 rond 50.000 mensen een Bulgaars paspoort. Onder de 21.000 Bulgaren in Servië en 8100 in Roemenië vallen o.m. Shopi (van de shopska salade) en Banaat Bulgaren en het aantal Bulgaren in Hongarije ligt rond 5000. Onder de Bulgaren in de diaspora onderscheidt men oude (van voor 1990) en nieuwe emigranten. Het aantal oude emigranten wordt geschat op 2,5 miljoen (vooral naar de VS, Canada, Argentinië, Brazilië en Duitsland) en het aantal nieuwe op 1 miljoen De grootste groepen wonen in de VS (250.000 à 300.000), gevolgd door Spanje (164.000-300.000), het VK (35.000 à 150.000), Italië (33.500-130.000), Duitsland (60.000-100.000), Argentinië (40.000-70.000), Brazilië (2000-65.000) en Canada (27.000-50.000). Onder de EU landen met flinke groepen Bulgaren vallen verder Oostenrijk (35.000), Frankrijk 34.000, NL 20.000 (Bevolking) en Grieks Cyprus 19.000. In België ligt het aantal rond 4000.          

Kenmerken van het Bulgaars

Via Bulgarian is praktische taalinfo te vinden (incl. veel gebruikte frasen met uitspraak). Van de woordenschat kent thans ruim 70% een Bulgaarse oorsprong. Begin 60er jaren was dat nog 75%; merendeels afgeleiden van rond 2000 woorden uit het oud en middel Bulgaars (Bulgarian lexis). Toen kwam dus een kwart van de woorden uit andere talen (Latijn 6,5%, Grieks 6,5%, Frans 3,8%: Turks, Arabisch of Perzisch 3,8%; Russisch 2,5% en verder o.m. Duits, Engels en Italiaans). Het aandeel Engelse leenwoorden steeg van 0,5% in de 60er jaren naar rond 3% nu. Onder de kenmerken van het Bulgaars valt dat men het lidwoord achter het zelfstandig naamwoord zet (net als in het Scandinavisch en Roemeens) of achter het eerste bijvoeglijke naamwoord. Zelfstandige naamwoorden die op een medeklinker eindigen zijn het vaakst mannelijk, wanneer ze op een a eindigen zijn ze vrouwelijk (ook vrouwennamen eindigen op a) en met een e of o aan het eind zijn ze onzijdig. Opvallen zijn de manieren in de taal om speciale betrokkenheid uit te drukken, bijv. via verdubbeling van voornaamwoorden (bijv. “ik gaf het, het cadeau aan Ivanka” of “aan Ivanka, aan haar, gaf ik het cadeau”. Dit hartstocht toevoegende element deelt men met Roemeens, Grieks, Italiaans en Spaans: clitic). Ook ziet men vaak koostoevoegingen aan eigennamen. Dan wordt mayka (moeder) bijv. maychitse, Mihail (Michiel) Misho, Irina Reni, Ivan Vankata of Sonia Soncheto. Opvallend zijn bijv. ook een erg uitgebreide woordenschat om familiebanden uit te drukken en speciale werkwoordvormen om gebeurtenissen van horen zeggen te beschrijven.

Rond 1870 kreeg een cyrillisch alfabet met 32 letters de overhand en sinds 1945 telt het Bulgaarse alfabet 30 letters (Bulgarian, op Bulgarian kan de uitspraak worden beluisterd). Het cyrillisch alfabet verschilt van het Latijnse in schrijfwijze en volgorde van letters. Alleen de A, E, K, M, O, P en T zijn hetzelfde als in het Latijnse alfabet en de Q, V, W en X komen er niet in voor. In het cyrillisch schrijft men de kleine letter altijd als een kleine hoofdletter. Verder wordt de B geschreven als Б, de G als Г (uitspraak: een stomme G als in het Engelse “god”), de V als В, de Z als З, de I als И, de J als Й, de L als Л, de N als Н, de P als П, de R als Р, de S als C, de U als У, de F als Ф, de H als Х en de C als Ц (uitspraak: ts). Letters die in het Nederlandse alfabet niet voorkomen zijn de Ж (Ž, klinkt als zj), Ч (Č, tsj), Ш (Š, sj), Щ (Št; sht klank), Ъ (Ă. uitspraak als u in hup), Ь (een stomme J), Ю (ju, uitspraak: joe) en Я (klinkt als ia). Voor het overige is de taal veelal fonetisch (d.w.z. men praat zoals men schrijft).

Dialecten, minderheden en immigrantentalen

De meest grove indeling in dialecten (Bulgarian) is die in oost en west Bulgaars op basis van de uitspraak van de thans afgeschafte oud Bulgaarse klinker yat. Deze klinkt in het west Bulgaars, net als in het aangrenzende deel van Servië, “hard”,d.w.z. zoals de e in “het” en in het oost Bulgaars zachter. Het oost Bulgaars kent de uitstervende Moesische dialecten uit het noordoosten, Balkan dialecten (de grootste groep) en de Rup dialecten van de Pomaken (Moslim Bulgaren) uit het aan Grieks Macedonië grenzende zuiden. In het west Bulgaars bestaan noordwestelijke en aan Macedonisch verwante zuidwestelijke varianten en langs de Servische grens een overgangsdialect met het Servisch (Torlak groep). Daarnaast onderscheidt men buiten Bulgarije Macedonische dialecten (met als grove onderverdeling die van Grieks Macedonië en de republiek Macedonië) en dialecten van inheemse Bulgaren in buurlanden. Onder de laatste vallen bijv. de Banaat dialecten langs de grens van Servië en Roemenië (met o.m. Duitse, Hongaarse Servo-Kroatische en Roemeense invloeden), Bulgaarse dialecten in Walachije (aan de Roemeense kant van de grens) en dialecten van Bulgaars sprekende groepen in Oekraïne, Moldavië of Turkije.

Bulgarije heeft het Europese handvest voor regio en minderhedentalen niet ondertekend (Europees) en het Bulgaars is in BG de enige officieel erkende taal (List). De grootste minderhedentalen zijn Turks en Romani, de taal van de diverse Roma groepen. Beide minderheden hadden en hebben het niet altijd makkelijk. Bij de Turken was dit vooral omdat ze lang als nazaten van bezetters werden gezien (Ottomaanse tijd) en bij de Roma omdat ze veelal straatarm zijn. Beide groepen leven relatief gescheiden van de etnische Bulgaren (onderling trouwen komt bijv. weinig voor) en kennen hun eigen taal, religie (de Islam, ook bij veel Roma) en gebruiken. Van de Turken spreekt 96,5% dagelijks Turks en de rest Bulgaars en onder Roma spreekt 80 tot 85% Romani (veelal een Balkan variant), 7,5% Bulgaars en 7% Turks. In de zuidelijke provincie Kardzhali en in het noordoostelijke Razgrad vormt het Turkstalige volksdeel de meerderheid. Thans hebben minderheden eigen media en politieke partijen. Die van de Turken nemen vaak deel aan regeringscoalities. In het onderwijs zijn de rechten beperkt, bij het Turkse volksdeel aanvankelijk uit vrees voor separatisme. Turkstalige scholen zijn er niet en Turkse les wordt slechts gegeven als bijvak op verzoek. Veel Turkse kinderen krijgen in de zomer bijles in Turkije. Wel is er na 2000 lesmateriaal in het Romani gekomen. Sinds 1999 kunnen leden van taalminderheden in rechtszaken aanspraak maken op een tolk. In 2011 kwam men tot 37.000 houders van een vreemd paspoort en 22.000 met een dubbel paspoort die permanent in Bulgarije woonden. Van de immigranten kwam in 2011 ruim de helft (onder wie 12.000 Russen en 3100 Oekraïners) uit een Europees niet EU land, 23% uit een EU land (VK 2600, Griekenland 1250) en 23% uit Azië (Turkije 2700, Armenië 1200, China 800) waarmee ook de grootste immigrantentalen zijn geschetst.

Talenkennis en opinie over talen in Bulgarije

Voorjaar 2012 zag in Bulgarije 95% Bulgaars, 4% Turks en 1% een andere taal als moedertaal (bron Report, Annex; D48A). Het volksdeel dat geen vreemde talen sprak  was met 52% tamelijk groot (EU25: 46%; +11 om +2% t.o.v. 2005; D48T2) en het deel dat ze wel sprak relatief klein (voldoende om een gesprek te voeren; minstens 1 taal: 48 om 56%, -11 om -2%; minstens 2: 19 om 25%, -12 om -3%; 3 of meer: 4 om 10%; -4 om -1%). De vreemde talen die men het vaakst actief kende (voldoende om een gesprek te voeren, D48T1) waren Engels (bij 25%, +2% t.o.v. 2005; EU 38%, gelijk aan 2005), Russisch (23 om 5%, -12 om -1% t.o.v. 2005) en Duits (8 om 11%, -4 om -3%; verder Bulgaars 4%, m.n. etnische Turken in BG; Grieks 3%, Spaans 2%, Frans en Turks elk 2%, Italiaans en Roemeens beide 1%). Qua passieve talenkennis (nieuws volgen op TV, krant of online lezen; SD5) was de volgorde Engels 17 à 20% (EU 25 à 26%, BE 37 à 41%, NL 56 à 57%); Russisch 10 à 19% en Duits 3 à 4% (EU 5 à 7%, BE 7 à 8%, NL 31 à 49%). Het segment dat hun eerste vreemde taal (bijna) dagelijks gebruikte was aan de kleine kant (18%, EU 24%, BE 29%, NL 31%; SD3.1). Naar situaties van gebruik scoorden TV kijken/ radio luisteren (46%, EU 37%, BE 49%, NL 61%) en overig gebruik (11%, EU 5%) relatief hoog. Gebruik bij zakenreizen (10%), contact met vrienden (33%) of internetten (31%) lagen rond de EU normaal en qua gebruik bij vakanties (19 om 50%), gesprekken op het werk (incl. online, 16 om 27%), e-mailen (8 om 18%), teksten lezen (17 om 27%) en contact met familie (7 om 19%) scoorde men bij de laagste 3 binnen de EU (verder: lezen 10 om 17%, talenstudie 9 om 14%; SD4T). Een iets onder gemiddeld volksdeel zag liever ondertitels dan nasynchronisatie of voiceover op TV/ bij films (39 om 44%, +11 om +7%; QE7.5; in BG worden beide laatste methodes veel gebruikt, maar bij speelfilms komt ondertiteling er meer in; Dubbing). Groepen die het nut van vertalen hoog achtten (QE8) vielen in BG onder de kleinste binnen de EU (dagelijks leven 28 om 43%; nieuws updates 37 om 67%; TV/films kijken & lezen etc. 45 om 57%, gezondheid & veiligheid 51 om 71%, publieke dienstverlening 28 om 59%, educatief 30 om 76%, werk zoeken 32 om 68%, deelname/ info EU 29 om 70%).

Het deel dat te kennen gaf dat ze in de onderbouw van de basisschool voor het eerst vreemde taalles kregen was eind 2005 groot (40%, EU 24%; EB 243) en het deel dat er pas in het vervolgonderwijs mee in aanraking kwam aan de kleine kant (53 om 59%). Bulgaren stonden niet zo open voor vroeg beginnen met vreemde taalles. Zo vond bij een 1e taal 15% (EU 39%) 0-5 jaar en 57% (EU 55%) 6-12 jaar daar een goede leeftijd voor. Voor het leren van een 2e vreemde taal scoorde 0-5 jaar 7% (EU 17%); 6-12 jaar 76% (EU 64%) en 13-19 jaar 10% (EU 11%). In 2011 kreeg 88% van de leerlingen in het secundair vervolgonderwijs Engels (EU 93%), 34% Duits (om 24%) en 13,5% Frans (om 23%; Browse). Het deel dat Engels krijgt steeg en de belangstelling voor Duits en Frans daalde. Leerlingen in het vervolgonderwijs binnen de leerplicht kregen gemiddeld les in 1,2 vreemde taal (EU27 1,5t) en in het secundair vervolgonderwijs in 1,6 taal (EU 1,4t). Eind 2005 was in BG het segment dat het aanbod van talencursussen in de buurt voldoende vond klein (31 om 51%) evenals het deel dat er gebruik van zou maken (19 om 36%). Destijds leek het een relatief groot deel in BG nuttig voor eigen ontplooiing en carrière (95%, EU 83%) en voor carrière kansen van kinderen (78 om 72%) om vreemde talen te kennen. Qua ervaring met taalles (11 manieren) scoorde begin 2012 les op school het hoogst 59 om 68% (verder: groepsles buiten school 15 om 15%, privéles 11 om 9%). Via contacten in het buitenland (incl. les) of met buitenlanders of via TV, internet of zelfstudie hadden naar verhouding weinigen hun talenkennis bijgespijkerd (QE4). Les op school werd door een doorsnee deel (44%) effectief gevonden als methode en hier scoorden groepsles buiten school (9 om 7%) of privéles relatief goed (8 om 5%) en ervaringen in het buitenland of als autodidact laag.

Het segment Bulgaren dat in 2012 in de 2 jaar vooraf had gewerkt aan verbetering van de eigen talenkennis over de grens was aan de kleine kant (18 om 21%; QE3) en een doorsnee deel was dit het komende jaar van plan (8%). Relatief velen hadden echter niks gedaan aan talenkennis en waren dat ook niet van plan (53 om 44%). Op de vraag naar 2 voorkeurstalen voor de eigen persoonlijke ontwikkeling koos 57% Engels (EU 67%; -8 om -1% t.o.v. 2005; QE1) met daarna Duits (20 om 17%, -14 om -5%), Russisch (14 om 4%, +3 om +1%), Spaans (7 om 14%, +2 om -2%), Frans (5 om 16%, -6 om -9%), Bulgaars (5%, +1%), Italiaans (4 om 5%, +2 om +2%), Grieks (3 om 0%) en Roemeens (1 om 0%) en 24% (om 12%, +8 om +2%) leek het leren van geen enkel vreemde taal nuttig. Voor hun kinderen was de volgorde van voorkeuren Engels (90 om 79%; +3 om +2%), Duits (36 om 20%, -13 om -8%), Russisch (14 om 4%, 0 om +1%), Spaans (9 om 16%, +4 om -3%), Frans (5 om 20%, -8 om -13%), Bulgaars (4%, +1%), Italiaans (3 om 2%, +2 om 0%), Grieks (2 om 1%), Turks (1 om 0%), Roemeens (1 om 0%), Chinees (1 om 14%, +1 om +12%) en Arabisch (1 om 0%) en hier leek 1% (om 2%) het leren van vreemde talen niet nuttig voor hun kinderen.

Onder 11 mogelijke motieven om een nieuwe taal te leren (QE2) scoorden in het buitenland kunnen werken (67%, EU 61%), in eigen land werk vinden (46 om 45%), voor werk gebruiken (incl. zaken/werkreizen 39 om 53%), studeren in het buitenland (37 om 43%) en buitenlanders kunnen verstaan (31 om 38%) of leren kennen (28%) het hoogst. Internetten (17 om 14%) en zich meer Europeaan voelen (15 om 10%) kregen ook relatief veel aanhang. Voor jezelf/ leuk scoorde relatief laag (22 om 29%) en voor vakantie (16 om 47%) of familie in het buitenland (2 om 10%) scoorden het laagst binnen de Eu. Onder 10 stimulansen om taalles te nemen kwamen gratis les (37 om 29%) en verbetering loopbaan perspectief (21%) of zicht op werk in buitenland (19 om 16%) relatief hoog en goede cursus op TV (3 om 7%) of internet (8 om 10%) of zicht op studie in land waar de taal wordt gesproken (14 om 18%) bleven relatief laag. Onder 11 redenen om het niet te doen (QE5) werd te duur het vaakst aangevinkt binnen de EU (46 om 25%, +12 om +3% t.o.v. 2005). Lesgelegenheid is te ver van huis (6%, 0 om -1%) en geen aanleg (20 om 19%, +7 om +3%) kwamen wat boven en geen zin (31%, +8 om +4%) of geen gelegenheid om te oefenen met sprekers van de taal (13%) iets onder gemiddeld. Geen tijd (21 om 28%, -2 om -6%), kom de taal niet genoeg tegen in media (2 om 5%), materiaal of cursussen slecht (5 om 8%), geen aanbod (2 à 3%) en slechte ervaringen (2 om 3%) werden naar verhouding weinig aangevinkt.   

Anders dan gemiddeld in de EU was de Europese gezindheid op taalgebied na 2005 flink gegroeid (gelijke behandeling van alle talen in de EU 90 om 81%, +20 om +9%; één taal die iedereen in de Eu spreekt 57 om 69%, +13 om -1%; één vaste voertaal bij EU instellingen 42 om 54%, +8 om -1%; meer politieke prioriteit voor taalonderwijs 81 om 77%, iedereen in de EU moet minstens 1 taal van over de grens kennen 73 om 84%, minstens 2: 60 om 72%; QE7). In 2005 was de aanhang voor meer steun aan regio en minderhedentalen het kleinst binnen de Eu (30 om 63%; EB 243).