Taal

Stamboom en geschiedenis van het Kroatisch

Via Croatian zijn info en links te vinden over de Kroatische taal (hrvatski jezik). De taal heette voor de recente vrijheidsoorlog (1991-1995) Servo-Kroatisch (Serbo ), maar nadien noemden de Serviërs haar Servisch en de Kroaten Kroatisch. Bosnisch Kroatisch Montenegrijns Servisch is dan eigenlijk een betere betiteling omdat deze 4 talen wederzijds verstaanbaar zijn; d.w.z. dat sprekers in de algemeen beschaafde variant ervan elkaar kunnen verstaan zonder dat ze voorkennis hebben van de andere talen (vergelijkbaar met Vlaams & Nederlands). De overeenkomsten tussen de talen zijn dan ook aanzienlijk groter dan de verschillen. Hoewel het taalkundig wat moeizaam te verdedigen is wordt het Kroatisch ook door Kroatische taalkundigen vaak als een aparte taal gepresenteerd (ze kloppen verschillen met de andere talen dan maar wat op). Ook geldt het als officiële EU taal en (uiteraard) als officiële landstaal van Kroatië. Er is wel een praktijkverschil tussen de talen in schrijfwijze. Kroatisch wordt louter in het Latijnse schrift geschreven, Bosnisch & Montenegrijns in Latijns of cyrillisch en Servisch officieel alleen in het cyrillisch (meer informeel echter ook wel in het Latijnse schrift). Naar plek in de stamboom vormen deze 4 talen met het Sloveens de westelijke zuid Slavische groep binnen de Slavische tak van de Balto-Slavische talen van de Indo-Europese taalfamilie.

De oudste teksten in het Kroatisch zijn inscripties (veelal op steen) uit de 11e eeuw in het kerkslavisch in Latijns, glagolitisch of Kroatisch cyrillisch schrift, vooral uit kustregio. Hieruit komen oosters orthodoxe (byzantijnse) en roomse invloeden naar voren. Het betreft o.m. de Branimir inscriptie en de Baška tafel met eerste verwijzingen naar Kroaten en een Kroatische heerser, de Valun tafel (een familie grafsteen) en van iets latere datum de Plomin tafel uit Istrië met o.m. tekst over de Romeinse god van bloemetjes en beestjes Sylvanus (volgens sommigen betreft het echter de roomse heilige St. Joris; Old). Binnen de groep van 4 talen onderscheidt men vanouds 3 dialectgroepen aan de hand van de term voor het vragend voornaamwoord “wat?”. Voor de komst van de Ottomaanse Turken (d.w.z. tot begin 16e eeuw) luidde deze in een zone van zuid Dalmatië door Bosnië naar oost Kroatië “što?” (vandaar de term west Štokavisch; in de zone ten oosten daarvan buiten Kroatisch grondgebied “šta?”: oost Štokavisch), in noord Kroatië (Zagreb en wijde omgeving) “kaj?” (Kajkavisch) en in de rest van Dalmatië en op Istrië “ča?” (Čakavisch; onderste kaartje in Shtokavian). Het Čakavisch dialect van de kustregio is het oudst qua schrift. De Baška tafel bevat het eerste tekstfragment in dit dialect en is daarmee de oudst bekende Servo-Kroatische tekst. Het wordt dan ook beschouwd als geboortebewijs van het Kroatisch. Het Čakavisch bleef lang de taal van de culturele elite. M.n. het oost Štokavisch (geel in bovenste kaartje) won terrein op de 2 andere hoofddialecten; vooral door Serviërs die zich als kolonist in Habsburgse bufferzones tegen de Ottomanen vestigden (Serbs, Great en Eastern). Op den duur werden de 3 dialecten (Kajkavian) Kroatisch, Slavonisch en Dalmatisch genoemd.

De oudste bewaard gebleven complete tekst is Štokavisch. Dit Vaticaans Kroatische gebedenboek kwam rond 1400 uit in de buurt van Dubrovnik in het uiterste zuiden. Het was vanuit het kerkslavisch (Old) en Čakavisch vertaald in de spreektaal van de regio en vanuit het Glagolitische (Glagolitic) en Bosnisch Cyrillische schrift overgezet in Latijns schrift. Met deze vertaling werd ook duidelijk dat de spreektaal ter plekke qua klank, zinsbouw & woordvorming al sterk verschilde van het kerkslavisch en slechts weinig van het huidige standaard Kroatisch. Belangrijke bijdragen aan standaardisering van de taal werden nadien geleverd door een eerste Kroatische woordenboek van Faust Vrančić dat in 1595 verscheen in Venetië en het eerste Kroatische grammaticaboek van jezuïet Bartul Kašićuit Dubrovnik dat in 1604 in Rome uitkwam. Hij vertaalde ook de bijbel en de roomse liturgie in het Čakavisch dialect. Publicatie van zijn bijbel werd verboden, maar zijn liturgie had veel invloed op de taal omdat ze in vrijwel alle parochies werd gebruikt. Naast Kašić leverden in de 17e eeuw de jezuïet Mikalja en (vanuit de contrareformatie) Bosnische Franciscaan Matija Divkovićen adellijke dichter Ivan Gundulić uit Dubrovnik een cruciale bijdrage aan de vorming van het literaire idioom van de taal. Het resultaat van deze fase culmineerde in het literaire werk van Petar & Katarina Zrinski en FranKrsto Frankopan. Ze kwamen uit 2 heersende families en vonden via politieke executie een voortijdig einde. Nadien liet de elite in de 18e eeuw hun standaard geleidelijk los.

Op de basis van deze “barokke Slavisten” werd in de 19e eeuw doorgebouwd vanuit de nationalistische Illyrische beweging (Illyrian). Deze was pan Zuidslavisch gericht, d.w.z. dat ze nadruk legde op taalkundige en etnische overeenkomsten van Zuidslavische volken om ze te onderscheiden en los te weken van de rest van het Habsburgse rijk. De leider van de beweging, de Kroatische taalkundige Ljudevit Gaj, standaardiseerde het Latijnse alfabet en schrift en hoewel hij zelf uit het Kajkavische Zagreb kwam verkoos hij het Štokavisch. In 1850 ondertekende een aantal Illyriërs de Weense literaire conventie (Vienna) waarin het Štokavisch dialect werd aangenomen als standaard voor de Servo-Kroatische taal en het Latijnse en Cyrillische schrift als gelijkwaardig werden bestempeld. De Kroatische taalkundigen binnen de beweging waren meer purist dan die uit Servië. Kort voor & rond de 20e eeuwwisseling droegen een Servo-Kroatisch grammaticaboek van Tomislav Maretić, een Kroatisch woordenboek van Ivan Broz & Franjo Iveković en een spellingsleer van Broz bij aan een hernieuwde standaardisering. Kort voor de komst van het koninkrijk Joegoslavië (1929-1941) werd één taal nagestreefd voor Slovenen, Kroaten en Serviërs, maar onder dit koninkrijk brak de dominantie van de Serviërs ook de Kroatische linguïsten op en deze werden wederom taalpurist om de eigen identiteit te benadrukken (Croatian). Dit purisme nam onder de fascistische vazalstaat Kroatië van de 2e wereldoorlog groteske vormen aan. Onder de socialistische Joegoslavische federatie (1945-1990) kwam het accent weer te liggen op de overeenkomsten tussen Servisch en Kroatisch. Ook toen lokte Servische dominantie Kroatische tegenreactie uit (Declaration). Het Joegoslavisch lexicografisch instituut van Zagreb (in 1983 vernoemd naar oprichter MiroslavKrleža 1893-1981) bood nog wel ruimte voor Kroatische eigenheid. Na 1991 werd veel werk gepubliceerd waarin het onderscheid tussen Servisch en Kroatisch werd benadrukt waaronder werk dat onder het communisme in ongenade viel.

Status en verbreiding van het Kroatisch

Het standaard Kroatisch is nu de officiële landstaal van Kroatië en 1 van de 3 officiële talen in Bosnië-Herzegovina. Verder is het een erkende minderheden taal in Burgenland in Oostenrijk, in Molise in Italië, in het Servische Vojvodina, in de regio Baranya in Hongarije en lokaal in Montenegro en in een paar Roemeense gemeenten. Er zijn 8 universiteiten die de Kroatische taal voeren, 7 in Kroatië en 1 in het Bosnische Mostar. Het sinds 1991 als zodanig bestaande instituut voor Kroatische taal en linguïstiek (Institute) fungeert als taalregulator evenals het ministerie van onderwijs (via schoolboeken) en de filosofie faculteiten van de 4 grootste universiteiten. Ook het Miroslav Krleža instituut, erfgoed stichting Matica Hrvatska (deze organiseert o.m. tussen 11 en 17 maart een jaarlijkse Kroatische taalweek) en de Kroatische academie van wetenschap & kunst (Croatian) vervullen in dezen een rol. Bij het staatsbureau voor Kroaten elders (Croatian ) is onder “Croatian diaspora” recente info te vinden voor ieder land over o.m. Kroatisch taalonderricht en het geschatte aantal Kroaten dat er woont.

Voor rond 2001 werd naar verbreiding het aantal min of meer vloeiende sprekers van Kroatisch wereldwijd geschat op 5,5 miljoen tot 7 miljoen (Hrvatski). Buiten de ongeveer 3,9 miljoen autochtonen in Kroatië vallen daar aan traditionele minderheden 460.000 Bosnische Kroaten onder (schatting voor 2004). Volgens het staatsbureau (Croatian / Croatian national minority) zijn er vanouds zo’n 70.000 sprekers in Servië, gevolgd door Oostenrijk (50.000), Slovenië (35.000), Hongarije (15.000), Roemenië (7500), Montenegro (6500), Italië (3500), Slowakije en Tsjechië. Hierin zijn emigranten groepen niet in meegerekend. Daarbij kan men onderscheid maken tussen oude (van voor 1990) en nieuwe emigranten. Bij de eerste groep is moeilijk in te schatten welk deel de Kroatische taal nog beheerst. Onder de laatste groep vallen naast arbeidsemigranten ook oorlogsvluchtelingen uit 1991-1995. Croatian geeft onder “diaspora” bij status een schatting. Daarbij komt men voor de oude immigranten landen USA (1,2 miljoen), Argentinië, Australië en Canada (alle drie rond 250.000) en Chili (200.000) al op 2,2 miljoen. In Europa komt Duitsland het verst (350.000), gevolgd door Servië (70.000 à 140.000), Zwitserland 80.000, Italië 60.000, Oostenrijk 40.000, Frankrijk 40.000, Zweden 35.000, NL 10.000, België 6000 en het VK 5000.

Kenmerken van het Kroatisch

Serbo (wel door een Serviër geschreven) bevat info over de stand van zaken m.b.t. de verschillen tussen de talen. Via Informationis praktische taalinfo te vinden met onder Usefulveel gebruikte frasen met uitspraak. Welk deel van de woordenschat van vreemde oorsprong is, is moeilijk te achterhalen. Er zijn m.n. woorden overgenomen uit het Latijn, Italiaans, Duits, Russisch, Hongaars, Turks, Tsjechisch, Frans en meer recentelijk vooral uit het Engels. Vanuit Kroatië kwamen vaker woorden binnen uit het Latijn (Kroaten zijn rooms), Italiaans en Duits en via Servië vaker uit het Frans en (mede omdat Serviërs orthodox zijn) Russisch of Grieks. Nieuwe leenwoorden uit Latijnse talen krijgen in het Kroatisch het achtervoegsel “irati”. De talen hebben een uitgebreid stelsel van vervoegingen/ verbuigingen. Men kent 7 naamvallen, 3 geslachten en enkel en meervoud. Zo moet uit de vervoeging worden opgemaakt of de man de hond bijt of andersom (man bijt hond: “Čovjek grize psa”; hond bijt man: “Čovjeka grize pas”). Men kent het achtervoegsel a bij vrouwelijke woorden, maar in Kroatië is dit, ander dan in veel Slavischtalige landen, niet gebruikelijk bij de achternaam van een vrouw. Wel eindigen vrouwelijk voornamen van Kroatische oorsprong altijd op een a. In het Kroatisch is de Oerslavische klinker jat (ě; wellicht uitgesproken als de e in “het”), omgezet in ij (geen lange ij, want die kent alleen het Nederlands). Zo is rivier in het Kroatisch “rijèka” en in het Servisch “rèka”. Daarom heet het Kroatisch een Ijèkavisch en het Servisch een Èkavisch dialect (of, naar believen, een dito taal). Tenslotte is het nog aardig te vermelden dat in het Kroatisch, anders dan in de andere 3 talen, voor de 12 maanden van het jaar ouderwetse seizoensnamen gebruikelijk zijn (grasmaand voor april e.d., Months), al begrijpt men de conventionele namen van Romeinse oorsprong ook.

Het in 1835 door Ljudevit Gaj ontworpen Latijnse alfabet geldt nog steeds. Hij baseerde het op het Tsjechische alfabet van Jan Hus van rond 1410 (Gaj) en het werd standaard voor het Latijnse schrift in de 4 westelijke Zuidslavische talen. Het alfabet telt 30 letters. Van het Latijnse standaardalfabet (ISO) ontbreken de letters Q, W, X en Y (met uiteraard hun kleine letter equivalent). De extra letters (uitspraak op Croatian) zijn de Č (uitspraak tsje), ć (tje, alleen gebruikt aan het eind van een woord), Dž (dzje), Ð/đ (dje), Lj (lje), Nj (nje), Š (Sje) en Ž (zje). De G is stom als in het Engelse “great”, de h klinkt als “ghe”, de u wordt uitgesproken als oe, de v klink als w en de f als v. De spelling in beide talen is fonetisch (de spreker spelt het woord zoals deze het hoort), m.n. bij het Servisch (een Nederlander heeft daar uiteraard weinig aan voor zover die het anders hoort e.o.).

Hoewel de verschillen tussen de talen klein zijn ligt het vangen ervan onder de noemer Servo-Kroatisch bij veel Kroaten gevoelig (noem de taal dus liever Kroatisch). Tot in 1847 was in het Kroatische parlement,   de Sabor, het Latijn overigens de voertaal

Dialecten, minderheden en immigrantentalen

Binnen het Bosnisch, Kroatisch, Montenegrijns en Servisch bestaan de 3 dialectgroepen aan de hand van de term voor het vragend voornaamwoord “wat?” nog steeds. Daarbij heeft het Štokavisch/ Kroatisch veel terrein gewonnen (het beslaat vrijwel het heel taalgebied van de 4 landen) en dan m.n. het oost Štokavisch (geel in het bovenste kaartje in Shtokavian). Het Čakavisch/ Dalmatisch is m.n. nog toonaangevend in het leefgebied van de 12% Kroaten die op de eilanden en Istrië wonen (Čakavian). Het Kajkavisch/ Slavonisch domineert in Slavonië (Kajkavian), lijkt het meest op Sloveens en is toonaangevend in het leefgebied van 31% van de Kroaten. De ontwikkeling van de uitspraak van de oude jat klinker, te weten Ekavisch (de jat beleef een è; bijv. in het oosten van Kroatië langs de grens met Hongarije, in Vojvodina in Servië, in Servische enclaves in Kroatië en noordoost Istrië, Rijeka en enkele noordelijke eilanden), Ijekavisch (ijè; standaard Kroatisch, maar het meest uitgesproken bij Dubrovnik) en Ikavisch (de jat werd i, m.n. in de roze kuststrook en in delen van Bosnië-Herzegovina), droeg bij aan een verdere onderverdeling. De onderlinge verstaanbaarheid van dialecten trekt zich in de regio weinig aan van landsgrenzen. Zo kunnen Kroaten die alleen Štokavisch (algemeen beschaafd Kroatisch) hebben geleerd een Serviër vaak beter verstaan dan een Kroaat uit de buurt van Zagreb die Kajkavisch dialect spreekt (en dat terwijl het Čakavisch van de eilanden en Istrië vanouds de taal van de elite is). Het spreken van dialect naast het algemeen beschaafd Kroatisch won na 2000 aan populariteit.

In 2011 gaf bij de census 4,4% een andere taal dan Kroatisch op als moedertaal (Servisch 1,23%, Italiaans 0,43%, Albanees 0,40%, Bosnisch 0,39%, Roma taal 0,34%, Hongaars 0,24%; Tsjechisch 0,15%, ^). Kroatië heeft het handvest voor regio en minderhedentalen ondertekend en geratificeerd (European). In 2009 werd in navolging van dit handvest Servisch de officiële taal in 23 gemeenten, Italiaans in 22 en Hongaars in 2. Waar een minderheid meer dan 1,5% van de bevolking uitmaakt en in voldoende aantallen aanwezig zijn (gemeenten minimaal 200, regio 500) mag ze meedoen aan provinciale of raadsverkiezingen. In gemeenten waar ze meer dan een derde van de bevolking uitmaken mag in de gemeenteraad een erkende minderhedentalen worden gevoerd. Erkende minderheden talen zijn Servisch, Italiaans, Hongaars, Tsjechisch, Slowaaks en Rutheens. Scholen met les in deze talen zijn grondwettelijk toegestaan. In 2010/11 telde men 65 leerplichtscholen waar dit gebeurde met 4100 leerlingen (Servisch 50%, Italiaans 35% en verder Tsjechisch, Hongaars en Duits) en in het vervolgonderwijs 13 scholen met 1550 leerlingen (Servisch 58%, Italiaans 35%). De Roma taal is niet erkend in Kroatië en er wordt in het publieke onderwijs formeel geen les in gegeven.

Talenkennis en opinie over talen in Kroatië

Voorjaar 2012 heeft de Europese commissie in haar ondoorgrondelijke wijsheid beschikt Kroatië als a.s. EU lid niet op te nemen inReport , Annex . Als ietwat schrale troost voor beperkte stervelingen maakte het land wel onderdeel uit van de oude versie van eind 2005 (EuroBarometer ). Daaruit kwam naar voren dat 98% Kroatisch, 1% een officieel erkende EU taal en 0,8% een andere taal (wellicht het vaakst Servisch) als moedertaal zag. Het volksdeel dat qua kennis geen vreemde talen sprak was destijds met 29% relatief klein (EU25: 44%; D48b) en het deel dat ze wel sprak navenant groot (voldoende om een gesprek te voeren; minstens 1 taal: 71 om 56%; minstens 2: 36 om 28%, 3 of meer: 11 om 11%). In 2009 claimde 78% kennis van minstens 1 vreemde taal (Istrië 90%, Zagreb 89%, Dalmatië 84%; 15-35j 90%, 65+ 45%; Demo ). Qua talen die men kende kwam in 2005 Engels het hoogst (49%, EU 38%), gevolgd door Duits (34 om 14%) en Italiaans (14 om 3%; verder: Sloveens 5 om 0%, Russisch 4 om 6%, Frans 4 om 14%, Spaans 2 om 6%, Tsjechisch 1 om 1%; andere regiotaal 2%; D48T). In 2011 kreeg 99,1% van de leerlingen in het secundair vervolgonderwijs Engels (EU 93%), 3,2% Frans (om 23%) en 62,4% Duits (om 23%, Eurostat). Het deel dat Engels krijgt steeg na 2005 wat en de belangstelling voor Duits en Frans daalde iets (Italiaans is in HR op scholen populairder dan Frans).Leerlingen in het vervolg binnen de leerplicht kregen gemiddeld les in 1,5 vreemde taal (EU27 1,5 t) en in het secundair vervolgonderwijs ook (EU 1,4t). Eind 2005 achtten tamelijk velen het aanbod aan vreemde talen in hun onderwijs voldoende divers (68 om 61%; QA12.2) en een doorsnee deel had een hoge pet op van talenkennis in eigen land (45%). Bij TV/film kijken en radio luisteren (37 om 26%), internetten (25 om 23%) en werkreizen (11 om 10%) was het regelmatige gebruik boven gemiddeld, bij talenstudie (13%), e-mailen voor werk (13%) of gesprek op werk (21%) rond gemiddeld en bij contact met familie 11 om 16% of vrienden 16 om 25%, lezen op werk (8 om 16%) of vakantie buitenland (19 om 42%) laag (QASD4a). Het bijna dagelijkse gebruik van een vreemde taal was bij Engels (tekst lezen, spreken) vrijwel gemiddeld naar EU maatstaf (11%, NL 38%, BE 17%). Bij Duits lag het op 1% (om 3%) en bij Italiaans (om 0%) of “andere regiotaal” ook (1 om 2%, QASD3a).

Als motivatie om een vreemde taal te leren scoorde alleen meer kans op een baan in eigen land boven gemiddeld (28 om 23%, toerisme is in Kroatië erg belangrijk). Handig op het werk (33%), in het buitenland kunnen werken (24%), persoonlijke bevrediging (25%) en een wereldtaal kennen (17%) kwamen rond gemiddeld uit, contact mogelijk met andere culturen (16%) en elders kunnen studeren (9%) scoorden relatief laag en gebruik op vakantie (13 om 35%) uitgesproken laag (QA5). Als stimulans kwamen alleen betere carrièreperspectieven (21 om 15%) en “als er cursussen op radio/ TV zijn” (9%) boven gemiddeld (QA10). Als motief om geen vreemde taal te leren kwam eind 2005 geen zin” het vaakst uit de bus (36 om 30%; “geen geld” 31% om 22%; ”geen tijd” 28 om 24%, QA9). Een ruim gemiddeld deel van de Kroaten leek het nuttig voor eigen ontplooiing en carrière om vreemde talen te kennen (88%, EU 83%) en een doorsnee segment vond talenkennis erg belangrijk voor carrière kansen van kinderen (74%, keus uit 11 opties, meer antwoorden mogelijk; QA4). Een dito deel vond dat er in de buurt genoeg gelegenheid was om talen te leren (50%) en een onder gemiddelde groep zou gebruik willen maken van een talencentrum in de buurt (29 om 36%).

Het deel dat te kennen gaf dat men in de onderbouw van de basisschool de eerste vreemde taal leerde kennen of verbeteren was groot (62%, EU 24%) en een ruim gemiddeld deel deed dit in het vervolgonderwijs (64%; keus uit 10 opties en meerdere antwoorden mogelijk QASD5). Kroaten stonden eind 2005 niet zo open voor vroeg beginnen met vreemde taalles. Zo vond bij een 1e taal 27% (EU 39%) 0-5 jaar en 67% (EU 55%) 6-12 jaar daar een goede leeftijd voor. Voor het leren van een 2e vreemde taal scoorde 0-5 jaar 7% (EU 17%); 6-12 jaar 76% (EU 64%) en 13-19 jaar 10% (EU 11%). In 2009 is men echter begonnen met vreemde taalles op de kleuterschool en in 2013 kreeg volgens het ministerie al 65% van de schoolgaande kleuters er les in (Programmes). Een ruim gemiddeld deel (69%) kende vreemde talen van school of leek dat een effectieve manier om ze te leren (60%). Taalles op school (17 om 18%) en informeel praten met iemand uit het land van de taal (15 om 11%) scoorden het hoogst op de vraag naar hoe men het beste een taal zou kunnen leren gegeven de eigen situatie. Groepsles (14%) of privéles (13%) bleven daar niet ver achter, maar scoorden relatief laag en radio luisteren/ TV lijken kwam naar verhouding hoog (10 om 3%, keus uit 15; QA7c).Velen zagen liever ondertitels dan nasynchronisatie of voiceover op TV/ bij films (72%, EU 37%) en in Kroatië is ondertiteling het meest gebruikelijk (Dubbing ).

Eind 2005 was het aandeel Kroaten dat in de 2 jaar vooraf gewerkt aan verbetering van de eigen talenkennis over de grens (14%) of van plan was dit het komende jaar te doen (20%) naar EU maatstaf aan de kleine kant. Op de vraag naar 2 voorkeurstalen voor zichzelf (keus uit zo’n 35 talen) koos 77% Engels (EU 68%) met daarna Duits (54 om 22%), Italiaans (4 om 3%), Frans (4 om 25%), Spaans (1 om 16%), Russisch (1 om 3%) of Sloveens (1 om 0%). Voor hun kinderen was de volgorde van voorkeuren Engels (82 om 77%), Duits 69 om 28%, Italiaans 14 om 2%, Frans (5 om 33%) en Spaans (2 om 19%). Qua Europese gezindheid op taalgebied scoorde men tamelijk laag. Gelijke behandeling van alle talen in de EU kreeg een boven gemiddelde aanhang (81 om 72%). Een doorsnee deel onderschreef dat iedereen in de EU minstens 1 taal van over de grens zou moeten kennen (83%) en de andere 5 item bleven laag (kennis van minstens 2 talen: 41 om 50%, één vaste voertaal bij EU instellingen 51 om 55%, één taal die iedereen in de Eu spreekt 54 om 70%, meer steun aan regio en minderhedentalen 56 om 63%; meer politieke prioriteit voor taalonderwijs 37%, lager dan enig Eu land, EU 67%).