Taal

Geschiedenis en plaats in de talenstamboom van het Grieks

Het Grieks is een Indo-europese taal die zich geïsoleerd heeft ontwikkeld binnen de taal­groep. Ze behoort tot de oudste en best gedocumenteerde talen ter wereld, bestaat al meer dan 3000 jaar en is in die tijd relatief weinig veranderd. De voorloper van de taal, het Proto-Grieks heeft overeenkomsten met het Sanskriet van de heilige boeken van de Hindoes (de Veda’s) en met het Armeens. Kreta kende tussen 3000 en 1400 v Chr. de Minoïsche lineair A schrijfwijze die zich ontwikkelde van een karakterschrift (Chinese karakters, Egyptische hiërogliefen) naar een lettergrepenschrift. De oudste bewaard gebleven kleitabletten met Griekse tekst dateren van 1400 v Chr. en zijn geschreven in het Myceens dat vanaf 2000 v Chr. op het Griekse vasteland en Kreta opkwam. Dit schrift heet Lineair B en telde rond 200 tekens. Deze talen waren tevens verwant aan het Indo-Iraans en het Phoenicisch. Van de Phoeniciërs stamt ook het cyrillische schrift en het Griekse alfabet van 24 letters. Dit dateert uit de 9e eeuw v. Chr. Het oud Grieks is een verzamelnaam voor de 5 Griekse dialecten van tussen de 9e eeuw voor en de 6e eeuw na Chr. Deze waren het Dorisch van de zuidelijke Peloponnesos via Kreta naar de zuidelijk Cycladen (de taal van veel koorlyriek), het plechtstatige Aeolisch van Thessalië en Lesbos en van de klassieke dichteres Sappho, het zangerig klinkende Ionisch van klein Azië, het grote eiland Euboea voor de Griekse oostkust en andere Sporaden eilanden (de taal van geschiedschrijver Herodotus), het Macedonisch van Alexander de Grote en het meest gesproken dialect het Attisch van Athene e.o en de Macedonische kust. Het oud Grieks beslaat de archaïsche (9e t/m 6e eeuw), de klassieke (5e en 4e eeuw) en de Hellenistische periode (3e eeuw voor tot 6e eeuw va Chr.) en is de taal van de werken van Homerus, de klassieke tragedies en het nieuwe testament van de bijbel. Het Grieks dat op gymnasia wordt onderwezen (koinè) valt er ook onder. 

De term koinè (gewoon) Grieks verwijst naar het Grieks uit de Hellenistische periode. Alexander de Grote heeft een belangrijke rol gespeeld in het ontstaan van deze variant. Toen hij rond 350 v. Chr. vrijwel de gehele destijds bekende wereld veroverde ontstond behoefte aan een eenheidstaal om de onderlinge communicatie te vergemakkelijken. De Attische variant vormde daarvoor de basis. In de Romeinse tijd bleef dit de voertaal, ook van het Oost Romeinse rijk. In deze taal is het bijbelse nieuwe testament geschreven. De oudste Griekse vertaling van de bijbel, de codex Sinaïticus, dateert uit de 4e eeuw na Chr. Het oude testament hieruit heet de Septuaginta. Tegen die tijd ging het koine al geleidelijk en naadloos over in het middeleeuwse of Byzantijnse Grieks. Het Grieks van na 1453, het jaar dat het Byzantijnse rijk viel, wordt modern Grieks genoemd, hoewel er geen duidelijk onderscheid is met Byzantijns Grieks. Veel Griekse woorden zijn (dikwijls via het Latijn) doorgedrongen tot de Indogermaanse talen. Ook de langdu­rige periode van Turks-Ottomaanse bezetting heeft sporen nagelaten in de Griekse taal.

Het Grieks van nu kent een ouderwetse formele schrijftaal (het katharèvousa) en een spreektaal (dimotiki). Het katharèvousa werd ontwikkeld door taalpurist en nationalist Adamantios Korais (1748-1833) die het oud Grieks wilde ontdoen van Byzantijnse en Ottomaanse invloeden. De variant is lang gebruikt in officiële stukken en tot 1976 kon het kolonels­regime schoolkinderen er nog mee vermoeien. Intussen bleef in het alledaagse taalgebruik demotiki toonaangevend met Manolis Triandaphyllidis (1883-1959) als voorvechter. Vanaf de val van het kolonelsregime werd onderwijs in het katharevousa afgeschaft en eind 20e eeuw was het, afgezien van de liturgie van de orthodoxe kerk, vrijwel uitgestorven. Het demotiki kent het koine van de middeleeuwen als basis. Wel is de uitspraak anders (eenvoudiger) en er zijn leenwoorden bijgekomen; m.n uit het Latijn, Italiaans, Ottomaans Turks en Engels. Door e.e.a zou een Nederlandse gymnasiast met het koinè in Griekenland toch slecht worden verstaan.

De Indo kant van het Grieks weerspiegelt zich ook nu nog in bepaalde normen, waarden en vormen van bijgeloof die de Grieken delen met bewoners van India. Zo geldt de traditionele plattelandsnorm dat een man moet wachten met trouwen tot zijn zussen getrouwd zijn en van een gepaste bruidschat zijn voorzien ook in delen van India. Ouderen en vreemden worden uit beleefdheid in het meervoud aangesproken. Net als andere Zuid Europeanen gebruiken Grieken veel gebaren en lichaamstaal.

Het woord alfabet stamt uit de eerste 2 letters alfa en bèta van het Griekse alfabet. In het Latijnse alfabet geschreven Grieks heet “greeklish” in het Engels. Rond 12% van de Engelse woordenschat heeft een Griekse oorsprong.

Verbreiding van het Grieks

De gezaghebbende bron the Ethnologue bestempelde het Grieks voor 2007 met 15 miljoen moedertaalsprekers als 57e taal ter wereld. Met degenen meegerekend die het Grieks als 2e taal spreken of later in hun leven leerden komt het aantal sprekers uit rond 24 miljoen. Het Grieks is de officiële spreektaal in Griekenland (11,3 miljoen inwoners) en op Cyprus (700.000). In Albanië, Italië en Turkije is het erkend als minderhedentaal. Tot de landen waar meer dan 1% van de bevolking het Grieks beheerst rekent the Ethnologue verder Albanië, Australië, Canada, Egypte, Frankrijk, Georgië, Duitsland, Italië, Oekraïne, Rusland, Turkije, Oekraïne, het VK, de VS en Zuid Afrika. Op basis van gegevens van 2000 t/m 2006 wonen de meeste etnische Grieken in de VS (1,2 miljoen), het VK (400.000), Australië (365.000), Duitsland (300.000), Canada, (215.000), Albanië (200.000), Chili, Zuid Afrika, Rusland en Oekraïne (ieder zo’n 100.000). Organisaties ter bevordering van de Griekse taal en cultuur zijn het centrum voor de Griekse taal (http://www.greeklanguage.gr/) en de in 1992 opgerichte Helleense cultuurstichting (http://www.hfc.gr/wmt/webpages/index.php?lid=2).  

Dialecten, regiotalen en immigrantentalen

De Griekse linguïst Georgios Hadjidakis hield zich in de 19e eeuw als eerste bezig met Griekse dialecten. Globaal onderscheidt men de noordelijke, Ionisch Peloponnesische, Kretenzer Cycladische en zuidoostelijke tongval van eilanden lang de Turkse kust. Daarbij is het dialect van de Ionische eilanden en Kreta beïnvloed door het Italiaans. Macedoniërs zijn erg trots op hun eigen identiteit met bijv Alexander de Grote als boegbeeld, maar de meeste van hun dialecten verschillen weinig van standaard Grieks. Het Tsakonisch, dat her en der op de oostelijke Peloponnesos nog wordt gesproken, kunnen andere Grieken niet verstaan. Naar verluidt is het een restant van de Dorische taal van de Spartanen. Hetzelfde geldt voor het Grieks van door Grieken bewoonde dorpjes in de hak en de teen van de Italiaanse laars (Griko). In centraal en noord Griekenland spreken sommige ouderen nog het Cappadocisch van Grieken uit de gelijknamige regio in centraal Anatolië. In Cappadocië zelf is het uitgestorven. In Grieks Macedonië en buiten Griekenland zijn nog ruim 300.000 sprekers van het Pontische Grieks van de Turkse zwarte Zeekust.

De 250.000 à 300.000 Roma zigeuners vormen de grootste traditionele gemeenschap in Griekenland met een niet Griekse moedertaal; i.e het aan het Hindi verwante Romani. De meesten van hen zijn stateloos; maar spreken ook Grieks. M.n langs de noordgrens wonen al vanouds groepen die zichzelf wel degelijk als Grieken beschouwen, maar als moedertaal een niet Grieks dialect spreken. De grootste daarvan zijn de rond 200.000 sprekers van varianten op Albanees en Slavisch (m.n FYROM Macedonisch en Bulgaars; beide talen lijken erg veel op elkaar). Daaronder vallen ruim 130.000 Bulgaars sprekende Pomakken. Verder wonen in Tracië rond 100.000 etnische Turken. De 50.000 Aroemenen of Vlachen in het noorden spreken een Roemeens dialect en van de 35.000 Armeniërs in Griekenland spreken nog 20.000 Armeens. Onder de immigrantentalen vormt het Albanees thans veruit de grootste. Illegalen meegerekend zijn er minstens 500.000 Albanezen in het land. Ze worden op afstand gevolgd door immigranten uit Roemenië en Bulgarije (samen 50.000 à 100.000). 

Kenmerken van het Grieks

Het Griekse alfabet was heel lang niet eenvormig. De taal werd aanvankelijk van rechts naar links geschreven en pas na een overgangstijd van links naar rechts. Het klassieke Grieks kent 5 naamvallen. Het lidwoord en het zelfstandig naamwoord worden beide verbogen. Net als in het Latijn hebben werkwoorden geen persoon. Aan de uitgang van het werkwoord is te zien met welke persoon men heeft te maken. Voor de verleden tijd wordt voor de stam van het werkwoord een letter geplaatst. Griekse uitspraakregels zijn consequent en de klemtoon is erg belangrijk omdat de betekenis van hetzelfde woord totaal anders kan worden bij een andere klemtoon. Daarom gebruikt men in het Grieks klemtoonstreepjes. Opvallend is dat “ne” in het Grieks “ja” betekent. Het naast elkaar bestaan van de 2 taalvarianten katharèvousa en dimotikì heeft in de hand gewerkt dat spelling en syntaxis (zinsbouw) van het demotikì weinig uniform zijn. Na de millenniumwisseling raakte de term kini neo-ellinikì (gemeenschappelijke Nieuwgriekse taal) in zwang voor Griekse omgangstaal. Hiermee wil men uitdrukken dat men de voordelen van katharèvousa en dimotiki probeert te verenigen. Onder dit streven valt bijv het promoten van Griekse namen uit het katharèvousa voor moderne vindingen.

Talenkennis en opinie over talen in Griekenland

Eind 2005 zag in Griekenland 99% van de inwoners het Grieks; 0,2% een andere erkende EU taal en 0,7% een taal van buiten de EU als moedertaal (Eurobarometer 243, wave 64.3). Het volksdeel dat geen vreemde talen sprak lag met 43% vrijwel op het EU25 gemiddelde, evenals het deel dat er minstens 1 sprak (EU 57 om 56%). De groep die meer talen kende was echter relatief klein (minstens 2: 19 om 28%; 3 of meer 4 om 11%). Als reden om geen vreemde taal te leren kwam “geen tijd” het vaakst uit de bus (40%, EU 34%; andere opties “geen zin” en “geen geld”). De 3 vreemde talen die het vaakst werden geleerd waren Engels (48%), Duits (9%) en Frans (8%). De kennis van vreemde talen (genoeg om een gesprek te voeren) lag eind 2005 onder de Eu normaal, maar het deel dat een hoge pet op had van de talenkennis in eigen land lag daar flink boven (70 om 44%). Ook zagen relatief velen liever ondertitels dan nasynchronisatie op TV of bij films (70 om 37%; men is ondertiteling gewend). Het segment dat vond dat er in de omgeving genoeg gelegenheid was om talen te leren was het grootst binnen de EU (80% om 51%), maar het deel dat gebruik zou maken van een talencentrum als dat in de buurt kwam hoorde bij de 2 kleinste binnen de landengroep (20%, EU 36%).

Het volksdeel dat het nuttig leek voor de eigen zelfontplooiing en carrière om vreemde talen te kennen was in 2005 naar EU maatstaven aan de kleine kant (75 om 82%) en het was het sterkst achteruit gegaan binnen de EU (-16% t.o.v 2001; EU +11%). Wel was de meerderheid die talenkennis erg belangrijk vond voor de carrière vooruitzichten van kinderen het grootst binnen de EU (92 om 73%) en het deel dat vond dat taalonderwijs politieke prioriteit verdient was het grootst na dat op Cyprus (82 om 66%). Het deel dat het aanbod aan vreemde talen in hun onderwijs voldoende divers achtte lag wat onder de EU standaard (55 om 61%). In Griekenland begint men op de basisschool met vreemde taalles. Eind 2005 vond slechts 6% (laagste EU25: EU 39%) 0-5 jaar en 82% (hoogste EU: EU 55%) 6-12 jaar een goede leeftijd om daarmee te beginnen. Voor het leren van een 2e vreemde taal scoorde 0-5 jaar 1% (laagste EU met Cyprus); 6-12 jaar 75% (EU 64%) en 13-19 jaar 22% (EU 11%). Slechts 13% had op de basisschool les gekregen in een 1e vreemde taal (EU 24%) en het segment dat in ook het secundaire onderwijs voor het eerst buitenlandse taalles kreeg bleef iets onder het EU gemiddelde (55%, EU 59%). Het gedeelte dat vreemde talen van school kende lag daar ook onder (58 om 65%) en slechts 12% vond dit een effectieve manier om ze te leren (kleinste EU; EU 57%). In 2006 kreeg volgens Eurostat 94% van de leerlingen in het secundair vervolgonderwijs Engels (EU27 87%); 9% Frans (EU27 22%) en 3% Duits (EU 24%). Verder kregen leerlingen in het lager vervolgonderwijs gemiddeld les in 1,9 vreemde taal (EU27 1,4 taal) en in het hoger vervolgonderwijs in 1 vreemde taal (EU 1,3).

In 2005 had in Griekenland slechts 6% in de 2 jaar vooraf gewerkt aan verbetering van hun talenkennis over de grens (veruit laagste EU: EU 18%) en 9% (laagste Eu met Portugal: EU 21%) was van plan om dit in het komende jaar te doen. Op de vraag naar 2 voorkeurstalen voor zichzelf koos 74% Engels (EU 68%); gevolgd door Duits (30%, EU 22%), Frans (21 om 25%), Italiaans (6 om 3%) en Spaans (4 om 16%). Voor hun kinderen gaf 96% de voorkeur aan Engels (EU 77%), wederom gevolgd door Duits (50 om 28%), Frans (34 om 33%), Italiaans (6 om 2%) en Spaans (3 om 19%). Het gedeelte voorstanders van één taal die iedereen in de Eu spreekt lag met 64% onder de EU25 normaal (70%) maar het deel dat onderschreef dat iedereen in de EU minstens één taal (91 om 84%) of 2 talen (74%, hoogste EU na Polen; EU 50%) over de eigen grens moet kunnen spreken lag daar boven. Hetzelfde geldt voor het deel dat voor gelijke behandeling was van alle talen in de EU (89 om 72%) of voor meer steun aan regio en minderhedentalen (73 om 63%). Het gedeelte aanhangers van één vaste voertaal bij alle EU instellingen lag precies op de EU normaal (55%).