Wetenswaardigheden

Italianen in Nederland

Op 1/1-2008 woonden In Nederland 37.123 mensen met wortels in Italië, waaron­der  19.560 in Nederland geboren kinderen uit 1 of 2 Italiaanse ouders. Van hen had 87% één Italiaanse ouder (meestal de vader).

Eerste generatie Italianen zijn vaak in Nederland terechtgekomen als gastarbeider. Reeds tus­sen 1925 en 1930 was er een golf van Italiaanse gastarbeiders, maar de grootste groep kwam tussen 1960 en 1975 (met een piek rond 1961). De meeste gastarbei­ders kwamen uit Noord Italië, Sardinië of Sicilië.

In de laatstgenoemde periode waren de Italiaanse gastarbeiders erg in trek bij de Ne­derlandse vrouwen en 80% van hen is dan ook met een Nederlandse getrouwd. De meesten van hen hebben hier eveneens kinderen gekregen.

De gastarbeiders kwamen echter met het beeld naar Nederland van werken, geld ver­dienen en weer teruggaan. Dit beeld werd nooit losgelaten.

Men integreerde daar­door niet echt in de Nederlandse samenleving en men keerde regelmatig terug naar Italië voor familiebezoek om de contacten warm te houden in het kader van een la­tere terugkeer met het eigen gezin.

Omdat de kinderen in Nederland opgroeiden (veelal met hun Nederlandse moeder) wilde de rest van het gezin echter liever hier blijven.

De voormalige Italiaanse gastarbeiders van nu hangen daardoor vaak tussen twee cultu­ren in. De meesten van hen werken niet meer omdat ze afgekeurd of met pensi­oen zijn en hun kinderen zijn vaak al lang de deur uit.

Dit alles draagt er versterkt sterk toe bij dat men regelmatig het gezelschap van land en lotgenoten opzoekt; bijv. bij één van de vele Italiaanse verenigingen in Nederland. Men deelt daar het gevoel dat men slechts bij landgenoten zichzelf kan zijn.

De in 1889 opgerichte Società Dante Aleghieri (http://www.dante-alighieri.nl/) stelt zich de verbreiding van de Italiaanse taal en cultuur ten doel. Wereldwijd heeft de club 400 afdelingen, waarvan 18 in Nederland en 11 in België.

In 1997 waren er in Nederland 1350 bedrijven die geleid werden door een eerste gene­ratie Italiaan. In 500 gevallen betrof het hier een horecaonderneming.

Na 1975 zijn veel Italianen naar Nederland gekomen als eigenaar van een pizzeria of Italiaans restaurant. Velen van hen lieten familie overkomen; hetzij in het kader van gezinshereniging, hetzij om te helpen in het familiebedrijf.

Ook bij hen laat de inte­gratie van de eerste generatie nogal eens te wensen over vanwege een wens om te­rug te keren of onduidelijkheid over de duur van het verblijf alhier.

Emigratie en immigratie

Italië is vanaf ongeveer 1860 tot ver na 1960 een emigratieland geweest, maar na 1980 werd het een immigratieland.

Tussen 1870 en 1920 emigreerden ruim 10 miljoen Italianen. Tot 1880 gingen ze vooral als tijdelijk arbeidsmigrant naar Europese landen, maar daarna kwam de emigratie naar Amerika echt op stoom.

Tot rond 1910 was Latijns Amerika de hoofdbestemming, maar tussen 1920 en 1950 waren de VS erg populair. Na 1940 tot aan de 70er jaren kwamen ook andere Angelsaksische immigrantenlanden in beeld.

Van een hernieuwde trek van gastarbeiders naar West-Europese landen was sprake tussen 1920 en 1970 met pieken tijdens de beide wereldoorlogen en in de 60er jaren.

Eén en ander heeft erin geresulteerd dat zo’n 2% van de wereldbevolking (120 miljoen zielen) Italiaanse wortels heeft. Daarvan woont iets minder dan de helft in Italië zelf.

Brazilië telt het grootste aantal etnische Italianen (zo’n 28 miljoen rond 2005) en Argentinië en Uruguay het grootste aandeel (beide zo’n 50%; prinses Maxima bijv is via haar familie Zorreguieta Cerruti van gemengd Baskisch en Italiaans bloed).

Na Brazilië telt Argentinië met 20 miljoen het grootste aantal inwoners met wortels in Italië; gevolgd door de VS (18 miljoen), Canada en Uruguay (beide 1,5 m), Australië (0,9 m), Duitsland (0,6 m), Frankrijk (0,4 m), Zwitserland (0,3 m) en België (0,2 m).

Tussen 1921 en 1965 kende de VS een quotum op het aantal Italianen dat er jaarlijks in mocht als immigrant.

Dat had te maken met de heersende negatieve beeldvorming omtrent Italianen onder m.n Noordwest Europese immigranten van protestante signatuur.

De Italianen werden door hen aanvankelijk al beschouwd als halve negers (ze vervingen na de afschaffing van de slavernij de slaven) en later werden ze gezien als vulgair, bot, opdringerig, onbetrouwbaar, immoreel, goklustig, gewelddadig en crimineel (maffia).

In 1891 werden in New-Orleans 11 Italianen gelyncht. Tijdens WOII kwamen duizenden Amerikaanse en Canadese Italianen in interneringskampen terecht (samen met Duitse en Japanse Amerikanen) en velen werden gemolesteerd of hun nering werd vernield.

De voormalige radicale (en zwarte) predikant van president Obama, Jeremiah Wright, had het zelfs in maart 2008 nog niet zo op Italianen.

Tussen 1971 en 2006 steeg het aantal legale immigranten in Italië van 170.000 naar 3,7 miljoen. Schattingen over het aantal illegalen liepen in 2006 uiteen van 0,8 naar 2 miljoen (de lange Italiaanse kustlijn is nauwelijks te controleren).

Italië bepleit samenwerking binnen de EU en met de landen van afkomst en transitlanden omtrent immigratie. Met Tunesië, Marokko en Albanië maakte men quotumafspraken.

Voor 2006 werd een totaalquotum vastgesteld van 170.000 immigranten, maar het aantal aanvragen was bijna het driedubbele. Amnesty International heeft nogal wat kritiek op de asielprocedure van Italië.

Veel illegalen werken in het zuiden van Italië al dagloner in de landbouw. Sinds 2007 vormen de Roemenen veruit de grootste stroom. Ze hebben doorgaans een erg positief beeld over Italianen en zien hen veelal als een historisch broedervolk.

Omdat er al meer dan een half miljoen Roemenen zijn en omdat hun leefomstandigheden moeikijker worden groeit de criminaliteit onder hen.

De angst en negatieve beeldvorming onder Italianen omtrent illegalen en Roemenen is thans erg wijdverbreid en wordt vaak door de commerciële media gevoed.

Begin 2009 vormde gastronomisch racisme (het verbieden ven exotische keukens door gemeentelijke overheden) een nieuw fenomeen.

Demografie

Tussen 1998 en 2002 groeide de Italiaanse bevolking vrijwel niet. Tussen 2003 en 2007 nam de groei toe van 57.500 naar 488.000 en in 2008 lag ze op 471.000.

Deze groei is toe te schrijven aan een immigratieoverschot. Tussen 1998 en 2008 was vrijwel ieder jaar sprake van een sterfteoverschot. Wel steeg tussen 2001 en 2008 het geboortecijfer langzaam maar zeker (in totaal met 6% naar 573.000).

In 2006 lag het geboortecijfer op 95/10.000 inwoners en het sterftecijfer op 52 per 10.000. Daarbij werden echter niet alle sterfgevallen meegenomen.

De grens tussen Noord en Zuid-Italië, de mezzogiorno, ligt tussen Rome en Na­pels.

Italië telde rond 2006 zo’n 45 steden met meer dan 100.000 inwoners. De grootste agglomeraties zijn Milaan (4,9 miljoen), Napels (4,6 m), Rome (3,7 m), Turijn (1,7 m) en Palermo (1 m) en de grootste steden Rome (2,5 m), Milaan (1,3 m) en Napels (1 m).

Normen en waarden

Ethiek wordt door Italianen gekoppeld aan persoonlijke verhoudingen en niet aan onper­soonlijke instanties. Je wordt in het land voor gek versleten wanneer je niet uit eigenbelang, maar bijv. uit idealisme voor een instantie zou gaan werken.

Men ziet het verslaan van het systeem als doel en beschouwt wetbetrachting als naïef. Boekhoudingen worden bijv. gevoerd om te kunnen onderhandelen met ban­ken en belastingautoriteiten en niet om vertrouwen te wekken bij investeerders.

Het uitdagen van het systeem komt ook tot uiting in het rijgedrag dat elementen kent van protest en zelfbevestiging. Gedachten als “we hebben toch niks aan de overheid en dus bepalen we zelf wel hoe we rijden” worden er in tot uitdrukking gebracht.

De grillige politieke situatie, gelobby, belangengroepen, vakbonden en maffia werken erg verlammend m.b.t. de slagvaardigheid van Italiaanse regeringen.

Daarom konden over belangrijke zaken (bijv. echtscheiding en kernenergie) slechts knopen worden doorgehakt via een nationaal referendum.

Men vertrouwt de EU regering in Brussel meer dan de eigen regering. Velen zien die als een club van zakkenvullers.

De cultuurdimensies van Hofstede in Italië en Nederland

Cultuursocioloog Geert Hofstede onderzocht ruim 80 landen op de 4 dimensies machtsafstand, onzekerheidsvermijding, individualisme – collectivisme en masculien-feminien.

Veel van de Italiaanse cultuurkenmerken die hierboven werden geschetst zijn te herkennen in de scores op deze dimensies. De verschillen met Nederland zijn vrij groot.

NL deelt met bijv de VS, Canada, Australië en Scandinavië een kleine machtsafstand (MA). In Italië en België is de MA wat groter (gemiddeld tot vrij groot).

In een land als NL met een kleine MA moeten machthebbers hun best doen om minder machtig te lijken dan ze zijn. Mensen van uiteenlopende machtsniveaus voelen zich niet bedreigd en zijn bereid om anderen te vertrouwen. De omgang met anderen staat los van de maatschappelijke gelaagdheid.

In Italië en België mogen machthebbers hun macht meer etaleren en hoger ge­plaatsten willen zich meer onderscheiden van lager geplaatsten. De om­gang met anderen wordt wat meer bepaald door maatschappelijke gelaagdheid en er is meer wantrouwen doordat men anderen vaker ziet als een potentiële bedreiging voor de eigen macht.

In westerse landen (dus ook in Italië) is de machtsafstand groter naarmate het onderwijs en opleidingsniveau lager is e.o.

NL, Angelsaksische immigrantenlanden en Scandinavië delen een sterk individualisme. Welvaart en verstedelijking scheppen daar ruimte voor evenals protestantisme.

Ook in Vlaamse en Noord-Italiaanse steden overheerst individualisme (kleine invloed roomse kerk). Op het platteland van m.n Zuid-Italië is collectivisme toonaangevend.

In individualistische culturen is de schuld en excuus cultuur norm. Sterk individualisme maakt de bevolking tot een verzameling losse eenzaten.

Als iets gevoelig ligt maakt men dat in Italië kenbaar. Men beidt excuus aan en/of men wil het uitpraten en niet onder tafel schuiven.

De collectivistische schaamte en ontkenning uit angst voor gezichtsverlies speelt geen grote rol. Toch zal zulke ontkenning in Italië niet snel opgevat worden als liegen.

Misschien, we zullen zien en het valt niet mee betekenen niet persé hetzelfde als nee. Er valt dan dus verder te praten, bijv door toelichting te vragen.

Zelfstandigheid, zelfvertrouwen en schoolopleiding staan m.n in Noord Italië hoger aangeschreven dan afhankelijkheid, wellevendheid, hulpvaardigheid en gastvrijheid.

Het gelijke kansenprincipe is erg belangrijk. Toch helpen m.n in de armere streken van  Italië familieleden elkaar wel aan baantjes.

Contact met uitgebreide familie is m.n in Zuid-Italië belangrijk. Vooral in steden in het noorden hebben ruimte voor zichzelf en het eigen kerngezin hoge prioriteit.

M.n in steden werken man en vrouw vaak beide. Oppas wordt vaker uitbesteed aan een kindermeisje dan aan een instantie.

Kinderen gaan anders dan in veel individualistische landen in Italië nog zelden jong en ongetrouwd de deur uit. Wel kiezen ze vaker hun eigen schoolopleiding en vrienden.

Altijd ongetrouwd blijven wordt door velen moeilijk gevonden. Ongehuwd kinderen krijgen, samenwonen of ieder een eigen woning hebben begint te komen.

Bejaarden wonen veel op zichzelf (vaker met hulp van bekenden of kinderen dan van instanties), maar ze trekken m.n op het platteland ook nog vaak bij kinderen in.

Werk en privé zijn in Italië niet zo gescheiden als in de meeste individualistische landen. Voor een goede zakelijke relatie is een persoonlijke band bevorderlijk.

Men vindt het soms vervelend om thuis over zaken te worden lastig gevallen. Zakelijke kritiek kan persoonlijk worden opgevat.

Het tot in detail juridisch uitwerken van zakelijke contracten (met procedures, data en deadlines) wordt in Italië niet overal gewaardeerd als teken van betrouwbaarheid.

Met autoriteiten als douane of politie iets toestoppen moet men voorzichtig zijn. Pogingen om hen gunstig te stemmen kunnen door hen naar believen worden opgevat als corrupt.

In Italië en België is de onzekerheidsvermijding (OZV; angst voor onbekende risico’s) groter dan in Nederland, het VK, Angelsaksische immigrantenlanden of Scandinavië.

Nederlanders etc verhuizen makkelijker, veranderen makkelijker van baan, improviseren makkelijker en hebben minder vaste regels en gewoonten dan Belgen en Italianen.

Nederlanders etc staan wat meer open, laconiek en nuchter t/o nieuwigheden en kloppen onzekerheden wat minder op dan Italianen of Belgen.

In NL is een verbod op exotische restaurants zoals in 2009 her en der in Italië opkwam ondenkbaar (pizzeriahouders hoeven zich niet ongerust te maken) en rond de PVV van Geert Wilders wordt geen cordon sanitair gevormd zoals rond Vlaams Belang.

Mede hierdoor komen Nederlanders, Britten en Scandinaviërs meer stoïcijns en saai en minder levendig over dan Italianen en Belgen.

De ogenschijnlijke chaos van films van Fellini e.d ten spijt zijn veel Italianen vaak erg streng en precies in de regelen van alle mogelijk denkbare kunsten.

Dit kan leiden tot veel opwinding en gekrakeel omdat de één het al beter denkt te weten dan de ander. Men heeft snel het gevoel niet gehoord te worden en men vat het als een vernedering op wanneer men geen gelijk krijgt (zoals bijv in het Italiaanse parlement).

Italië kent dan ook een behoorlijk masculiene cultuur, terwijl NL (net als Scandinavië) sterk feminien is (België is meer androgyn).

In masculiene landen worden uitdagen, polarisatie, debat en scherpslijperij gewaardeerd en in feminiene landen dialoog, tact, diplomatie en compromis.

Begrippen als competitie en vrije markt mogen in Italië e.d op veel sympathie rekenen en in NL termen als zorgsamenleving.

Italianen e.d zullen niet gauw een appèl doen op een uitkering. Ze zoeken liever hun heil elders, doen het met minder en/of proberen creatief aan de kost te komen.

Dat bij extra inspanning extra beloning assertief moet worden geclaimd geldt in de individualistisch masculiene Angelsaksische en Italiaanse wereld nog sterker dan in NL.

Wat zwak en kwetsbaar is wordt in NL en Scandinavië geaccepteerd en zelfs beschermd en gekoesterd, terwijl zwak in Italië etc juist sterk moet worden.

Vormen van assertief optreden of opspelen die in Italië normaal worden gevonden vindt de Nederlander of Scandinaviër al snel opdringerig of agressief.

Handtastelijkheden worden in masculiene contreien als Italië of Angelsaksische landen veelal minder gedramatiseerd dan in feminiene streken als NL en Scandinavië.

In Italië e.d moeten mannen echte mannen en vrouwen echte vrouwen zijn. Uniseks wordt er bijv bedenkelijk gevonden terwijl dat in Scandinavië en NL niet zo is.

Homoseksualiteit en transseksualiteit worden in feminiene landen vaak makkelijker geaccepteerd dan in masculiene landen.

In Italië wordt een snelle sportwagen, anders dan in NL, niet gauw gezien als een irritant machosymbool.

Familiecultuur en bedrijfsleven

In Zuid-Italië spelen de uitgebreide familie en de waarden en normen van de groep waar men bij hoort een grotere rol dan in Noord-Italië. Daar staat het kerngezin voorop.

Kleinere familiebedrijven zijn standaard in Italië en ze horen bij de Italiaanse cultuur. In Italië ne­men bedrijven met minder dan 100 werknemers 60% van de productie voor hun re­kening (in Duitsland 40% en in de VS en het Verenigd Koninkrijk 20%).

Men geeft de voorkeur aan kleine familiebedrijven omdat die sociale zekerheidpre­mies kunnen omzeilen, werknemers cash kunnen uitbetalen, beter financierbaar en qua contacten overzichtelijk zijn. Geldschieters zijn vaak familieleden.

De meeste bedrijven hanteren het traditionele autocratische leiderschapsmodel van fa­miliebedrijven. De baas wordt gezien als een goede vader en is vaak het familie­hoofd.

Zijn zonen zijn de managers. Ze drijven op het welwillende oor en het vertrouwen van hun vader en hebben de vrije hand zolang ze niet tegen zijn wetten zondigen.

De werknemers doen wat hen gezegd wordt in ruil voor vaderlijke zorg. Ook zij hebben de vrije hand zolang ze niet tegen de wetten zondigen van de laag boven hen.

Men moet bijv. niet veel hebben van beroepsmanagers en bedrijfs­adviseurs van buiten (behalve indien geïntroduceerd via het familiehoofd).

In de bedrijven heerst een “ouwe jongens, krentenbrood” sfeer. Men behoort bij een be­paalde groep waarin iedereen even veel macht heeft en waarin men gezamenlijk via ijver en plichtsbetrachting bij de bovenliggende laag (ook weer een groep met on­derling evenveel macht) goodwill kan kweken om het nuttige met het aangename te mogen verenigen (grove collectivistische hiërarchie).

De diverse lagen binnen deze organisatiestructuur heten cordata’s en zijn eigenlijk loyaliteitsnetwerken.

Men koestert het eigen familiebedrijf als een baby. Het zorgt voor zekerheid, status en continuïteit door de generaties heen en houdt de familie bij elkaar.

Men wil de handen vrij houden en doelen en aandachtspunten kunnen erg snel verande­ren. Daarom wordt er weinig gebruik gemaakt van vastgelegde planning. Vrijwel niets wordt gedaan volgens het boekje.

Vergaderingen dienen meer om de stemming te peilen dan om beslissingen te ne­men. Meningen zijn er volop en die verdringen de feiten naar de achtergrond.

In Italië wordt relatief weinig gespaard (slechts 20% van de stortingen in 2002) en er worden buiten hypotheken (41% van de leningen) veel leningen afgesloten met korte looptijd. Sinds de invoering van de Euro wordt minder geïnvesteerd in vastgoed.

De maffia

Italië is berucht geworden om haar mafia. Dit woord stamt uit het Siciliaanse dialect en is afgeleid van het Arabische afah, dat bescherming betekent.

De maffia is ontstaan rond de Siciliaanse hoofdstad Palermo. Maffiosi (het woord dook voor het eerst op in 1863) waren mensen die door grote landeigenaren werden ingehuurd om het landgoed te beschermen. Ze steunden hun werkgevers bij politieke verkiezingen.

Zo raakte de maffia verweven met de politiek en het werd een ge­doogde half legale, half illegale machtsfactor die steeds meer bepaalde.

De maffiabazen (Don‘s) werden meer en meer zelfstandig ondernemer. Waar ze ook maar geld roken drongen ze bescherming op tegen betaling.

Op den duur was vrijwel iedereen die ook maar enigszins financieel boven het maaiveld uitstak wel gedwon­gen om gebruik te maken van deze vorm van protectie.

De diverse maffiaclans waren los van elkaar opererende familiegroepen. Lokale netwer­ken (coche: artisjokken) controleerden een bepaald gebied en sloten soms (tij­delijke) verbonden; anderen bestreden elkaar te vuur en te zwaard.

Wanneer een clanlid of bondgenoot geen woord hield volgden (onderlinge) afrekeningen. Auto­riteiten die de maffia serieus proberen te bestrijden liepen eveneens dit risico.

Tot voor kort moest iedereen die op Sicilië met succes een eigen zaak op wilde zetten bescherming accepteren van een maffiaclan.

Deze structuur is het meest uitgesproken aanwezig op Sicilië maar ze bestaat ook (in minder dominante vorm) elders in Italië. In Napels heten maffiaorganisaties camorra; in Calabrië Ndrangeta en op Sicilië Cosa Nostra (onze zaak).

Vooral de Cosa Nostra is via emigratie in het buitenland (m.n. in Amerika) terechtgeko­men. Thans houdt ze zich overal ter wereld bezig met alle denkbare vor­men van winstgevende illegale handel die zich maar voor kunnen doen.

Recente ontwikkelingen

Na de brute maffiamoorden in 1992 op de rechters Giovanni Falcone en Paolo Borsellini was bij de Siciliaanse bevolking de maat vol. Er volgde een grote demonstratie.

Sommige maffialeden verbraken hun omerta (zwijggelofte) en werden kroongetuigen. De maffia ging daarna wat minder opvallend te werk.

In het voorjaar van 2006 was er een arrestatiegolf onder maffialeden met als grote vissen de maffiadons Bernardo Provenzano en (later) Salvatore Lo Piccolo.

Tegelijkertijd volgde de moedige oprichting van de beweging addiopizo (vaarwel pizo) tegen het betalen van pizo (beschermgeld) door kleine ondernemers op Sicilië.

Begin mei 2006 had de beweging 104 leden. Ondernemers die geen beschermgeld wilden betalen werden voorheen om zeep geholpen, maar de maffia kon moeilijk 104 mensen vermoorden. Steeds vaker werd openlijk schaamte geuit over het betalen van pizo.

Tot voor kort werd het bestaan van het pizo systeem door autoriteiten ontkend conform de omerta. Medio 2007 kondigde de industriebond Confindustria echter aan dat leden geschorst zouden worden van wie werd ontdekt dat ze pizo betalen.

Voorjaar 2008 was het ledental van addiopizo gegroeid naar 250. In maart 2008 opende men een eerste supermarkt in Palermo.

Het aandeel Siciliaanse ondernemers dat pizo betaalde vertoonde een dalende tendens en werd medio 2008 door de regering geschat op 70%.

Eén en ander betekent echter niet dat de Italiaanse georganiseerde misdaad verleden tijd is. Volgens de Italiaanse organisatie tegen afpersing Eurispes steeg in 2008 tegen de crisistrend in de winst van misdaadorganisaties met 40% naar €130 miljard.

Zorgen en toekomstverwachtingen in Italië

Eind 2006 vormden kosten van levensonderhoud (45%; EU25 26%), werkloosheid (34% om 25%) en pensioenen (29 om 38) in Italië de top3 van zorgenkindjes (Bron: Eurobarometer 273, wave 66.3).

Ook het volksdeel met zorgen over immigratie (25 om 14%), integratie (11 om 8%), terrorisme (28 om 245%), economische groei (11 om 7%) en misdaad (27 om 26%) lag boven de EU normaal.

Relatief weinig Italianen maakten zich toen druk over onderwijs (3 om 13%); ouderen (6 om 13%), gezondheid (18 om 26%) of gehandicaptenzorg (2 om 4%); armrijk kloof (10 om 17%), hulpvaardigheid (5 om 7%), milieu (10 om 13%), vervoer (1 om 2%) of globalisering (3 om 4%).

Eind 2006 was men in Italië naar EU maatstaven genuanceerd over de toekomst qua persoonlijke of economische situatie.

Dit bleek uit de verwachtingen voor het komende jaar over het leven (beter: 35%; EU25 35%, slechter 11 om 10%) en de financiële (beter: 28%, EU 25%; achteruit 25 om 16%) en werksituatie van zichzelf (beter 26 om 22%; slechter 11 om 7%) en over de landelijke economie (beter 24 om 20%, slechter 36 om 34%) en werkgelegenheid (groei 22 om 22%, neergang 34 om 33%).

Het volksdeel dat verwachtte dat het leven voor de volgende generatie makkelijker zou worden lag iets onder de EU25 normaal (15 om 17%).

De grootste zorgpunten hier waren werkloosheid (43 om 40%); kosten van levensonderhoud (32 om 30%) en pensioenen (30 om 23%).

Voor bezoekers

Buitenlandse bezoekers moeten een geldig paspoort of een Eu identiteitsbewijs kunnen overleggen.

Vanuit Nederland zijn er elke dag directe vluchten naar diverse plaatsen in Italië.

In de grote steden is het openbaar vervoer vaak uitstekend. Milaan en Rome hebben een uitgebreid metronet.

Bij vrijwel elke bank kan men geld uit de muur halen (bijv met een giropas) en ook creditcards worden algemeen geaccepteerd.

Voor vervoer tussen plaatsen is er naast bus en trein een uitgebreid binnenlands luchtvaartnet (de afstanden kunnen erg lang zijn in Italië).

Italië kent een ruime keus aan hotels van allerlei prijsklassen. Internationale hotels zijn vaak wat duurder dan in Nederland; vooral in steden als Bologna en Milaan waar het hele jaar door wel vakbeurzen zijn.  .

Vooral op het platteland kan men een kamer reserveren in een agriturismo. Dit zijn kwalitatief goede adressen die in de regel veel goedkoper zijn dan een hotel.

Overheidsinstellingen, winkels en bedrijven zijn tijdens de middagpauze vaak dicht. In het zuiden kunnen middagpauzes lang zijn, maar dan is men nadien langer open.