Woonsituatie

Maatschappelijke ontwikkelingen en woningbestand

Tussen 2001 en 2009 steeg het volksdeel dat in een stedelijk gebied woonde van 64% naar 68%. Het aantal huishoudens ging tussen 2000 en 2003 met 100.000 omhoog naar 3,84 miljoen (gemiddeld 2,68 personen per huishouden), maar daarna daalde het licht naar 3,81 miljoen in 2007 (2,6 leden). De veranderingen in de huwelijkse staat van Hongaren van 15 plus waren tussen 1990 en 2009 groot. Het deel dat nooit getrouwd was geweest steeg van 17,7 naar 31,7% (+14%) en het aandeel gehuwden daalde navenant (46,5%; -14,7%). Ook het gedeelte gescheidenen ging omhoog (10,5%: +3,1%). Alleen het gedeelte verweduwden bleef ongeveer gelijk (rond 11,5%; HCSO Hungary). Tussen 1999 en 2005 veranderde er relatief veel aan de huishoudelijke samenstelling. Er kwamen wat meer 1 persoonshuishoudens (van 24 naar 25,2%: +1,2%), maar het aandeel éénoudergezinnen halveerde bijna (4,2%; -3,8%) evenals het deel van 3 volwassenen met kinderen (8%, -7%). Ook kwamen er minder paren met kinderen (23,6%: -2,4%). Het gedeelte 2 persoonshuishoudens (27,7% in 05: +5,7%) en huishoudens van 3 of meer volwassenen (11,3%: +6,3%) ging flink omhoog. Het Hongaarse geboortecijfer is laag. Het gemiddeld aantal kinderen per vrouw bereikte in 2003 een dieptepunt van 1,27 en lag in 2007 op 1,37 (EU 1,53 in 2006).

Tussen 1990 en 2004 werd in de 8 voormalige Oostbloklanden in de EU 23% van het woningbestand geprivatiseerd. In Hongarije gebeurde dit met een relatief klein deel (15%), maar in 2004 viel wel 96% van het bestand (EU10 95%) in de private sector. Het betreft hier vaak ap­partementen die door de overheden goedkoop aan de bewoners werden overge­daan waar­door die zelf verantwoordelijk werden voor het onderhoud. Veel flats verpau­perden daar­door en er werden te weinig huurwoningen bij­gebouwd. De wo­ningnood steeg in de stad en velen gingen buiten wonen. Ook veel bouwvakkers hebben met hulp van familie en kennis­sen een huis gebouwd op het platteland. De privatisering voltrok zich niet altijd geruisloos. Rond 1999 was de huizenmaffia een serieus probleem (veel Hongaren hebben het er liever niet over). Deze bestond uit bendes met een vals koopcontract die de rechtmatige eigenaars op extreem brute wijze uit hun huis zetten. Dit laat­ste is tussen 1994 en 2003 naar schatting zo’n 300.000 Hongaren overkomen onder wie (ex) parlementariërs, journalisten en accountants. Volgens voormalig parlementslid en maffia-ex­pert Imre Korosi waren er 4 criminele organisaties die zich met dit soort praktijken bezig hielden. Via connecties met politie, justitie, advocaten en notarissen wisten ze zich in ieder geval tot eind 2003 aan vervolging te onttrekken.

Tussen 2000 en 2003 verplaatsten de bouwactiviteiten zich weer meer naar de stad. Het aandeel woningbouw door particulieren daalde en er werden meer huizen gebouwd door bouwmaatschappijen om te verkopen. Het aantal bouwvergunningen voor wooneenheden bereikte in 2003 een piek van bijna 59.250, maar zakte daarna naar 43.900 in 2008 en het aantal opgeleverde nieuwbouw woningen ging van 43.900 in 2004 naar 36.100 in 2008. De regionale verschillen zijn daarbij groot. In centraal en west Hongarije worden de meest huizen gebouwd en in het noorden de minste. De plaatselijke overheid heeft maar een klein aandeel in deze nieuwbouw (van bijna 4% in 2003 dalend naar 0,8% in 08: van overheidswege valt huisvesting thans onder het ministerie van nationale ontwikkeling en economie). Een wisselend aandeel hadden bouwmaatschappijen (ruim 30% in 03; bijna 50% in 08) en particulieren (60 à 40%). Het aantal woningen dat werd gesloopt zakte tussen 2001 en 2008 met horten en stoten van 6600 naar 3700. Het aandeel 2e huizen in de nieuwbouw lag ieder jaar op 2 à 3%.

Al met al groeide het woningbestand tussen 1990 en 2001 van 3,85 naar 4,06 miljoen (+5,5%) en verder naar 4,3 miljoen in 2008 (+6%); ruim 13% meer woningen dan huishoudens. De toename was klein naar Eu maatstaven en de woningvoorraad eindigde per 1000 inwoners onder de EU normaal van 2003 (430/1000 in 08; EU 468/1000 in 2003). De leegstand is relatief klein (5,1% in 2005; 6 na laagste EU). In de 1e helft van 2009 werden voor woonpanden 7679 bouwvergunning verleend, 1000 minder dan een jaar eerder. Wel zakte de afname in het 2e kwartaal en het aantal woningen waarvan de bouw werd gestart was met ruim 13.000 zo’n 7% groter dan een jaar eerder. Zeker naar de maatstaven van de 8 voormalige Oostbloklanden in de EU is in Hongarije naar woningtype veel laagbouw. In 2004 bestond 23% van het bestand uit hoogbouw (5 of meer verdiepingen; EU10 34%; EU15 15%) en 34% uit meergezinswoningen (EU10 55,8%). Tweederde ervan was dus een (meestal vrijstaande) eengezinswoning. Voor zo’n 4% betrof het traditionele boerderijen. Deze zijn vaak lang en laag met langs de zij­kant een door wijnranken overwoekerd pad. Hoogbouw staat in Hongarije dikwijls dichter bij het centrum van de stad dan in veel Noord en West-Europese landen. Aan de randen van grote steden is vaker sprake van laagbouw en tuinhuisjes. Ruim 5% van het bestand bestaat uit 2e of vakantiewoningen. Hongarije kent een relatief oud woningbestand. In 2005 dateerde bijna 21% ervan van voor 1945 (hoogste EU na Litouwen) en ruim 11% (iets boven EU8 normaal) was toen ge­bouwd na 1990.

Kwaliteit van het bestand

De Hongaren krijgen langza­merhand meer woonruimte. Het gemiddeld aantal bewoners per woning tussen daalde volgens HCSO Hungary (het Hongaarse CBS) tussen 1990 en 2009 van 2,7 maar 2,3 en per kamer van 1,14 naar 0,90. Het aandeel 1 kamerwoningen zakte intussen van 16,7 naar 11,8% (-4,9%), dat van 2 kamerwoningen daalde naar ruim 41% (-2%) en dat van woningen met 3 of meer kamers steeg naar 47% (+7%). Het gemiddelde vloeroppervlak per woning ging tussen 1999 en 2003 van 75 naar 78 m² (pp van 28 naar 30 m²; EU8 26 m²). Bij nieuwbouw woningen lag het tussen 2001 en 2004 rond 94 m². In 2005 lag het op 86,7 m² maar daarna steeg het weer naar 90 m² in 2008. Volgens het Europese EQLS beschikte men in 2003 over 1,1 kamer pp (EU12 gemiddelde, EU15 1,9 kamer) en klaagde 18% van de huishoudens over ruimtegebrek (EU12 24%, EU15 17%). In 2007 was het aantal kamers pp volgens deze bron gezakt naar 1 (EU12 1,2; EU15 1,7) en het deel met deze klacht omhoog gegaan naar 26% (EU12 nog steeds 24%, EU15 16%).

Volgens HCSO steeg aan voorzieningen het aandeel woningen met waterleiding tussen 1990 en 2007 van 85 naar 95%; met riolering van 42 naar 70% en met aardgas van 42 naar 76%. In 2001 beschikten relatief weinig huishoudens over cv (53%; EU8 70%). In 2007 viel naar de EU12 maatstaf het aandeel zonder doorspoeltoilet (7 om 15%) of zonder bad of douche (6 om 13%) mee, maar tussen 2003 en 2007 nam qua staat van onderhoud tegen de trend van de nieuwe EU landen in het deel met klachten over huisrot (25%, +1%; EU12 15%, -10%) en vocht/ lekkage (26%, +1%: EU12 13%; -6%) iets toe. Het deel dat geen plaats had om buiten te zitten was in 2007 gemiddeld (14%, EU12 15%, EU15 12%) en het deel dat het huis te donker vond iets groter dan gemiddeld (10%, Eu12/15 8%). Het gedeelte met 2 of meer problemen met het onderdak was relatief sterk gestegen en kwam op de EU12 normaal (26%; +8%; EU12 26%, +4%; bronnen EQLS 2003 en 2007 of Eurostat).

Men gaf in 2007 de woonaccommodatie een 6,5 als cijfer (EU12: 7) en eind 2006 lag de beoordeling van de woonomgeving onder het EU25 gemiddelde (3,49 op een schaal van 1 tot 5; EU 3,78). Het oordeel over de woonomgeving liet qua klachtenfactoren een ongunstig beeld zien t.o.v de EU12 normaal (herrie 56 om 50%, luchtkwaliteit 62 om 55%, waterkwaliteit 52 om 51%, zwerfvuil 68 om 61%, toegankelijkheid van recreatie en groenvoorzieningen 51 om 44%, misdaad, geweld en vandalisme 64 om 53%, 2 of meer klachten 76 om 70%). In 2003 lag het volksdeel dat bevestigde dat het in het donker bij hen in de buurt niet veilig is om over straat te lopen onder de EU25 normaal (64 om 77%) en eind 2006 lag het deel dat onderschreef dat het dan alleen op straat wel veilig is vrijwel op deze standaard (69%; EU25 70%; Bron EB 273, wave 66.3).    

Betaalbaarheid van het wonen

Het aandeel woningen in privé-bezit was in Hongarije naar Oostblokmaatstaven al groot en is na 1990 met 15% gegroeid. In 2007 had volgens Eurlife indicator in Hongarije 74% de woning in volledig eigendom (EU15 40,5%; EU25 45%, NL 7%, België 39%) en 17% had een hypotheekschuld (EU15 27,5%; NL 61,5%, BE 34,5%). Het aantal huizen met hypotheeklast liep na 2003 snel op (465.000 in 03; 839.000 in 08: ruim 19% van het bestand). Het aandeel huurhuizen lag in 03 op slechts 6% (EU25 30%; laagste EU25) en in 07 op 3,4% (EU12 5%). Volgens CECODHAS stegen de huren tussen 1996 en 2003 relatief sterk (+34%, EU25 +18%). Het aantal gemeentelijke huureenheden daalde tussen 1996 en 2008 van 221.000 naar 126.000 (3% van het bestand; HSCO Hungary). Deze huurders leveren een bijdrage aan de bouwkosten en krijgen huurbescherming. Private verhuurders (vaak van kamer of appartement) vragen dikwijls een voorschot van een paar maanden.

De overheid kent geen huursubsidie, maar wel leningen en subsidies voor kopers (direct, belasting aftrek, rentesubsidie). De waarde van uitstaande leningen ging tussen 2000 en 2006 van 2 naar 12% van het BBP (HUF 2200 miljard). Bij toegekende leningen (HUF 600 miljard in 06) steeg tussen 2003 en 2006 het ongesubsidieerde aandeel van 5 naar 70%. Bij de woonsubsidies (HUF 240 miljard in 07, piek 2005: HUF 255 miljard) werd het deel belastingaftrek kleiner. In 2007 lag dat rond 10% (rentesubsidies 65%, direct 25%, the Hungarian housing market van RICS). In 2008 steeg het bedrag aan uitstaande hypotheekleningen (mede door de koersval van de HUF in oktober) met 25% naar HUF 3875 miljard; voor 34% gesubsidieerd en voor de rest op basis van buitenlandse valuta. Er werden dat jaar 145.000 leningen toegekend, 15.000 meer dan in 07. In 2008 lag het geleende bedrag per woning op HUF 5,7 miljoen (rond €25.000), 16% meer dan in 2007. De looptijd van de leningen liep tussen 2001 en 08 op van 9,2 naar 15,1 jaar. Tussen 2000 en 2004 stegen de bouwkosten in Hongarije sterker dan gemiddeld in de Eu25 (+26%, EU +19%) en tussen 2004 en 2008 gingen ze met 38% omhoog (+7,7% in 08). Arbeidskosten hadden daarin het grootste aandeel. In 2007 bedroegen de woonlasten naar landelijke koopkracht p/m gemiddeld €211 (EU10 €235, EU15 €427; huurders €164, EU10 €268; eigenaars €215, EU10 €233). In 2006 betaalden huurders van een woning aldus berekend nog €275. Deze huurders vallen in Hongarije bijna allemaal onder de lage inkomensgroep (onder 60% van modaal). Bij deze groep lagen de woonlasten in Hongarije gemiddeld op €184 (EU15 €386, EU12 €180; huurders €163, EU10 €211; eigenaar €187, EU10 €176; bron Eurostat). 

De overheidsuitgaven aan huisvesting en gemeenschapsvoorzieningen lagen in 2003 op 1,1% en in 2004 op 0.8% van het BBP (EU25 rond 1% BBP, Eurostat). In die periode lag volgens CECODHAS het deel van het huishoudbudget voor woonlasten in 2004 rond 19% (EU25 21,2%). Volgens Eurostat lagen de woonlasten (alles meegerekend) in 2005 op 24,1% van het huishoudbudget (EU27: 33,1%). Het aandeel huishoudens dat minder dan 60% van modaal verdiende en achter lag met de betaling van woonlasten behoorde in 07 met 43% tot de EU27 top (EU10 31%, Eu15 19%). Dit in aanmerking genomen was het deel van deze inkomensgroep dat de woonlasten als zware last beschouwde nog klein (51%, maar wel +8% t.o.v 06; EU10 55% in 06 en 07; EU27 en BE 47%; NL 24% in 07). In 2007 had van alle huishoudens 19% zo’n betalingsachterstand (EU10 15%, EU15 8%) en zag 32% de woonlasten als zware last (+7%, EU10 34%, -2%). Tussen september 2008 en augustus 2009 lagen de woonlasten in de EU27 gemiddeld rond 18% hoger dan in 2005, maar in Hongarije stegen ze van 42 naar 54% boven dat niveau. De stijging van het algemene prijsniveau ging t.o.v 05 van 20 naar 26%.