Woonsituatie

Woningbestand

Huisvesting is in Frankrijk erg belangrijk, want de Fransen vonden in 2003 onderdak de primaire voorwaarde voor een goed leven. De ontvolking van het platteland is reeds lang gaande en de bevolking leeft daardoor ge­concentreerd in grote bevolkingscentra. Rond 2000 woonde bijv 16% van de Fransen op het Ile de France rondom Parijs (2% van het landoppervlak) en 77% leefde in één van de 52 agglomeraties met meer dan 150.000 in­woners. In vergelijking met Nederland be­woonden in 1997 veel huishoudens een vrij­staand pand (37%, veel op het platteland, meest eigen huis; Nederland 14%); gevolgd door een appartementengebouw met meer (27%, meest huurwoning, NL 22%) of minder dan 10 wooneenheden (14 om 5%). Ruim één op de vijf huishoudens bewoonde een rijtjeshuis of twee onder één kap woning (21%, NL 54%). Tussen 2000 en 2007 steeg het aantal wooneenheden in Frankrijk (incl. de overzeese gebiedsdelen) van 29,6 naar 32,3 miljoen (bron: het Franse statistische bureau Insee). De stijging kwam vooral op het conto van wooneenheden voor één huishouden (van 16,6 naar 18,3 miljoen). Het aantal eenheden in flats, appartementengebouwen, rijtjeshuizen en 2 onder 1kapwoningen ging van 13 naar 13,9 miljoen. In 2007 bestond het bestand voor 84% uit hoofdwoningen en voor 10% (EU15 gemiddelde) uit 2e woningen. De rest ervan (6%, op het centraal massief meer, in de grote steden minder; EU25 10% in 2004) stond leeg. Door de individualisering daalde het aantal bewoners per eenheid tussen 1978 en 2002 van 2,8 naar 2,4. Na 1992 was echter nauwelijks sprake meer van daling.

De nieuwbouw van 2001 bestond voor 48% uit vrijstaande woningen, voor 36% uit flats en voor 12% uit gegroepeerde woningen. In 2004 lag het aandeel van de bevolking dat in een flat van 5 of meer verdiepingen woonde net boven het EU15 gemiddelde (16 om 15%) en het deel in een meergezinswoning lag daar iets onder.(43 om 47%). In 2002 behoorde het aandeel huizen van voor 1919 (20%) tot de grootste binnen de EU15 en het deel dat na 1990 was gebouwd (12%) was tamelijk gemiddeld. Rond 2003 speelde de grootste bouwactiviteit zich af rondom Parijs en langs de me­diter­rane kust. In 2004 wer­den er per 10.000 inwoners 60 woningen bijgebouwd (vrij veel naar EU15 maatstaven) en het aantal nieuwe bouwvergunningen groeide tussen 15 en 30%. In de 1e helft van 2005 nam deze groei flink af. Door nieuwbouw en renovatie (sinds 1991) samen steeg het aantal woonverblijven (collectieve onderkomens als tehuizen e.d. niet meegerekend) tus­sen 1980 en 2004 van 436 naar 513 per 1000 inwoners en men lag daarmee aan de Eu top. Tussen 2000 en 2005 zijn de jaarlijkse uitgaven aan 2e eigen woningen enorm gestegen (van €84 miljard naar €144 miljard), meer dan die voor het bouwen van een eigen hoofdwoning (van €43 miljard naar €59 miljard).

Kwaliteit van het bestand

In 2003 beschikte men per bewo­ner over 2 kamers ((EU15 1,9). Het beschikbare vloer­oppervlak per huishouden lag toen met 90 m² (37,5 m² per bewoner) iets onder het EU gemiddelde, maar bij de nieuwbouw lag ze met 113 m² boven de EU normaal (109 m²). In 2004 bestond bij 16% van de laagste inkomens (minder dan 60% van modaal; EU15 16%) en 2,2% van de hoge inkomens (+140% van modaal; EU 4,1%) overbewoning (minder dan 1 kamer per bewoner). Officieel beschikte 98% van de wonin­gen over bad of douche en 91% over centrale verwarming. Qua onderhoudsklachten scoorde men in 2003 veelal iets boven het EU15 gemiddelde (ruimtegebrek 21 om 17%, huisrot 11 om 8%, vocht en lekkage 14 om 12%, geen doorspoeltoilet 1 om 1%, 2 of meer klachten (12 om 9%). In 1996 beschikte qua wooncomfort 1 op de 4 huis­houdens (EU 18%) over een 5tal basis en luxevoorzieningen (tele­foon, kleuren tv, video, magnetron en vaatwasser), maar het aandeel huishoudens dat destijds klaagde over vanda­lisme en criminaliteit in de woonomgeving was het hoogste binnen de EU15 (22 om 14%). Ook in 2003 waren klachten over de woonomgeving naar EU15 maatstaven nog niet van de lucht (herrie 26 om 18%, luchtvervuiling 29 om 18%, te weinig groenvoorzieningen 23 om 16%, watervervuiling 28 om 15%, 2 of meer klachten 30 om 21%). Het aandeel huishoudens met klachten over vies water was het grootst binnen de EU15 en hetzelfde gold voor het aandeel Fransen dat geen plaats had om buiten te zitten (30% in 2000, EU 11%). Velen met een smalle beurs (vaak van buitenlandse komaf) wo­nen in de enorme flats met goedkope huurappartementen in verpauperde buitenwijken (banlieu’s).

Betaalbaarheid, bereikbaarheid en tevredenheid

Het gedeelte huurwoningen in het bestand lag tussen 1980 en 2002 rond 40% en het aandeel koopwoningen steeg van 47 naar 57%. Het deel sociale huurwoningen nam toe van 15 naar 17% van het totale bestand en van 33 naar 40% van het huurbestand. Het was toen het op 6 na grootste in 18 Eu landen. In 2002 bestond 9% van de totale nieuwbouw en 41% van de nieuwbouw van huurwoningen uit sociale woningbouw. In 2004 lag de gemiddelde jaarlijkse huurprijs in de vrije huursector op €5800 (11 Eu15 landen : €6600) en in de gereguleerde huursector op €4170 (in 9 EU15 landen rond €3700). Frankrijk was toen gemiddelde zo’n 3% duurder dan Nederland. De huren gingen tussen 1995 en 2003 met 12% omhoog (EU25: 18%). In de binnensteden zijn veel huurhuizen; vaak bewoond door jonge huishoudens.

De bouwkostenstijging (18% tussen 2000 en 2004) week weinig af van het EU25 gemiddelde (19%). Wel waren zowel bestaande als nieuwbouwwoningen erg duur (rond €2500 per m² in 2004; hoogste in 11 EU15 landen). Rond 2002 had 80% van de huiseigena­ren een hypotheek (gemiddeld voor 66% van de waarde van de woning in 2004; EU15: 75%; NL 112%). De Eurlife indicator kwam met andere cijfers. Volgens deze bron was in 2003 44% van de Fransen huurder ((EU15 32%), 33% volledig huiseigenaar (Eu 39%) en 19% (EU 26%) eigenaar met een hypotheek. Naast huur­subsidie kent Frankrijk koopsubsidies, goed­kope leningen en belasting­maatregelen om passende huisvesting voor iedereen haalbaar te maken. In 2004 kreeg 23% van de huishoudens woonsubsidie (hoogste van 11 EU15 landen), dikwijls via werkgevers en bonden. In 2004 lagen de doorsnee woonkosten 14% boven het Eu15 gemiddelde (NL 18%). Gemiddeld beoordeelden de Fransen hun woonsituatie in 2003 met een 7,4 (EU15 7,7). In 2004 was 92% van alle Fransen tevreden met hun woonsituatie (EU15 91%), maar in de ban­lieue’s lag dit aandeel op slechts 60%. Het volksdeel dat naar eigen zeggen slecht gehuisvest was daalde tussen 1978 en 1996 van 13,5% naar 6%. In 2002 lag het echter weer 7,2%. Het aandeel woonlasten in het huishoudbudget steeg tussen 1998 en 2007 van 22 naar 25,1% (in 2006 op één na hoogste EU, EU27 22%). De uitgaven voor meubilair en woningonderhoud lagen iets onder het Eu gemiddelde (5,9 om 6,2%)  In 2001 ervoer 15% van de Fransen (EU15 15%) de woonkosten als een zware last en 28% ervoer ze als een gewone last (EU 36%).