Algemeen

Gebruikte bronnen

De United Kingdom pagina van het EJC (centrum Europese journalistiek; http://www.ejc.net/) biedt info over mediabronnen en organisaties. Infor­matie over mediageschiedenis en ach­ter­gronden van de meeste landen van de wereld staat op http://www.pressreference.com/. De site http://www.bl.uk/collections/britnews.html geeft een jaartallenoverzicht van de Britse persgeschiedenis met nadruk op publicaties en op de site http://www.newspapersoc.org.uk/ van de Britse krantenbond is onder facts & figures een jaartallenlijst te vinden met meer nadruk op gebeurtenissen. Deze site biedt ook veel informatie over de regionale en lokale pers. Op de website van de PPA (http://www.ppa.co.uk/) kan via publishing/ data & trends het Magazine media handbook worden gedownload dat boordevol zit met recente gegevens over de tijdschriftensector, ondermeer over marketing en advertising. Op de site van het Britse oplagebureau http://www.abc.org.uk/ staan naast de nieuwste oplagegegevens ook standaard de E-mail adressen van uitgevers. Via http://www.ofcom.org.uk/media/ zijn uitvoerige en recente gegevens beschikbaar over veel aspecten van de digitale mediamarkt (radio,TV, telecom) in het VK. Het Broadcast Audience Research Board (http://www.barb.co.uk/) biedt toegang tot recente gegevens over kijkaandelen en meest bekeken TV programma’s. Radio Joint Audience Research (http://www.rajar.co.uk/) vervult deze rol voor de radio. Voor spe­cifieke zaken, achtergronden en details werd Wikipedia gebruikt als internet­bron.

ORF Medienforschung biedt op http://mediaresearch.orf.at/ international info over de uitzendmedia in deze landen (incl. een link naar IP international met gegevens over ontvangstvormen en kijkgedrag in de EU en het PDF document Television 2007 voor het VK met ondermeer info over uitgaven aan mediareclame). “Media power in Eu­rope”, een internetuitgave uit 2007 van de Europese federatie van Jour­nalisten IFJ, geeft een overzicht van het media-eigendom in de EU landen rond 2005. Diverse ge­gevens komen van Eurostat. Het betreft hier een tijdsbesteding­onderzoek uit 2006, het inter­netge­bruik van huishoudens (zie onder science and technology) en huishoudelijke uitga­ven (onder population and social conditions/ living conditions). E communications household Survey uit april 2007 van Eurobarometer geeft info over vormen van TV ontvangst en communicatie­diensten. Eurobarometer 225 wave 63.1 behandelt het informatieniveau en de mate van po­litieke emancipatie in de EU. M.b.t persvrij­heid wordt ver­wezen naar verslaggevers zon­der grenzen (http://www.rsf.org/: persvrijheidindex onder “re­gular re­ports”) en naar de internatio­nale persinstellingen Freedom House en IPI (http://www.freemedia.at/). Up-to-date gedetailleerde info over marke­ting en media is, behalve op of via deze web­site, ook (maar dan wel tegen betaling) ver­krijg­baar via EAO (European Audiovisual Obser­va­tory), WAN (world association of newspapers, WARC (reclameresearch) en FIPP (Inter­nationale federatie periodiekenpers).

Achtergronden en mediageschiedenis

De vroegste mogelijke bewijzen van menselijke aanwezigheid die op de Britse eilanden zijn gevonden (vuistbijlen en schrapers) zijn een half miljoen jaar oud, maar het gebied wordt pas sinds de laatste ijstijd (vanaf 11.000 v Chr.) permanent bewoond. De Picten, die rond 7000 v Chr. vanuit het Iberisch schiereiland Schotland en Ierland koloniseerden, waren de laatsten die de landbrug tussen Frankrijk en Engeland overstaken. Daarna liep deze onder. Vanaf 5000 v Chr. deed naast jagen, vissen en verzamelen landbouw zijn intrede. Uit de pe­riode tussen 4000 en 1500 v Chr. dateren stenencirkels, graven en grafheuvels op de ei­landen. De Kelten, waar de Britten waar Groot-Brittannië zijn naam aan ontleent toe behoor­den, trokken pas na 1000 v Chr. geleidelijk aan binnen. Rond 50 v Chr. arriveerden de Ro­meinen. Ze legden een infrastructuur aan en stichtten steden, waaronder Londen. Omdat ze de Schotse Picten en Kelten er niet onder konden krijgen bouwden ze tussen Engeland en Schotland de muur van Hadrianus. In 409 na Chr. trokken de Romeinse legioenen weg. Daarna volgden invasies vanaf de kustregionen tussen Denemarken en Vlaanderen van Jutten, Angelen (waar de naam Engeland vandaan komt), Saksen en Friezen. In de 6e eeuw trokken de Keltische Scoten het naar hun genoemde Schotland binnen vanuit Ierland. In deze periode werden Groot-Brittannië en Ierland vanuit Schotland geleidelijk aan geker­stend door missionarissen van het Europese vasteland. Vanaf de 9e eeuw vestigden zich Scandinavische Vikingen permanent in Groot-Brittannië. Na 1066 kregen ze gezelschap van Franse Normandiërs die eveneens uit noordelijke regionen stamden. Bij hen begon het En­gelse koningshuis van nu. Tot 1707 hadden de Schotten een eigen koningshuis.

De nieuwkomers uit Noordwest Europa waren meer vrijgevochten dan de oorspronkelijke Kelten en Picten die een kastenstelsel en strenge leefregels kenden. Hun importcultuur won snel aan populariteit en werd  weldra toonaangevend. In de 16e eeuw stichtte koning Hendrik VIII de an­glicaanse kerk omdat hij van de Roomse kerk niet mocht scheiden en hij benoemde zichzelf tot kerkhoofd. Nadien speelde de onderdrukking van roomsen door de dominante Engelse Anglicanen en de protestanten een belangrijke rol in de binnenlandse geschiedenis. Een an­dere toonaangevende factor werd vanaf de 17e eeuw de groeiende invloed van het VK als koloniale macht. In de 19e eeuw was men de grootste koloniale macht ter wereld. Het Britse Gemenebest met 53 lidstaten is daar een overblijfsel van. In de 19e en 20e eeuw had m.n Engeland wel weer een standenmaatschappij, maar vooral na de 2e wereldoorlog groeide het verzet daartegen sterk. Dat kwam mede doordat de onderklasse steeds groter werd door de komst van miljoenen immigranten; m.n uit de voormalige koloniën in Zuid-Azië, Afrika en de Cariben. In het waardepatroon van de autochtone Britten van nu staan naast competitie, zelfredzaamheid en manvrouw polariteit (kookbladen worden bij het Britse oplagebureau bijv bij vrouweninteresses ondergebracht) nuchtere mondigheid en het ge­lijke kansenprincipe hoog aangeschreven. Wel hechten subculturen nog steeds sterk aan hun eigen presentatie, symbolen en helden. Uiteraard speelt dit alles door in de media.

Reeds in de 16e eeuw ontwikkelde de Fleet Street in Londen zich tot een centrum van drukkers en uitgevers. Tot in de 80-er jaren van de 20e  eeuw bleef de straat het perscentrum bij uitstek van het VK met een wereldwijde uitstraling .Ook nu zijn er nog wel kranten en persbureaus gevestigd.

De 1e gedrukte nieuwsbulletins in het VK verschenen al in de 16e eeuw en in 1621 kwam in Londen het 1e bulletin met regelmaat uit. M.n tijdens het republikeinse intermezzo onder Cromwell (1649-1660) was de perscensuur erg streng. Persuitgaven werden echter weldra gezien als vrije uitlaatklep tegen eventuele pogingen tot overheersing. Dit mondde uit in een langdurige strijd voor een pers die onafhankelijk is van de overheid. De groepen die nieuws­bulletins uitgaven hadden er een belangrijk aandeel in dat reeds in 1694 censuur vooraf door de overheid werd afgeschaft, dat in 1782 het oordeel over smaad in handen werd gelegd van de juryrechtspraak en dat tussen 1830 en 1855 de in 1712 geïntroduceerde zegel­belasting op papier, adverteren en kranten (kennisbelasting) ver­dween zodat er geen illegale pers meer mogelijk was. Dit, tezamen met technologische ver­nieuwingen, droeg in de 1e helft van de 19e eeuw bij aan een groei van titels en oplagen. Al met al kwam tussen 1700 en 1850 een gevarieerde pers tot stand met lande­lijke, provinciale en lokale kranten en meer populistische zondagskranten. De identiteit die publicaties ontleenden aan de groep waar ze voor stonden kreeg veel nadruk en de mening overheerste dat de pers het volk moest opvoeden en verheffen. In de laatste decennia van de 19e eeuw veranderde dat laatste echter

Het analfabetisme daalde toen en via invloeden uit Amerika werd de pers toegankelijker, democratischer en commerciëler. Meer koppen, samenvattingen vooraf en kortere artikelen maakten de publicaties overzichtelijker; via interviews en verhalen over de beleving van “ge­wone mensen” kwamen herkenbare meningen en bevindingen aan bod (human interest press) en de variëteit aan periodiekentitels nam sterk toe. De rol van advertenties als inkom­stenbron werd groter en men kreeg door dat persuitgaven winstgevend konden worden; bijv door prijzen te verlagen om de oplagen te vergroten. Door dit alles stegen aantallen titels en oplagen sterk, maar de variatie in kwaliteit werd ook groter. Als sociale bewogenheid ver­pakte sensatiezucht (die al snel ontaard in roddel) werd gewoner en door de uit Amerika overgewaaide goedkope penny press namen zorgen over bijdragen van de pers aan moreel verval toe. De invloed van belangengroepen en politieke partijen bleef echter sterk.

Tijdens de 1e wereldoorlog en daarna groeide de macht van persmagnaten. Rond 1922 do­mineerden 4 van hen de hele Britse pers. Ze gebruikten hun kranten vaak om hun politieke belangen te ondersteunen en kregen het via politiek gelobby bijv voor elkaar dat in de 20er en 30er jaren de BBC geen eigen nieuwsdienst mocht hebben en voor 7 uur ’s avonds geen nieuws mocht uitzenden. Dit kon echter niet voorkomen dat met de crisis van de 30er jaren de concurrentie tussen kranten in een oplageoorlog ontaardde. Met stuntaanbiedingen, gif­ten van adverteerders (flanellen broeken, handtassen, camera’s, ketels, serviesgoed etc.) en verzekeringspakketten hield in deze tijd 40% van het personeel zich onledig met het winnen van abonnees. De strijd resulteerde in een uitsplit­sing in kwaliteitspers, een middensegment en massapers die tamelijk synchroon liep met de toenmalige standenmaatschappij. In de loop van de 20e eeuw kromp het marktaandeel van het middensegment en de TV vulde daar de ontstane leemte op. De politieke kleur bleef bij de Britse pers een hoofdrol spelen. In de 2e wereldoorlog was ze conservatiever dan het publiek, maar met de komst van de la­bourre­gering in 1995 werden de rollen omgedraaid. De band van de pers met politieke par­tijen en vakbonden werd na de oorlog losser en de rol van PR en lobbyen nam verder toe.

In het VK geniet de pers veel vrijheid maar de uitzendmedia werden vanaf het begin (1922) gereguleerd. De publieke omroep kreeg voldoende over­heidssteun om rond te komen en de overheid bemoeide zich op genre­quota na niet met de inhoud. De 1e commerciële TV zender verscheen in 1955. Ook deze moest zich houden aan genrequota en ze moest volledig rondkomen van reclame. De commerciële radio kwam op in de 70er jaren.

Tijdens de regeerperiode van Thatcher gingen krantenmagnaten vakbonden omzeilen en nadruk leggen op keiharde kostenbesparing. De trend werd ingezet door Rupert Murdoch die in 1986 zijn uitgeverij News International van Fleet Street naar Wapping verhuisde. Drie jaar later was Sunday Express de laatste krant die in Fleetstreet van de persen liep. In de Britse pers wordt 1986 als een markering beschouwd  en de termen voor en na Wapping raakten in zwang. Na Wapping werden bijv het aandeel freelance journalisten en het seks en sensatiegehalte gro­ter, de methoden van nieuwsgaring minder fris (het doorzoeken van vuilnisbakken komt bijv wel erg dicht bij riooljournalistiek) en het vertrouwen in de pers kleiner. In 2002 lag onder de Britten het volksdeel met vertrouwen in de TV op 71%, maar het deel met vertrouwen in de pers (20%) behoorde toen tot de kleinste binnen de Eu. Het mediabeleid is in het VK vooral met betrekking tot de pers altijd uitgesproken liberaal geweest. Perseigenaren wordt weinig in de weg gelegd, maar de overheid houdt zich ook verre van perssubsidies.

Qua eigendom bleef de persconcentratie groot. In 1994 hadden de 4 grootste persgroepen 86% van de dagbladpers en 91% van de zondagspers in handen. Ook de regionale en lokale pers, die in het VK erg belangrijk is, is vrijwel geheel in bezit van een paar persgroepen. Wel is de pers vaker onderdeel geworden van concerns die zich ook met andere media en an­dere zaken bezig houden (kruiseigendom), met belangenverstrengeling als risico. Reclame bleef erg belangrijk als inkomstenbron. Hierdoor werd de lokale pers steeds meer lokaal en bepalen bij gratis lokale kranten adverteerders zelfs grotendeels de inhoud van de artikelen. Omdat de kwaliteitspers hogere reclametarieven in rekening kan brengen is ze minder dan de roddelpers afhankelijk van hoge oplagen. Verder heeft ze weinig last van de TV omdat ze het nieuws meer uit kan diepen. Bij de roddelpers is de relatie met de TV tweeslachtig. Ze verliest er klanten en reclamegeld aan, maar krijgt roddelbronnen terug. De 1e gratis lande­lijke kranten verschenen in het VK al rond 1985. De periode tussen 1992 en 2007 staat sterk in het teken van aan en verkopen en fusies in de mediawereld. In 2004 trad de “Communica­tions Act” (een nieuwe mediawet) in werking die de activiteiten van de 5 afzonderlijke regule­rende media-instanties samenbracht onder de OFCOM. De wet leidde tot een erkenning van de Community radio en tot het opheffen van veel beperkingen op kruiseigendom. Hiermee werd het VK qua media-eigendom het meest liberale land van de Eu.

In 2007 telde het VK ruim 60,2 miljoen inwoners, verdeeld over 25,8 miljoen huishoudens (gemiddeld 2,3 per huishouden). In 2006 behoorde 9,2% van de bevolking tot een etnische minderheid. Meer dan 90% van hen woont in En­gelse steden. In 2001 vormden ze in Londen 29% van de bevolking.

Mediagroepen: pers

In 2007 hadden de 20 grootste persuitgevers in het VK 96,5% van de wekelijkse krantenop­lagen en 88,3% van alle regionale en lokale perstitels in handen. De landelijke dagbladen en zondagskranten zijn in bezit van 4 groepen. News International Newspapers, een onderdeel van het Newscorporation Imperium van Rupert Murdoch, heeft de roddelkrant Sun, The Ti­mes en de Sunday Times als belangrijkste titels. Bij de Express Groep (sinds 2005 onder­deel van de Northern & Shell groep die tijdschriften uitgeeft) voeren de roddelkrant Daily Star en de Daily Express de lijst aan. DMGT (Daily mail & General Trust) heeft via Associated Newspapers ondermeer de gratis krant Metro en een aantal zondagskranten in handen. Kranten en tijdschriftenuitgever Trinity Mirror of de Mirror groep geeft 250 kranten uit met de Daily Mirror en de sportkrant  Racing Post als grote landelijke titels. Deze groep heeft samen met DMGT (via Northcliffe Newspapers), Newsquest van de Amerikaanse Gannet groep en Johnston Press een flinke vinger in de pap bij de regionale pers. In 2006 publiceerden deze 4 groepen samen qua oplage 66% van de regiokranten. Van de 87 regionale krantenuitge­vers gaven er 36 slechts één titel uit. In 2006 hadden News International (32%) en Associa­ted newspapers van DMGT (17%) samen 49% van de landelijke dagbladmarkt in handen. Trinity Mirror (22%) en Northern Shell (10%) kwamen samen op 32% en de Telegraph groep op 6%. De Britse internationale uitgever Pearson is actief met de Financial Times groep.

IPC Media Ltd van Time Warner publiceert een aantal grote vrouwenbladen waaronder Wo­men’s Own en Women. De Duitse Bauer groep richt zich met periodieken als Take a break, That’s life, Bella, TV Choice en TV Quick m.n. op het lager opgeleide volksdeel. Daarnaast geeft de groep veel vrijetijdstitels uit (puzzel en hobbybladen ed.). BBC Worldwide heeft on­dermeer het meest winstgevende magazine van het VK Radio Times in handen. Met de titels die daarbij komen is de omroeppoot ‘s lands 3e uitgever van consumentenbladen. TSL edu­cation, het vroegere Times Supplement Ltd en een onderdeel van Murdoch’s imperium, pu­bliceert educatieve uitgaven waaronder enkele Times supplementen. Het imperium van Mur­doch is ook speler op de Britse digitale mediamarkt. Een andere speler op deze markt, commerciële radio-eigenaar Emap, geeft eveneens tijdschriften uit.

Mediagroepen: radio, TV en kabelexploitanten

In 2005 had de publieke omroep BBC (British Broadcasting Corporation) met haar 5 lande­lijke en 44 regionale en lokale radiozenders 54,2% van de radiomarkt in handen. De omroep  heeft het grootste digitale radionetwerk ter wereld met veel gespecialiseerde zenders. De rond 400 commerciële radiozenders haalden samen een aandeel van 43,2%. De grootste commerciële radiogroep GCap Media, die in mei 2005 ontstond uit een fusie van GWR en Capi­tal radio, haalde in het 1e kwartaal van 2007 met haar 74 analoge licenties en ruim 100 digitale radiodiensten (voornamelijk in Zuid Engeland en Schotland) een bereik van 30% van de Britse bevolking en 13,1% van alle luistertijd (31% van de commerciële luistertijd). Emap, kwam in 2007 met 40 lokale en 8 landelijke stations op 10,1% luistertijdaandeel. In juni 2005 werd SHR (Scottish Radioholdings) volledig overgenomen door Emap omdat haar aandeel in Schotland anders groter was geworden dan het wettelijk toegestane maximum van 50%. In 2005 nam Chrysalis radio Century106 over van GCap. In juni 2007 werd Chrysalis omgedoopt in Global Media. Medio 2007 haalde men met 9 analoge en 31 digitale kanalen m.n in Oost Engeland 5,5% van alle luistertijd (11,9% van de commerciële luistertijd) binnen. GMG (Guardian Media Group) pakte rond die tijd met 13 leidende regiozenders verspreid over Schotland, Wales en Engeland 4,6% van de totale luistertijd.

De TV poot van de BBC had eind 2007 met haar beide zenders BBC 1, 2 en 3 (met meer­dere regiovarianten) een marktaandeel van 30%. Daarnaast beschikt de omroep over een serie gratis digitale kanalen die veelal gespecialiseerd zijn op onderwerp of doelgroep en vaak wereldwijd opereren. De binnenlandse BBC heeft geen reclame-inkomsten. Ze komt rond van om­roepbijdragen en (via BBC Worldwide) van de uitgeverij en de distributie van TV pro­gramma’s en video’s. Het ITV (Independent Television) netwerk werd in 1990 opgezet om concurrentie voor de BBC te creëren. Het netwerk beschikt via Channel4 (met pendant S4C voor Wales) over 4 publieke TV zenders (marktaandeel 10%). De hoofdzender Channel4/ S4C (7,7%) was bedoeld om alternatieve en minderhedenprogramma’s te verzor­gen. De andere zenders waren Film 4 (0,7%), entertainmentkanaal E4 (0,9%) en documen­tairezender More 4 (0,7%). De commerciële kanalen van ITV (18,5% aandeel) worden samengebracht onder de noemer Channel3 om ze te onderscheiden van BBC1 en 2 en Channel4. Daartoe behoorden de 11 zenders van ITV Plc dat ontstaan is vanuit een fusie van Carlton en Granada. Daarnaast vielen 2 zenders van de SMG (Scottish Media Group) en Ulster TV onder het netwerk. De zender GMTV (ontbijt TV) was in eigendom van het ITV netwerk, Disney en SMG. Channel 5 of 5 van de Duitse RTL groep van Bertelsmann, de laatst aangekomene op de markt van TV met analoge aardeontvangst, haalde eind 2007 4,3% marktaandeel. In het 3e kwartaal van 2007 had 43,7% van de TV toestellen in het VK deze ontvangstvorm.

Mede door de vele recente fusies leveren de meeste digitale mediabedrijven naast TV en/of radio ook vaste / mobiele telefonie en/of internet. In het 3e kwartaal van 2007 was Freeview met 32,4% van de 60 miljoen TV’s in het VK de grootste gratis provider van digitale aarde­ontvangst. Het is een samenwerkingsverband van de BBC, National Grid Wireless, British Sky Broadcasting, ITV Plc en Channel 4. Kleinere providers van digitale aardeontvangst met betaal TV zijn het in 2004 begonnen Top Up TV en British Telephone poot BT Vision (sinds 4 december 2006). BskyB (British Sky Broadcasting), een onderdeel van het News Internatio­nal imperium van Murdoch en leverancier van betaal TV, kabel en satellietaansluitingen was met 8,4 miljoen abonnees (15,9% van de TV’s) 2e op de kabelmarkt. In 2006 ontstond Virgin Media Inc vanuit een fusie van de kabelmaatschappijen NTL en Telewest. Het consortium levert naast kabel TV ook telefoon en internetdiensten. In het 3e kwartaal van 2007 had men 3,4 miljoen kabelabonnees. In 2007 waren Wight Cable en Smallworld Media de beide an­dere kabelproviders van het VK. De BBC en ITV plc lanceerden met ingang van 2008 Free­sat. Dit werd naast BskyB de 2e aanbieder van digitale satelliet TV.

Mediaconsumptie en maatschappelijk engagement

In 2004 was in het VK het aandeel dagbladlezers met 270 per 1000 inwoners (bron Unesco) groot naar EU maatstaven. De oplagen daalden echter wel. WAN meldde in haar World Presstrends over­zicht van 4 juni 2007 voor dagbladen tussen 2002 en 2006 een daling van 12,5% (2,7% in 2006). De Britse krantenbond (http://www.newspapersoc.org.uk/ via facts & figures/ readerhip / ISBA fact files/ een willekeurige regio) meldde voor 2007 dat 65% van de VK inwoners landelijke kranten, 84% regionale kranten en 78% consumententijdschriften las. Verder keek volgens deze bron landelijk 98% TV, luisterde 45% naar de commerciële radio (35% lokale zenders) en deed 72% aan internetten. In 2006 had volgens IP International (via ORF Medienforschung) 97,6% van de huishoudens TV (EU25: 95,1%); 74,5% video (EU25 65%) en 73,3% een DVD speler (EU 52%). Met de laatste 2 cijfers behoorde men bij de EU top. Volgens deze bron lag in 2005 qua tijd de TV consumptie met gemiddeld 3u55 min p/d iets boven het EU gemid­delde (3u47min). De kijkpiek viel daarbij naar EU maatstaven aan de late kant (21u15 om 21u06). Op basis van BARB Infosys TV kwam IP International voor 2006 op 4u46m kijktijd bij 16 plussers (4-15 jarigen: 3u07m, 16-34j: 4u03m, vrouwen 16+: 5u07m). In 2002 was de radioconsumptie met 3u7min p/d naar EU maatstaven vrij laag. In 2007 had volgens Eu­rostat 67% van de huishoudens een internetaansluiting (EU27: 54%).

Over de hele linie verliest de TV consumptie terrein, m.n bij de 5 grootste TV netwerken. OFCOM (http://www.ofcom.org.uk/media/) meldde voor 2006 landelijk een gemiddelde kijktijd van 3u48 p/d (-7min); variërend van 4u10m in Noordoost Engeland en Schotland tot 3u20m in Noord-Ierland en Londen. Tussen 2002 en 2006 daalde in Noord-Ierland (-11%) en Schotland (-8%) de kijktijd het sterkst, maar in Centraal en Oost Engeland ging ze 4% omhoog. Landelijk overheerste de mening dat de kwaliteit van de TV achteruit gaat, het sterkst in Noord-Ierland (kwaliteit verbeterd: VK 18%, NI 12%, kwaliteit verslechterd: VK 26%, NI 33%). In Noord-Ierland deelde 49% van de kijkers de bevinding dat groepen of or­ganisaties oneerlijk worden behandeld door de TV (VK 40%). In Wales en Noord-Ierland is het kijkeraandeel dat vindt dat er teveel seks, geweld, grof taalgebruik en opdringerigheid op TV te zien en te horen is het grootst. (55%, landelijk 50%).

Volgens OFCOM daalde de radioconsumptie per persoon tussen het 1e kwartaal van 2003 en het 1e kwartaal van 2007 van 20u30m naar 19u24 p/w. In Schotland werd het minst geluisterd en in Wales het meest. Het aantal luisteraars bereikt in de ochtend een piek (rond 13 miljoen in 2006) om gestaag te dalen naar 2,5 miljoen tijdens de nachtelijke uren. Hoger opgeleide groepen luisterden minder dan lager opgeleide groepen (20u24m om 21u48m), maar het verschil werd kleiner. Bij de hoger opgeleiden steeg de luistertijd tussen 2002 en 2007 met 6%, maar bij lager opgeleiden daalde ze 13%. De luistertijd nam ook toe met de leeftijd, van 9u30m bij kinderen tot 15 naar 23u18 bij 55plusers en dit verschil werd uitgesprokener. De tijd daalde tussen 2002 en 2007 bij jonge leeftijdsgroepen het sterkst (tussen 4 en15 jaar: -8,7%; 15-25j: -7,7%; 25-135j: -17,3%) en bij 55plussers:ging ze 5,5% omhoog. In het 1e kwartaal van 2007 lag het aandeel in de luistertijd bij 4-15jarigen op 7,4%, bij 15-25j op 12,1%, bij 25-35j op 12,7%, bij 35-45j op 17,3%, bij 45-55j op 15,7% en bij 55plus op 34,8% (+3,1%). Vooral bij de BBC radio is het aandeel van 55plussers groot (landelijke zenders 41%; lokale en regiozenders 71%). De lokale en regionale BBC radiozenders verloren tussen 2002 en 2007 veel luistertijd en de landelijke commerciële zenders wonnen; vooral onder jongeren. Men luisterde in 2006 voor 70% thuis, voor 17% in de auto en voor 13% op het werk. De groep die naar 1 zender luisterde was het grootst (37%), gevolgd door 2 (30%) of 3 zenders (20%). Slechts 12% beluisterde meer dan 3 zenders. Van de luisteraars was 90% tevreden en 3% ontevreden over de kwaliteit van het gebodene. Qua tevredenheid over lokale issues scoorden lokaal nieuws, verkeersinformatie en weer het best (rond 70%) en info over de lokale woningmarkt (22%), politiek (32%) en bands/muziek (37%) het slechtst.

M.n. onder de jongere leeftijdsgroepen verliezen de traditionele media (krant, radio, tv) ter­rein aan het internet. Zo luisterden volgens Ofcom 16-25 jarigen een kwartier minder lang p/d radio dan gemiddeld en ze keken een uur minder lang p/d TV. Ook het aandeel van de pu­blieke TV in de kijktijd daalde bij hen tussen 2001 en 2006 aanzienlijk, van 78 naar 54%. Verder gebruikte ruim 70% van de leeftijdsgroep (tegen 41% van de bevolking) sociale net­werk websites en 27% meldde dat ze door het internet minder krant lazen. Het aandeel tijdschriftlezers lag bij de leeftijdsgroep echter boven het landelijk gemiddelde (84 om 75%), De verschillen in mediaconsumptie tussen etnische minderheden en autochtone Britten is voor een belangrijk deel terug te voeren op het verschil in kinderrijkdom. Doordat er meer huishoudens met kin­deren zijn onder de minderheden wordt bijv meer gekeken naar kinderprogramma;’s op TV en is de mobiele telefoondichtheid wat groter. T-Mobile werd bij de GSM 2 keer zo vaak als provider gekozen dan onder autochtonen (28 in 14%). Bij de mobiele telefoons zijn vaste abonnementen relatief populair, bij de internetaansluitingen breedband.en bij de TV kabel en satellietaansluitingen (60 om 52%). De minderheden waren zich meer bewust van de ken­merken van digitale ontvangst dan autochtone Britten en ze keken ook vaker naar andere dan de 5 meest populaire zenders (52 om 32% van de kijktijd). Wel hadden ze vaker dan autochtonen slechts één TV in huis (51 om 30%) en ze keken gemiddeld 7% minder lang TV. Naast kinderprogramma’s zijn bij de minderheden films relatief populair en drama, enter­tainment en hobby en vrijetijdsprogramma’s verhoudingsgewijs impopulair.

Tot de meest bezochte media websites ter wereld behoren BBC online en Guardian Unlimited.

Landelijk werd volgens Ofcom in het VK de TV het vaakst gezien als de voornaamste nieuwsbron (VK 72% in 2006, Engeland en Schotland 71%, Wales 82%, Noord-Ierland 90%); gevolgd door de krant (landelijk/ Engeland 10%, Schotland 13%, Wales 6%, Noord-Ierland 0%), de radio 8% (Wales en Noord-Ierland 4%) en het internet 5% (Schotland en Noord-Ierland 2%). De BBC (zoekwoorden UK trust in media) kwam in 2006 bij een samen met anderen opgezet onderzoek in 10 grote landen (Britse steekproef: 1000 willekeurige stadsbewoners van 18plus) op TV 55% als hoofdbron, kranten 19%, radio 12% en internet 8%. Qua vertrouwen scoorde hier de publieke TV het hoogst met 86%, gevolgd door vrienden en familie 78%, de pers 75%, de publieke radio 67%, buitenlandse kranten 55%, nieuws websites 44% en blogs 24%. Het volksdeel van 15+ met interesse in politiek en actualiteit lag in 2005 wat onder het EU27 gemiddelde (63 om 67%) evenals het deel dat zich goed geïnformeerd achtte (54 om 58%) en het deel dat dacht te weten hoe het de eigen stem moest laten horen aangaande politiek en publieke zaken (31 om 34%). Het­ gedeelte dat vond dat het te weinig in­vloed heeft op het re­geringsbeleid was eveneens relatief klein (77 om 81%).

Mediawetgeving, privacy en de roddelpers

Het VK kent als enige EU land geen geschreven grondwet. Wel werd in 1998 de Europese conventie van mensenrechten ingevoerd als wet op de mensenrechten. Vrijheid van meningsuiting en het recht op privacy maken hier onderdeel van uit. De Britse copyright wet dateert uit 1911. Wetgeving die de pers beïnvloedt is er weinig doordat journalisten in het VK uit angst voor censuur niks moeten hebben van staatsbeïnvloeding. Omdat men steeds ongelukkiger werd met de uitwassen van de roddelpers werden de stemmen voor invoering van privacywetge­ving voor de pers in de 80er jaren echter luider. De journalistenbonden, die het zwerk zagen hangen, hielden het initiatief in eigen hand door de PCC (een klachtencommis­sie voor de pers) in het leven te roepen. Deze werd in 1991 de opvolger van de in 1947 op­gerichte en ineffectieve persraad. Ze werd opgezet volgens het model van de reeds be­staande klachtencommissie voor de uitzendmedia die wel werkte..In de PCC kwamen ook vertegenwoordigers van de roddelpers. Eind juni 1994 nam de landelijk Britse Journalistbond NUJ een ethische code aan. In 2002 was de PCC na ampele overwegingen en rijp beraad gekomen tot een praktische gedragscode van 16 punten. Van de 2069 klachten die ze in an­derhalf jaar proefdraaien onder ogen kreeg werd het grootste deel al dan niet op haar advies ingetrokken door de klager of onontvankelijk verklaard. Een kwart werd in der minne geschikt tussen de klager en de uitgever. Zo’n 107 klachten (5%) werden gehoord door de commis­sie. Daarvan werden er 51 aangehouden en 56 afgewezen. Het commissiebeleid was zo­doende erg effectief om jurisprudentie en wetgeving over privacy te voorkomen.

De Britse rechtspraak leek in haar beleid deze lijn te ondersteunen. Zo won in 2002 radio1 diskjockey Sara Cox, die tijdens haar wittebroodsweken stiekem naakt was gefotografeerd op een Seychellen eiland, een privacyzaak tegen roddelblad The Sunday People. De redac­tie van het blad bracht in dat de fotograaf haar had verteld dat het om een eiland ging dat publiekelijk toegankelijk was. Het blad werd door de rechter veroordeeld en het PCC nam in navolging van het vonnis in de gedragscode op dat stiekem fotograferen op een betaald privé-eiland niet mag. Schending van de privacy op zich bleef echter buiten beschouwing. In maart 2002 won fotomodel Naomi Campbell een zaak tegen het blad Mirror dat zonder haar toestemming een artikel met foto’s had geplaatst van toen ze een consult voor anonieme verslaafden verliet. Als motief werd opnieuw niet privacyschending gebruikt, maar het publi­ceren van vertrouwelijke details over haar behandeling. Volgens de rechter had het blad het recht om aan de grote klok te hangen dat ze drugverslaafd was, ondanks dat ze dat (naar ei­gen zeggen vanuit haar verantwoordelijkheid als rolmodel) altijd publiekelijk had ontkend.

Wetten die de mediavrijheid indirect beïnvloeden

Er zijn een aantal Britse wetten die de inhoud van media indirect kunnen bepalen. In 1977 won een christelijke activiste een godslasteringzaak tegen een homoblad dat een erotisch gedicht had gepubliceerd over de gevoelens van een Romeinse centurion die Christus aan het kruis zag hangen. In 2002 werd een dito zaak om de BBC te straffen voor het uit­zenden van hetzelfde gedicht in een programma over taboeonderwerpen echter verloren. In smaadzaken is de pers regelmatig veroordeeld tot het betalen van flinke schadevergoedin­gen. Daardoor ging ze steeds vaker over tot een regeling buiten de rechter om. Een eiser hoeft in het VK geen boze opzet aan te tonen. Wanneer feiten aantoonbaar juist zijn blijft de pers echter buiten schot en wie van tevoren toestemming heeft gegeven voor plaatsing maakt geen kans meer in smaadzaken. Openlijke censuur van de overheid komt in het VK in vredestijd weinig voor. De wetten op de officiële geheimhouding uit 1889 en 1911 zijn in 1989 aan­gepast zodat de overheid er minder makkelijk een beroep op kan doen. De in 2005 inge­voerde wet op de vrijheid van informatie (FOIA) uit 2000 moet de situatie verder verbeteren.

Mediawetgeving: uitzendmedia en kruiseigendom

De uitzendwet van 1990 en 1996 en de media eigendomsverordening uit 2003 regelen het media-eigendom in het VK. In de ondernemerswet uit 2002 staan regels voor fusies. In 2004 trad de “Communications Act” (een nieuwe mediawet) in werking die de activiteiten van de 5 afzonderlijke regulerende media-instanties samenbracht onder de OFCOM. Deze voert het zendvergunningenbeleid uit. Ze moet fusies tussen grote mediabedrijven toetsten op de ba­lans tussen economisch voordeel en publiek belang (effecten op aantallen, verscheidenheid en mededinging). Iedere 3 jaar moet ze een verslag met aanbeveling uitbrengen.

De Communications Act leidde tot een erkenning van de Community radio en tot het ophef­fen van veel beperkingen op kruiseigendom. Ze schrijft zelfs voor elke Britse gemeente min­stens 2 afzonderlijke commerciële mediabedrijven voor die tegelijkertijd kranten, radio en TV zenders met grondontvangst aanbieden. M.b.t kruiseigendom bestaan voor kranteneigena­ren echter wel beperkingen voor een eigen radio of TV zender. Met een marktaandeel boven 20% komt een dagbladuitgever bijv niet in aanmerking voor een commerciële TV zendver­gunning. Bij de radio ligt de grens op 50%. Gemeenten, politieke organisaties en adverteer­ders kunnen geen aanspraak maken op een TV zendvergunning en voor levensbeschouwe­lijke groepen, stichtingen, onderdelen van publieke omroepen (BBC, Channel4) en grote lan­delijk telecombedrijven bestaan beperkingen. Bij de radio zendvergunningen zijn landelijke analoge vergunningen vrij. Voor digitale en lokale vergunningen stelt Ofcom regels. Meer informatie is te vinden op de OFCOM website http://www.ofcom.org.uk/media/ via de stap­pen research and market data, media ownership/ media ownership rules.

Mediavrijheid tussen 2006 en 2008

In 2006 bleef het spanningsveld tussen privacy en persvrijheid, grondige en roddeljournalis­tiek en media en wettelijk gezag (overheid/ rechtspraak) doorwerken. Het feit dat Wallstreet Journal Europe via een uitspraak op 11 oktober van het Britse Hogerhuis geen schadever­goeding hoefde te betalen betekende een stap in de richting van persvrijheid. In een artikel in de krant werd een aantal Saoedische zakenmensen bij naam genoemd van wie de transac­ties door de Saoedische regering in de gaten werden gehouden in het kader van de strijd te­gen terrorisme. Daarop was één van hen (Jameel) een smaadzaak begonnen. Omdat de bronnen van de krant in het Midden-Oosten bang waren voor represailles kon ze haar claims niet waarmaken voor het hof. Het Hogerhuis achtte het publiek belang op grond van 3 uitge­werkte criteria in dit geval echter van hogere orde dan het belang van Jameel. Daarmee was de eerdere toekenning van de schadevergoeding door lagere rechters teniet gedaan en was een grens gesteld met betrekking tot de bewijslast bij journalisten in geval van smaad.

De Franse persvrijheidclub verslaggevers zonder grenzen (RSF) publiceerde een rapport over moeilijkheden die journalisten in Noord-Ierland ondervinden. Het onderzoek naar de moord van 28 september 2001 op verslaggever Martin O’ Hagan, die zich verdiept had in ter­roristische en paramilitaire organisaties, schoot niet op. Ook worden er nog regelmatig jour­nalisten met de dood bedreigd. Naar aanleiding van een in juli uitgelekt regeringsrapport ontmoetten lastige verzoeken om overheidsinformatie (volgens de wet op de informatievrij­heid) veel weerstand, mede doordat er 120.000 (gratis) verzoeken per jaar binnenkomen. Een consultancy bureau bracht het kostenaspect te berde en stelde een prijskaartje voor. Perswaakhond IPI uitte in januari 2007 haar zorgen hierover naar de regering toe. In augus­tus 2006 bleek dat News of the World journalist Clive Goodman en privé detective Glen Mul­caire erin waren geslaagd in te breken in het postvak van de mobiele telefoon van prins Wil­liam. De rechter achtte dit geen kwestie van persvrijheid, maar een grove schending van de privacy en beide werden in januari 2007 veroordeeld. Goodman kreeg 4 maanden cel (de 1e veroordeling van een journalist in het VK in 40 jaar) en de privé detective kreeg 6 maanden. Hoofdredacteur Andy Coulson van de krant trok de consequenties door ontslag te nemen. Eind 2007 werd voormalig CEO Conrad Black van Hollinger International in de VS ver­oordeeld tot 6½ jaar wegens 3 gevallen van fraude (verduistering ter waarde van €4,1 mil­joen) en obstructie van de rechtsgang. Hij was ondermeer eigenaar van de Daily Telegraph.

In maart 2008 troffen roddelkranten Daily Express en Daily Star een schikking met de ouders van de verdwenen kleuter Madeleine Mc Cann van ruim €700.000. Op 19 maart boden ze op hun voorpagina excuses aan. De ouders spanden een rechtszaak aan omdat de tabloids de suggestie hadden gewekt dat ze verantwoordelijk waren voor de vermissing van hun kind. Madeleine verdween begin mei 2007 uit het vakantieappartement van haar ouders in Portugal. Met de ge­zamenlijke invloed op de media van overheidswetten, politiek en economie en van benade­ling, fysieke bedreiging of geweld tegen journalisten stond het VK in 2007 24e op de persvrijheidindex van verslaggevers zonder grenzen (door de vele gedeelde posities telde de lijst 169 plaatsen voor 222 landen). Onder de 27 EU landen stond men 16e. In 2006 was men 27e op de ranglijst en 17e EU land. Er was dus sprake van een lichte verbetering.

Clubs, organisaties en instanties

Als wereldwijd communicatiecentrum herbergt Londen veel internationale nieuws en foto­agentschappen. Reuters, AFX, APTN en Getty Images hebben er hun hoofdkantoor. Het fo­toagentschap Pacemaker zit in Noord-Ierland. Tot de grote buitenlandse agentschappen die in Londen kantoor houden behoren Agence France-Presse, Agencia EFE, AP, Bloomberg, Dow-Jones, DPA, IRNA, ITAR-Tass en Xin Hua. Het nationale agentschap PA (Press Asso­ciation) zit behalve in Londen ook in Birmingham, Liverpool en Glasgow. Het land telt ruim 100 lokale agentschappen die voornamelijk binnenlandse media van nieuws voorzien. De agentschappen zijn ondergebracht bij de nationale bond van persagentschappen. Uiteraard telt het land ook veel freelance journalisten. Voor hen bestaat de SFEP.

Tot de belangrijke clubs behoren verder de OFCOM, de nationale bond van zendge­machtig­den NAB, de landelijke journalistenbond NUJ, de uitge­versbond PA, de landelijke kranten uitgeversbond NPA, de Schotse kranten uitgeversbond SNPA, de krantenbond NS (Newspaper Society: regionale en lokale pers) en de bond van periodie­ken­uitgevers PPA (Periodical Publishers Association: zie ook http://www.publishingmedia.org.uk/orgs.htm). De media vallen onder het ministerie van Cultuur, Media en Sport en het minis­terie van Handel en Industrie. Externe mediawaakhonden zijn de MediaWise Trust (ethiek), Campaign for Press and Broadcasting Freedom, Campaign for freedom of information, the Runnymede Trust (diversiteit) en de London International Research Exchange.

Consumentengedrag en reclame

Tussen 2002 en 2006 daalde in het VK het ­deel van het huishoudbudget dat opging aan eten en (niet alcoholisch) drinken en genotsmiddelen (alcohol, tabak en narcotica) en het gedeelte voor directe woonlasten groeide. Het part dat opging aan gezondheid was het kleinst binnen de EU27 (1,6 om 3,4%) en dat voor eten en drinken (9,1 om 12,7%) was het kleinste na dat van Ierland. Ook het gedeelte van het huishoudgeld dat opging aan communicatie (2,2 om 2,7%), directe woonlasten (20,3 om 21,9%) en meubilair en woningonderhoud (5,8 om 6,2%) was relatief gering naar EU maatstaven. Naar deze maatsta­ven gaven Britse huishoudens in 2006 relatief veel uit aan onderwijs (1,4 om 1%), recreatie en cultuur (12,5 om 9,4%), restau­rants en hotels (11,8 om 9%) en vervoer (14,9 om 13,6%). Het deel voor genotsmiddelen (3,6%), kleding en schoeisel (5,9%) en diversen (11%) lag dicht bij het EU gemiddelde.

In 2006 bedroegen de totale media reclame-uitgaven volgens Nielsen media research  €13,9 miljard. Het aandeel van de TV was volgens deze bron het grootst (41%), gevolgd door dat van de pers (totaal 37,7%, dagbladen 16,7%; tijdschriften 14,4%; overige pers 6,6%), buitenreclame 8%, de radio 6,6%, het internet 5% en bioscoopreclame 1,7%. Qua sectoren stonden vermaak en media en de financiële sector ver bovenaan, gevolgd door automoto, detailhandel, voedsel, cosmetica en toiletartikelen en telecom. De grootste adverteerders waren Proctor & Gamble, Unilever UK en COI Communications met ver daarachter L’Oreal en Reckitt Benckiser. De Britse adverteerderbond (http://www.adassoc.org.uk/html/statistics.html) kwam op basis van gegevens van de mondiaal werkende WARC op een totaal rond €28,5 miljard (gecorrigeerd voor inflatie iets minder dan in 2005). Daarbij waren meer reclamevormen meegenomen. Volgens deze bron lag het persaandeel op 43,7% (landelijks dagbladen 10%, regiokranten 14,6%; consumentenbladen 4,3%; vakbladen 5,3%; gidsen en adresboeken 6,2%; persproductiekosten 3,4%). De TV was hier 2e met 24,1%; gevolgd door direct mail 12,2%; internetreclame 10,6%; buitenreclame 5,7%; radio 2,8% en bioscoop 1%. Tussen 2001 en 2006 vertienvoudigde het aandeel van internetreclame. In 2006 was het volgens OFCOM 14% van alle uitgaven; veruit het grootste aandeel binnen de EU. Het totale persaandeel zakte bijna 8%; vooral door de kranten want het aandeel van gidsen ging iets omhoog. De bijdragen van radio en TV daalden licht en die van buitenreclame steeg iets.

De Newspaper Marketing Association (http://www.nmauk.co.uk/) meldde voor de 1e helft van 2007 een persaandeel van 39% (regiopers 17%, landelijke pers 12%, consumentenbladen 5%, zakenbladen 5%). Bij de andere segmenten scoorde de TV het hoogst (23%), gevolgd door internet 15% (!!), direct mail 13%, buitenreclame 6%, radio 3% en bioscoop 1%. Volgens deze bron lagen de uitgaven voor deze periode rond €12,5 miljard. Hierin zijn de gidsen en adresboeken en de persproductiekosten echter niet meegenomen.

Uit een in 2006 uitgevoerd Brits onderzoek naar reclameontwijking kwam naar voren dat deze vorm van vermijdingsgedrag het hoogst scoort bij het lezen van gedrukte media (dagbladen 68%, tijdschriften 61%), gevolgd door het internet 52%, TV 44%, radio 16% en bioscoop 8%. Anderzijds vinden tijdschriftlezers (mede dankzij de vakbladen) reclame het meest klantgericht (60%), gevolgd door TV (38%) en internet (28%). Buitenreclame was in deze onderzoeken niet meegenomen.