Algemeen

Bronnen

Geraadpleegde internetbronnen over het Griekse medialandschap zijn wikipedia (allerlei spe­cifieke zaken en achtergronden), voor links, clubs, organisaties en kijkaandelen TV zenders: het EJC (centrum Europese journalistiek) op http://www.ejc.net/; over persvrijheid: de internationale persinstellingen IPI (http://www.freemedia.at/) en verslaggevers zonder grenzen (http://www.rsf.org/); over mediageschiedenis en achtergronden: “Windows on Greece” van het Griekse ministerie van BuZa en Press reference op http://www.pressreference.com/; over informatieniveau en politieke emancipatie: Eurobarometer 225, wave 63.1, over internetgebruik huishoudens en huishoudelijke uitgaven: Eurostat; over krantenoplagen en advertentie-uitgaven media: de Atheense bond van dagbladuitgevers AADNP (http://www.eihea.gr/), het Griekse CBS op http://www.statistics.gr/ voor jaaroplagen gedrukte media 2004, het 1e (en tot medio 2007 enige) uitgekomen verslag van het IOM (Griekse audiovisuele Instituut) over de audiovisuele sector via http://www.iom.gr/ (geschiedenis, uitzendvoorwaarden, marktaandelen en programma aanbod radio en TV zenders tot in 2003) en http://www.agbnielsen.com/ voor recente kijkcijfers. Up-to-date gegevens over marke­ting en media zijn, behalve op of via deze website, ook (maar dan tegen betaling) ver­krijgbaar via EAO (European Audiovisual Observatory; uitzendmedia 36 Europese landen), WAN (world association of newspapers), WARC (World Ad­vertising Research Centre) en FIPP (Internationale federatie periodiekenpers).

Achtergrond en huidige trends

De Griekse pers is vanaf haar begin sterk verweven geweest met de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen. De 1e kranten in het Grieks werden tussen 1784 en 1820 uitgegeven in Wenen door de daar gevestigde gemeenschap van invloedrijke en soms vermogende Griekse ballingen die waren gevlucht voor de Ottomaanse bezetter. Ze propageerden de ideeën van de verlichting en de Franse revolutie en ze brachten de lezer op de hoogte van de ontwikkelingen in Europa. Daarbij kreeg de strijd voor het recht op een eigen natie veel aandacht. De allereerste kranten werden onder Ottomaanse druk verboden door de Oostenrijkse autoriteiten. Omdat in Europa de steun voor het Griekse onafhankelijkheidsstreven groeide gebeurde dit na 1810 niet meer. Er doken toen ook in Parijs, Londen en Griekenland zelf, waar intussen een vrijheidsoorlog was begonnen, Griekse kranten op. De kranten uit deze periode boden wereldnieuws en een visie en propageerden burgerlijke vrijheden, waaronder de persvrijheid. In de roerige Griekse geschiedenis van de 19e en de 20e eeuw was naast nationalisme (het streven om oorspronkelijk Griekse volken weer bij Griekenland onder te brengen) de strijd tussen monarchisten en republikeinen toonaangevend. Buitenlandse interventies, vetes tussen politici, (burger)oorlogen en machtswisselingen (bijv via militaire coups) kwamen veel voor. Vooral de pers, die vaak aan de republikeinse en nationalistische kant stond, kreeg dikwijls te maken met onderdrukking, censuur, verschijningsverboden en ondergronds gaan. Stormachtige technologische ontwikkelingen en financiële steun droegen ertoe bij dat de eerste 10 jaar van de 20e eeuw uitgroeiden tot een gouden tijd voor de pers. Veel nog bestaande kranten zijn opgericht gedurende het interbellum.

Bij de opkomst van de radio speelde de overheid een relatief geringe rol. Bovendien geraakten bij machtswisselingen de publieke uitzendmedia meestal erg snel in handen van de partij die aan de macht kwam, hetgeen de opkomst van clandestiene radiozenders in de hand werkte. Private radiostations en radiopiraten werden zo in Griekenland erg populair. Tijdens het kolonelsregime (1967-1974) stonden de media onder strenge overheidscontrole. Het katharevousa (een soort hersteld oud Grieks) werd ingevoerd als standaardtaal. Censuur was toonaangevend en er kwam een heksenjacht op clandestiene pers en zenders. Een aantal kranten ging ondergronds. Na de val van dit regime koos het volk bij referendum voor de republiek. Kranten die uit waren blijven komen bleven vaak doorgaan. Ondergrondse kranten werden weer legaal en er kwamen ook nieuwe kranten. De grondwet van 1975 maakte nog niet direct een eind aan de invloed van overheid en politiek op de media. Wel bracht de nieuwe democratie een aanzienlijke verrijking van het medialandschap. In 1989 werd privaat eigendom van radio en TV zenders gelegaliseerd. Er kwamen meer zendgemachtigden, maar radiozenders bleven veelal zonder vergunning in de lucht. De gebondenheid van media aan politiek bleef langer prominent aanwezig dan in de meeste EU landen, al werd deze na 1990 ook in Griekenland geleidelijk minder belangrijk doordat de commercie meer een vinger in de pap kreeg. De pers probeerde toen om sterk dalende verkoopcijfers te compenseren met reclame-inkomsten, gespecialiseerde uitgaven die bij trends aansluiten en op de klant toegespitste cadeautjes en voorrechten. Veel kranten moesten sluiten en meer media kwamen in handen van minder uitgevers. Schatrijke ondernemers (bijv reders) werden vaker media-eigenaar en de invloed van monopolievorming en commercie, quotering van programma’s en bescherming van minderheden werden heftige punten van debat in de media.

De gemiddelde TV kijktijd is in Griekenland hoog naar EU maatstaven en ze neemt nog toe. Private radio en TV zenders blijven het een stuk beter doen dan de publieke omroep. Tussen 2000 en 2005 stegen de krantenverkopen weer met 26% en thans is de pers na de TV de belangrijkste informatiebron voor de Grieken. De dichtheid van kranten (78 per 1000 inwoners van 14+ in 2003) en periodieken (50 per 1000 rond 2000) en de internetdichtheid onder huishoudens (23% in 2006, EU15: 54%; EU25: 51%) zijn evenwel het laagst binnen de 15 EU landen van voor 2004. In 2005 lag onder Grieken van 15+ het volksdeel dat geïnteresseerd was in politiek en actualiteit boven het EU25 gemiddelde (75 om 67%) evenals het deel dat zich goed geïnformeerd achtte (63 om 58%). De rest van de Grieken vond zichzelf onvoldoende geïnformeerd. Het Griekse volksdeel dat dacht te weten hoe het de eigen stem moest laten horen aangaande politiek en publieke zaken lag in 2005 met 36% een fractie boven het EU25 gemiddelde (34%). Na 2000 is de invloed van de computer in het publieke domein in een als maar sterker wordende stroomversnelling geraakt. Alle belangrijke media zitten tegenwoordig online en bij perssites is gratis toegankelijke info gebruikelijk. Wel zijn er veel websites (ook van grote organisaties) alleen in het Grieks en in het cyrillisch. Veel Griekse mediamaatschappijen dromen van een mooie toekomst in de Balkan en verder weg. 

Pers/mediavrijheid

In de grondwet van 1975 werden censuur en andere overheidspraktijken die de persvrijheid in de weg staan verboden. Desondanks bleef de overheidscontrole over de publieke uitzendmedia in stand. Verouderde perswetten uit de jaren30 dictatuur van Metaxis bleven nog tot augustus 1994 van kracht. In 1987 kwam officieel een eind aan het staatsmonopolie over radio en tv, maar tot in 1989 bleven ze een krachtig propagandamiddel voor de regerende elite. In april 1989 werd besloten dat het staatsmonopolie op uitzenden tegen de Europese regels is. De regering van Andreas Papandreou viel even later omdat de pers ontsluierde hoe de medialiberalisering ruimte bood voor propaganda en vriendjespolitiek bij de staatsmedia. In oktober 1989 werd privaat eigendom van tv en radiostations toegestaan. In artikel 15 van de grondwet blijven een aantal regels die journalisten moeten beschermen beperkt tot de pers. Desondanks zijn de publieke uitzendmedia kritischer geworden op de regering. In 1994 kwam er een ministerie voor pers en massamedia (dat er sterk toe bijdroeg dat Athene in 2004 de Olympische spelen kreeg). Ook kreeg de regering een perswoordvoerder. Om mediaconcentratie en monopolievorming in de hand te houden mogen media-eigenaren op maximaal 2 mediaterreinen (radio, tv, pers) tegelijk actief zijn. Media-eigenaars van buiten de EU mogen hooguit een kwart in waarde bezitten van een Grieks medium. Vanaf 2000 zijn de TV en internetwetgeving aangepast aan Europese regels.

Recente ontwikkelingen en zaken qua persvrijheid

Het Griekse rechtssysteem geeft dikwijls een draai aan wetten die bedoeld zijn om de persvrijheid te dienen of om verdachten te beschermen die er op wijst dat het met Griekse magistraten slecht kersen eten is. Zo is het fotograferen en filmen van verdachten die terecht staan in Griekenland verboden. In februari 2006 ondervonden redacteur Constantinos Flamis en cameraman Thanasis Kafetzis van SuperB TV dat dit ook lijkt te gelden voor foto’s om de rechten van een verdachte te beschermen. Ze werden. tot 8 maanden veroordeeld omdat ze in het gerechtsgebouw van Patras de kwetsuren van een Albanees op de gevoelige plaat hadden vastgelegd. De journalisten wilden daarmee aantonen dat de Albanees door de politie was gemolesteerd nadat hij (deels bij vergissing) was gearresteerd op beschuldiging van dronken rijden in een gestolen auto. Eind 2006 was het vonnis tegen de journalisten vanwege hoger beroep nog aanhangig. Problemen onder de Albanese gemeenschap in Griekenland liggen gevoelig bij Griekse autoriteiten. In maart 2006 werden Albanese journalist Marko Caka van Klan TV en Panorama en cameraman Leonard Paloka hardhandig door de politie opgepakt en ondervraagd met slechts als rechtvaardiging achteraf dat hun auto een Albanees kenteken droeg. Ze deden onderzoek naar handel in Albanese kinderen en er bestaat een donkerbruin vermoeden dat ze betrokkenheid van de Griekse politie op het spoor waren.

In Griekenland gaan persvrijheidzaken vaak over gekrenkte eer en belediging, religie, afluisterpraktijken en gewelddadig optreden. Naast de Griekse geschiedenis met haar perioden van dictatuur en onderdrukking speelt daarbij mee dat de Grieken een expressief en heetgebakerd volk zijn en dat het sensatiegehalte in de Griekse berichtgeving nogal hoog is. Sommige Griekse rechters lijken de buik vol te hebben van sensatiepers. Journalist Makis Nodaros werd op 7 februari 2006 door het hof van Amaliada aangeklaagd wegens smaad. Hij had uit beschermingsoverwegingen in een artikel in Proti over een meisje dat seksueel werd uitgebuit en daardoor zwanger was geraakt haar naam niet had vermeld. Hij kon hiervoor 3 maanden tot 5 jaar + (vanwege belediging van het edele Griekse volk) ontzegging van burgerrechten krijgen. Eind 2006 was de zaak nog aanhangig. De zuidoost Europese mediaorganisatie SEEMO en de bond van Atheense dagbladjournalisten ESHEA (vaak bij monde van hun directie) hebben veel invloed op de mediavrijheid. SEEMO gaf in december 2006 haar jaarlijkse prijs voor mensenrechten en samenwerking aan journalist Abdulhalim Dede voor zijn bijdragen aan het verbeteren van de betrekkingen tussen voormalige aartsvijanden Griekenland en Turkije. Hij is een lid van de Turkse minderheid in het Griekse West-Tracië. Van deze prijsuitreiking was geen enkele foto te vinden op het internet.

In het najaar van 2005 kreeg radiozender Best 96.2 een bevel van hogerhand zonder nadere inhoudelijke toelichting. De overheden hadden besloten dat de zender uit de lucht moest wegens het uitslaan van vulgaire taal. De zender hield niet op met uitzenden, maar meldde het voorval wel bij verslaggevers zonder grenzen. Het struikelblok bleek een serie uitzendingen te zijn waarin presentator Grigoris Psarianos op cryptische wijze een kritische kijk gaf op de politiek en op alledaagse problemen van alledaagse Grieken. Begin november veroordeelde ESHEA de opdracht tot sluiting, maar eind 2006 liep de zaak nog. In januari 2006 bood onderminister van publieke orde Christos Markoyannakis verontwaardigd zijn ontslag aan bij premier Karamanlis. Meerdere TV stations hadden stiekeme opnames getoond waarop hij nogal uit zijn slof schoot tegen een openbare aanklager bij de Hoge Raad. In dezelfde maand werd professor Takis Aleksiou, ondanks een voorstel van de aanklager tot seponeren, door het hof van Rhodos veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 maanden. Een orthodoxe geestelijke had een door hem opgericht comité betiteld als een sekte die religieuze en nationale identiteiten corrumpeert. Daar had de prof zich dusdanig over opgewonden dat de geestelijke zich vernederd voelde. In maart werd de prof met steun van ESHEA echter vrijgesproken op grond van de vrijheid van meningsuiting. Journalist Aristea Bougatsou van het dagblad Kathimerini en van Sky radio werd in april 2006 door hoofdaanklager Dimitris Papangelopoulos uitgenodigd om beschuldigingen van afluisteren van journalisten door de Griekse geheime dienst hard te maken. Ze diende haar bewijzen in en wordt gesteund door ESHEA. Men is het afluisteren van 25 journalisten op het spoor. Journalist Stratis Balaskas van Eleftherotypia wordt door de ESHEA gesteund in een zaak die door de Griekse kustwacht tegen hem is aangespannen wegens belediging. Hij deed verslag van de mishandeling van bootvluchtelingen door kustwachten.

ESHEA en noordelijke journalistenclub ESHEMPHT protesteerden dikwijls tegen ontslag of wanbetaling van journalisten. In 2006 werd 4 keer melding gemaakt van agressie tegen journalisten door linkse demonstranten. Vaak gaat het bij incidenten uit deze hoek om journalisten van de publieke omroep. In één geval werden de journalisten bestookt met Molotovcocktails. Bij SEEMO kwamen veel meldingen binnen van homofobe mediaberichten of negatieve berichten over niet orthodoxe geloofsgemeenschappen die gesteund werden door gezagsdragers of door de orthodoxie. In 2006 stond Griekenland samen met Mauritius op de persvrijheidindex van verslaggevers zonder grenzen op een gedeelde 32e plek onder 222 landen op een wereldranglijst met 168 plaatsen (12e van de 15 EU landen van voor 2004).

Clubs en organisaties

De 2 grote Griekse persagentschappen waren tot voor kort het in 1895 opgerichte ANA (Atheense Nieuws Agentschap) en het MPA (Macedonische Pers Agentschap) dat uit 1921 stamt. In 2006 zijn beide agentschappen gefuseerd tot ANA/MPA. Daarnaast zijn er nog een aantal thema of regiogebonden agentschappen (bijv het Kretenzer of Aegeïsche persagentschap). Er zijn diverse journalistenbonden, waaronder ESHEA of ESIEA uit Athene en ESIAMPHT uit Thessaloniki. Journalistenbonden hebben vaak een eigen ethische code en een website in het cyrillisch. Ze zijn behoorlijk actief, maar in 2006 was slechts 48% van de journalisten er lid van. Grotere bonden van mediawerkgevers die over een website beschikken met Engelstalige informatie zijn de Atheense bond van dagbladuitgevers AADNP en de bond van tijdschriftuitgevers EDIPT. De ESR is de onafhankelijke nationale raad voor radio en TV die toeziet op de naleving van mediawetten en beroepscodes (inclusief adverteren en uitzendvergunningen). De nationale telecom en postcommissie EETT heeft een vergelijkbare rol op haar vakgebied. De TV ARCC (Audience Research Control Committee) houdt de TV kijkcijfers bij en Safenet ziet toe op beveiliging en ethiek bij het internet.  

Consumentengedrag en reclame

Van de Griekse huishoudelijke uitgaven ging in 2004 (het laatste jaar waar Eurostat voor Griekenland de gegevens over binnen had) naar EU25 maatstaven een groot deel op aan restaurants en hotels (18,4 om 8,9%), kleding en schoeisel (10,1 om 5,9%), onderwijs (1,6 om 1%), gezondheid (6 om 3,5%), eten en niet alcoholisch drinken (15 om 12,9%) en alcohol, tabak en narcotica (4,6 om 3,6%) en men gaf naar verhouding weinig uit aan vervoer (8,5 om 13,5%), directe woonlasten (15,4 om 21,3%), recreatie en cultuur (6 om 9,7%) en diverse zaken (5,9 om 10,7%). De uitgaven voor woningonderhoud en meubilair (6,2 om 6,4%) en voor communicatie (2,4 om 2,8%) weken weinig af van het Eu gemiddelde. De duidelijkste stijging zat tussen 2000 en 2004 in de (reeds hoge) horecabestedingen. Ook de uitgaven voor gezondheid en voor recreatie en cultuur gingen wat omhoog. De bestedingen voor eten en niet alcoholisch drinken en kleding en schoeisel vertoonden een dalende tendens.  

De internationale bond van tijdschriftuitgevers FIPP gaf voor 2005 een reclameomzet op via alle media van €2,2 miljard (wellicht door een wat premature berekening -10% ten opzichte van 2004). In 2006 werd volgens de Atheense bond van dagbladuitgevers in Griekenland in totaal voor ruim €2,7 miljard uitgegeven aan media-advertising. Daarin hadden juni en december het grootste aandeel (bijna €300 miljoen p/m) en augustus (€113 miljoen) en februari (€169 miljoen) het kleinste. Tot en met mei 2007 gingen alle uitgaven samen met 12% omhoog ten opzichte van de eerste 5 maanden van 2006. De stijging was het grootst bij de TV reclame (19%), gevolgd door radio (17%), kranten (14%); buiten, bioscoop en internetreclame (12%) en tijdschriftenreclame (9%). Qua medium is in Griekenland de bijdrage van tijdschriftenreclame het meest substantieel (37% in 2006), gevolgd door die van de TV (29%), kranten (17%), andere media (13%) en radio (4%). TV en radioreclame en reclame via het internet lijken terrein te winnen ten koste van tijdschriften en buitenreclame. Volgens het FIPP vielen de grootste magazineadverteerders van 2005 onder de categorie kleding, gevolgd door autobedrijven, warenhuizen, persoonlijke accessoires, meubilair, personenauto’s, schoonheid, gsm, make-up en reizen. In 2005 golden (in iedere geval bij tijdschriften) restricties voor reclame voor tabak en alcohol en reclame voor vrij verkochte medicijnen was in tijdschriften verboden. Ook financiële instellingen, sigarettenmerken, de publieke sector, huizenverkopers en hotel en restauranthouders adverteren veel.