Algemeen

Bronnen

Geraadpleegde internetbronnen over het Hongaarse medialandschap zijn wikipedia (allerlei spe­cifieke zaken en achtergronden), voor links, clubs en organisaties: het EJC (centrum Europese journalistiek) op http://www.ejc.net/; over persvrijheid: de internationale persinstellingen IPI (http://www.freemedia.at/) en verslaggevers zonder grenzen (http://www.rsf.org/); over mediageschiedenis en achtergronden: http://www.pressreference.com/ en http://www.hungary.hu/; over informatieniveau en politieke emancipatie: Eurobarometer 225, wave 63.1, over internetgebruik huishoudens en huishoudelijke uitgaven: Eurostat; over advertentie-uitgaven media: de EVD landenpagina van Hongarije onder “praktijk van het zakendoen”, over lezersbereik kranten en tijdschriften en luisterbereik radiozenders: http://www.szondaipsos.hu/en/ en voor kijkcijferonderzoek http://www.agbnielsen.com/. Up-to-date gegevens over marke­ting en media zijn, behalve op of via deze website, ook (maar dan tegen betaling) ver­krijgbaar via EAO (European Audiovisual Observatory; uitzendmedia 36 Europese landen), WAN (world association of newspapers: http://www.wan-press.org/), FIPP (Internationale federatie periodiekenpers) en WARC (World Ad­vertising Research Centre) op http://www.warc.com/.

Achtergrond, mediagroepen en huidige trends

De eerste krant in het Hongaars en de eerste (literaire) tijdschriften in het Duits kwamen in Hongarije uit aan het eind van de 18e eeuw. De 19e en begin 20e eeuwse Oostenrijks Hongaarse dubbelmonarchie kende een rijke journalistieke traditie. Veel media uit deze periode waren Duitstalig en veel vooraanstaande journalisten waren van joodse afkomst. Het beroemdste voorbeeld werd Joseph Pulitzer (1847-1911) vanwege de naar hem genoemde prestigieuze Amerikaanse onderscheidingen voor journalisten, schrijvers of componisten. Hij leefde vanaf 1863 in de VS en had daar veel succes met journalistiek voor de gewone man/vrouw die uitmondde in roddel en sensatiepers. Uit zijn nalatenschap werd een journalistenschool opgericht en ook de prijs werd ervan betaald. Na de communistische machtsovername van 1945 bleef van het vooroorlogse medialandschap weinig over. De media stonden 45 jaar lang onder staatscontrole. Na de Hongaarse opstand van 1956 werden een aantal journalisten die de revolte hadden gesteund geëxecuteerd of langdurig gevangen gezet, maar gedurende de rest van die tijd was het journaille loyaal aan het bewind. .

Wel bleef na 1985 het beleid van Glasnost (openheid) en Perestrojka (omvorming) van Sovjetpresi­dent Gorbatsjov niet lang meer onopgemerkt in Hongarije. Er kwam al snel persvrijheid en vrijheid van reizen en de grenzen gingen open. Eind 1989 werd Hongarije volksrepu­bliek af en regionale verkiezingen werden vrij. Op 23 oktober 1989 riep Mátyás Szürüs in zijn hoedanigheid van tussenpresident de 3e Hongaarse republiek uit en In 1990 waren de eerste vrije parlements­verkiezingen na 1947. Na 1990 kwamen er veel nieuwe gedrukte media, maar de oplagen gingen vooral bij de landelijke pers naar beneden. Hierdoor ontstond een heftige strijd om de gunst van de lezer die de inhoudelijke kwaliteit niet altijd ten goede kwam. Sommige kranten uit de tijd van de volksrepubliek bleven bestaan. In Hongarije is maar één grote rechtse krant, want de media richten zich sterk op het grote volksdeel dat in armoede leeft en ze staan bekend als links. Daarbij speelt partijgeest een grote rol. Nadat via de mediawet van 1996 commerciële zenders de ruimte kregen verloor de publieke omroep bijna al haar terrein aan de commerciëlen. De Hongaarse dagbladpers en commerciële digitale media geraakten grotendeels in handen van buitenlandse concerns. De Ringier groep uit Zwitserland, het Axel Springer concern en de WAZ groep uit Duitsland, het Engelse familiebedrijf Rohthermere, het voornamelijk Oostenrijkse Funk Verlag-Inform Stúdió, het Zweedse Metro, de RTL groep en de Scandinavische SBS groep werden grote spelers. Bij de commerciële radio kregen Amerikaanse concerns veel invloed. De Roma zigeuners kregen een eigen circuit van nieuwsmedia en een eigen persagentschap.

De gemiddelde TV kijktijd is in Hongarije hoog naar EU maatstaven en ze neemt nog toe. Uit een verslag van het Italiaanse CBS (ISTAT) van een tijdbestedingonderzoek uit 2005 onder 20 tot 75 jarigen in 10 EU landen kwam naar voren dat de leden van Hongaarse steekproef de meeste vrije tijd staken in TV en video kijken (mannen 2u49min, vrouwen 2u37 minuten p/d). Tegelijkertijd was de hoeveelheid vrije tijd die men in lezen stak bij mannen het kleinst (22 minuten) en bij vrouwen het op 2 na kleinst (27 minuten). De dichtheid van kranten in Hongarije lag volgens encyclopedia Brittanica in 2004 op 181 per 1000 inwoners van 14+ (gemiddeld naar EU maatstaven), maar volgens Press Reference lag ze zo’n 12 jaar eerder op of boven 400/1000. Tussen 2002 en 2006 daalden volgens WAN de dagbladoplagen met 9%, maar in 2005 (0,7%) en 2006 (0,6%) was de neerging gering in vergelijking met de jaren daarvoor. De internetdichtheid onder huishoudens (32%, EU27: 51%) was in 2006 de op 4 na laagste binnen de EU. In 2005 was onder Hongaren van 15+ de interesse in politiek en actualiteit laag naar EU25 maatstaven (59% geïnteresseerd, bij 5 laagste EU25; EU25 67%) en het deel dat zich goed geïnformeerd achtte was het kleinste binnen de EU25 (43 om 58%). De rest van de Hongaren achtte zichzelf onvoldoende geïnformeerd. Ook het Hongaarse volksdeel dat dacht te weten hoe het de eigen stem moest laten horen aangaande politiek en publieke zaken lag in 2005 met 26% onder het EU25 gemiddelde (34%). Na 2000 is de invloed van de computer in het publieke domein wel sterk toegenomen. De meeste kranten en tijdschriften hebben tegenwoordig online edities en ook een aantal radiozenders kan online worden beluisterd. Verder zijn er discussieforums en archieven. Origo van voormalige telecom monopolist Matäv en Index zijn pure online nieuws en dienstenportalen.

Wetgeving

De mediawet kent beperkingen in het eigendom van audiovisuele media (niet van de pers). Hongaarse eigenaars van landelijke kranten en van landelijke TV zenders mogen over en weer geen holding hebben. Ook bij regionale radio en TV zenders en regiopers onderling zijn de mogelijkheden wettelijk beperkt. Buitenlandse omroepinvesteerders moeten 25% Hongaars eigendom toestaan. Publieke omroepen moeten aan een aantal regels voldoen aangaande verdeling van uitzendtijd (voldoende nieuws, informatie, educatie, cultuur, religie en uitzendingen in minderhedentalen en voor etnische Hongaren in buitenlanden). Sinds 2005 is de overheid bij wet verplicht om haar plannen en procedures op het internet te publiceren. 

Pers/mediavrijheid

In 1986 kwam er een perswet die meer vrijheid toeliet en in 1989 werd de grondwet van 1949 aangepast aan de nieuwe situatie. Onder de persvrijheid valt ook de vrijheid om mediakanalen te lanceren en uit te geven en een verbod op censuur. In artikel 61 van wet 20 van de grondwet worden de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting gegarandeerd. In 1994 werd een wetsartikel dat kritiek op publieke autoriteiten beperkte verruimd, maar de overheid bleef tegen kritiek aanhikken. In 2000 schrapte men een artikel dat het opzettelijk verspreiden van paniek verbood omdat het tegen journalisten werd gebruikt, maar tegelijkertijd werd een wet aangenomen die het mogelijk maakte om journalistieke horzels bij voortdurende hinder aan te klagen. Deze laatste wet lokte veel kritiek uit binnen en buiten Hongarije. Door de mediawet van 1996, die ruimte maakte voor commerciële uitzendmedia, kwamen de uitzendmedia losser te staan van de overheid. De aanpassing van deze mediawet aan EU regels kostte in Hongarije echter veel moeite waardoor de Hongaarse filmindustrie aanzienlijke Europese subsidies misliep. Ook de sites van de meeste belangrijkste mediaorganen (zoals die van oplagebureau MATESZ) zijn mogelijk in verband hiermee louter Hongaarstalig. Bij een verkoop van uitzendfrequenties in 2000 werd de publieke omroep voorgetrokken ten opzichte van internationale aanbieders als de BBC, radio France en Deutsche Welle.

Overheidscensuur mag in Hongarije officieel niet, maar de overheid was tot in 2002 weinig scheutig met informatie en daardoor weinig transparant. Ook zijn zittende overheden vaak beschuldigd van politieke en financiële druk bij omroepen om gunstig voor de dag te komen. Hongaarse overheden bleven erg gevoelig ten aanzien van mediakritiek. Rond 2000 werd de populaire wekelijkse talkshow “Heti Hetes” (7 dagen) op RTL Klub, waarin politici van alle partijen voor schut werden gezet, sterk gedwarsboomd door de autoriteiten. De beste grappen werden op den duur niet meer uitgezonden en 2 weken voor de verkiezingen van 2002 werd de uitzending tijdelijk gestaakt. Ook werd een TV uitzending waarin kritische schrijver Péter Kende een belangrijk aandeel had, uit de lucht gehaald. Tegelijkertijd kreeg de schrijver thuis een inval van de belasting en werden in winkels al zijn boeken opgekocht. Tijdens de verkiezingscampagne van 2002 liet de zittende regering regelmatig voor haarzelf gunstige peilingen publiceren in overheidskranten. Mede daardoor won de oppositie de verkiezingen. Door de heersende partijgeest in combinatie met een zwakke ethiek en geringe verdiensten laten ook journalisten van de andere kant zich echter gemakkelijk ompraten en omkopen. Door de polarisatie wordt in de Hongaarse media over en weer veel met modder gegooid. Door hun indruk van partijdigheid werden de oude publieke TV zenders alleen maar meer impopulair en na 2000 geraakten ze in een identiteitscrises. De zenders werden omgedoopt in M1 en M2 en in 2006 nam men de kreet “úitzenders van waarden” aan als motto. In 2007 verhuisde de publieke TV omroep van het centrum van Boedapest naar de buitenwijken. 

Recente ontwikkelingen en zaken qua persvrijheid

Mediarechtszaken rond het thema laster komen in Hongarije regelmatig voor. In september 2006, 50 jaar na de Hongaarse revolte, deed een bekentenis van socialistische premier Ferenc Gyurcsany heel wat meer stof opwaaien dan de herdenking van de opstand. Om een hervormingsbeleid af te dwingen gaf Gyurcsany in een speech voor zijn partij toe dat hij tijdens de verkiezingscampagne van april, die tot zijn herverkiezing leidde, de economische stand van zaken bewust veel te gunstig had voorgesteld en het volk dus had voorgelogen. Dit mondde uit in massale protesten van rechts tegen de regering en de publieke omroep die honderden gewonden en arrestaties opleverden. Tijdens de rellen werd het gebouw van de publieke TV zender MTV bestormd en bezet door enkele duizenden demonstranten zodat men de uitzendingen enkele uren moest staken. Berichten over ultrarechtse plannen om  bommen te plaatsen damden in de dagen daarna de protesten weer in. Het hoofd van MTV, Zoltan Rudi, bepleitte nadien het herinstellen van kijkgeld om de publieke omroep los te maken van overheidssubsidie en daarmee van zittende regeringen. Vergelijkbare geluiden kwamen uit de EU en uit het wereldwijd werkende Open Society Institute voor bevordering van mensenrechten en welzijn van de in 1930 in Boedapest geboren Hongaarsjoodse filantroop George Soros (uitspraak: Sorosj: http://www.soros.org/) In 2006 stond Hongarije samen met Letland, Portugal en Slovenië op de persvrijheidindex van verslaggevers zonder grenzen op een 10e plek op een wereldranglijst met 168 plaatsen voor 222 landen.

Clubs, organisaties en instanties

Het in 1881 opgerichte staatsnieuwsagentschap MTI (Magyar Távirati Iroda), dat vroeger het monopolie had, is nog steeds toonaangevend. Kleinere agentschappen zijn het Europress fotoagentschap van Axel Springer Verlag en het in misdaad en calamiteiten gespecialiseerde Hongaarse agentschap Havaria Press. Het Roma Pers Centrum is een non-profit agentschap dat de Roma gemeenschap vertegenwoordigt. De grootste journalistenbond is de nationale bond MÜOSZ. Daarnaast vigeren als alternatieve journalistenbonden de Roomse MAKÜSZ, de conservatieve MÜK en de bond van sportjournalisten MSÜSZ. Uitgevers, eigenaars en werkgevers van kranten hebben zich verenigd in de bond van Hongaarse krantenuitgevers MLE en de online media hebben de bond van inhoud voorzieners MTE opgericht. De grootste radio en TV zendgemachtigden zitten in de Hongaarse bond van digitale uitzenders MEME. De overheidsinstelling ORTT (nationale radio en TV raad) verdeelt de uitzendfrequenties en ziet toe op de naleving van de mediawetgeving. Ze behandelt ook ethische klachten over bijv de inhoud van uitzendingen of over TV reclame. De voorzitter van de club wordt voorgedragen door de president en benoemd door de premier. De leden ervan zitten in het parlement  en de raad moet zich daar ook verantwoorden. Na de protesten van 2006 zijn er stemmen opgegaan om de raad onafhankelijk te maken van de politiek.  

Om sociale lasten te omzeilen zijn in Hongarije weinig journalisten bekend bij de belastingdienst. Ze staan zelden ingeschreven bij hun medium en in voorkomende gevallen staan ze hooguit voor het minimumloon op de loonlijst. Freelance journalisten en onderzoeksjournalistiek komen in ieder geval in de pers weinig voor omdat afzonderlijke artikelen te slecht worden betaald.

Consumentengedrag en reclame

Van de Hongaarse huishoudelijke uitgaven ging in 2006 naar EU25 maatstaven een groot deel op aan eten en (niet alcoholisch) drinken (17,5%, EU 12,8% in 2005); alcohol, tabak en narcotica (8,3 om 3,6%), communicatie (5 om 2,8%), vervoer (16,2 om 13,5%), woninginrichting en onderhoud (7,3 om 6,3%) en onderwijs (1,2 om 1%) en men gaf naar verhouding weinig uit aan kleding en schoeisel (3,5 om 5,8%), restaurants en hotels (5,2 om 8,9%), directe woonlasten (18,8 om 21,7%), recreatie en cultuur (8,3 om 9,5%) en diverse zaken (8,2 om 10,7%). De uitgaven voor gezondheid weken met 3,5% nauwelijks af van het EU gemiddelde. De duidelijkste stijging zat tussen 2000 en 2006 in de bestedingen voor vervoer, horeca, recreatie en cultuur en woninginrichting en onderhoud. De uitgaven voor communicatie vertoonden in 2006 een uitschieter naar boven en het toch al lage aandeel van de bestedingen voor kleding en schoeisel ging nog verder naar beneden. De EVD vermeldt op haar landensite dat Euromonitor de Hongaarse reclame-uitgaven voor 2006 schatte op € 2,42 miljard (+16% ten opzichte van de € 2,08 miljard van 2005). Daarvan ging een naar EU maatstaven uitzonderlijk groot deel (70%; € 1,7 miljard, +18%) naar TV reclame, gevolgd door reclame in de gedrukte media 22% (€ 524 miljoen, +17%), buitenreclame 4% (€ 109 miljoen, +5%) en radioreclame 3% (€ 80 miljoen, +6%). Het restant (1%) ging op aan bioscoop en internetreclame. Volgens de gegevens van het WAN was in 2006 sprake van een stijging in alle advertentie-uitgaven van 18% t.o.v 2005 (kranten +17%, tijdschriften +18%). In Hongarije wordt volgens AGB Nielsen het meeste uitgegeven aan reclame in oktober en november en het minste in januari. Naar centraal Europese maatstaven besteedde een groot aandeel Hongaren in 2006 aandacht aan kranten en tijdschriftenreclame (17 om 7%) en 10% vond deze reclame nuttig. Recentelijk is tabaksreclame verboden en alcoholreclame ingeperkt.