Algemeen
Gebruikte bronnen
De Tsjechië pagina van het EJC (centrum Europese journalistiek) op http://www.ejc.net/ biedt info over mediabronnen en organisaties. Informatie over mediageschiedenis en achtergronden van EU landen is te vinden via http://www.pressreference.com/. Op de landenwebsites van de EVD (http://www.evd.nl/ internationale activiteiten, landen, Tsjechië, praktijk zakendoen) staan gegevens over reclame-uitgaven en mediaconsumptie in 2005. Via de site http://www.uvdt.cz/ van de Tsjechische uitgeversbond zijn onder ABC recente oplagegegevens te vinden in het Tsjechisch met een verklarende Engelstalige tekst. Voor een aantal specifieke zaken, achtergronden en details werd Wikipedia gebruikt als internetbron. Het adres http://www2.rozhlas.cz/informace/onas/brozura04_engl.pdf levert een Engelstalige informatiebrochure op uit 2005 van de Tsjechische publieke radio-omroep. Op het adres http://www.apsv.cz/pdf/2006-0110-3103.pdf staat een lijst met de marktaandelen van alle Tsjechische radiozenders tussen oktober 2006 en maart 2007. Via de Engelstalige pagina van http://www.ceskatelevize.cz/ (rechts onderaan op de Tsjechischtalige pagina) is allerlei informatie te krijgen over de publieke TV van Tsjechië. Via http://www.ato.cz/ zijn actuele kijkcijfers en gegevens over meest bekeken programma’s te vinden.
De EU cultuurbeleid site http://www.culturalpolicies.net/ bevat tevens mediagegevens voor de meeste EU landen. ORF Medienforschung biedt op http://mediaresearch.orf.at/ international info over de uitzendmedia in deze landen (incl. een link naar IP international met gegevens over ontvangstvormen en kijkgedrag in de EU). “Media power in Europe”, een internetuitgave uit 2007 van de Europese federatie van Journalisten IFJ, geeft een overzicht van het media-eigendom in de EU landen rond 2005. Verschillende gegevens komen van Eurostat. Het betreft hier een tijdsbestedingonderzoek uit 2006, het internetgebruik van huishoudens (zie onder science and technology) en huishoudelijke uitgaven (onder population and social conditions/ living conditions). E communications household Survey uit april 2007 van Eurobarometer geeft info over vormen van TV ontvangst en communicatiediensten. Eurobarometer 225 wave 63.1 behandelt het informatieniveau en de mate van politieke emancipatie in de EU. M.b.t persvrijheid wordt verwezen naar verslaggevers zonder grenzen (http://www.rsf.org/: persvrijheidindex onder “regular reports”) en naar de internationale persinstellingen IPI (http://www.freemedia.at/) en Freedom House. Up-to-date gedetailleerde info over marketing en media is, behalve op of via deze website, ook (maar dan wel tegen betaling) verkrijgbaar via EAO (European Audiovisual Observatory), WAN (world association of newspapers, WARC (reclameresearch) en FIPP (Internationale federatie periodiekenpers).
Achtergronden en mediageschiedenis
Tsjechië heeft ruim 10 miljoen inwoners en bestaat uit de landsdelen Bohemen in het westen (Čechy op zijn Tsjechisch) met 80% van de bevolking, Moravië in het oosten met 13% van de bevolking en Tsjechisch Silezië in het uiterste noordoosten. De regio is zo vruchtbaar dat ver voor de uitvinding van de landbouw jager-verzamelaars er flinke vaste nederzettingen op na konden houden. In de 6e tot de 2e eeuw v Chr. vestigden zich Kelten in het gebied (Bohemen ontleent zijn naam aan de Keltische stam van de Bojers). Kort na het begin van de christelijke jaartelling arriveerden Germaanse Markomannen die door de Romeinen uit het Duitse Thüringen waren verdreven en ze verjoegen veel Bojers. Tussen de 1e en de 6e eeuw na Chr. kwamen Slavische stammen uit Rusland in het huidige Tsjechië. Deze legden de basis voor de landstaal van nu.
Tussen 833 en 906 was het land onderdeel van het Groot Moravische rijk dat een flink deel van Centraal Europa besloeg. In 906 viel dit rijk door toedoen van de Magyaren uiteen. Rond die tijd kwam in Bohemen de inheemse dynastie van de Přemysliden op. In 925 plaatste de roomse Přemysl hertog Wenceslaus (Václav) I Bohemen onder protectie van het Duitse rijk. In 935 werd hij vermoord in opdracht van zijn broer Bolislav I. Hij is nu de beschermheilige van Tsjechië en er is een bekend plein in Praag naar hem genoemd. In 1029 werd Moravië samengevoegd met Bohemen. De Přemysliden kregen van de Duitsers de titel van koning en deze werd in 1198 erfelijk. Dit alles droeg bij aan een grote autonomie van hun grondgebied. In de 13e eeuw vestigden zich veel Duitsers in de noordelijke en westelijke grensgebieden van het huidige Tsjechië. Dit werden de Sudetenduitsers. Deze hadden aan het begin van de 2e wereldoorlog een beweging voor aansluiting bij Duitsland. Voor Hitler vormde dat al snel de aanleiding om heel Tsjechië maar in te pikken. Na de 2e wereldoorlog werden alle Sudetenduitsers door de Tsjechen het land uitgejaagd.
De Přemysliden breidden hun rijk uit met Polen en Hongarije, maar met Wenceslaus III stierven ze uit. In 1310 werd Jan de Blinde van het huis Luxemburg door keizer Hendrik VII benoemd tot leenheer van Bohemen. Karel I, de zoon van Jan de Blinde, werd als Karel IV Duits keizer en Praag werd het centrum van het heilige roomse rijk. In 2006 is Karel IV door de Tsjechische publieke TV kijkers dan ook verkozen tot grootste Tsjech aller tijden. Onder zijn zoons en opvolgers verzetten de Tsjechen zich tegen de verduitsing van de regio. Eind 14e eeuw mondde de spanning tussen de Duitse geestelijkheid en het Tsjechische volk uit in de hervormingsbeweging van Jan Hus die in 1415 op de brandstapel stierf. Gedurende de 15e eeuw kregen de Hussieten de overhand en ze vertegenwoordigde het Tsjechisch nationaal bewustzijn. In de 16e eeuw werd hun beweging deels opgeslokt door het Lutheranisme en een ander deel keurde het protestantisme af. In november 1620 versloeg het Heilige Roomse rijk een protestants Boheems leger in de slag op de witte berg. Daarmee kwam een einde aan de godsdienstvrijheid en de protestanten vluchtten het land uit. Tot 1918 kregen de roomse Habsburgers het voor het zeggen. Deze periode ging aanvankelijk gepaard met een hernieuwde verduitsing, onderdrukking van de Tsjechische identiteit en censuur. Tussen 1740 en 1763 verloor Bohemen via de 3 Silezische oorlogen Silezië aan Pruisen.
In 1781 werd het lijfeigendom afgeschaft en protestanten kregen weer bestaansrecht. Feitelijke kritiek op machthebbers was voortaan toegestaan, maar bijgeloof werd gecensureerd. Geïnspireerd vanuit de verlichting en de romantiek leefde het Tsjechisch nationaal bewustzijn tijdens de 19e eeuw opnieuw op met historicus František Palacký (1798-1876) als belangrijkste voorman. Hij schreef ondermeer een Tsjechisch geschiedenisboek en gaf een literair tijdschrift uit. Zijn beweging zag echter geen kans om de Duitse hegemonie te doorbreken. Ze had tot 1867 (met een onderbreking in 1848 en 1849 waarin 30 krantentitels uitkwamen) veel last van hernieuwde Habsburgse censuur. Na 1867 werd de mate van censuur binnen het rijk overgelaten aan de regio. Ook toen nog werden in Tsjechië vaak artikelen in beslag genomen en journalisten een tijdje het cachot ingegooid wegens ordeverstoring.
Doordat na de 1e wereldoorlog het Oostenrijks Duitse rijk ophield met bestaan kon op 14 oktober 1918 de Tsjecho-Slowaakse beweging, met Tómáš Masaryk en Edward Beneš als Tsjechische leiders, een zelfstandige republiek uitroepen. Dit werd de 1e republiek met Masaryk als president. Tsjechen vormden daarin met 46% de grootste bevolkingsgroep, met Duitsers (26%) als 2e en Slowaken (13%) als 3e. De republiek werkte samen met Roemenië en Joegoslavië en kreeg veel steun van Frankrijk. Door een overwicht van gematigde partijen was de situatie politiek vrij stabiel en er bestond een redelijke mediavrijheid. Wel werd censuur uitgeoefend om bedreiging van de democratie en obsceniteit te bestrijden. Na 1930 won onder Sudetenduitsers het nationalisme terrein en in Slowakije kreeg onder Jozef Tiso de klerikaal fascistische volkspartij veel invloed. Reeds tijdens de 1e republiek speelden de verschillen tussen Tsjechen en Slowaken op. De Tsjechen waren met veel meer. Ze waren welvarender (meer industrie) en minder godsdienstig (thans behoort Tsjechië met Nederland en Estland tot de meest onkerkelijke EU landen) en hadden een andere geschiedenis (minder Hongaarse invloeden) en andere minderheden. Voor de 2e wereldoorlog leefden in Tsjechië erg veel Sudetenduitsers en in Slowakije vooral Hongaren en Roma zigeuners. Al met al ervoeren de Slowaken de Tsjechen van het begin af aan als paternalistisch.
Tijdens de 2e wereldoorlog werden de media die nog toegestaan waren volledig gecensureerd door de bezetter. Beneš vormde een regering in ballingschap in Londen. Omdat hij teleurgesteld was in de westerse geallieerden richtte hij zich op de Sovjet-Unie. Daardoor konden de communisten na de bevrijding in 1945 snel aan invloed winnen. In 1946 werd hun leider Klement Gottwald onder de 2e republiek premier van een coalitie van communisten en andere partijen. Tsjecho-Slowakije weigerde Marshallhulp en toen de communisten minder populair werden grepen ze in 1948 de macht. Begin 50er jaren voerden de communisten onder Gottwald zuiveringen door. Na een iets liberaler intermezzo woei er vanaf 1957 met het aantreden van Novotny opnieuw een Stalinistische wind. Door economische tegenslagen moest hij zijn beleid na 1963 echter matigen.
Na het intermezzo van de Praagse lente van 1968, met de even bescheiden als minzame Slowaak Alexander Dubček (1921-1992) als boegbeeld en leider, werden onder Gustav Husak (ook Slowaak) de pogingen tot censuur versterkt. Het kwam ditmaal echter niet veel verder dan dweilen met de kraan open, want voor publicaties die verboden werden kwamen steeds vervangers en ook de ondergrondse pers groeide weer. In 1977 ontstond de burgerrechtenbeweging Charta 77 doordat de regering van Husak, in strijd met eerder gedane beloften, in 1976 een undergroundband (Plastic people of the universe) had verboden. De latere president Václav Havel was één van de grondleggers. Deze mensenrechtenbeweging van de intellectuele elite, die tot 1992 zou bestaan, wilde een constructieve dialoog met de overheid. Ze zat achter de fluwelen revolutie van 1989, had veel steun in het westen, maar was niet representatief voor de Tsjechische bevolking. Die schikte zich veelal in de situatie vanuit een conformistische, consumptieve, op eigen korte termijnvoordeel gerichte, apolitieke houding en een nederig passieve opstelling. Dit ingesleten patroon werkte na de fluwelen revolutie uiteraard nog door en het vertraagde de ontwikkeling.
Tussen 1945 en 1948 mochten de gedrukte media al vrijwel geen kritiek publiceren op plannen en beleid van de regering. Wel waren media van alle politieke richtingen toegestaan. In de communistische tijd stopten de meeste niet communistische perspublicaties en de censuur was aanvankelijk erg strikt. Kritiek op de planeconomie was verboden en de media waren in staatshanden. Naast de officiële partijorganen waren er echter andere bronnen; bijv vanuit de kerk, jongeren, kunstenaars en intellectuelen. Voor zover die ondergronds waren vielen ze onder de z.g.n samizdad pers. Ook leerde men tussen de regels door te lezen. Daarnaast werd door wie de taal machtig was geluisterd naar de BBC en Voice of America en gekeken naar de Oostenrijkse en West-Duitse TV. Radio Free Europe werd echter veelvuldig gestoord. Tsjechen en Slowaken hadden vaak eigen versies van staatsmedia. Ook bestonden er eigen media. Zo was het 1e TV net gemeenschappelijk en 2e Tsjechisch (het in 1980 ingestelde 3e net had een programma uit de Sovjet-Unie). De Tsjechische media waren wat meer gericht op wat in het volk leefde en wat minder op de partijlijn dan hun Slowaakse evenknie. Vooral bij de Tsjechische uitzendmedia was de censuur relatief mild. De val van het communisme werd in Tsjechië ingeleid door de oprichting door Havel van de overkoepelende organisatie van anticommunisten Burgerforum op 19-11-1989. Burgerforum won de vrije verkiezingen van 1990 en mocht de 1e regering vormen van de 3e republiek.
De ontwikkelingen van na 1990 hadden (net als in andere voormalige Oostblok EU landen) in Tsjechië hun weerslag op de media. Daartoe behoren de privatisering van staatsbedrijven, de toevloed van buitenlands kapitaal, de toenemende buitenlandse invloed op bezit en inhoud van de media, de concentratie van het mediabezit bij een beperkt aantal eigenaars en de komst van gratis landelijke kranten. De buitenlandse invloed komt in Tsjechië uit Duitsland, Zwitserland, de VS, Frankrijk, Scandinavië en Finland en ze doet zich het sterkst voor bij de pers. Kort na de val van het communisme werd persvrijheid ingesteld, maar journalisten moest daar erg aan wennen. Ook werden commerciële uitzendmedia wettelijk mogelijk. De uitgevers van staatsmedia privatiseerden, waarbij het vaak schimmig toeging.
De 3e republiek was geen lang leven beschoren, want in 1993 werden Tsjechië en Slowakije na onderling overleg onafhankelijk staten. In Tsjechië werd de conservatieve Václav Claus premier en Václav Havel werd president. In 2003 werd Havel in die hoedanigheid opgevolgd door Claus. M.n buitenlandse uitgevers brachten na 1993 veel nieuwe titels. In de perswereld bleef tot 1996 het standpunt overheersen dat Claus alle problemen zou oplossen en dat regeringskritiek de democratie kon ondermijnen. Journalisten werden soms door de partij van Claus betaald om gunstig te schrijven over de regering en sommige politici hadden een deal met journalisten om in ruil voor primeurtjes e.d. een goed woordje voor hen te doen. Adverteerders werden eveneens door de pers in bescherming genomen. Om oplagen en kijk en luistercijfers op peil te houden publiceerde men vooral wat het publiek graag wilde vernemen. Dit verhoogde het roddel en sensatiegehalte in de media. Een veel voorkomende klacht over de Tsjechische media is dat feiten, meningen en persoonlijke voorkeuren moeilijk van elkaar zijn te onderscheiden.
Mediagroepen: pers
Het Zwitserse Ringier is met Ringier ČR (http://www.ringier.cz/) de grootste persuitgever in Tsjechië. Begin 2008 publiceerde men 14 titels. De roddelkrant Blesk (Bliksem) was tezamen met haar 6 bijlagen verantwoordelijk voor de helft van de titels en veruit het grootste deel van de oplagen. Ringier ČR beschikte verder over 2 drukkerijen. Het marktaandeel bij de dagbladen lag in 2005 op 19% en men had een aandeel van 27% in de grootste persdistributeur in het land PNS (Post & Newspaper Service). PNS was voor de rest in handen van de krantenuitgever Rheinische Post Gruppe en tijdschriftuitgevers Bauer Verlag en Sanoma. In 2005 distribueerde het concern via deze 4 uitgevers 80% van de persuitgaven en het bedreigde daarmee het voortbestaan van distributeur MPK (Media Print Kapa).
De Duitse Rheinische Post Gruppe had in 2005 via haar Tsjechische poot Mafra een meerderheidsbelang in 2 landelijke dagbladen, waaronder één grote. Daarnaast bezat Rheinische Post 20% van de VLP (Vltava-Labe-Press: http://www.vlp.cz/) groep. Deze grootste uitgever van regiokranten was voor de rest in handen van PNP (Passauer Neue Presse). In februari 2008 had VLP 73 dagbladtitels, 11 weekkranten, een landelijke roddelkrant en (via Astrosat) enkele grote TV gidsen in het fonds. Tijdschriftenuitgever Sanoma Praha (http://www.sanoma.cz/) gaf toen 15 consumententijdschriften uit. Bauer Verlag CZ (http://www.bauermedia.cz/ beschikte over 17 titels, Burda Praha (onderdeel van Burda Verlag Osteuropa; http://www.burda.cz/) over 26 en Axel Springer Praha (http://www.axelspringer.cz/) over 7. De Franse uitgever Hachette Filipacchi 2000 spol is voor 51% in handen van de Franse Lagardère groep en voor de rest van het Tsjechische Komunikace 2000. Lagardère bezit via CZ Press drukkerijen, via HDS distribueert ze internationale uitgaven en via HDS Retail CZ exploiteert ze kiosken. Uitgever Economia (onderdeel van Dow Jones-Handelsblatt) geeft economische publicaties uit en de enige Tsjechische persuitgever Borgis publiceert de grote landelijke krant Pravo (Rechten).
Mediagroepen: uitzendmedia en kabelexploitanten
In 2007 beschikte de publieke radio-omroep Český Rozhlas over een10tal zenders, waaronder één met 13 regiokanalen. De hoofdzender CRI radiozurnal had in 2005 het grootste landelijke marktaandeel (27,5%), gevolgd door de commerciële zenders Radio Impuls (11,9%) van Londa LTD van het Duitse Eurocast en Frekvence I (10,1%). De laatste zender behoort toe aan de Franse Lagardère groep, de grootste commerciële radio-eigenaar in Tsjechië. Deze beschikte ondermeer ook over de 3e commerciële zender Evropa2 en over Info radio. RRM (Regié Radio Music) van Lagardère verzorgt de publiciteit en reclame voor een flink aantal landelijke, regionale en lokale Tsjechische radiozenders. Regionale commerciële radiozenders hadden in 2005 een marktaandeel van 40%. In 2007 beschikte de publieke TV omroep Česká Televize over 4 zenders. De beide grootste ČT 1 en 2 haalden in 2005 marktaandelen van respectievelijk 22% en 8%. TV Nova van het Amerikaanse CME was in 2005 met 43% marktaandeel veruit de grootste commerciële zender, gevolgd door TV Prima (20% aandeel, sinds 2005 een 50% bezit van het Zweedse Modern Times en de Tsjechische GES holding). In 2005 telde Tsjechië 15 satelliet en 94 kabel TV zendgemachtigden.
In 2005 had hooguit 20% van de Tsjechische huishoudingen een kabelaansluiting. De Nederlandse kabelmaatschappij United Pan-Europe Communications van het Amerikaanse Liberty Global is eigenaar van UPC Česka Republica die met 400.000 abonnees de grootste was. UPC’s grootste concurrent One Team (ontstaan via een fusie van TES van het Amerikaanse ING Baring met Intercable van KPN uit Nederland) had 270.0000 abonnees. Czech Link van UPC, de enige commerciële betaal satelliet TV dienst, had 58.000 klanten.
Mediaconsumptie en maatschappelijk engagement
In 2004 was het aandeel dagbladlezers met 183 per 1000 inwoners (bron Unesco) gemiddeld naar EU maatstaven. WAN meldde in haar World Presstrends overzicht van 4 juni 2007 voor betaalde dagbladen tussen 2002 en 2006 een oplagestijging van 1,2%, maar in 2006 was sprake van een lichte daling (-1,8%). Volgens IP international (via ORF Medienforschung) waren de TV consumptie (216 min p/d, EU 227 min in 2005) en de radioconsumptie (167 min in 2002) qua tijd aan de lage kant. In 2006 bezat 97,4% van de huishoudens TV (EU 98%); 55,5% video (EU25 65%) en 20,4% DVD (EU 52%; bron IP international). In 2007 had volgens Eurostat 35% van de huishoudens internetaansluiting (EU27: 54%). De drukste bezochte media internetsites behoren bijna allemaal toe aan omroepbladen. Het volksdeel van 15+ met interesse in politiek en actualiteit lag in 2005 boven het EU27 gemiddelde (74 om 67%). Het deel dat zich goed geïnformeerd achtte lag daar ook iets boven (60 om 58%), maar het deel dat dacht te weten hoe het de eigen stem moest laten horen aangaande politiek en publieke zaken lag er onder (26 om 34%). Het gedeelte dat vond dat het te weinig invloed heeft op het regeringsbeleid (89%) behoorde tot de hoogste binnen de EU (81%). In 2006 genoot van de publieksmedia TV (73%; EU 53%) het meeste vertrouwen onder de bevolking, gevolgd door radio (70%, EU 63%) en pers (57%; EU 44%). Het volksdeel met vertrouwen in het internet (55%) was het grootste binnen de EU (34%), maar het deel met vertrouwen in politici (15%) behoorde tot de kleinste binnen de landengemeenschap.
Mediawetgeving
Vrijheid van meningsuiting, persvrijheid en een verbod op censuur staan omschreven in artikel 17 van de Tsjechische grondwet van 1992. De vrijheid kan bij wet worden ingeperkt in het kader van privacybescherming, beroepsmatige zwijgplicht, vertrouwelijkheid van eigendomsverhoudingen, lopende straf en rechtszaken en staatsgeheimen. De Tsjechische perswet omschrijft rechten en plichten van uitgevers, maar er staan geen regels in voor eigendom of inhoud van de media. Wel is er een omroepwet die één en ander regelt bij de uitzendmedia. De uitgeversbond heeft in 2000 een gedragscode opgesteld voor de pers en de Tsjechische persraad houdt daar toezicht op. In deze gedragscode ligt nadruk op waarheidsgetrouwe berichtgeving, bronvermelding, rectificatieplicht en het vermijden van persoonlijk gewin en van bijna alle denkbare vormen van discriminatie. Ook de journalistenbond heeft een eigen gedragscode. Naast een aantal van de bovenvermelde zaken en accenten worden daarin expliciet vermijding van discriminatie wegens seksuele geaardheid, recht op hoor en wederhoor, vertrouwelijkheid en een verbod op plagiaat benoemd.
Volgens de omroepwet van 2001 heeft Tsjechië een duaal stelsel (publieke en commerciële omroepen). Deze wet bevat ook regels over mededinging en mediaconcentratie. Buitenlandse media-eigenaars wordt daarbij het leven niet al te moeilijk gemaakt. Wel moeten de Tsjechen vertegenwoordigd zijn in hun ondernemingen die in Tsjechië uitzenden. Een natuurlijke of rechtspersoon die landelijk uitzendt mag hooguit één landelijke analoge zendvergunning hebben en niet deelnemen in andere landelijk werkende omroepen. Landelijke omroepen mogen ook niet met elkaar fuseren. De grens voor landelijk ligt bij een dekking van 70% van de Tsjechische bevolking, ook voor eigenaars van meerdere lokale/regionale omroepen met analoge aardeontvangst. Wie voor meer dan 40% deelneemt in een omroeporganisatie of anderszins in de zin van artikel 10 en 11 van de wet op de mededinging een doorslaggevende machtspositie bezit heeft deelnameverplichtingen. In zo’n geval moeten fusies worden aangemeld bij de omroepraad zodat deze kan toezien op machtsmisbruik. De Tsjechische uitzendwetten zijn aangepast aan de Europese TV zonder grenzen richtlijnen.
Mediavrijheid
In 1993 kwam in Tsjechië een 2e vertaalde druk uit van Mein Kampf van Hitler. Het verbod op deze publicatie in 2000 gaf een extra stimulans aan de discussie over het spanningsveld tussen vrijheid van meningsuiting en de beperkende risico’s van extremistische overtuigingen. In 2001 werd een eerdere veroordeling van uitgever Michael Zitko van het epistel door het hooggerechtshof in Praag op procedurele gronden niet ontvankelijk verklaard. In datzelfde jaar bevestigde een aanklacht van de overheid tegen het opinieweekblad Respekt de problemen die kritische onderzoeksjournalistiek in Tsjechië kan opleveren. Het blad had een vlammend artikel gepubliceerd met de strekking dat een kabinet, dat beloofd had de corruptie aan te pakken, de strijd tegen corruptie had verloren. Dit was de ministers flink in het verkeerde keelgat geschoten en ze eisten ieder afzonderlijk schadevergoedingen die dusdanig opliepen dat het blad failliet was gegaan wanneer de eisen waren toegekend. Op 17 januari 2004 werd Respekt verslaggever Tomáš Němeček voor zijn huis in elkaar geslagen door criminelen die niet van zijn onderzoeksbevindingen waren gediend en 2 jaar later raakte hij zijn bijbaantje bij de Tsjechische publieke radio kwijt na zijn commentaar op een amendement op een kerkwet. De redacteur die het commentaar uitzond vloog ook de laan uit.
Kort voor de parlementsverkiezingen van begin juni 2006 presenteerde politiekolonel Jan Kubice van de georganiseerde misdaadeenheid een geheim rapport aan het huis van afgevaardigden over vermoede banden tussen de georganiseerde misdaad en overheidsfunctionarissen van de regerende Sociaal Democratische ČSSD. Daarin werden ook de vorige premier Stanislav Gross en de toen zittende premier Jiri Paroubek met name genoemd. Het verslag werd eerder gepubliceerd dan gepland omdat er dingen waren uitgelekt. In het kader van het onderzoek dat volgde werd bij zo’n 20 politici en journalisten en in het huis van afgevaardigden, bij het ministerie van BIZA en bij de publieke radio de telefoon afgetapt. In de media werden vermoedens geuit dat ook de Sociaal Democratische partij ČSSD toestemming had gezocht om telefoons af te luisteren, ondermeer die van Kubice. Eind januari 2008 besloot de openbare aanklager dat Kubice geen wetten had overtreden. Voor de beschuldigingen aan het adres van premiers in zijn uitgelekte rapport was echter evenmin grond. Intussen had de ČSSD de verkiezingen en het regeringspluche wel verloren
In 2007 kwamen bij het IPI geen meldingen binnen over Tsjechië. Met de gezamenlijke invloed op de media van overheidswetten, politiek en economie en van benadeling, fysieke bedreiging of geweld tegen journalisten was Tsjechië op de persvrijheidindex van verslaggevers zonder grenzen van 2006 op 2007 echter gezakt van de 5e naar de 14e plaats (9e van de EU27). Door de vele gedeelde posities telde de lijst 169 plaatsen voor 222 landen.
Clubs, organisaties en instanties
ČTK is het enige Tsjechische nieuwsagentschap. De belangrijkste mediabonden zijn de Tsjechische bond van krantenuitgevers UVDT en de bond van private radio-omroepen APSV. In de bond van TV organisaties ATO zijn zowel publieke als commerciële omroepen vertegenwoordigd. De ATO doet mediaresearch voor alle omroepen. Bij de Tsjechische journalistenbond is volgens de Tsjechië pagina van het EJC slechts een klein deel van de journalisten aangesloten. De bond kent een onafhankelijke ethische commissie die klachten behandelt. De publieke radio omroep Česky Rozhlas, de publieke TV omroep Česla Televize en het persagentschap ČTK zijn onafhankelijke publiekrechtelijke ondernemingen die onder controle staan van het parlement. Voor de rest zijn de media in private handen. De Tsjechische radio en TV raad (omroepraad) van de publieke omroep houdt zich behalve met het toewijzen van frequenties en het verlenen van zendvergunningen ook onledig met het bewaken van de onafhankelijkheid en genuanceerdheid van de omroepen en van mededinging en mediaconcentratie. De leden van de raad worden door het parlement benoemd. Op initiatief van Tsjechische adverteerders is in 1994 een zelfregulerende raad voor Adverteren opgezet.
Consumentengedrag en reclame
Het gedeelte van hun budget dat Tsjechische huishoudens spenderen aan genotsmiddelen (alcohol, tabak en narcotica; de Tsjechen zijn de grootste bierdrinkers van de EU) behoort tot de 3 hoogste binnen de EU27, maar het werd tussen 2002 en 2006 wel wat kleiner. Ook het gedeelte voor eten en (niet alcoholisch) drinken, kleding en schoeisel en restaurants en hotels ging naar beneden. Het deel dat uitgegeven wordt voor onderwijs behoort tot de 3 kleinste binnen de EU. Het budgetgedeelte voor woonlasten, gezondheid én communicatie vertoonde een stijgende tendens. Naar EU maatstaven gaven Tsjechische huishoudens een groot deel van hun budget uit aan genotsmiddelen (7,8 om 3,5%), communicatie (3,8 om 2,7%), eten en drinken (15,5 om 12,8%), recreatie en cultuur (11,1 om 9,4%) en directe woonlasten (22,7 om 21,9%) en een klein deel aan onderwijs (0,6 om 1,0%), gezondheid (2,0 om 3,4%), vervoer (11,5 om 13,6%), kleding en schoeisel (4,6 om 5,7%), restaurants en hotels (6,2 om 9%), diversen (8,6 om 10,8) en meubilair en woningonderhoud (5,6 om 6,2%).
Volgens marktonderzoeksbureau Euromonitor werd in 2005 in Tsjechië voor €1,4 miljard besteed aan mediareclame (bron EVD). Voor 2006 werd een stijging verwacht van 9% naar ruim €1,5 miljard. In 2005 ging het grootste deel (45%; €624 miljoen) naar TV reclame, gevolgd door pers (40%; €565 miljoen), radio (8%, €116 miljoen), buiten (5%; €69 miljoen), internet (ruim 1%, €16 miljoen) en bioscoopreclame (0,5%, €6 miljoen). Het aandeel van internetreclame groeit het snelst en het lag in 2006 rond 2%. Ook de verkopen via internetwinkels stijgen erg snel. Voor 2008 verwachten ze een omzet van €850 miljoen. Naast de gebruikelijke vormen van mediareclame zijn vakbeurzen in Tsjechië populair. Verder worden in winkels opmerkelijk vaak producten gepresenteerd. In het land zijn ruim 3000 reclamebureaus actief. De 60 leden die de Tsjechische bond van adverteerders AČRA (http://www.acra-mk.cz/) in 2005 telde namen volgens de EVD zo’n 80% van de reclameomzet voor hun rekening. In februari 2008 had deze bond 51 leden.
Uit een in 2006 uitgevoerd Brits onderzoek naar reclameontwijking kwam naar voren dat deze vorm van vermijdingsgedrag het hoogst scoort bij het lezen van gedrukte media (dagbladen 68%, tijdschriften 61%), gevolgd door het internet 52%, TV 44%, radio 16% en bioscoop 8%. Buitenreclame was in dit onderzoek niet meegenomen. |