Algemeen

Bronnen

Voor een aantal spe­cifieke zaken en achtergronden werd Wikipedia gebruikt als internetbron over het medialandschap van Letland. De Letland pagina van het EJC (centrum Europese journalistiek) op http://www.ejc.net/ biedt links naar organisaties, ondermeer naar TNS (luister en kijkcijfers en reclamebestedingen) en naar uitgeversclub LPIA (oplagen). Ook de site van universalMcCan media news geeft recente informatie over oplagen van gedrukte media, kijk en luisteraandelen en kijkcijfers voor Letland. Met betrekking tot de persvrij­heid kan verwezen worden naar: de internationale persinstellingen IPI (http://www.freemedia.at/) en verslaggevers zon­der grenzen (http://www.rsf.org/). Informatie over mediageschiedenis en achtergronden is te vinden op http://www.pressreference.com/. In Eurobarometer 225 wave 63.1 staan gegevens over informatieniveau en politieke emancipatie van de EU Europeaan in het algemeen en de Let in het bijzonder: Op de site van Eurostat staan recente gegevens over internetgebruik van huishoudens en over huishoudelijke uitgaven: Up-to-date gedetailleerde gegevens over marke­ting en media zijn, behalve op of via deze website, ook (maar dan wel tegen betaling) ver­krijgbaar via EAO (European Audiovisual Observatory; uitzendmedia 36 Europese landen), WAN (world association of newspapers, FIPP (Internationale federatie periodiekenpers) en WARC (World Ad­vertising Research Centre) op http://www.warc.com/.

Achtergrond, mediagroepen en huidige trends

In de 12e eeuw kwamen er al Duitse missionarissen in Letland en de aanwezigheid van Duitsers heeft sinds de tijd van de Hanzesteden een stempel gedrukt op het gebied. De onderlinge verstandhouding met de Letten was door de bank genomen goed. In Letland verschenen in ieder geval in de 18e eeuw kranten en tijdschriften in het Duits. De 1e krant in het Letlands werd in 1822 uitgebracht door Duitse onderwijzers en predikanten. Vanaf het begin van de 20e eeuw tot de Russische bezetting in 1940 kwam een keur aan eigen Letlandse kranten en tijdschriften uit. De 1e radio-uitzending van de toen vrije Letten vond plaats op 1 november 1925. Na 1933 kregen Duitse naziesympathisanten en hun trawanten meer invloed. Tijdens de oorlog vond rond 20% van de Letlandse bevolking een voortijdig einde. Gedurende de Sovjetperiode drukten de Sovjets hun stempel op de media. Onder het bewind van Stalin werden ruim 130.000 Letten gedeporteerd en ruim 51.000 gearresteerd. Honderdduizenden bewoners van Sovjetrepublieken waren op hun beurt naar Letland gedeporteerd zodat het autochtone Letlandse volksdeel tussen 1935 en 1989 daalde van 75 naar 52%. In 2006 was 59% van de bevolking autochtoon Lets en 35% had wortels in de voormalige Sovjet-Unie (28,5% in Rusland). Beide volksdelen hebben hun eigen mediacircuit. Pogingen tot 2taligheid bij de pers sloegen t/m 2004 niet aan omdat men over en weer met excrementen bleef gooien. Nadien kwam er een 2talige gratis krant. Bij uitzendmedia is de scheiding minder uitgesproken. Op TV kijkt ruim de helft van beide bevolkingsgroepen wel naar elkaars uitzendingen. Het mediavertrouwen is bij de meerderheid van autochtone Letten groter dan bij het Russische volksdeel. De TV werd in 2005 vertrouwd door 72% van de Letten en  57% van de Russen en de pers door 67% van de Letten en 47% van de Russen.

Vanaf 1986 begon het beleid van vrijheid van meningsuiting van Sovjetpresident Michael Gorbatsjov (glasnost) in Letland effect te sorteren. De struisvogelpolitiek verdween en er kon worden gepubliceerd over het bestaan van misdaad, drugs, arbeidsongevallen en milieuproblematiek. Naar aanleiding van kritisch artikelen (ondermeer in het tijdschrift Literatura un Maksla) werden in 1987 de bouw van een waterkrachtcentrale in de Dougavarivier en de aanleg van een metro in Riga afgeblazen door de opperste Sovjet van Letland vanwege de milieurisico’s. De in 1986 opgerichte mensenrechtengroep Helsinki 86 legde bloemen bij het Letse vrijheidsmonument om de deportaties van 1941 te herdenken. Ook werd een milieubeschermingclub opgericht die uitgroeide uit tot één van de invloedrijkste massabewegingen. In de jaren nadien werd de roep om onafhankelijkheid sterker met als één van de hoogtepunten de Baltische weg, een menselijke rij van 600 km door de 3 Baltische staten ter herinnering aan het verraad van het Molotov-Ribbentroppact. In 1991 stapte het land uit de Sovjet-Unie en in 1994 vertrokken de laatste Russische troepen. Letlandse journalisten moesten na de Sovjetperiode ervaring opbouwen in onafhankelijke onderzoeksjournalistiek. De herwonnen onafhankelijkheid ging gepaard met de afschaffing van oude media en het in het leven roepen van nieuwe. In de pers spelen belangengroepen die politiek bedrijven om er geld aan te verdienen een belangrijkere rol dan bij de TV. De publieke radio en TV worden grotendeels (in 2002 voor 80%) gesubsidieerd door de overheid. De rest komt van reclame en sponsors. Een wetsvoorstel om omroepbijdragen in te voeren heeft het niet gehaald. De commerciële TV (die het volledig van reclame en sponsors moet hebben) heeft een veel groter marktaandeel dan de publieke TV. Bij de radio zijn de publieke zenders duidelijk dominant.

Volgens het landenverslag voor 2006 van Freedom house over Letland is het eigendom van media niet altijd even doorzichtig. In Letland heeft de mediaconcentratie minder toegeslagen dan in de meeste andere EU landen. Ze is nog het duidelijkst merkbaar bij de dagbladpers en in de distributie en verkoop. De grootste krant Diena is tezamen met eenderde van de lokale pers en een aantal tijdschriften grotendeels eigendom van de Zweedse Bonnier groep. Preses Tirgus controleert 80% van de groothandel en het Noorse Narvesen heeft 60% van de verkooppunten in handen. De oliemaatschappij Ventspils Nafta met burgemeester Aivars Lembergs van Ventspils als CEO bezit 3 of 4 kranten. Het eigendom van de oliemaatschappij zelf is echter in nevelen gehuld. De Parex bank en uitgever Aleksey Sheinin hebben veel inbreng bij enkele Russische kranten. In 2005 hadden 6 uitgevers 60% van de gedrukte media in handen. Dit waren vooral kranten. De markt van tijdschriften en commerciële uitzendmedia is meer versnipperd. De Zweedse Modern Times group, eigenaar van de internationale gratis krant Metro en van het TV netwerk Viasat, bezit de 2 grote commerciële TV zenders TV3 en 3+ Baltic. Het grootste commerciële TV kanaal LNT is voor 60% in Poolse handen.

In 2006 lag het deel van de vrije tijd dat door Letten tussen 20 en 75 jaar werd besteed aan TV en video kijken boven het gemiddelde van 14 EU25 landen (vrouwen 47%, EU landen 43%; mannen 48%, EU landen 40%). Naar de maatstaven van de EU landen die na 2003 lid werden was het tijdsdeel dat hier in werd gestoken echter niet buitensporig groot. Encyclopedia Brittanica gaf voor 2004 een dagbladdichtheid aan onder 14plussers van 154 per 1000 inwoners (bij laagste 5 EU25). Tussen 2004 en 2006 daalden de krantenoplagen. De internetdichtheid onder huishoudens lag in 2006 met 42% nog onder het EU27 gemiddelde (49%). Men is echter duidelijk met een inhaalrace bezig, want sinds 2004 is de stijging de grootste binnen de EU27. In 2005 lag onder Letten van 15+ de interesse in politiek en actualiteit boven het EU25 gemiddelde (74% geïnteresseerd, EU25 67%) en ook het deel dat zich goed geïnformeerd achtte lag daar wat boven (61 om 58%). Van de rest van de Letten achtte 37% zichzelf onvoldoende geïnformeerd en 2% kon het niet inschatten. Het volksdeel dat dacht te weten hoe het de eigen stem moest laten horen aangaande politiek en publieke zaken was naar EU25 maatstaven echter aan de kleine kant (28% om 34%).

Wetgeving en mediavrijheid

De vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid staan omschreven in artikel 100 van de Letse grondwet. De oorspronkelijke versie daarvan stamt uit 1922, het begin van de 1e onafhankelijkheid. Een perswet uit 1990 verbiedt censuur. In 1994 is de verkoop van ultranationalistische Russischtalige kranten via een plaatselijke verordening wel verboden. De pers en mediawetten verbieden het kwetsen of het toebrengen van schade aan eer en goede naam van natuurlijke en rechtspersonen. Ook is wetgeving aangenomen tegen racisme en etnisch geweld (het bekogelen van homo-optochten met excrementen en eieren wordt echter gedoogd). De voornaamste wet op de uitzendmedia kreeg zijn beslag in 1995. De Letse wetgeving tegen monopolievorming bij digitale media laat veel ruimte open voor eigen interpretatie en creatieve oplossingen. De regels voor media-eigendom hebben nauwelijks tot meer doorzicht geleid. Zo kan de regel dat een oprichter van een mediabedrijf of diens familie maximaal voor een kwart eigenaar mag zijn van en ander mediabedrijf gemakkelijk worden omzeild via registratie buiten Letland. Ook bij de pers zijn eigendom en bedrijfsvoering soms weinig doorzichtig. Zendgemachtigden moeten zich houden aan de Europese programmaquota zoals voorgesteld door TWF (Television without Borders). Zo moet minstens 51% van de programma-inhoud uit de EU komen, minstens 40% moet in de eigen taal zijn (waarmee in Letland het grote Russischtalige volksdeel in principe buiten spel staat) en minstens 10% moet afkomstig zijn van onafhankelijke producers (voor minder dan een kwart eigendom van de zendgemachtigde). Nieuws, sport, spelletjes, reclame, teleshopping en teletekst vallen buiten de quoteringen. Deze regels zijn in 1998 opgenomen in de mediawet. Met de gezamenlijke invloed op de media van overheidswetten, politiek en economie en qua benadeling, fysieke bedreiging of geweld tegen journalisten scoort Letland internationaal tamelijk goed op persvrijheid. In 2006 deelde men op de persvrijheidindex van verslaggevers zonder grenzen samen met Hongarije, Portugal en Slovenië een 10e plek op een wereldranglijst die door de vele gedeelde posities 168 plaatsen telde voor 222 landen. Ondanks dat journalisten in Letland meestal in alle rust kunnen werken verliepen 2006 en 2007 niet geheel rimpelloos.

Reeds tijdens de Sovjetperiode (in 1951) kwam er een wet die het redacteurs en uitgevers toestond om hun bronnen te verzwijgen. Recentelijk heeft dit punt nog opgespeeld. In maart 2006 eiste een rechtbank in Riga dat de krant “Neatkariga rita avize” (Onafhankelijke Ochtendkrant) de bronnen bekend maakte van haar artikelen over corruptie omdat daarin sprake zou zijn van onthulling van staatsgeheim. Er is recentelijk echter een wet aangenomen die stelt dat informatie over corruptie geen staatsgeheim kan zijn. Ook TV verslaggeefster Ilze Jaunalksne van het extreem populaire actualiteitenprogramma De Facto wist van deze wet. Via haar programma kwamen in 2006 gedragingen van politici naar buiten die het daglicht niet kunnen verdragen (bijv het achterover drukken van overheidsgeld en het kopen van stemmen). Dit leidde ondermeer tot het ontslag van een belangrijke minister. Eén en ander had tot gevolg dat de telefoon van Ilze Jaunalksne door de overheid werd afgetapt om achter haar bronnen te komen. De resultaten daarvan werden aan de grote klok gehangen. De rechter van het hooggerechtshof, die opdracht had gegeven tot het aftappen, werd ontslagen en Jaunalksne kreeg rond €150.000 morele schadevergoeding. Het hoofd van de nieuwsafdeling van de Letse publieke TV Gundars Reders is in 2007 echter weggepromoveerd naar Brussel en in juni werd programmadirectrice Arta Giga van De Facto overgeplaatst om triviale redenen (herhaaldelijke kleine tijdsoverschrijdingen en het éénmalige gebruik van een lelijk woord). Doordat de publieke uitzendmedia grotendeels van belastinggeld bestaan vindt de overheid kennelijk dat die zich in moeten houden als het over overheidscorruptie gaat.

Clubs, organisaties en instanties

De belangrijkste persagentschappen zijn het nationale agentschap LETA en het persagentschap van de Baltische staten BNS (Baltic News Service). In 2007 had de Letlandse bond van Persuitgevers LPIA (in het Engels LPPA) 38 leden. De Letlandse journalistenbond heeft weinig gezag en treedt niet op als vakbond of als zelfregulerend orgaan. Het ledental neemt dan ook af. Via de mediawet van 1995 werd de nationale uitzendraad NRTP ingesteld. Ze geeft zendmachtigingen aan commerciële omroepen en regelt de publieke en commerciële uitzendmedia en de inhoud van de TV. Ze mag sancties opleggen bij verboden reclame; het uitzenden van geweld, haat of porno of het niet voldoen aan uitzendregels. De boetes die nu en dan worden uitgedeeld zijn echter dusdanig laag dat ze voor de gestrafte doorgaans een lachertje vormen. Er zijn klachten geweest over gebrek aan onafhankelijkheid van de raad. Ze is er diverse keren van beschuldigd dat ze zich liet beïnvloeden door commerciële belanghebbenden en overheidsfunctionarissen en geen krachtig standpunt innam.

Consumentengedrag en reclame

Van de Letse huishoudelijke uitgaven ging in 2005  naar EU27 maatstaven een groot deel op aan educatie (2,6 om 1%), eten en (niet alcoholisch) drinken (22,2 om 12,8%); alcohol, tabak en narcotica (7 om 3,6%), communicatie (4,2 om 2,8%), kleding en schoeisel (7,1 om 5,8%) en gezondheid (4,1 om 3,5%). Men gaf naar verhouding weinig uit aan diversen (3,8%, laagste EU, EU 10,7%); meubilair en woningonderhoud (3,6%, laagste EU25, EU 6,3%), restaurants en hotels (5,4 om 8,9%), recreatie en cultuur (7,6 om 9,5%), vervoer (11,2 om 13,5% en woonlasten (21 om 21,7%). Na 2003 gingen de uitgaven voor meubilair en onderhoud,  restaurants en hotels en vervoer omhoog en die voor eten en drinken, alcohol en tabak, gezondheid en diversen vertoonden een dalende tendens.

De economie van Letland groeit tegenwoordig erg snel. In 2006 stegen de advertentie-uitgaven ten opzichte van 2005 met 27% (de sterkste groei in de 3 Baltische staten) naar €108 miljoen netto en €165 miljoen bruto. Het grootste deel van de netto-uitgaven (€ 40 miljoen, +31%) ging naar reclame via TV, gevolgd door dagbladen (€ 26,3 miljoen; +8,5%); tijdschriften (€ 15,7 miljoen; +16%), radio (€11,5 miljoen; +26%), buitenreclame (€9,1 miljoen; +46%), internetreclame (€ 4,6 miljoen; +94%) en bioscoopreclame (€ 630.000; +84%). Het meeste werd uitgegeven in mei en tussen oktober en december en het minste in januari en februari, gevolgd door de vakantiemaanden juli en augustus. De grootste adverteerders in Letland waren Procter & Gamble, TELE2, LMT, Bite, Reckitt Benckider, Coca Cola HBC, L’Oreal, Colgate Palmolive, Maxima en Unilever en de grootste productgroepen mobiele communicatie, financiële instellingen en diensten, huishoudhygiëne, auto’s, kleinhandel, concerten en festivals etc, remedies, haarverzorging, frisdranken en personeelsadvertenties.