Algemeen

Gebruikte bronnen

De Slowakije pagina van het EJC (centrum Europese journalistiek) op http://www.ejc.net/ biedt info over mediabronnen en organisaties. Infor­matie over mediageschiedenis en achtergronden van EU landen is te vinden via http://www.pressreference.com/ en specifiek voor Slowakije op http://bratis lava.region.sk/ via de stappen history, milestones. Via de zoekwoorden “Czech Slovak media comparison” vindt men een overzicht uit het archief van het Open Society Institute van de Tsjecho-Slowaakse pers in de communistische tijd. Uit het uit 2000 daterende PDF document “Medien und Politik in der Slowakei” komt informatie over de achtergrond en politieke kleur van de belangrijkste media. De site http://www. wieninternational.at/ biedt via de stappen English, Slovakia, media general een tamelijk recent overzicht van het Slowaakse medialandschap. Op de lan­denwebsites van de EVD (http://www.evd.nl/ inter­nationale activitei­ten, landen, Slowakije, prak­tijk zakendoen) staan gegevens over reclame-uitgaven en mediaconsumptie in 2006. Voor een aantal specifieke zaken, achtergronden en details werd Wikipedia gebruikt als internet­bron.

De EU cultuurbeleid site http://www.culturalpolicies.net/ bevat tevens mediagegevens voor de meeste EU landen. ORF Medienforschung biedt op http://mediaresearch.orf.at/ international info over de uitzendmedia in deze landen (incl. een link naar IP international met gegevens over ontvangstvormen en kijkgedrag in de EU). “Media power in Eu­rope”, een internetuitgave uit 2007 van de Europese federatie van Jour­nalisten IFJ, geeft een over­zicht van het media-eigendom in de EU landen rond 2005. Verschillende ge­gevens komen van Eurostat. Het betreft hier een tijdsbesteding­onderzoek uit 2006, het inter­netge­bruik van huishoudens (zie onder science and technology) en huishoudelijke uitga­ven (onder population and social conditions/ living conditions). E communications household Survey uit april 2007 van Eurobarometer geeft info over vormen van TV ontvangst en com­municatie­diensten. Eurobarometer 225 wave 63.1 behandelt het informatieniveau en de mate van politieke emancipatie in de EU. M.b.t persvrij­heid kan ver­wezen worden naar ver­slaggevers zon­der grenzen (http://www.rsf.org/: persvrijheidindex onder “re­gular re­ports”) en naar de internatio­nale persinstellingen IPI (http://www.freemedia.at/) en Freedom House. Up-to-date gedetailleerde info over marke­ting en media is, behalve op of via deze web­site, ook (maar dan wel tegen betaling) ver­krijg­baar via EAO (European Audiovisual Obser­va­tory), WAN (world association of newspapers, WARC (re­clameresearch) en FIPP (Inter­nationale federatie periodiekenpers).

Achtergronden en mediageschiedenis

Als centraal gelegen en vruchtbare Europese regio kent het grondgebied van het huidige Slowakije een roerige geschiedenis met veel invasies en oorlogen. In de periode voor het begin van de christelijke jaartelling vestigden zich er ondermeer Illyriërs, Kelten en Germanen. Tussen de 1e en de 4e eeuw lieten de Romeinen hun sporen na en in de 5e en 6e eeuw arriveerden er Slavische stammen. Deze legde de basis voor de huidige taal en de meeste Slowaken beschouwen hen als hun voorouders. Tussen 623 en 645 vormde hun leider Samo de eerste Slavische staat. De Avaren en Magyaren, de voorouders van de Hongaren, drukten echter ook een belangrijk stempel op het gebied. Tussen 905 en 1918 hadden de Hongaren het in grote delen van het huidige Slowakije voor het zeggen. Wel namen ze de levensstijl en de roomse religie van de Slowaken over. Ook nu nog vormen ze met 11% de grootste minderheid onder de bevolking van zo’n 5,5 miljoen. In 1526 werden de Hongaren in de slag bij Mohacs verslagen door de Turken. Daardoor werd 10 jaar later Bratislava hoofdstad en regeringscentrum van het koninkrijk Hongarije onder de Oostenrijks-Hongaarse Habsburgers. Dat bleef zo tot in 1784. In de tussentijd werden daar 19 vorsten gekroond. Op Slowaaks grondgebied werden echter tegelijkertijd oorlogen uitgevochten met de Turken en in en buiten Bratislava werden opstanden neergeslagen tegen de Habsburgers.

In de loop van de 18e eeuw verschenen de eerste perspublicaties; eerst in het Latijn, daarna in het Duits en vervolgens in het Hongaars en het Slowaaks. In de 19e eeuw was de opkomst van de nationalistische beweging (met veel protestante leden) een belangrijke factor. Ludovit Štur (1811-1856) was de meest toonaangevende voorman. Hij was redacteur van enkele nationalistische perspublicaties. Voor het overige verschenen de meeste perspublicaties in het Duits of Hongaars. In Bratislava was voor ruim 50% van de bevolking één van deze beide talen spreektaal en de stad stond in het buitenland bekend onder de Duitse naam Pressburg (Presspurk in het Slowaaks) of de Hongaarse naam Poszony. De mate van persvrijheid wisselde in de 19e eeuw. In haar streven naar onafhankelijkheid zocht de Slowaakse nationalistische beweging steun bij de Tsjechen. Na de 1e wereldoorlog werd de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie opgeheven en met ingang van 1919 werd Slowakije onderdeel van Tsjecho-Slowakije. Het vooroorlogse Tsjecho-Slowakije  wordt de 1e republiek genoemd en het (voornamelijk communistische ) naoorlogse Tsjecho-Slowakije de 2e republiek. Reeds tijdens de 1e republiek speelden de verschillen tussen Tsjechen en Slowaken op. De Tsjechen waren met meer en ze waren welvarender (meer industrie) en minder godsdienstig. Ook hadden ze een andere geschiedenis (minder Hongaarse invloeden) en andere minderheden. Voor de 2e wereldoorlog leefden in Tsjechië erg veel Sudetenduitsers en in Slowakije vooral Hongaren en Roma zigeuners (de Karpatenduitsers in Slowakije waren met veel minder). Al met al ervoeren de Slowaken de Tsjechen van het begin af aan als paternalistisch.

De 1e republiek kende een redelijke mediavrijheid evenals de coalitieregering van communisten en andere partijen die het tussen 1945 en 1948 voor het zeggen had. In de communistische tijd stopten de meeste niet communistische perspublicaties en de censuur was aanvankelijk strikt. Kritiek op de planeconomie was verboden en de media waren in staatshanden. Naast de officiële partijorganen waren er echter andere, vaak ondergrondse, bronnen (bijv vanuit de kerk, jongeren, kunstenaars en intellectuelen). Ook leerde men tussen de regels door te lezen. Daarnaast werd door wie de taal machtig was geluisterd naar de BBC en Voice of America en gekeken naar de Oostenrijkse en West-Duitse TV. Radio Free Europe werd echter veelvuldig gestoord. Tsjechen en Slowaken hadden vaak eigen versies van staatsmedia. Daarnaast bestonden er eigen media. Zo was het 1e TV net gemeenschappelijk en 2e Slowaaks (het in 1980 ingestelde 3e net had een programma uit de Sovjet-Unie). Na het intermezzo van de Praagse lente van 1968, met de even bescheiden als minzame Slowaak Alexander Dubček als boegbeeld en leider, keerde de censuur onder Gustav Husak (ook Slowaak) versterkt terug. De Charta 77 beweging van de intellectuele elite, die zich verzette tegen de onderdrukking en achter de fluwelen revolutie van 1989 zat, was niet representatief voor de bevolking. Het merendeel van de Tsjecho-Slowaken schikte zich in de bestaande situatie door het ontwikkelen van een conformistische, consumptieve, op eigen korte termijnvoordeel gerichte, apolitieke houding en een nederig passieve opstelling. Dit ingesleten patroon werkte na de fluwelen revolutie uiteraard nog door en het vertraagde de ontwikkeling. 

Direct na de val van het communisme werd persvrijheid ingesteld. Sommige grote perstitels uit de communistische tijd bleven bestaan. Door de vele nieuwe titels groeiden het aantal titels en ook de oplagen echter sterk en er kwamen private uitzendmedia op. In dit stadium privatiseerden de redacties hun publicaties door de politieke uitgevers te vervangen. In 1993 gingen na onderling overleg Tsjechië en Slowakije ieder hun eigen weg als onafhankelijke republie­ken. Tussen 1992 en 1998 bleef in Slowakije onder de zittende regering van excommunis­ten de mediavrijheid, mede door de grote overheidsinvloed, een zorgenkindje. Zo mochten alleen de publieke uitzendmedia politiek nieuws uitzenden en deze fungeerden in de praktijk veelal als spreekbuis van de zittende overheid. Journalisten en aandeelhouders gingen in deze fase allianties aan met binnen en buitenlandse investeerders en redacties werden vaker gescheiden van de uitgever. In 1998 verkocht een overheidsinstelling die 30 dagbladen en 650 periodieken distribueerde 97% van haar aandelen aan Danubiapress. Na 1998 verbeterde onder de regering van Mikuláš Dzurinda de situatie door een vrijer beleid dat gepaard ging met meer buiten­landse investeringen. Daarmee namen ook de buitenlandse invloed in de media en mediaconcentratie toe. Beide zijn momenteel groot in Slowakije. Door onderlinge verwevenheid en manco’s in de regulering is het medialandschap minder overzichtelijk geworden. De grotere concurrentie die de vrije markt in de hand werkte maakte de toenemende invloed van roddel en sensatie in de media tevens tot een punt van zorg  Rond 2005 daalden de oplagen van de dagbladen, terwijl die van de tijdschriften stegen. Verder namen de invloed en het marktaandeel van de publieke omroep af.

Ook nu nog beheersen vrijwel alle Slowaken het Tsjechisch en buitenlandse TV programma’s worden nogal eens in het Tsjechisch nagesynchroniseerd (nasynchroniseren is in Slowakije überhaupt gebruikelijk). Ook zijn er Hongaarstalige media. Voor de Roma zigeuners, die met minstens 7% van de bevolking na de Hongaren de 2e minderheid van het land vormen, bestaan weinig media in de eigen taal. Voor hen zijn de Slowaakstalige en Hongaarstalige TV de voornaamste informatiebron. Een aantal minderhedentijdschriften wordt gesponsord door de overheid en de publieke omroep zend verplicht uit in minderhedentalen.

Mediagroepen in 2005

Petit Press SA is één van de grote persuitgevers van Slowakije. Het conglomeraat, dat zowel Slowaakse als Hongaarse kranten publiceert, ontstond in 2000 via een fusie van het Duitse PNP (Passauer Neue Presse) met de uitgever van het Slowaakse dagblad SME (qua oplage de 2e van het land). In 2001 voegde uitgever Grand Press zich bij de groep. Naast SME publiceerde men de landelijke dagbladen die 5e en 6e stonden qua oplage en veel regionale (week)kranten. In 2005 was de groep voor de helft eigendom van PNP en voor de andere helft van het PSIS privatiseringsfonds. Het Zwitserse Ringier was eigenaar van de grootste landelijke krant en van een aantal lifestyle magazines. De groep is vanaf het begin van de 90er jaren actief in Slowakije en ze nam een aantal publicaties over van het Duitse Gruner & Jahr dat zich uit de Slowaakse markt terugtrok. Het werd zo de grootste tijdschriftenuitgever van het land. Het direct na de fluwelen revolutie van 1989 begonnen Slowaakse spoločnost (uitgever) 7 Plus was 2e op de tijdschriftenmarkt. Via de verwerving in 1999 van Strategic Praha kreeg de Finse uitgever Sanoma een 51% belang in Strategie na Slovensku, de toenmalige marktleider in de B2B markt van Slowakije. Een jaar later volgde de volledige overname en daarmee ontstond de creatie SMAGS (Sanoma Magazines Slovakia). Pravda, de 3e krant van het land, was van het Slowaakse Harvard Investment Fund.

De publieke radio-omroep Slovensky Rohzlas (SRo) beschikte in 2005 over 5 landelijke en 1 internationale zender. De beide grootste zenders Radio Slovensko en Radio Regina hadden een marktaandeel van respectievelijk 19 en 5%. Van de 20 commerciële zenders had Radio Ekspres, die in eigendom was van de Europese bank voor opbouw en ontwikkeling en van een aantal Slowaakse investeringsgroepen, het grootste marktaandeel (19%). Andere grotere commerciële zenders waren Fun radio (9%) die deels eigendom was van de Franse Franse mediagroep Societé d’ exploitation Radio Chic en de zender Okey (6%). Deze behoorde gedeeltelijk toe aan de sterkste speler op de uitzendmedia markt Markiza. Markiza is eigenaar van de grootste TV zender Markiza (marktaandeel 2005: 40%) en van een gelijknamig lifestyle magazine. Markiza valt op haar beurt voor een deel onder de CME mediagroep die ook in Slovenië, Roemenië en Oekraïne actief is. De rest van de aandelen zijn van Media-invest en van 3 Slowaakse investeerders. Voormalig minister van economie Pavel Rusko moest zich officieel terugtrekken als directeur van Markiza vanwege belangenverstrengeling, maar nadien bleef hij informeel aan en werd de eigendomsstructuur er niet doorzichtiger op. 

Het 2e commerciële TV kanaal Joj (marktaandeel 13%) was via de Grafobal groep voor de helft van de Ivan Kmotrik Media groep. Voor de andere helft was ze bezit van de eigenaar van de grootste Tsjechische commerciële TV zender Nova. De Kmotrik groep had daarnaast de grootste landelijke distributeur en detaillist van kranten Mediaprint-Kapa Pressegrosso JSC, 4 grote drukkerijen, de boekenuitgever SPN-Mladé Laté en de grootste Slowaakse adverteerder Euro RSCG Artmedia in handen. Het 3e commerciële TV kanaal is de kabel en satellietzender TA3 van de investering en financiële groep J&T. De beide zenders STV 1 en 2 van de publieke STV (Slovenská Televizia) haalden samen een marktaandeel van 26%. Slowakije telde 68 geregistreerde kabelaanbieders bij wie 45% van de huishoudens was aangesloten. Op de kabel zitten naast de eigen zenders in de regel de publieke en commerciële zenders van Duitsland en de buurlanden en een aantal internationale zenders.

Mediaconsumptie en maatschappelijk engagement

In 2002 was het aandeel dagbladlezers met 125 per 1000 inwoners (bron Unesco) aan de lage kant naar EU maatstaven. WAN meldde in haar World Presstrends over­zicht van 4 juni 2007 voor dagbladen tussen 2002 en 2006 een oplagedaling van 9,2%, maar in 2006 was sprake van een licht herstel (+1,7%). Volgens IP international (via ORF Medienfor­schung) waren de TV consumptie (208 min p/d, EU 227 min in 2005) en de radioconsumptie (177 min in 2002) qua tijd aan de lage kant. Rond 2005 keek driekwart van de Slowaken dagelijks TV en 85% had regelmatig de radio aan. In 2006 bezat 98% van de huishoudens TV (EU gemiddelde); 36,5% video (EU25 65%) en 16,5% DVD (EU 52%; bron IP in­ternational). In 2007 had volgens Eu­rostat 46% van de huishoudens een internetaansluiting (EU27: 48%). In 2006 was dit nog 27% en daarmee steeg het aandeel internetaansluitingen het snelst binnen de EU. Het volksdeel van 15+ met interesse in politiek en actualiteit lag in 2005 onder het EU27 gemiddelde (64 om 67%) evenals het deel dat zich goed geïnformeerd achtte (52 om 58%) en het deel dat dacht te weten hoe het de eigen stem moest laten horen aan­gaande politiek en publieke zaken (29 om 34%). Het­ gedeelte dat vond dat het te weinig in­vloed heeft op het re­geringsbeleid lag boven dat gemiddelde (86 om 81%). Van de bevolking koos 54% de TV als de meest betrouwbare informatiebron, gevolgd door de radio (19%), kranten (14%) en het internet (12%). Rond 76% van de Slowaken had vertrouwen in de radio. 

Mediawetgeving

Vrijheid van meningsuiting, persvrijheid en een verbod op censuur staan omschreven in artikel 26 van de Slowaakse grondwet van 1992. De vrijheid kan bij wet worden ingeperkt ter bescherming van rechten en vrijheden van derden, staatsveiligheid, openbare orde, volksgezondheid en moraal. In wet 211 van 2000 werden deze wetgeving nader uitgewerkt, ondermeer m.b.t informatieplicht van de overheid. In 2002 werden gevangenisstraffen voor smaad in de pers afgeschaft. In 2003 werd de wetgeving aangepast aan de EU regels. Ook kwamen er in dat jaar en in 2004 nieuwe wetten voor de publieke omroep. In 2006 werden door het ministerie van cultuur basisbeleidslijnen vastgelegd voor de digitale media. Ondanks de vrijheid van meningsuiting hebben publieke figuren vaak succes gehad bij rechtszaken tegen de media, zelfs bij zaken vanwege cartoons. De wetgeving ten aanzien van holocaustontkenning en racisme is echter streng en het beleid is consequent. Reeds in 1990 stelde de Slowaakse journalistenbond een ethische code op. Via de instelling in 2002 van een persraad werd deze toepasbaar gemaakt. De raad werd in het najaar van 2005 actief.

De media zijn onderworpen aan de Tsjecho-Slowaakse wet op de massamedia communicatie uit 1966. In 1990 werd deze wet aangepast. In 2006 stond een nieuwe perswet op stapel, maar daar werd nog over onderhandeld. Ook voor de uitzendmedia geldt nog een wet uit het voormalige Tsjecho-Slowakije. Deze wet was gemaakt om publieke en private uitzendmedia te reguleren. Ze omschrijft de regels en sancties in verband met uitzenden, mediareclame en sponsoring, de verdeling van de frequenties en de voorwaarden voor zendvergunningen. Ook staan er richtlijnen in voor onpartijdigheid en objectiviteit. Het parlement kan bij steun van minimaal 10% van de leden uitzendautoriteiten ter verantwoording roepen  De in 1992 ingestelde Slowaakse Nationale Uitzendraad met een radio en een TV afdeling ziet toe op naleving van de wet. Ze ontwerpt verder het landelijke informatiebeleid en houdt zich bezig met programmagenres, begrotingen en jaarverslagen. De leden van de beide raden zijn formeel onafhankelijk, maar feitelijk hebben ze banden met politieke partijen. Wel zijn ze na 2000 geleidelijk aan deskundiger geworden. De Slowaakse reclamewetgeving dateert uit 2001, maar ze is nadien een aantal keren aangepast. 

De rechten en plichten van media-eigenaren en hun relaties met overheden en anderen zijn uitgewerkt in de wet op de publieke informatiemedia. Rechtspersonen van buiten met meer dan een kwart van het kapitaal of stemrecht zijn alleen toegestaan bij landelijke uitzendmedia. Ook bestaan er regels die kruiseigendom beperken. Zo mogen eigenaars van kranten die in meer dan de helft van het land minstens 5 keer per week verschijnen niet tegelijk eigenaar zijn van radio en TV zenders met een landelijk bereik van 50% of meer. De wetgeving op de mediaconcentratie vertoonde in 2004 echter nog hiaten doordat de regels en informatieplicht wel golden voor mediaondernemingen zelf, maar niet voor de eigenaars die er achter zitten. Om buitenlandse investeerders te lokken zijn wettelijke beperkingen (bijv het marktaandeel van maximaal 40%) afgeschaft en ook dat heeft uiteraard averechts gewerkt. Wel is voor grotere fusies toestemming nodig van de overheid. Buitenlandse investeerders die willen bijdragen aan binnenlandse producties hebben een streepje voor.

Mediavrijheid

Tussen 1992 en 1998 waren er veel klachten over achterstelling van niet regeringsgezinde media door de regerende partij van toenmalig premier Mečiar, Dit uitte zich in bedreiging en ontslag van journalisten, pesterijen, uitsluiting van partij en parlementbijeenkomsten en beperkende wetsvoorstellen. Voor de verkiezingen van 1998 werd de wet zo gewijzigd dat alleen de publieke uitzendmedia verslag mochten doen van politiek nieuws en verkiezingsenquêtes. De nieuw gekozen regering Dzurinda ontsloeg nadien de directeuren van de publieke omroep omdat ze qua objectiviteit in gebreke waren gebleven. Pogingen om de pers economisch onder druk te zitten verminderden onder de nieuwe regering, maar mediakritiek op de regering mondde wel uit in een aantal veroordelingen van journalisten wegens smaad.  

In december 2005 werd uitgever Perex van de krant Pravda door het regionale hof van Bratislava veroordeeld tot een boete van rond €80.000 wegens het schaden van eer en goede naam van opperrechter van het hooggerechtshof Stefan Harabin. Ook moest de uitgever de gerechtskosten van zo’n €24.000 betalen en excuses aanbieden. Een serie artikelen  tussen de zomer van 2002 en februari 2003 suggereerden dat de rechter corrupt was. De internationale perswaakhond IPI protesteerde tegen een eventuele gevangenisstraf die journaliste Vanda Vavrova vanwege de reeks boven het hoofd hing. Begin februari 2006 kreeg Slowakije via een uitspraak tegen dezelfde krant een eigen cartoonzaak. Dezelfde opperrechter werd wederom door een regionaal hof in zijn gelijk gesteld en Pravda kreeg opnieuw een boete wegens smaad; deze keer van zo’n €75.000. In 2002 had men 3 spotprenten geplaatst van Harabin. Twee daarvan suggereerden dat Harabin persoonlijk profijt had van een oud elektronisch opslagsysteem voor het toekennen van zaken aan dit hof.

In oktober 2006 haalde journalist Martin Klein via het Europese hof voor de mensenrechten in Straatsburg verhaal in een zaak die zich al bijna 10 jaar voortsleepte. Hij kreeg van deze Europese gerechtsinstantie een schadevergoeding toegekend van ruim €6000 omdat Slowakije zijn vrijheid van meningsuiting had geschonden. In 1997 waren veel roomse Slowaken geschokt geraakt door de film “The people vs. Harry Flint” en bijbehorende posters. Daarop stelde aartsbisschop Jjan Sokol voor om de posters en de film te verbieden. In een opinieartikel in het weekblad Domino Efekt noemde Klein de aartsbisschop vanwege zijn vermoede connecties met de geheime politie in de communistische tijd een hypocriet en geen serieuze morele autoriteit. Naar aanleiding daarvan kreeg hij van een Slowaaks hof een boete opgelegd van zo’n €500 of een maand gevangenis wegens belediging van het roomse geloof en hij werd ontslagen door zijn werkgever. Op 15 november 2006 deelde een Slowaaks hof mee via een soortgelijk geval te willen bezien of hij volledig van blaam kon worden gezuiverd. In 2007 werd de Europese uitspraak afgewezen door het Slowaakse hooggerechtshof.

Met de ge­zamenlijke invloed op de media van overheidswetten, politiek en economie en van benade­ling, fysieke bedreiging of geweld tegen journalisten behoorde Slowakije in 2007 tot de wereldtop. Men deelde met Estland een 3e  positie op de persvrijheidindex van verslaggevers zonder grenzen (door de vele gedeelde posities telde de lijst 169 plaatsen voor 222 landen). Onder de 27 EU landen stonden deze beide landen bovenaan en men was ten opzichte van 2006 een 5tal plaatsen gestegen.

We gaan door met de strijd!

De onafhankelijkheidsstrijd van de pers tegen de overheid ging in 2008 onverdroten door. Premier Robert Fico en zijn links populistisch partij Smer (richting) stoorden zich er al langere tijd aan dat kranten weigerden om bij hun artikelen reacties van politici te plaatsen. Deze ergernis speelde een belangrijke rol in het voorstel voor een nieuwe perswet dat in maart 2008 werd ingediend. Volgens dit voorstel mag de minister van cultuur kranten die nieuwsberichten publiceren die oorlog of racisme goedkeuren, verontschuldigen of aanmoedigen een boete ter grootte van €6000 opleggen. Verder worden kranten verplicht om brieven van lezers onverkort te plaatsen die zich aangetast voelen in hun eer of privacy of waarin kranten gewezen worden op onjuiste feiten. Daarbij bepaalt de minister (en niet de rechter) of kranten over de schreef gaan. Uit protest publiceerden de Slowaakse kranten op 27 maart een vrijwel blanke voorpagina met alleen de kop “Zeven zonden van de mediawet” en een opsomming van de nadelen (zie ook http://www.trouw.nl/digitalekrant/ 29-3-2008 pagina 10/11). De media riepen op het voorstel in te trekken omdat anders het ministerie van cultuur in de stoel van de redacties gaat zitten. De media-actie werd gesteund door de OVSE, de Europese organisatie voor veiligheid en samenwerking.

Clubs, organisaties en instanties

De beide voornaamste nieuwsagentschappen zijn het private Slowaakse informatie en persagentschap SITA en het staatspersagentschap van de Slowaakse republiek TASR. Daarnaast is er het gespecialiseerde Roma Nieuws agentschap RPA (Romska Tlakova Agentura). De grootste journalistenbond met 2100 leden is het politiek onafhankelijke Slowaakse journalisten Syndicaat. De Slowaakse journalistenbond met  500 leden is meer politiek gebonden. Er zijn 3 regelgevende instanties voor de uitzendmedia. Bij de raad voor uitzenden en heruitzenden ligt de nadruk op het bewaken van professionaliteit en ethiek. Daarnaast zijn er de Slowaakse televisie raad en de dito radio raad. De persraad houdt zich bezig met ethische kwesties in de pers. Ze is in 2005 aan het werk gegaan. De ethiek in de media reclame wordt bewaakt door een private ethische commissie met lidmaatschap op vrijwillige basis. Het oplagebureau houdt alleen de gegevens bij van de vrijwillig aangesloten uitgevers.  

Consumentengedrag en reclame

Tussen 2002 en 2006 daalde in Slowakije het ­deel van het huishoudbudget dat opging aan eten en (niet alcoholisch) drinken, genotsmiddelen en kleding en schoeisel. Het gedeelte voor woonlasten, gezondheid, educatie en uiteenlopende goederen en diensten die niet in an­dere categorieën onder te brengen zijn vertoonde een stijgende tendens. Het deel dat opging aan kleding en schoeisel en aan vervoer behoorde tot de laagste binnen de EU27. Naar EU maatsta­ven gaven Slowaakse huishoudens een groot deel van hun budget uit aan eten en drinken (17,9 om 12,8%), educatie (!,5 om 1%), alcohol, tabak en narcotica (5,0 om 3,5%), communicatie (3,5 om 2,7%) en directe woonlasten (25,8 om 21,9%) en een klein  deel aan vervoer (8,3 om 13,5%), kleding en schoeisel (3,8 om 5,7%), restaurants en hotels (7,2 om 9%), recreatie en cultuur (8,8 om 9,5%), meubilair en onderhoud (5,4 om 6,2%) en diversen (9,3 om 10,8%). Het deel voor gezondheid (3,3%) benaderde het EU gemiddelde.

De reclame-uitgaven zijn in Slowakije de laatste jaren sterk gestegen, tussen 2001 en 2006  van €378 miljoen naar € 1 miljard. In 2006 gingen de uitgaven ten opzichte van 2005 omhoog met 19%. Een belangrijk aandeel hadden telecombedrijven als T-Mobile, Orange Slovensko en Slovak Telecom. Het leeuwendeel van de bestedingen (78%) ging naar TV reclame. Daarvan werd 65% uitgegeven bij de commerciële zender Markiza. De beide publieke TV zenders haalden samen een aandeel van 26% en de commerciële zender JOJ scoorde 13% van de TV bestedingen. De pers haalde 13% van alle reclame-uitgaven binnen, de radio 5%, buitenreclame 3% en het internet 1%. In 2007 groeide het aandeel huishoudens met een internetaansluiting enorm. De Slowaken zien het internet nog vooral als informatiebron. Ze staan echter door de bank genomen positief tegenover online reclame; m.n tegenover bewegende beelden en billboards. Voor reclame op alcohol en tabak gelden strenge regels. De grootste advertentieverkoper van Slowakije is Euro RSCG Artmedia.

Uit een in 2006 uitgevoerd Brits onderzoek naar reclameontwijking kwam naar voren dat deze vorm van vermijdingsgedrag het hoogst scoort bij het lezen van gedrukte media (dagbladen 68%, tijdschriften 61%), gevolgd door het internet 52%, TV 44%, radio 16% en bioscoop 8%. Buitenreclame was in dit onderzoek niet meegenomen.