Algemeen
Gebruikte bronnen
De Sloveense pagina van het EJC (centrum Europese journalistiek) op http://www.ejc.net/ biedt info over mediabronnen en organisaties. Informatie over mediageschiedenis en achtergronden van landen is te vinden via http://www.pressreference.com/. Verder komen een aantal geschiedenis gegevens uit de VPRO site Tegenlicht en van de site van de Nederlandse ambassade in Ljubljana. De site http://www.culturalpolicies.net/ bevat media gegevens voor alle EU landen. ORF Medienforschung biedt op http://mediaresearch.orf.at/ international een aantal cijfers over de uitzendmedia in deze landen (incl. een link naar IP international met recente gegevens over ontvangstvormen en kijkgedrag in de EU). “Media power in Europe”, een internetuitgave uit 2007 van de Europese federatie van Journalisten IFJ, geeft een overzicht van het media-eigendom in de meeste Europese landen rond 2005. Verschillende gegevens komen van Eurostat. Het betreft hier een tijdsbestedingonderzoek uit 2006, het internetgebruik van huishoudens (zie onder science and technology) en huishoudelijke uitgaven (onder population and social conditions/ living conditions). E communications household Survey uit april 2007 van Eurobarometer geeft info over vormen van TV ontvangst en communicatiediensten. Eurobarometer 225 wave 63.1 behandelt het informatieniveau en de mate van politieke emancipatie in de EU. M.b.t persvrijheid kan verwezen worden naar verslaggevers zonder grenzen (http://www.rsf.org/: persvrijheidindex onder “regular reports”) en naar de internationale persinstellingen IPI (http://www.freemedia.at/) en Freedom House.
De overheidssite http://www.ukom.gov.si/ geeft in hoofdstuk 9 van “facts about slovenia 2007” een overzicht van het Sloveense medialandschap. Hetzelfde geldt voor de Britse cultuursite http://www.culturalprofiles.net/ culture in Slovenia/ media. Verder staan in het statistische jaarboek 2007 van het Sloveense CBS (zoekterm: Slovenia statistics) onder culture and sport wat mediagegevens over 2005. Voor een aantal specifieke zaken, achtergronden en details werd Wikipedia gebruikt als internetbron. Up-to-date gedetailleerde info over marketing en media is, behalve op of via deze website, ook (maar dan wel tegen betaling) verkrijgbaar via EAO (European Audiovisual Observatory), WAN (world association of newspapers, WARC (reclameresearch) op en FIPP (Internationale federatie periodiekenpers).
Achtergronden en mediageschiedenis
De Slovenen claimen dat ze de nakomelingen zijn van Slavische volken die zich vanaf de 6e eeuw op hun grondgebied vestigden. In 623 werd door Franko Samo de eerste Sloveense staat gesticht. Deze was ongeveer 2 keer zo groot als het huidige Slovenië. Als Zuid Slavische taal is het Sloveens verwant aan Servisch en Kroatisch. Toch kunnen de Slovenen deze volken hooguit een beetje verstaan en anders dan in Servië en Kroatië voert men niet het Cyrillische, maar het Latijnse schrift. In het Sloveens zijn meer Duitse en Italiaanse invloeden terug te vinden dan in het Servisch en Kroatisch. Na 658 geraakte men onder de invloed van de hertog van Karintania (het huidige Karinthië dat ten noorden van Slovenië in Oostenrijk ligt). De graafschapen en leenheerschappen die het Sloveense grondgebied vormen zijn lang onderdeel geweest van het Frankische rijk van Karel de Grote en van het rijk van de Duitse Habsburgers. De eigen identiteit bleef echter levend en tussen 1476 en 1713 werden door de vreemde overheersers nu en dan boerenopstanden neergeslagen. De koning der Kroaten en Hongaren Matthias Corvinus, die tussen 1489 en 1497 tegen Habsburgers en Turken vocht, wordt door de Slovenen gezien als nationale held omdat hij het opnam voor de boeren. De Turken deporteerden en doodden in die tijd eenderde van de Sloveense bevolking. In de 16e eeuw raakte het Sloveense nationalisme verweven met het protestantisme, maar in de 17e eeuw zegevierde de door de Habsburgers opgezette contrareformatie. Thans is meer dan de helft van de bevolking in naam rooms, maar alternatieve geloofsgemeenschappen hebben ook veel invloed. Tijdens de periode van de reformatie circuleerden in Slovenië al nieuwsblaadjes uit de reformatorische beweging en uit Duitsland.
Onder keizerin Maria Theresia was er leerplicht, werd de infrastructuur beter en bloeiden kunst en cultuur. Aan het eind van de 18e eeuw stichtte Lanentin Vodnik van de Sloveense verlichtingsbeweging de eerste krant in de eigen taal. Deze zou 3 jaar lang bestaan. Tijdens Napoleon was Slovenië een Franse provincie en er werd in het Sloveens les gegeven op scholen. Daarna werd dit tijdelijk teruggedraaid. Toen de Slovenen in 1848, geïnspireerd als ze waren door de democratiseringsgolf die over Europa waarde, via het pamflet “Zedinjena Slovenija” (Verenigd Slovenië) samenvoegen van de Sloveense provincies tot een autonoom gebied binnen het Habsburgse rijk bepleitten, verlichtte keizer Franz Jozef I het feodale systeem enigszins en hij liet weer onderwijs in het Sloveens toe. Een in 1843 door Janez Bleiweis gestichte krant vormde in de rest van de 19e eeuw een stimulans voor meer krantenuitgevers. Van de 292 perstitels bij het uitbreken van de 2e wereldoorlog stamden 48 uit de 19e eeuw. Bij de 19e eeuwse pers lag de nadruk op eigen taal en cultuur en nationaal bewustzijn. Eind 19e eeuw zette de verlichtingsinvloed door en samen met geestverwanten uit Kroatië en Bosnië-Herzegovina begon men een beweging tegen Habsburgse overheersing.
Toen in 1918 het Habsburgse rijk was weggevallen vormde Slovenië met deze 2 landen een federatie. Deze liet even later Servië en Montenegro toe om een blok te vormen tegen het opdringende Italië. Dit kon niet verhinderen dat Slovenië het gebied rond Triëst met 400.000 Sloveenstaligen kwijt raakte aan de Italianen en in 1920 verkoos de bevolking van Karinthië (waar een Sloveenstalige minderheid van 70.000 deel van uit maakte) aansluiting bij Oostenrijk. In 1929 werd het koninkrijk Joegoslavië (Zuid Slavië) opgericht en na 1937 kwam communistenleider Jozip Broz op die bekend werd onder de bijnaam Tito. Tot 1940 was Slovenië tamelijk autonoom binnen de federatie. In het begin van de 2e wereldoorlog werd het land verdeeld onder Duitsers, Hongaren en Italianen, maar in 1943 had het Sloveens bevrijdingsfront (met de communisten in de hoofdrol) feitelijk gezag over het grootste deel van het grondgebied. Eind 1945 werd Slovenië onderdeel van de door Tito gestichte federale Joegoslavische volksrepubliek. In de 60er jaren kregen de deelrepublieken meer vrijheid qua economisch beleid. Mede via industriële groei werd Slovenië de meest welvarende deelrepubliek. Dit vormde een stimulans voor een tamelijk onafhankelijke koers en voor nationaal zelfbewustzijn. De media waren in deze tijd in overheidshanden. Ze waren naar Joegoslavische maatstaven liberaal, maar tamelijk kritiekloos ten opzichte van de hand die hen voedde.
Na de dood van Tito in 1980 begon het onderhuids te borrelen in de federatie. In 1987 waren ruimdenkende Sloveense intellectuelen de eersten die zelfstandigheid eisten. De belangrijkste leiders werden toen nog voor het gerecht gesleept. Dit kon echter niet verhinderen dat de eerste vrije verkiezingen in Slovenië in april 1990 werden gewonnen door een niet communistische coalitie. In december van dat jaar stemde 88% van de bevolking voor onafhankelijkheid en een half jaar later volgde een onafhankelijkheidsverklaring. Een ingreep van het federale leger liep op niets uit bij gebrek aan motivatie van de soldaten. Op 23 december 1991 nam Slovenië een eigen grondwet aan en men werd erkend door Duitsland.
Direct na de onafhankelijkheid werden grote groepen legale en illegale immigranten en vluchtelingen uit Bosnië en Herzegovina Slovenië uitgezet. Daartussen zaten mensen die er al hun hele leven lang hadden gewoond en nooit een vlieg (of een Sloveense Carniolische bij) kwaad hadden gedaan. In 1992 werd het nieuwe staatje erkend door de rest van de EU en men werd VN lid. De opeenvolgende in hoofdzaak sociaal democratische regeringen die na 1991 kwamen streefden privatisering van staatsbedrijven en stimulering van de markteconomie na. Ook de media gingen over van staatshanden in private handen, maar de overheid hield een vinger in de pap bij een aantal grote kranten. Na 1991 bleven de meeste krantentitels bestaan en de grote kranten handhaafden hun leidende positie. Twee nieuwe kranten die in 1997 werden gelanceerd haalden het niet, mede omdat veel Slovenen gewoontedieren zijn. Ook moest men erg wennen aan onafhankelijke journalistiek. Door nationalistisch en etnocentristische tendensen lag rond 2000 nog een sterke nadruk op Sloveense issues. Eén en ander vormde een rem op het kritisch doorlichten van het overheidsbeleid. In 2004 werd men lid van NAVO en EU. Minderheden (inclusief die uit voormalig Joegoslavië) hebben hun eigen krantjes. Uitzendingen in de minderheidstalen Hongaars en Italiaans krijgen overheidssteun. Ook voor de Roma zigeuners bestaan enkele gesubsidieerde lokale programma’s, maar niet voor groepen uit voormalig Joegoslavië. Slovenië heeft 2 miljoen inwoners. Met ingang van 2007 is de Euro ingevoerd.
Mediagroepen in 2005
Mede door beperkende wetgeving die lang gehandhaafd bleef is de buitenlandse invloed bij de Sloveense media relatief klein en ze neemt slechts langzaam toe. In 2005 gaf uitgever, drukker, distributeur en reclamebedrijf van eigen bodem Delo D.D ondermeer de beide grootste kranten Slovenski Novice en Delo uit. Het concern heeft meer dan de helft van de krantenmarkt in handen. Het is voor 25% eigendom van bierbrouwer Pivovarna Laško en voor de rest van een aantal overheidsfondsen en een investeringsmaatschappij. De tijdschriftenafdeling, Delo Revija is de grootste in zijn soort in het landje. Het dagblad Dnevnik was voor 51% van boekuitgeverij DZS, voor 25% van het Oostenrijkse Styria Verlag en voor het overige van staatsfondsen en van Vecer (de uitgever van het gelijknamige landelijke dagblad uit Maribor). Vecer was voor 26,7% bezit van het Oostenrijkse Leykam Hoce en voor de rest van een bank met een investeringsmaatschappij. Leykam Hoce heeft daarnaast een regionaal dagblad in Slovenië. Het Zweedse Bonnier heeft een 50% aandeel in het zakendagblad Finance en een 29% aandeel in het Sloveense Gaspodarski Vestnik dat voor de andere helft eigenaar van dit dagblad is. Burda Slovenia, een onderdeel van Burda Verlag Ost Europa van het Duitse Burda, verwierf de Sloveense bezittingen van het Italiaanse Rizolli en van Milchstrasse. In 2005 gaf men in Slovenië 8 tijdschriftentitels uit.
In 2006 verkocht Burda haar Sloveense divisie aan Sanoma en Gruner & Jahr die AMH (Adria Media Holding) oprichtten. Deze groep is voor 75% van G&J en Sanoma en voor 25% van SIAG, de internationale poot van Styria. Adria Media Ljubljana werd daarmee de 2e persuitgever van het land. |
Op de radiomarkt was de publieke omroep Radio Slovenija met 3 landelijke en 4 regiozenders en een publieksaandeel van 89% veruit dominant. Daarnaast beschikt de omroep over een internationale radiozender. Het grootste commerciële station, radio Ognjišhe van de roomse kerk, haalde een aandeel van 9%. RGL (radio Glad Ljubljana) is van SET, een onderdeel van de Salomon groep. Deze groep exploiteert in Slovenië ook 2 commerciële regiozenders. Op de radiomarkt waren geen buitenlandse spelers actief, maar deze domineerden wel de TV markt. In 2005 telde Slovenië 83 radiozenders en 34 TV zenders (een jaar later waren er 2 radiozenders minder en 4 TV zenders meer). Van de 4 landelijke kanalen waren er 2 van de publieke omroep. Deze beschikte daarnaast over de regiozender TV Koper die zich richt op de Sloveenstalige minderheid in Italië en de Italiaanstalige minderheid in Slovenië. De publieke omroep had een marktaandeel van ruim 36%. De 2 grootste commerciële TV zenders Pop Tv (aandeel 28%) en Kanal A (aandeel 8%) zijn ook landelijk. Ze zijn van Pro Plus van de Central European Media Enterprises (CETV), een onderdeel van het Amerikaanse CME. De 3e commerciële TV zender TV3 is in 2003 door de roomse kerk verkocht aan een groep Kroatische investeerders. Verder hadden buitenlandse zenders een groot marktaandeel (20%). In 2005 had 60% van de huishoudens een kabelaansluiting via één van de 80 kabelexploitanten. De kabel vormde vooral een stimulans voor de lokale TV. De grootste exploitanten zijn Telekabel, Telemach van Liberty Global en G-kabel
Mediaconsumptie en maatschappelijk engagement
In 2002 was het aandeel dagbladlezers met 175 per 1000 inwoners (bron Unesco) gemiddeld naar EU maatstaven. WAN meldde in haar World Presstrends overzicht van 4 juni 2007 voor dagbladen tussen 2002 en 2006 een oplagestijging van 2%, maar in 2006 was sprake van een daling van maar liefst 18,6% (grootste binnen de Eu). Volgens ORF Medienforschung was de TV consumptie qua tijd laag (181 min p/d, EU 227 min) en de radioconsumptie (202 min pp p/d in 2002) tamelijk hoog naar EU maatstaven. In 2006 bezat 99% van de huishoudens TV (EU 98%); 38,5% video (EU25 65%) en 18,7% DVD (EU 52%; bron IP international). In 2007 had volgens Eurostat 58% van de huishoudens een internetaansluiting (EU27: 48%). Het volksdeel van 15+ met interesse in politiek en actualiteit lag in 2005 onder het EU27 gemiddelde (62 om 67%) evenals het deel dat dacht te weten hoe het de eigen stem moest laten horen aangaande politiek en publieke zaken (29 om 34%). Het deel dat zich goed geïnformeerd achtte lag boven dat gemiddelde (65 om 58%). Het deel dat vond dat het te weinig invloed heeft op het regeringsbeleid lag er bijna op (83 om 81%).
Mediawetgeving
Vrijheid van meningsuiting en persvrijheid staan omschreven in artikel 39 van de Sloveense grondwet van 1991. Deze verbiedt alle censuur. Artikel 38 omschrijft de privacybescherming. De wet op de massamedia uit 1994 is belangrijk. Ze beschermt de onafhankelijkheid van de media, maar regelt ook de rechtsgang in verband met smaad en laster voor burgers. Journalisten genieten tevens enige wettelijke bescherming, maar er bestaat geen expliciet recht op bronbescherming. De wet omschrijft copyright, bescherming van persoonsgegevens en de mate waarin de overheid aandeelhouder mag zijn in de media. Ze beperkte buitenlands media-eigendom tot 33%. Men probeerde dit te omzeilen via investeringsfondsen. In 2001 kwam er een aanvullende wet op de massamedia die dit beter regelde. Ze hief ook de beperkingen op het eigendom gedeeltelijk op. Wel bleven om de veelvormigheid te handhaven beperkingen staan ten aanzien van kruiseigendom tussen pers en uitzendmedia.
TV eigenaren mogen niet tegelijkertijd eigenaar zijn van radiozenders, TV of radio-eigenaars mogen maximaal 20% aandeel hebben in een krant en adverteerders mogen eenzelfde aandeel hebben in een TV of radiozender. Deelnames boven 20% moeten worden gemeld bij het ministerie van cultuur. Media vallen onder een laag BTW tarief en de overheid geeft subsidie op drukkosten. In 2000 stelde de publieke TV een gedragscode op en in 2002 volgde zo’n code voor journalisten. Omdat de TV weinig binnenlandse producties kent kan ze moeilijk voldoen aan de Europese TWF richtlijnen. In 2004 kwam er een wet op de elektronische communicatie. In 2005 werd deze gevolgd door een nieuwe wet op de publiek omroep RTV Slovenia. Deze was vooral bedoeld om de transparantie van het bestuur te vergroten. De programmaraad, die verantwoordelijk is voor de programma-inhoud en het personeelsbeleid, werd gescheiden van een raad van toezicht die leiding geeft en de statuten en begroting opstelt. In 2006 kwam er een massamediawet voor de commerciële TV.
Mediavrijheid in 2006
In februari 2001 werd toenmalig journalist van dagblad Vecer Miro Petek (in 2006 parlementslid voor de Sloveense Sociaal Democratische partij SDS) op brute wijze geattaqueerd vanwege een serie artikelen over wangedrag en corruptie bij lokale bedrijven. Naar aanleiding van een protestbrief van de Zuidoost Europese Mediaorganisatie SEEMO beloofde president Milan Kucan destijds dat de zaak tot op de bodem zou worden uitgezocht. In augustus 2006 werd een eerdere vrijspraak van poging tot moord van de 5 verdachten door een lagere rechter wegens gebrek aan bewijs bevestigd door de hoogste rechter in Maribor. Het forensisch onderzoeksinstituut achtte de gang van zaken juist, maar voormalige recherchetopman Dusan Romorko en de dito openbare aanklager Zdenka Zerar hadden twijfels over de rechtsgang en de bekwaamheid en moed van de betrokken juristen. Secretaris Spela Stare van de journalistenbond SAJ benoemde druk op journalisten door politici, uitgevers en eigenaars (bijv via dreigen met salarisinhouding en ontslag) als de grootste barrière voor onafhankelijke en vrije media in Slovenië. Ook chef Horst Pirker van de Oostenrijkse uitgever Styria klaagde in mei 2006 in een interview met zakenkrant Finance over teveel politieke invloed op de Sloveense media. Volgens hem waren alleen Finance en het weekblad Zurnal vrij van politieke controle. In april voerde het Sloveense parlement een meldplicht in voor journalisten. Ze moeten opgeven wie ze zijn en wie ze willen interviewen. In dezelfde maand werd Ervin Hladnik Milharcic van dagbad Delo ontslagen. Hij was al jarenlang correspondent in Jeruzalem en New-York. Zijn collega’s tekenden protest aan omdat het volgens hen om een politieke move tegen de krant ging, maar hoofdredacteur Peter Jancic gaf geen uitleg.
De Sloveense journalistenbond tekende protest aan tegen de herhaalde arrestatie van Sloveense journalisten door de Kroatische politie bij een omstreden grensgebied. Ane Jud, die in haar boek “Dosje Rokamavhi” (Schelmen Dossier) leider Zmago Jelincic van oppositiepartij SNS bestookte, kreeg een aanklacht. De partij beschuldigde ook de politie van het illegaal aftappen van telefoons. Ervaren nieuwsjournaliste Vida Petrovcic van TV Slovenija vroeg vergeefs uitleg aan haar chef Rajko Gerec voor het feit dat haar als medewerkster van het journaal en een nieuwsshow de wacht was aangezegd. Volgens haarzelf kwam het doordat ze zich te kritisch en onafhankelijk opstelde bij een internview met minister van financiën Andrej Bajuk op 7 oktober. Hij wilde niet op vragen van haar ingaan en benadrukte slechts dat een in zijn ogen verkeerd nieuwsbericht gecorrigeerd moest worden. Later stelde Gerec dat ze niet was ontslagen en dat hij met haar wilde praten.
Met de gezamenlijke invloed op de media van overheidswetten, politiek en economie en van benadeling, fysieke bedreiging of geweld tegen journalisten bezette Slovenië met Costa Rica een gedeelde 21e positie op persvrijheidindex van verslaggevers zonder grenzen (door de vele gedeelde posities telde de lijst 168 plaatsen voor 222 landen). Onder de 27 EU landen stond men 14e en men was ten opzichte van 2006 een aantal plaatsen gezakt.
Clubs, organisaties en instanties
Het Sloveense persbureau STA (Slovenska Tiskovna Agencija) is bijna volledig in handen van de overheid. Het is een belangrijke nieuwsbron voor kleinere media (m.n radiozenders). Slovenië telt 2 journalistenclubs, de Sloveense journalistenunie met 650 en de Sloveense journalistenbond met 1550 leden. De Nationale Kamer van Adverteerders (Slovenska Oglaševalska Zbornica) en de bond van PR beoefenaren stellen vrijwel nooit onethische praktijken aan de kaak. De regulerende instanties van de uitzendmedia zijn de media-inspecteur en het in 2004 ingestelde directoraat van de media van het ministerie van cultuur, het Agentschap voor Post en Elektronische Communicatie APEK en Uitzendraad SRDF.
Consumentengedrag en reclame
Tussen 2002 en 2006 daalde in Slovenië het deel van het huishoudbudget dat opging aan eten en (niet alcoholisch) drinken en kleding en schoeisel. Het gedeelte voor vervoer, communicatie, educatie en uiteenlopende goederen en diensten die niet in andere categorieën onder te brengen zijn vertoonde een stijgende tendens. Ook het deel voor recreatie en cultuur werd wat groter. Naar EU maatstaven gaven de Sloveense huishoudens een groot deel van hun budget uit aan alcohol, tabak en narcotica (5,0 om 3,5%), communicatie (3,7 om 2,7%), vervoer (16,2 om 13,5%), eten en drinken (14,4 om 12,8%), educatie (1,2 om 1%) en recreatie en cultuur (9,9 om 9,5%) en een klein deel aan restaurants en hotels (6,8 om 9%), directe woonlasten (18,8 om 21,9%) en diversen (9,3 om 10,8%). De aandelen voor kleding en schoeisel (5,5%), meubilair en woningonderhoud (5,9%) en gezondheid (3,5%) weken niet noemenswaardig af van het EU gemiddelde.
De bruto advertentie-uitgaven voor 2003 lagen volgens Slovenia News op €280 miljoen (+8%). Daarvan ging volgens deze bron 58% naar de TV, 15% naar tijdschriften, 14% naar dagbladen (+ supplementen), 6% naar de radio, 5% naar buitenreclame en 1% naar het internet. Volgens FIPP lag de netto advertentie omzet in 2003 rond €130 miljoen (+2,3% ten opzichte van 2002; minder dan de jaarlijkse inflatie; TV 34%, kranten 28%, tijdschriften en andere gedrukte media 18%, buitenlandse media 10%, radio 8%, bioscopen 0,6%). De grootste adverteerder van 2003 was multinational P&G (Procter & Gamble), de grootste producent van consumentengoederen ter wereld. Het bedrijf werd in 2006 gekozen tot op 2 na meest bewonderde concern ter wereld, maar het lokte ook wereldwijd protesten uit tegen dierproeven. Tot de andere grote adverteerders behoorden ondermeer mobiele telefoonproviders Simobil en Mobitel, Unilever, Renault Slovenia en supermarktketen Mercator. In 2005 bedroegen volgens IP international de totale bruto uitgaven €348 miljoen (+8%). Daarvan ging volgens deze bron ruim 55% (€192 miljoen) naar de TV. Volgens WAN gingen de totale uitgaven in 2006 met 21% omhoog (op 2 na grootste stijging EU bij lage inflatie). Ze kwamen op €377 miljoen bruto (54,6% TV) en €165 miljoen netto.. De advertentieomzet via internet bedroeg €7,4 miljoen en die van de TV lag rond €56 miljoen netto. De Sloveense wet verplicht reclame in een vreemde taal vergezeld te doen gaan van een Sloveense vertaling.
Uit een in 2006 uitgevoerd Brits onderzoek naar reclameontwijking kwam naar voren dat deze vorm van vermijdingsgedrag het hoogst scoort bij het lezen van gedrukte media (dagbladen 68%, tijdschriften 61%), gevolgd door het internet 52%, TV 44%, radio 16% en bioscoop 8%. Buitenreclame was in dit onderzoek niet meegenomen. |