Algemeen

Gebruikte bronnen

De Roemenië pagina van het EJC (centrum Europese journalistiek) op http://www.ejc.net/ biedt info over mediabronnen en organisaties. Infor­matie over mediageschiedenis en ach­ter­gronden van landen is te vinden via http://www.pressreference.com/. “Media power in Europe”, een internetuitgave uit 2007 van de Europese federatie van Jour­nalisten IFJ, geeft een overzicht van het media-eigendom in de meeste Europese landen rond 2005. Verschillende gegevens komen van Eurostat. Het betreft hier een tijdsbesteding­onderzoek uit 2006, het internetge­bruik van huishoudens (zie onder science and technology) en huishoudelijke uitgaven (onder population and social conditions/ living conditions). E communications household Survey uit april 2007 van Eurobarometer geeft info over vormen van TV ontvangst en communicatie­diensten. Eurobarometer 225 wave 63.1 behandelt het informatieniveau en de mate van po­litieke emancipatie in de EU. M.b.t persvrij­heid kan ver­wezen worden naar verslaggevers zon­der grenzen (http://www.rsf.org/: persvrijheidindex onder “re­gular re­ports”) en naar de internatio­nale persinstellingen IPI (http://www.freemedia.at/) en Freedom House. Op de lan­den website van de EVD (http://www.evd.nl/ inter­nationale activitei­ten, landen, Roemenië, prak­tijk zakendoen) staan gegevens over reclame-uitgaven en mediaconsumptie in 2005. De Engelstalige Roemeense site http://www.comanescu.ro/ bevat up-to-date info over alle media.

De site ORF Medienforschung op http://mediaresearch.orf.at/ biedt naast informatie over de Oostenrijkse uitzendmedia gegevens voor alle EU landen over 2005 (incl. een link naar IP international met recente gegevens over ontvangstvormen en kijkgedrag in de EU). Voor al­lerlei spe­cifieke zaken, achtergronden en details werd Wikipedia gebruikt als internetbron. Up-to-date gedetailleerde info over marke­ting en media is, behalve op of via deze website, ook (maar dan wel tegen betaling) ver­krijgbaar via EAO (European Audiovisual Observa­tory), WAN (world association of newspapers, WARC (re­clameresearch) op en FIPP (Inter­nationale federatie periodiekenpers).

Achtergronden en mediageschiedenis

Roemenië behoort tot de oudste bewoonde gebieden van Europa. Reeds rond 350 v Chr. werden de heetgebakerde stammen die er leefden geroemd vanwege hun vitaliteit, moed en strijdlust en verguisd vanwege hun compromisloze hardheid en wreedheid en er zijn altijd opvallend veel oorlogen in de regio geweest. Heel wat volken hebben er hun sporen nage­laten, maar kort voor de Romeinse tijd gaven de Daciërs in de bergstreken en Geten in de vlakten de toon aan. Roemenië ontleent zijn naam aan de relatief korte periode in de ge­schiedenis (tussen 170 en 270 na Chr.) dat het gebied de Romeinse provincie Dacië was. In die tijd werd het Latijn geïntroduceerd en nadat de Romeinse legioenen vertrokken bleven er veel Romeinen hangen. Het Latijn ligt aan de basis van de Roemeense taal, de bindende factor die er uit­eindelijk voor zorgde dat er een Roemeense staat kwam. In de 10e eeuw ont­stonden de 3 vorstendommen die later deze staat zouden vormen. Dit zijn Transsylvanië in het noord­westen, Moldavië in het oosten en Walachije in de zuidelijk gelegen Donauvlakte. In de ge­schiedenis van Transylvanië spelen Hongaarse en Duits-Oostenrijkse invloeden een belang­rijke rol, in die van Moldavië is sprake van Russische invloeden en de Bulgaarse in­vloeden in de cultuur van het land kwamen vanuit Walachije. Deze laatste invloeden mani­festeren zich vooral in de orthodoxe religie met haar taal, het kerkslavisch. In Transsylvanië bestaat naast de orthodoxie ook nu nog een tamelijk grote roomse gemeenschap. Er wonen relatief veel etnische Hongaren en hier en daar wordt zelfs nog Duits gesproken. Tussen 1593 en 1601 vormden de 3 vorstendommen onder Michael de dappere voor het eerst in de geschiedenis een eenheid, maar door de Ottomaanse dreiging was dat snel afgelopen.

De Islamitische Turkse Ottomanen hebben een belangrijke rol gespeeld in de Roemeense geschiedenis, maar ze zijn altijd gezien als vreemde bezetters en daarom zijn er weinig Turkse invloeden in de Roemeense cultuur terug te vinden. De Ottomanen hadden het tus­sen de 17e en de 19e eeuw voor het zeggen in Moldavië en Walachije, maar in Transsylvanië hebben ze nooit een voet aan de grond gekregen. Dat kwam niet in de laatste plaats door de enorme wreedheid van lokale heerser Vlad III. Rond 1433 liet hij 23.000 gevangen genomen Ottomaanse strijders levend op palen spietsen om een voorbeeld te stellen. In Transyl­vanië bleven zodoende tot 1918 Hongaars Oostenrijks Duitse en roomse invloedssferen be­langrijk. In 1859 wer­den Moldavië en Walachije met steun van Frankrijk één vorstendom on­der kolonel Alexandru Ioan Cuza. In 1862 bedacht men voor de nieuwe staat de naam Roe­menië en Boekarest werd gekozen tot hoofdstad. Er kwamen in 1866 een grondwet (met persvrijheid en een ver­bod op censuur), een parlement, leerplicht en een staatsreligie (de Roemeense orthodoxie). Tussen 1866 en 1938 was Roemenië een constitutionele monar­chie onder telgen uit het ge­slacht van de Hohenzollern. In de late 19e eeuw voegde men Do­bruja (de streek langs de Zwarte-Zeekust) aan het grondgebied toe. In de 1e wereldoorlog bevrijdde het Roemeense leger Transsylvanië van de Hongaren en via een referendum en een enorme volksvergadering sloot het gebied zich in 1918 definitief aan bij Roemenië.

In 1923 kreeg Roemenië een erg democratische grondwet. Men werd de grootste oliepro­du­cent van Europa. Er heerste betrekkelijke welvaart en zeker tot 1930 bloeide de vrije pers als nooit tevoren. Nadat in 1930 koning Mihai I was afgezet en vervangen door Carol II wer­den de vrijheden geleidelijk ingeperkt. In 1938 vestigde de koning samen met de fascistische ijzeren garde een dictatuur. Doordat Ca­rol II het verlies van grondgebied niet kon voorkomen zette ijzeren garde generaal Ion Anto­nescu hem eind 1940 af om Mihai I in ere te her­stellen. Tijdens de 2e wereldoor­log vocht men aanvankelijk aan de kant van de Duitsers. Omdat die erg geïnteresseerd wa­ren in de Roemeense olievoorraden beloofden ze de Roe­menen te helpen om hun gebied te­rug te krijgen. Na het fiasco van Stalingrad, waar in 1943 een Roe­meens leger in de steek was gelaten door de Duitsers en door de Sovjets in de pan werd gehakt, koos men echter de zijde van de geallieerden. Koning Mihai ontsloeg Anto­nescu en de grondwet van 1923 werden in ere hersteld. Dit leidde tot een korte maar felle opbloei van de vrije pers. Een aantal nieuwe kranten bereikten opla­gen ver boven de 100.000. Een sov­jet con­trolecommissie maakte hier in 1944 echter een eind aan door wederom censuur in te stellen en een aantal kranten te verbieden. In 1946 wa­ren er nog maar 26 kranten over, waarvan er slechts 6 onafhankelijk waren van de commu­nistische partij en 2 jaar later was het aantal krantenti­tels gereduceerd tot 5 met een totale oplage van nog geen 120.000.

Vanaf 1948 bestond de Roemeense volksrepubliek, compleet met kolchozen en 5jaren plan­nen. Een 14tal communistische partijkranten bereikten totaaloplagen rond 2,7 miljoen. Daartussen zaten een Hongaarstalige en een Duitstalige titel en een titel waarin één blad­zijde met advertenties was toegestaan. De media werden gecontroleerd door de propa­gan­dasectie van de partij en het politbureau en vanaf 1951 door het ministerie van Kunst en In­formatie. De regionale en lokale pers kregen instruc­ties van plaatselijk partijbonzen. Na 1960 ging de radio partijpropaganda verspreiden in 13 binnenlandse talen. Radio Boekarest deed hetzelfde in buitenlandse talen. In 1965 werd Nicolae Ceauşescu partijleider. Een grond­wetherziening gaf de staat de volledige controle over alle media en tijdens het regime van Ceauşescu daalde het aantal perstitels sterk. Aanvankelijk volgde Ceauşescu binnen het Oostblok een onafhankelijke koers die ge­paard ging met uitbanning van analfabetisme en relatief veel westerse invloeden en vrijhe­den. La­ter werd zijn desastreuze bevolkingsbeleid in combinatie met een toenemende me­galomanie en achterdocht de Roemenen (en uiteindelijk ook hemzelf) noodlottig. De uitzendmedia werden sterk beperkt qua zendtijd en inhoud om­dat Ceauşescu ze zag als westers propagandamiddel. Tegelijkertijd werd de inhoud steeds meer bepaald door de dictator. Eind 1989 koos het volledig uitgezo­gen en bankroete Roe­meense volk voor de vrijheid en Ceauşescu werd geëxecuteerd.

Direct na de omwenteling van 1989 groeide de vraag naar informatie sterk. De 2 grootste dagbladen zagen hun gezamenlijke lezersaantal binnen een jaar toenemen naar 1,5 miljoen en een paar grote kranten in Boekarest gingen naar 700.000. Tussen 1990 en 1996 moest een combi van democraten, sociaal democraten (de voormalige communisten) en nationa­listen onder Ion Iliescu beginnen met de wederopbouw. Na een kort intermezzo waarin de li­beraal democratische oppositie regeerde mochten de sociaal democraten het stokje in 2000 overnemen. Sinds eind 2004 is er een brede coalitieregering van andere par­tijen dan de so­ciaal democraten. Deze zou de corruptie bestrijden en ex leden van de voor­malige veilig­heidsdienst Securitate ontmaskeren. Daarbij werkt het feit dat de premier en de president blijvend en ernstig gebrouilleerd zijn als een sta in de weg. Sinds 2007 is men EU lid.

Door stijgende drukkosten, verlaging van perssubsidies, gebrek aan advertentie-inkomsten en prijsstijgingen daalden na 1990 de oplagen. Het nieuws over belangrijke politieke ge­beurtenissen bleef oppervlakkig en weinig kritisch naar overheidsbronnen. Verder werd het sensatiegehalte als maar hoger. Eén en ander mondde in 2001 bijv uit in wel 100 zaken te­gen journalisten van de krant Evenimentul Zilei wegens smaad. Net als overal in de Eu groeiden in Roemenië mediaconcentratie en buitenlandse eigendom. Volgens Media power in Europe steeg het aantal dagbladtitels tussen 2000 en 2004 van 14 naar 51, waaronder 14 landelijke dagbladen. In 2006 waren er volgens de Roemenië pagina van het EJC 70 dag­bladtitels en 2000 periodiekentitels in omloop. De oplage van de grootste krant lag in 2004 rond 200.000 en in 2006 rond 270.000. Persplagen boven 100.000 zijn echter zeldzaam. Op het platteland werden (en worden) nauwelijks kranten en tijdschriften gelezen. In 1992 wer­den lokale commerciële uitzendmedia wettelijk toegestaan. De meeste legale TV en radiozenders hebben geen landelijk bereik. Dat had de publieke omroep deels wel, maar die worstelde met dusdanig geldgebrek dat het personeel vaak maar af moest wachten of het uitbetaald werd. Roemenië behoort tot de minst verstedelijkte landen binnen de Eu. In de media wordt het Roma volksdeel van 2 tot 12%, dat veelal op het platteland woont, sterk on­dervertegen­woordigd. Bij dit volksdeel zijn analfabetisme en werkloosheid ook erg hoog.

Kenmerken huidige medialandschap

De pers is voor een groot deel in buitenlandse handen. Ook bij Tv en radiozenders groeide het buitenlandse aandeel en daarmee de variatie. Bij de pers gaat het in hoofdzaak om Zwit­serse, Duitse en Finse concerns en bij de uitzendmedia hebben Amerikaanse, Franse en Scandinavische mediabedrijven veel invloed. Bij de grote spelers in het me­dialandschap is de Roemeense inbreng echter aanzienlijk. De eigendomsstructuur van media is niet al­tijd even helder en veel spelers zijn actief in zowel pers als uitzendmedia. De buitenlandse invloed bood vooruitgang, zeker ten opzichte van het Ceauşescu tijdperk. Politieke partij­kranten waren kort na de omwenteling erg belangrijk, maar ook die geven door de concur­rentie van commerciële persuitgaven meer aandacht aan bijv sport, zaken en lifestyle. De variatie in de pers neemt toe en zowel de presentatie als de inhoudelijk kwaliteit verbetert. Kranten worden dikker en krijgen steeds meer dagelijkse katerns en wekelijkse bijlagen. Ook het aantal zondagsedities groeit en het onderscheid tussen sensatie en kwaliteitspers is stil­aan duidelijker geworden. In de tijdschriftenmarkt raken meer en meer niches bezet. Glossy’s zijn recentelijk sterk opgekomen. In 2005 waren er meer dan een dozijn vrouwen en enkele mannenglossy’s en na 2000 kwamen er bijv auto, computer en culinaire bladen uit. Wel wordt de kwaliteit er niet beter op doordat de journalistenopleidingen de groeiende vraag niet kunnen bijhouden. De laatste paar jaar kennen volgens het EJC veel dag en weekbla­den door de marktfragmentatie een combinatie van dalende oplagen en stijgende adverten­tie-inkomsten. Desondanks neemt het persaandeel in de advertentiemarkt af ten gunste van de TV. Daar gaat 80% van de reclame-uitgaven heen, het grootste aandeel binnen de EU.

Mediagroepen in 2005

Ringier Romania, de Roemeense poot van het Zwitserse Ringier, was in 2005 onbetwist marktleider bij de pers. De groep gaf 7 dagbladen uit, waaronder de krant met de grootste landelijke oplage Libertatea. Tussen de consumententijdschriften  die de groep publiceert zaten het grootte economische weekblad Capital en een aantal vrouwen, TV en muziekbla­den. Burda is via Burda Verlag Osteuropa (BVO) met 7 weekbladen een belangrijke Duitse speler. Burda Ofa, een onderafdeling van Burda, publiceert de Roemeense edities van een aantal magazines die Burda ook in andere landen uitgeeft. Bij de grote tijdschriftenuitgevers behoort ook de Roemeense poot van het Duitse Edipresse, Edipresse Romania. Edipresse betrad in 1998 samen met het Griekse Antonios Liberis de Roemeense markt. Sinds 2004 is het mediabedrijf voor 60% van Edipresse en voor 40% van het Axel Springerconcern. Men publiceerde in 2005 een 10-tal tijdschriften, waaronder een aantal internationale edities. De WAZ groep is een kleinere Duitse speler. De Balkan divisie van de groep had een 35% en een 50% aandeel in 2 dagbladen. In 1999 stichtte het Finse SMI (Sanoma magazines In­ternational) samen met het Britse Hearst SHR (Sanoma-Hearst Romania). SMI had in 2005 een aandeel van 60%. Men publiceerde toen 9 tijdschriften waaronder de internationale ma­gazines FHM (For Him Magazine) van het Britse EMAp.plc; Cosmopolitan en National Geo­graphic. Ook had men de belangrijkste consumenten internetportaal in handen. In de dag­bladenmarkt is in 2006 veel veranderd door de inbreng van Roemeense zakenmensen. Zo kreeg de Intact mediagroep van zakenman Dan Voiculescu een marktaandeel van 15%.

De publieke omroep TVR beschikte in 2005 landelijk over 2 TV zenders (marktaandeel 29%) en 4 radiozenders en er waren 4 grote landelijke commerciële TV zenders. Media Pro van het Amerikaanse CME en zakenmensen Adrian Sarbu en Ian Ţiriac (ex top­tennisser en één van de rijkste Roemenen) is de grootste uitzendonderneming. CME had een meerderheidsbelang in de zender Pro TV (marktaandeel 16%) en was eigenaar van vrouwenzender Acasa TV (aandeel 7,5%) en van het belangrijkste TV productiebedrijf van Roemenië. Ook had men belangen in de 2e landelijke radiozender Pro FM (11% luisteraandeel). CME wilde in 2005 Pro TV SA oprichten om haar zenders te beheren terwijl men zelf aandelen hield in de 3 ei­genaren Medio Pro SRL, Media Pro Intemational en Media Vision. De Roemeense zender Antena 1 van zakenman en politicus Dan Voiculescu was met 12,5% de grootste concurrent op de commerciële markt. Zijn groep Intact bezat ook radiozender Romantic FM en stak veel geld in het opnieuw uitgeven van het dagblad Jurnalul. National.Amaron Ltd (voor 86% ei­gendom van de met Amerikaanse geld gefinancierde Zweeds/Luxemburgse groep SBS), be­heerde de TV ka­bel en satellietzender Prima TV (aandeel 3%). De wereldwijde me­diagroep News Corporation exploiteerde via Balkan News service de digitale TV zender BITV (waarbij B staat voor Bucuresti). Commerciële TV zenders bereikten doorgaans 50 tot 68% van de bevolking. Prima TV kwam echter tot 87% bereik. De commerciële radiomarkt was met ruim 150 lokale zenders erg versnipperd. Het Franse Lagardère heeft 7 radiozen­ders. Daarbij zat marktleider radio Europa FM, de enige commercieel met een regionale zendvergunning (marktaandeel 19%). Men had een 20% belang in radio XXI (8% marktaan­deel). Lagardère gaf met haar uitgeverspoot SRL tevens de internationale glossy Elle uit.

De Roemeense kabelexploitanten komen voornamelijk uit het buitenland. De grootste daar­van RCS (Romanian Cable Systems) is in handen van investeerders uit de VS en Tsjechië en beheerde In Roemenië, Hongarije en voormalig Joegoslavië 60 netwerken met 30 tot 44 kanalen en 800.000 abonnees. De 2e kabelexploitant UPC Romania van het Amerikaanse Liberty Global had er zo’n 400.000. Een andere grote exploitant is Astral Telecom.

Mediaconsumptie en informatieniveau

In 2004 behoorde het aandeel dagbladlezers met 70 per 1000 inwoners tot de laagste bin­nen de EU (bron Unesco) en volgens de Roemenië pagina van de EVD leest hooguit 20% van de Roemenen dagelijks een krant. Wel meldde WAN in haar World Presstrends over­zicht van 4 juni 2007 voor dagbladen een oplagestijging van 25,7% over 2006 (grootste stij­ging EU27). De uitgave van een eerste gratis krant in dat jaar heeft daartoe bijgedragen. Volgens ORF Medienforschung waren TV en radioconsumptie qua tijd hoog naar EU maat­staven; respectievelijk  per persoon p/d 4u15min TV kijken in 2005 (hoogste Eu na Polen) en 3u46min radio luisteren in 2002. Rond 55% van de Roemenen luistert dagelijks naar de ra­dio. In 2006 bezat 95% van de huishoudens TV (EU 98%); 5,4% video (EU25 65%) en 3,1% DVD (beide veruit laagste EU; EU 52%; bron IP international). In 2007 had volgens Eu­rostat 22% van de huishoudens een internetaansluiting (EU27: 48%). Dit aandeel was het laagste binnen de EU27 na Bulgarije, maar de internetdichtheid stijgt snel. In stedelijke ge­bieden ligt het internetgebruik hoger (41% van de 15 en 65 jarigen in 2006). Het volksdeel van 15+ met interesse in politiek en actualiteit behoorde in 2005 met 58% tot de 5 kleinste binnen de hui­dige Eu (EU 67%). Hetzelfde geldt voor het deel dat zich goed geïnformeerd achtte (51 om 58%) of dat dacht te weten hoe het de eigen stem moest laten horen aan­gaande politiek en publieke zaken (24 om 34%). Het volksdeel dat vond dat het te weinig in­vloed heeft op het regeringsbeleid lag echter iets onder het EU27 gemiddelde (78 om 81%). Rond 2005 zag 73% van de Roemenen de TV als voornaamste informatiebron. Slechts 8% koos de pers.

Mediawetgeving

Artikel 31 van de grondwet garandeert vrijheid van expressie in gedachte, woord, beeld of geschrift. Er staan ook verboden in omschreven op censuur, discriminatie, haat, obsceniteit, belediging van de staat en oproepen tot geweld of separatisme. Het artikel staat de wetgever toe om media te verplichten tot openheid over hun inkomstenbronnen en artikel 31 verplicht de overheid op haar beurt tot openheid van zaken. In 1996 werd de mediavrijheid ingeperkt via strafwet 40. Op belediging en smaad ten opzichte van overheidsfunctionarissen kwam een gevangenisstraf van maximaal 2 jaar te staan. In 1999 werden veel journalisten die over corruptie van overheidsdienaren schreven gearresteerd en aangeklaagd en/of in elkaar ge­slagen wegens smaad. In 2001 kwam wet 544 tot stand om informatievrijheid, laster en de overheidsplicht tot het geven van informatie te formaliseren. De wet verplicht de overheid bijv om binnen 30 dagen te reageren op vragen van burgers om informatie. Dit is in zoverre een wassen een neus dat burgers daarna meestal geen rechtszaak kunnen betalen wanneer de informatie daar aanleiding voor geeft. Ondanks deze wet bleef aantasting van eer en goede naam een heet hangijzer in de Roemeense mediawereld. In 2005 is een bond opgericht van mediaconsumenten; maar die moet nog uit de verf komen. Via de wet op de uitzendmedia van 1992 werd de in 1990 ingestelde nationale uitzendraad NBC toezichthouder van uitzendme­dia en werden lokale commerciële uitzendmedia toegestaan. In 2002 werd wetgeving ingevoerd die het commerciële uitzendmedia mogelijk maakte om landelijk te opereren.

Mediavrijheid in 2006

In februari 2006 speelde een zaak rond het uitlekken van militaire informatie over de Roe­meense troepen in Afghanistan en Irak. Naderhand bleek de info afkomstig te zijn van een afgezwaaide militair. Deze had de gegevens toegestuurd naar de landelijke kranten Romania Libera en Ziua (“De Dag”, een krant die dat jaar als conservatief christelijk nationalistische luis in de pels van de overheid vaker de wind van voren kreeg). De kranten plaatsten de in­formatie niet omdat de bron anoniem was, maar stuurden haar braaf door naar de autoritei­ten. Dit gedrag werd echter niet beloond. Journalist Marian Garleanu van Romania Libera werd enkele dagen vastgezet en ondervraagd. Van journalist Sebastian Oancea van tijd­schrift Academia Catavencu werden bij een huiszoeking Cd’s en een harde schijf in beslag genomen. Een paar dagen later werd hij opgepakt op beschuldiging van bezit en verbreiding van staatsgeheimen. Ook werden 3 journalisten van Ziua en nog een andere journalist van Romania Libera in staat van beschuldiging gesteld. Op 23 februari deed de Zuidoost Euro­pese mediaorganisatie SEEMO via de Burger Mediabond in Boekarest zijn beklag over de gang van zaken bij internationale perswaakhond IPI.

Directeur Sorin Rosca Stanescu van Ziua werd een dag later gevraagd om zijn bronnen prijs te geven in verband met een artikel onder de titel “de politiestaat” over aantasting van de pri­vacy. Dit kritische artikel ging over het feit dat de anti witwasorganisatie NOPFML automa­tisch elke banktransacties boven een bepaald bedrag controleerde. Er stonden lijsten in van mensen die waren doorgelicht. Volgens NOPFML waren de lijsten geheim. Stanescu gaf ze aan de openbare aanklager, maar hij hield zijn poot stijf over waar hij ze vandaan had. Na protesten van kranten en mediaclubs gaf het OM zijn poging op. Dat bij de Roemenen ere­kwesties gevoelig liggen werd op 6 maart wederom bevestigd. Toen werd een verslaggever van Pro TV bespuugd en uitgescholden naar aanleiding van een vraag aan een zakenman die de burelen van de openbare aanklager aan het verlaten was nadat hij had moeten getui­gen. Een paar uur later bood de zakenman telefonisch zijn excuus aan. Twee dagen daarna werd de hele dagoplage van de Hongaarstalige krant Europai Ido in beslag genomen door de politie omdat ze de nationale veiligheid in gevaar zou brengen. In een niet echt letterlijk bedoeld commentaar had de krant de onafhankelijkheid van een gebiedje in Transsylvanië met een Hongaarse meerderheid bepleit. Later werd de oplage weer teruggegeven.

Het bijgeloof binnen de Roemeense voetbalwereld dat contact met vrouwen tijdens de wedstrijd ongeluk brengt werkt kennelijk door na afloop van een duel. Op 30 april werd Steau Boekarest uitgeschakeld in de halve finale van de UEFA cup. Toen verslaggeefster Ana Ma­ria Neagu van Realitatea TV het daarop waagde om aan de eigenaar van de club te vragen of hij nog trots was op zijn team werd ze op zijn verzoek op weinig zachtzinnige manier ver­wijderd door zijn lijfwachten. Op 26 mei werden de 3 media leidinggevenden Dan Radu, Paul Niculescu en Victor Lungu op een terras in Cluj aangevallen door de heetgebakerde leider van een populaire popgroep omdat Lungu een foto van hem maakte bij het verlaten van dat­zelfde terras. De muzikant sleurde de camera uit handen van Lungu en nam die mee de taxi in. Toen Niculescu daarop zei dat ze de politie zouden bellen sloeg hij diens mobieltje uit zijn handen en gaf hij er een flinke trap op. De mediamensen dienden daarop een aanklacht in.

Op 15 juni werd een website van de verslaggevers George Damian en Victor Roncea van Ziua gesloten door de provider, hoogst waarschijnlijk op verzoek van de overheid. De journa­listen hadden voor hun krant een serie artikelen geschreven rond het ontslag van een hoge ambtenaar van het ministerie van BuZa. De lay-out van de als parodie bedoelde website was vrijwel een kopie van die van het ministerie en men wilde de chaos bij het ministerie ermee boven water krijgen. Op 1 juli meldde Ziua dat er een brief was uitgegaan van het ministerie van defensie en het hoofd van de geheime dienst van het leger naar alle Roemeense mili­taire attachés dat de Roemeense troepen zich zouden terugtrekken uit Irak. De brief was in­derdaad verstuurd, maar voordat de autoriteiten zo’n beslissing hadden genomen. Het inci­dent vormde de opmaat voor een politiek schandaal. Doru Dragomir, de schrijver van het ar­tikel, werd op de ochtend dat het verscheen bedreigd door het hoofd van de geheime dienst van het leger Vasile Paun. De bedreigingen werden door Dragomir op de band opgenomen.

Op 17 augustus werden een team van verslaggevers van TV Antena 1 bij het filmen van een burgemeesterswoning ingesloten door 3 auto’s. Daarna werd men agressief bejegend door de inzittenden (waaronder de vrouw van de burgemeester) en er werd gepoogd om camera’s en tapes af te pakken. De journalisten waren onroerend goeddeals op het spoor waar de burgemeester bij betrokken was. In november gaf minister Monica Macovei noodverordening  131 uit. Deze beperkt de toegang tot persoonlijke informatie van de staf van de dienst DII­COT die belediging, terrorisme en georganiseerde misdaad moet onderzoeken. Ook werden via haar privacyschending en het in de weg zitten van juridische belangen als nieuwe misda­den opgenomen in de strafwet. Hierdoor worden journalisten die verslag doen van flagrante overheidscorruptie of criminele benden juridisch kwetsbaarder. In 2007 waren er minder ge­rapporteerde incidenten op het vlak van de persvrijheid dan in 2006. Daardoor steeg men een aantal plaatsen op de persvrijheidindex van verslaggevers zonder grenzen. Met de ge­zamenlijke invloed op de media van overheidswetten, politiek en economie en van benade­ling, fysieke bedreiging of geweld tegen journalisten bezette Roemenië een 42e positie op deze wereldranglijst (door de vele gedeelde posities telde ze 168 plaatsen voor 222 landen). Onder de 27 EU landen stond men op 3 na laagste (boven Cyprus, Bulgarije en Polen).

Clubs, organisaties en instanties

Het private persagentschap Mediafax van de Media Pro groep was tot voor kort onbetwist marktleider. Het krijgt de laatste paar jaar echter weer concurrentie van staatsagentschap Rompress dat haar dekking verbeterde. In de zomer van 2006 opende de Realitatea Media­groep het persagentschap NewsIn. De Intact groep van de familie Voiculescu kocht vrij re­centelijk het agentschap Amos Nieuws op. Tot de kleinere agentschappen behoren Click News van een aantal lokale kranten en het politieke agentschap AM Press uit Boekarest. De internationale agentschappen Reuters, AP en France Presse houden kantoor in Boekarest. Een aantal andere buitenlandse agentschappen (bijv Bloomberg) hebben er een vaste cor­respondent. Een aantal samenwerkende journalisten en typografenbonden hebben in de lente van 2004 voor het eerst een CAO afgesloten voor de media-industrie. Roemenië telt ruim 40 mediabonden, waaronder een aantal journalistenbonden. De Roemeense persclub, in hoofdzaak een bond van media ondernemers, is het meest prominent aanwezig. Ze kent een eigen ethische code. De IAA (International Advertising Association) heeft een Roe­meense afdeling met 85 leden in 2006. Daarbij zaten adverteerders (bijv Coca Cola), adver­tentiebureaus en media, onderzoek, PR en marketingbedrijven. Eind 2007 stonden bij het Roemeense oplagebureau BRAT (http://www.brat.ro/) 184 uitgevers, 25 internetproviders, 27 reclamebureaus, 5 distributiehuizen en 10 adverteerders ingeschreven. De nationale uitzen­draad NBC is de waakhond van de uitzendmedia en verdeelt zendvergunningen. De 11 le­den zijn benoemd door parlement, overheid en president. In 2005 is een bond opgericht van mediaconsumenten; maar die moet nog uit de verf komen.

Consumentengedrag en reclame

Bij Eurostat loopt Roemenië 2 jaar achter bij de meeste andere EU landen m.b.t de onderver­deling van de huishoudelijke uitgaven. Daarom gelden de navolgende percentages bij Roemenië voor 2004 en bij de EU27 voor 2006. Tussen 2001 en 2004 daalde in Roeme­nië het ­deel van het huishoudbudget dat opging aan eten en drinken, directe woonlasten en communicatie enigszins en het gedeelte voor meubilair en woningonderhoud, gezondheid, vervoer, recreatie en cultuur, educatie en uiteenlopende goederen en diensten die niet in an­dere categorieën onder te brengen zijn vertoonde een stijgende tendens. Naar EU maatsta­ven gaven de Roemeense huishoudens het grootste deel van hun budget uit aan eten en drinken (33,3%, EU27 12,8%) en het kleinste deel aan recreatie en cultuur (5 om 9,5%) en diverse goederen en diensten (3,6 om 10,8%). Voor het overige lag het aandeel voor educa­tie (2,2 om 1%), en voor alcohol, tabak en narcotica (4,5 om 3,5%) boven het EU gemiddelde en het gedeelte dat opging aan restaurants en hotels (4,3 om 9%), kleding en schoeisel (3,7 om 5,7%), communicatie (2,2 om 2,7%) en vervoer (12,2 om 13,5%) lag daaronder. De aan­delen voor woonlasten (21,8%) en gezondheid (3,5%) lagen vrijwel op het EU gemiddelde.

In de Roemenië pagina’s van de EVD valt te lezen dat voor 2000 adverteren nog vaak als verkwisting werd gezien. Tussen 1999 en 2005 stegen de advertentie-uitgaven echter sterk via de groeiende import uit de EU en Amerika. Ze schoten omhoog van  €43 miljoen naar €291 miljoen volgens deze bron. Daarvan zou ruim 80% naar TV reclame gaan (erg veel naar EU maatstaven), zo’n 10% naar de pers en de rest naar andere media (radio, buitenre­clame, internetreclame). FIPP meldde voor 2005 op basis van gegevens van Zenith Optime­dia echter een totaalbedrag aan advertentie-uitgaven rond €83 miljoen (+24% ten opzichte van 2004) en een TV aandeel van 65%. Van de rest ging 12,5% naar kranten, 10% naar tijd­schriften, bijna 6% naar buitenreclame en ruim 5% naar de radio. Het FIPP meldde een in­ternetaandeel van 0,7% en een bioscoopaandeel van 0,5%. De bij­drage van internetreclame groeit erg snel. Volgens de EVD kwamen in 2005 de advertentie-uitgaven op het internet met €2,5 miljoen uit rond 1% van alle reclame-uitgaven. In 2006 bedroegen de uitgaven €5,5 miljoen en voor 2007 worden ze geschat op €8,5 miljoen. De TV is een erg geschikt recla­memedium omdat de Roemenen veel TV kijken en weinig zap­pen. Hetzelfde geldt voor de radio (55% van de Roemenen luistert dagelijks). Leveranciers van frisdrank, cosmetica en mobiele telefonie geven het meeste geld uit aan reclame. De grootste internetadverteerders waren telecom bedrijven (Mobil, Cable, 3G), financiële instellingen, autobedrijven, ICT, on­line winkels en luchtvaartmaatschappijen (bron: http://www.comanescu.ro/). Ook billboards en bioscoopreclame zijn in opkomst. Tabak en alcoholreclame zijn wettelijk beperkt.

Uit een in 2006 uitgevoerd Brits onderzoek naar reclameontwijking kwam naar voren dat deze vorm van vermijdingsgedrag het hoogst scoort bij het lezen van gedrukte media (dagbladen 68%, tijdschriften 61%), gevolgd door het internet 52%, TV 44%, radio 16% en bioscoop 8%. Buitenreclame was in dit onderzoek niet meegenomen.