Algemeen

Gebruikte bronnen

De Polen pagina van het EJC (centrum Europese journalistiek) op http://www.ejc.net/ biedt links naar mediabronnen en organisaties, bijv naar verslagen van uitzendraad KRiTT. Infor­matie over mediageschiedenis en achtergronden is te vinden via http://www.pressreference.com/. “Media power in Europe”, een internetuitgave uit 2007 van de Europese federatie van Jour­nalisten IFJ, geeft een overzicht van het media-eigendom in de meeste Europese landen rond 2005. Verschillende gegevens komen van Eurostat. Het betreft hier een tijdsbestedingonderzoek uit 2006, het internetge­bruik van huishoudens (zie onder science and technology) en huishoudelijke uitgaven (zie onder population and social conditions/ living conditions). E communications household Survey uit april 2007 van Eurobarometer geeft info over vormen van TV ontvangst en communicatiediensten. Eurobarometer 225 wave 63.1 behandelt het informatieniveau en de mate van politieke emancipatie in de EU. M.b.t persvrij­heid kan verwezen worden naar verslaggevers zon­der grenzen (http://www.rsf.org/: persvrijheidindex onder “regular re­ports”) en naar de internationale persinstellingen IPI (http://www.freemedia.at/) en Freedom House. Op de landenwebsites van de EVD (http://www.evd.nl/ inter­nationale activiteiten, landen, Polen, praktijk zakendoen) staan gegevens over Poolse reclame-uitgaven in 2006. Hetzelfde geldt voor een PowerPoint presentatie van TVN van 5 en 6 maart 2007 (via investor nielsen tvn presentation) en voor het jaarverslag 2006 van KRRiT. De presentatie van TVN en KRRiT geven tevens info over kijkcijfers van de grootste TV zenders in Polen.

Het personderzoekscen­trum van de universiteit van Krakow (http://www.obp.pl/) beidt uitvoerige informatie over het media­landschap in Polen tot rond 2002. De nieuwste oplagegegevens van het Poolse oplagebu­reau ZKDP staan op de site http://www.teleskop.org.pl/. De site ORF Medienforschung op http://mediaresearch.orf.at/ biedt naast informatie over de Oostenrijkse uitzendmedia EU gegevens over 2005. In “Television across Europe” uit 2005 van het Hongaarse Open Society Institute van George Soros staan achtergronden, organisatie en wetgeving van de TV in een veel EU landen uitgebreid beschreven. Voor allerlei spe­cifieke zaken, achtergronden en details werd Wikipedia gebruikt als internetbron. Up-to-date gedetailleerde info over marke­ting en media is, behalve op of via deze website, ook (maar dan wel tegen betaling) ver­krijgbaar via EAO (European Audiovisual Observatory), WAN (world association of newspapers, WARC (reclameresearch) op http://www.warc.com/ en FIPP (Internationale federatie periodiekenpers).

Achtergronden en recente mediageschiedenis

In 966 bekeerde koning Mieszko I van de stam der Polanen zich tot het christendom. Hij kon zo een appèl doen op de in zwang zijnde goddelijke doctrine om zijn macht te versterken. Ook gebruikte hij zijn nieuwe geloof om de eenheid onder zijn volk te vergroten tegen de boze heidense buitenwereld. Deze strategie sloeg aan en sinds de 13e eeuw is het rooms-katholicisme de dominante religie in de regio. De opvolgers van Mieszko slaagden er in om voor de Polen een eigen vaste plek en identiteit te bevechten ten opzichte van omringende Duitstalige, Russische en Hongaarse volken. Omdat men m.n de Duitse Teutoonse ridders in Pruisen als gemeenschappelijke vijand zag ontstond in 1385 de Pools-Litouwse unie die tot 1795 standhield. De unie kwam tot stand toen de Litouwse groothertog Jogaila zich bekeerde tot het roomse geloof om met de 11 jarige erfgename van de Poolse troon Jadwiga te kunnen trouwen. Hij liet zich kronen tot koning Wladyslaw II. Hoewel hij zijn huwelijk niet direct kon consumeren kon zijn strategie wel uit, want er was een rijk geboren met machtige bondgenoten als Tataren en Hunnen dat zich uitstrekte van de Oostzee tot de Zwarte Zee. De Teutoonse ridders werden onderworpen en via diplomatie wist het rijk de eigen positie ten opzichte van omliggende rijken te versterken. De klasse van de landadel (de szlachta, waartoe 7 tot 10% van de bevolking behoorde) kreeg vanaf 1505 via het parlement (sejm) controle over het gezag van de monarchen, hetgeen in die tijd in Europa tamelijk uniek was (rzeczpospolita szlachecka). Verder vormde het in religieus opzicht pluriforme rijk in deze periode een Europees toevluchtsoord voor religieuze minderheden en vervolgden. De sejm damde de pretenties van de fanatici van de contrareformatie na zo’n 50 jaar in en al voor de protestanten hadden bijv veel joden een relatief veilig toevluchtsoord gevonden. De szlachta lieten veel ontwikkelde Italianen overkomen. Deze brachten de ideeën van de renaissance en werkten aldus mee aan de eerste Poolse gouden tijd.

Bij de szlachta werd de Poolse cultuur dominant en Pools vermengd met Latijn was de omgangstaal. De szlachta huldigde de levensstijl en ideologie van hun veronderstelde Iranese voorouders de Sarmaten (sarmatisme). Belangrijke waarden bij het sarmatisme waren geloof en vertrouwen, eerlijkheid, trots, moed, vrijheid en openheid voor ervaringen. Sarmaksja was  een informele naam voor het Pools-Litouwse rijk in de 17e en 18e eeuw.

In de loop van de 16e eeuw koos de sejm achtereenvolgens Stefan Batory uit Transsylvanië en Sigmund III Wasa uit Zweden tot koning. De laatste keus maakte de Oostzee tot binnenzee. Een opstand in Zweden haalde echter weldra een streep door deze rekening. Achtereenvolgende oorlogen van de Poolse Wasa dynastie met Zweden, Rusland, Balkanlanden en Ottomaanse Turken leverden de nodige problemen op en kozakkenopstanden met steun van de Russen mondden tussen 1648 en 1667 uit in een enorm verlies van territoor. In deze periode kwam voor het eerst een krantje uit dat gedurende een half jaar in een 40tal edities rouleerde onder de landadel. De sejm koos vanaf 1669 weer Polen tot koning, maar dat kon het tij niet meer keren. In de loop van de 18e eeuw sloeg onder de landadel de decadentie toe. De sejm had een vetorecht van elk afzonderlijk lid ingevoerd en kliekvorming, angst voor verlies van privileges en achterdocht maakten het parlement krachteloos zodat vorsten steeds minder bevoegdheden kregen. Het Pools-Litouwse rijk ontaardde in een zwakke bufferstaat en een soort protectoraat van grote buur Rusland. Rond 1771 verloor de unie gebied aan Rusland en Pruisen. De door de Europese verlichting geïnspireerde krant Monitor probeerde in deze periode de geestelijk verwording binnen de adel een halt toe te roepen door te herinneren aan de zuivere oorsprong. In die zin vertegenwoordigde ze de visie van de Poolse romantiek. Vanuit dit gedachtegoed zocht men naar wegen om de gelijkheid onder de adel uit te bereiden naar andere klassen. Zo werd Polen in 1791 na de VS het 2e land ter wereld met een grondwet en het 1e land met een ministerie van onderwijs. Met dit idealisme ging men voorbij aan de harde werkelijkheid, want in 1792 en 1795 werd wat er van het machteloze Pools-Litouwse rijk over was verdeeld tussen Duitsland, Rusland en Oostenrijk.

In de napoleontische tijd gokte men vergeefs op de beloften van Napoleon. De Polen bleven nadien dan ook een volk zonder land, maar het nationalisme broeide uiteraard door. Gedu­rende de periode dat Polen in feite niet bestond (1795-1918) was vooral de censuur uit de Russische hoek streng. Veel buitenlandse kranten werden in beslag genomen. Gedurende de 19e eeuw waren er verschillende vergeefse opstanden tegen de Russen. Na een opstand in 1863 mocht op scholen niet meer in het Pools worden lesgegeven. Poolse ambtenaren werden ontslagen, Poolse koningen werden in Russische kranten gedegradeerd tot prinsen, de term vaderland mocht niet meer worden gebruikt en de term Pools moest in kranten wor­den vervangen door binnenlands of onze. Desondanks probeerde de nationalistische bewe­ging nationaal besef te bevorderen via onderwijs, economische ontwikkeling en modernise­ring. Ook ontstond er een ondergrondse pers. De landadel ontwikkelde zich tijdens de indu­striële revolutie tot een stedelijke bovenlaag, maar de boeren die naar de stad verhuisden bleven een proletarische onderlaag doordat Duitsers en joden de betere posities innamen. Hier speelde de rechtse beweging van Roman Dmowski op in. In 1897 stichtte hij de Natio­naal Democratische partij. Hij gaf de voorkeur aan een wetenschappelijke rationele opstel­ling, hing het naar racisme neigende sociaal Darwinistische gedachtegoed aan en bepleitte tactische samenwerking met Tsaristisch Rusland. Zijn tegenhanger uit de landadel, Jozef Pilsudski, had al in 1892 de Poolse socialistische partij PPS opgericht. Hij vertegenwoor­digde de pool van emotie en passie door te stellen dat de Polen aan de Duitsers hooguit land konden verliezen, maar dat ze aan de Russen hun ziel verloren. Na de 1e wereld­oorlog kwam zijn eerdere inschatting uit dat de Poolse bezetters alledrie zouden verliezen.

In 1918 ontstond zo ruimte voor een Poolse republiek. De grenzen daarvan kregen pas vorm in 1922 na een chaotisch begin. Via een staatsgreep in mei 1926 werd de intussen tot maar­schalk gepromoveerde Pilsudski sterke man en verlicht despoot. Omdat hij een herstel van het Pools-Litouwse rijk nastreefde liet zijn verhouding met Litouwers, Sovjets en Tsjechen voor de objectieve buitenstaander te wensen over. Wel betrachtte hij de verdraagzaamheid te­genover minderheden van de oorspronkelijke Poolse landadel (minderheden vormden des­tijds eenderde van de bevolking). Hij steunde bijv de intussen door haatacties vaak verpau­perde joden. Ook kende zijn 2e republiek pers en mediavrijheid. In 1934 werd via een geheim verdrag met Nazi Duitsland echter kritiek op leidende nazi’s verboden en Mein Kampf van Hitler werd verspreid in Polen. In april 1935 kreeg Polen een nieuwe grondwet volgens de richtlijnen van Pilsudski. Deze gaf de president veel bevoegdheden. Later in dat jaar over­leed de maarschalk, maar de grondwet bleef geldig tot het uitbreken van de 2e wereldoorlog. Sinds 12 mei 1995 is Pilsudski nationale held van Polen. Na september 1939 werd het in het geheim tussen Sovjets en Nazi’s gesloten Molotov-Ribbentroppact de Polen fataal.

De 2e wereldoorlog kostte aan 6 miljoen Polen (voor de helft Poolse joden) het leven. Er was overal censuur maar de wijze waarop hing af van de regionale leiding (Polen was verdeeld in 3 Duitse bezettingszones). Tot in 1943 moest de pers de Polen bewust maken van hun minderwaardige status als Slaven, maar daarna moesten overeenkomsten met het Duitse volk worden benadrukt (bijv de gemeenschappelijke Bolsjewistische vijand). Na de oorlog schoof Polen een flink stuk op naar het westen. Dit ging gepaard met gigantische volksverhuizingen. Via de overeenkomst van Jalta tussen de geallieerden kregen de Poolse communisten de wind mee. De belofte van vrije verkiezingen die in Jalta was gedaan werd door hen slinks omzeild via een nietszeggend referendum. De oppositie werd monddood gemaakt, de socialisten steunden op naïeve wijze de communisten en in 1949 was Polen een communistische volksrepubliek, compleet met planeconomie en door de staat gecontroleerde pers en media. Wel gingen in Polen de veranderingen langzamer dan in de rest van het Oostblok. Polen werd het enige Oostblokland waar kleine boeren belangrijker bleven dan kolchozen. De Poolse communistische partij kende een grote nationalistische boerenfactie die bij het paleis van Natoloin vergaderde en een factie van geschoolden die  bijeenkwam in de Pulawskistraat in Warschau. In de communistische tijd was er een grote ondergrondse pers (bibula) met wel 1000 boeken, tijdschriften en krantentitels in een  totaaloplage van meer dan een miljoen. Ook waren er illegale posters, ansichtkaarten, postzegels, kalenders en later audio en videocassettes. Na stakingen en rellen in 1970 tegen prijsverhogingen werd partijleider Gomulka vervangen door Gierek. Gierek leende geld in de VS en de BRD om de industrie te moderniseren en consumptiegoederen in te kopen. Ook werden gevluchte Polen uitgenodigd om terug te keren en in het land te investeren en er kwam meer vrijheid van meningsuiting.

Door dit consumentencommunisme groeide tussen 1971 en 1975 de welvaart en werd de intellectuele oppositie de wind uit de zeilen genomen. De oliecrisis gooide voor het bewind echter roet in het eten. Ze leidde opnieuw tot prijsverhogingen, opkomst van vakbonden en oppositiebewegingen en stakingen. De keus van Karel Wojtyla tot paus stond er daarbij symbool voor dat de communisten de roomse identiteit van de Polen niet af konden pakken.  Aanvankelijk konden de vakbonden vrijheden en betere arbeidsvoorwaarden bedingen. Deze werden in 1980 geformaliseerd in de overeenkomst van Gdansk die ondermeer uitmondde in de oprichting van vakbond Solidariteit. De overheid mocht bijv geen ingezonden lezersbrieven meer in beslag nemen en geen censuur toepassen in onderwijs en bij parlementaire debatten. Toen de sovjets dreigden met ingrijpen werd de situatie echter teruggedraaid. Solidariteit werd verboden en er werd weer censuur ingesteld. De economie holde achteruit en de corruptie nam endemische vormen aan. Doordat Sovjet president Gorbatsjov na 1985 meer vrijheden toestond werd Solidariteit in april 1989 weer legaal. Een kwart van de kranten was toen al censuurvrij. Een maand later werden de persvergunningen afgeschat en 2 maanden later bereikte men een dusdanig overweldigende zege in semi-vrije verkiezingen dat er geen houden meer aan was. In september 1989 kwam de eerste niet communistische regering in het Oostblok tot stand. In maart 1990 werd het persmonopolie van de communistische partij afgeschaft  en in mei 1990 werd censuur verboden. Later dat jaar won de leider van solidariteit Lech Walęsa de presidentsverkiezingen. Op 27 oktober 1991 kwam via de eerste echte vrije verkiezingen na de 2e wereldoorlog een einde aan het opgelegde communisme. Eind 1992 werd het een mediawet aangenomen die commerciële uitzendmedia toeliet.

In de postcommunistische tijd overheerste in het medialandschap aanvankelijk de steun voor Solidariteit. Later kwamen daar het herinpassen van tijdens het communisme onderdrukte zaken (de roomse religie; vooroorlogse waarden en helden) en het winstprincipe van de vercommercialisering bij. De omvorming van het medialandschap was in 1989 al begonnen. Communistische kranten werden na 1990 geprivatiseerd en verkocht aan (veelal buitenlandse) investeerders. Hetzelfde gold dikwijls voor de eerste door Polen opgerichte nieuwe media. De oplagen van kranten liepen aanvankelijk sterk achteruit. Aan tijdschriften kwamen er meer titels in kleine oplagen doordat men zich ging richten op specifieke doelgroepen. Ook hier nam de invloed van buitenlandse investeerders sterk toe. In 2005 was volgens de Europese journalistenfederatie 85% van de totale mediamarkt in handen van private media en 40% van de perstitels en driekwart van de persoplagen waren in buitenlandse handen. De radio en de TV werden al snel van elkaar gescheiden. Ze werden veranderd van staatsbedrijven in bedrijven voor publieke dienstverlening die ook reclame-inkomsten mochten verwerven. Bij de uitzendmedia werd buitenlands eigendom wettelijk beperkt tot 33% en de kerk kreeg een bevoorrechte positie (goedkopere zendvergunningen, wettelijk voorgeschreven respect voor christelijke waarden). Vooral de Poolse kranten nemen geen blad voor de mond en hun verhouding met de diverse regeringen bleef moeizaam.

Kenmerken huidige medialandschap

Vooral in de Poolse pers heeft de commercie het thans voor het zeggen. De Poolse perswetten zijn vriendelijker voor buitenlandse investeerders dan voor de eigen journalisten. De buitenlandse uitgevers die dit heeft aangetrokken hoeven zich dan ook weinig aan te trekken van Poolse journalistenclubs. Ze betalen vaak slecht en gaan de totstandkoming van CAO’s uit de weg. Om de kosten te drukken nemen ze dikwijls liever amateurs dan professionals in dienst. Verder geven ze nogal eens de voorkeur aan sensatie boven feiten omdat het beter verkoopt. Wel is de pers door de vercommercialisering onafhankelijker geworden van regering en politiek. Het proces van mediaconcentratie is in volle gang, het sterkst bij de pers. De grote jongens uit het buitenland kopen de kleintjes en zwakkeren op en ze beginnen zich de laatste jaren steeds meer te richten op de regionale en lokale markten. Een aantal kleine uitgevers probeert zich hiertegen te verweren door de krachten te bundelen. Buitenlandse mediabedrijven kiezen niet allemaal dezelfde strategie. Duitse eigenaars proberen meestal hun mediaproducten zo te maken dat ze overal zijn te slijten, maar het Noorse Orkla Press probeert juist in te spelen op regionale verschillen en behoeftes.

Mediagroepen in 2005: drukpers

Bij de drukpers hadden Duitse en Zwitserse concerns het grootste deel van de tijdschriftenmarkt in handen. Het Noorse Orkla Press richtte zich op de landelijke en de regionale krantenmarkt en het Duitse Passauer Neue Presse was regionaal actief. Tussen 1991 en 2005 werd Orkla eigenaar van 13 regionale en landelijke en een 12tal lokale weekkranten met in 2005 een totale oplage van 209 miljoen. Het concern bezat toen 51% van Presspublica, de uitgever van het gerespecteerde landelijke dagblad Rzeczpospolita en was voor 53% eigenaar van Pro Media die de Niwa Trybuna Opolska uitgaf. Door de aankoop van 35% van de aandelen van NSZZ Solidarność kreeg men tevens uitgever R-Press van dagblad Nowiny in handen. PNP (Passauer Neue Presse) kwam in 1994 in Polen. Het kocht toen de 8 Poolse regiokranten van de Franse uitgever Hersant op. Twee jaar later verwierf men 95% van de aandelen van de Fibak investeringsgroep die 2 kranten in Poznan publiceerde. Het concern richtte Polskapresse op en gaf in 2005 naast 6 regionale weekkranten 3 TV bladen uit in een totale oplage van 2,6 miljoen. Ook was men toen voor een kwart eigenaar van de grootste lokale kranten van Krakow en Poznan. Burda Verlag Osteuropa gaf in Polen de tijdschriften van de PNP groep uit. PNP beschikte naast een eigen distributeur over marketingbedrijf Eurodirect, advertentieverkoper Media Tak en internetsite Gratka.pl. De uitgever wil de herkenbaarheid van de eigen producten bevorderen via  een vaste huisstijl.

De Duitse uitgever Bauer publiceert via haar Poolse dochter Wydawnictwo Bauer 31 tijd­schriften, waaronder het grootste vrouwenblad, het grootste TV blad en enkele grote auto, lifestyle en jeugdbladen. Axel Springer Polska geeft naast 13 tijdschriften (waaronder een aantal behoorlijk grote) de grootste boulevardkrant van Polen uit. Bertelsmann was in 2005 de 3e uitgever van Polen met een marktaandeel van 9,6%. Dat kwam tot stand via een 8tal tijdschriften, vaak met een flinke oplage. Het sinds 1995 via Edipresse Polska in Polen ope­rerende Edipresse uit Zwitserland had toen 10 tijdschrifttitels in handen, waaronder het langst bestaande vrouwenblad dat tevens één van de grootste in zijn soort is. De (uitsluitend Poolstalige) website http://www.polki.pl/ van de uitgever was de grootste door vrouwen bezochte site van Polen. Ook het Duitse Gruner & Jahr en het Franse Hachette Fillipacchi behoorden tot de grotere buitenlandse spelers op de tijdschriftmarkt. Vogel International Verlags GmbH en Deutscher Fachverlag GmbH zijn Duitse uitgevers van vaktijdschriften in Polen. De Poolse tijdschriftuitgever Agora had 14 titels en een krant en was ook actief op de radio­markt.

Mediagroepen in 2005: digitale media

De 3 belangrijkste spelers op de TV markt waren de publieke PSB Telewisja Polska of TVP en de 2 commerciële stations Polsat en Grupa ITI. De PSB haalde met 2 landelijke en 12 regionale zenders een kijkeraandeel van 51%. Polsat van Zygmunt Solorz haalde destijds in Polen 17,1% van het kijkerspubliek binnen en men had ook TV zenders in Letland en Litouwen. Grupa ITI (marktaandeel 15,8% in 2005) is onderdeel van het Luxemburgse ITI international dat op haar beurt is gelieerd aan SBS. Men had een 7tal kanalen in handen, vaak themakanalen en allemaal met TVN in de naam. Behalve met TV producties en uitzendingen houdt de groep zich onledig met homevideo, het exploiteren van bioscopen, het organiseren van evenementen, theaterproducties en het internetgebeuren. Zo beschikt men over de drukst bezochte internetportaal van Polen http://www.onet.pl/. De Canal+ groep van Vivendi biedt sinds 1996 betaal TV op Canal+ Polska. In 2005 had ze daarnaast 2 themazenders en het digitale platform Cyfra+. De grootste Poolse kabelmaatschappij UPC Telewisja Kablowa heeft tevens een internetservice. Astor City kabel was marktleider in Warschau.

In 2005 bereikte de publieke omroep PSB Polksi Radio met 1 internationale, 3 landelijke en 17 regionale radiozenders 35% van het Poolse luisterpubliek. De commerciële radiozender RMF-FM van Holding FM RMF-FM was marktleider in Polen met een bereik van 28,3%. De groep beschikt ook over een adverteerdertak. Radiozet van Medialna Eurozet (voor 46% van de familie Woyciechowski en voor 40% van het Franse Lagardère Active Radio international) was goed voor 24,5%. Ze beschikte ondermeer over Radiostacja en over productiemaatschappij Stuio. Uitgever Agora SA bereikte met haar 29 regionale zenders 12,2% van de luisteraars. Het concern beschikt tevens over een landelijke nieuws en praatzender, een internetportaal, een berichtendienst en een advertentiebureau. De fundamentalistische radio Maryja, die roomser is dan de paus, was 3e op de commerciële radiomarkt met een aandeel van 3,3%. Polen telde 830 lokale radiozenders. Holding ZPR co was met 24 zenders, waarvan er 21 bij het Eska netwerk hoorden, marktleider op deze markt. Radiowawa van het Duitse Eurocast haalde 1,5% binnen en de Britse Radiotak van GWR radio 0,5%.

Zowel de publieke omroep als het belangrijkste persbureau zijn in Polen eigendom van het ministerie van financiën.

Mediaconsumptie algemeen

In 2006 las volgens de Polen pagina van het EJC 78% van de Polen dagbladen, 68% weekbladen en 41% maandbladen. Volgens deze bron gaat de verkoop van gedrukte media langzaam achteruit. WAN meldde in haar World Presstrends overzicht van 4 juni 2007 voor 2006 echter voor dagbladen een oplagestijging van 2,1% in Polen en voor de periode 2002-2006 een stijging van bijna 25% (de op 2 na grootste stijging binnen de EU; in Nederland daalden de oplagen). In 2004 was het aandeel dagbladlezers met 113 per 1000 inwoners laag naar EU maatstaven (bron: Unesco). Uit een door Eurostat gepubliceerd tijdbestedingonderzoek over 2006 onder 20-70 jarigen in 14 EU landen kwam naar voren dat in Polen vrouwen gemiddeld 9% van hun vrije tijd doorbrengen met lezen (gemiddeld binnen de groep landen) en mannen 6% (op één na laagste binnen de landengroep). Vrouwen keken gemiddeld 46% en mannen 48% van hun vrije tijd tv of video. Dit deel van de vrije tijd lag iets boven het 14 landen gemiddelde, maar naar de maatstaven van de 10 nieuwe EU landen was het onder gemiddeld. Volgens ORF Medienforschung zaten de Polen naar EU maatstaven echter wel lang voor het TV scherm (4u15min, EU 3u47m p/d in 2005) en hadden ze de radio het langst aan binnen de EU (5u11min p/d rond 2002). Naarmate de nachten langer zijn wordt meer TV gekeken (4u30min rond begin november 2007). In 2006 had volgens Eurostat 36% van de Poolse huishoudingen een internetaansluiting (EU27: 49%).

Het volksdeel van 15+ met interesse in politiek en actualiteit lag in 2005 onder het EU25 gemiddelde (61 om 67%). Hetzelfde gold voor het deel dat zich goed geïnformeerd achtte (53%, EU 58%). Het deel dat dacht te weten hoe het de eigen stem moest laten horen aangaande politiek en publieke zaken was zelfs het kleinste binnen de EU25 (17 om 34%). Het volksdeel dat vond dat het te weinig invloed heeft op het regeringsbeleid behoorde tot de grootste binnen de EU (89 om 81%). In de 10 nieuwe landen was dit deel echter aanzienlijk groter dan in de oude EU (wellicht nog één van de naweeën van de Oostblokvoorgeschiedenis). Het vertrouwen in de media is niet al te hoog in Polen en vertoonde na 2000 een dalende tendens. In 2004 wantrouwde 43% van de Polen de kranten en 37% wantrouwde de TV.

Mediawetgeving

De vrijheid van meningsuiting en een verbod op censuur staan omschreven in de artikelen 14 en 54 van de Poolse grondwet van 1989. De perswet van 1984, die voor alle media gold, introduceerde pers en mediavrijheid en bescherming van bronnen. Artikel 10 van de perswet schrijft echter voor dat journalisten zich moeten onderwerpen aan de principes van hun uitgever op straffe van ontslag. In 1997 en 1998 werden beperkingen van de persvrijheid ingevoerd in de sfeer van laster en belediging van het staatshoofd, ambtenaren in functie of openbare instellingen. Sinds 2006 valt het verantwoordelijk stellen van de Poolse natie voor communistische of Nazi misdaden volgens artikel 132a van de Poolse strafwet onder belasteren van de Poolse staat. Hier staat maximaal 3 jaar op. In 2002 trad een wetsartikel in werking dat openbaarheid van overheidsinformatie regelt. De Poolse journalistenbonden hanteren een ethische code. In 1996 is een persraad voor de media-ethiek ingesteld die publicatie van beslissingen als enige sanctiemogelijkheid heeft.

In 1992 kwam via een nieuwe aparte wet op de uitzendmedia de nationale uitzendraad KRRiT tot stand. Deze instantie gaat over het beleid ten aanzien van uitzendmedia en zendvergunningen. Ze kan boetes uitdelen, hetgeen regelmatig gebeurt. Oorspronkelijk was de raad bedoeld en opgezet als politiek onafhankelijk lichaam, maar in de praktijk bleek dit anders te werken doordat de leden werden benoemd op basis van hun politieke voorkeur en werden aangesteld door het parlement. Dit vormde een bron van allerlei klachten over voortrekken en van omkoopschandalen in verband met zendvergunningen (in 2003 ging Rywingate, het grootste corruptieschandaal in Polen na 1989, hier over). Bij het toekennen of verlengen van zendmachtigingen doen zich vaak onregelmatigheden voor. In 2005 veranderde de toen ingetreden (ultra)rechtse regering de benoemingsregels bij de club. Het aantal leden werd teruggebracht van 9 naar 5. Daarvan worden er 3 benoemd door het parlement en 2 (waaronder de voorzitter) door de president. De wet schrijft eerbiediging van christelijke waarden en gratis zendvergunningen voor roomse instellingen voor. Ook zijn er quota gereserveerd voor programma’s van Poolse en van Europese makelij. Voordat Polen EU lid werd mochten media die vanaf Pools grondgebied uitzonden voor hooguit eenderde in buitenlands eigendom zijn. Dat is nu niet meer zo vanwege de EU wetgeving, maar uitgevers van buiten de EU mogen voor maximaal 49% eigenaar zijn van Poolse radiozenders. Voor buitenlandse uitgevers gelden geen deelnamebeperkingen bij de gedrukte media. In 2004 is de wetgeving ook aangepast aan de TWF (TV zonder grenzen) richtlijnen van de Eu. Op het vlak van digitale en internetontwikkelingen moet nog veel wetgeving worden ingevuld.

Mediavrijheid

De nieuwe regels over laster en belediging van hooggeplaatsten en van overheidsambtenaren en instellingen deden in 2006 heel wat stof opwaaien. In een artikel dat in februari 2001 ver­scheen in de weekkrant Wiesci Polickie van het West Poolse Police beschuldigde journalist Andrzej Marek gemeentevoorlichter Piotr Misilo ervan dat hij zijn baantje had verkregen via chantage en dat hij het gebruikte om zijn advertentiebureautje te promoten. Drie jaar later werd Marek door het hof van Szczecin veroordeeld tot 3 maanden voorwaardelijk. Wel moest hij dan in de krant zijn excuses aanbieden aan voorlichter Piotr. Omdat Marek dat weigerde moest hij zich op 16 januari 2006 melden om zijn straf uit te zitten. Twee dagen later was hij (al) weer vrij omdat de hoogste rechter (het constitutionele hof van Polen) vanwege zijn be­roepsaantekening zijn vonnis had opgeschort. Op 3 november werd het eerdere vonnis echter bevestigd en alleen een presidentieel pardon kon hem nog redden van het cachot. Op 25 juni 2007 stuurde internationale perswaakhond IPI een verzoek met toelichting van haar standpunt aan president Lech Kaczynski omdat Marek op 29 juni opgesloten dreigde te wor­den. In februari 2006 oogstte de krant Rzeczpospolita veel kritiek voor haar publicatie van enkele van de Deense Mohammed cartoons uit Jyllands Posten. In de maand daarop werd het echter menens omdat het om de intussen zalig verklaarde Poolse paus Johannes Paulus II ging. Hoofdredacteur Jerzy Urban van Nie kreeg toen 10 maanden cel en een boete van rond €6500 voor een kritisch artikel dat hij 4 jaar eerder had geschreven over de prelaat.

Voor kritiek in Duitse kranten op hoogwaardigheidbekleders is men extra gevoelig. Op 4 juli 2006 eiste de Poolse regering excuses van Tageszeitung omdat verslaggever Peter Kohler op 25 juni kritische grapjes had gemaakt over de ééneiige tweelingbroertjes president en premier Kaczynski (het betreffende artikel “Polens neue Kartoffel” is te vinden via Tageszeitung wikipedia). Het Poolse ministerie van BZ riep de media op om zich aan de Poolse wet te houden. Het dreigde er ook mee Warschau correspondente Gabriëlle Lesser links te laten liggen en de correspondente werd diverse keren telefonisch bedreigd. Daar bleef het niet bij, want Warschau correspondente Doris Heiman van Rheinische Post kreeg na het verschijnen van het artikel in Tageszeitung provocerende mails met een verwijzing naar haar joodse afkomst. De roomse Poolse krant Nasz Dziennik (Ons Dagblad) publiceerde op 13 juli een zwarte lijst met 16 Duitse correspondenten in Polen en uitte haar spijt over het feit dat er geen Duitse journalisten waren gestraft. Op 19 juli startte de aanklager van het hof van Warschau een onderzoek naar de mogelijke strafbaarheid van buitenlandse journalisten.

Bij de uitzendraad KRRiT bleef het overheidsingrijpen niet zonder gevolgen. Op 22 maart 2006 kreeg TV zender Polsat een boete van €125.000 opgelegd. De zender had het gewaagd om in een talkshow presentatrice Magda Buczek van de ultraroomse zenders radio Maryja en TV Trwan te laten imiteren. Daarmee had Polsat volgens de raad de reputatie van de presentatrice geschaad en gevoelens van luisteraars en kijkers gekwetst. De raad greep echter niet in bij de vele xenofobe en antisemitische uitlatingen op radio Maryja. Met de gezamenlijke invloed op de media van overheidswetten, politiek en economie en van benadeling, fysieke bedreiging of geweld tegen journalisten scoort Polen naar EU maatstaven slecht op persvrijheid. In 2007 deelde men op de persvrijheidindex van verslaggevers zonder grenzen een 56e plaats met Ecuador op een wereldranglijst die door de vele gedeelde posities 168 plaatsen telde voor 222 landen. Onder de 27 EU landen bezette Polen echter de laagste positie. Het goede nieuws is dat Polen in 2006 nog wat lager stond.

Kennelijk werd het kinderachtige beleid de Polen zelf ook te gortig, want bij de parlementsverkiezingen van 21 oktober 2007 werd premier Jaroslaw Kaczynski van de PIS partij verslagen door Donald Tusk van de PO partij (gelukkig houdt de Poolse wet geen rekening met de Nederlandse taal). Tageszeitung kwam met de kop “tweeling met succes gescheiden”. Op 8 november 2007 is Tusk door president Lech Kaczynski tot premier benoemd.

Clubs, organisaties en instanties

Persagentschap PAP is in Polen het belangrijkste nieuwsagentschap. Het agentschap KAI van het Poolse episcopaat is gespecialiseerd in informatie vanuit de roomse pers. Daarnaast bestaan er een aantal kleinere informatiediensten. De 2 grote journalistenclubs van Polen zijn de Poolse journalistenbond SDP en de journalistenbond van de Poolse republiek SDRP. Beide bonden beschikken over regionale kantoren. Uitgevers, audiovisuele producenten, te­lefoon en internetproviders en adverteerders hebben hun eigen clubs. De nationale uitzen­draad KRRiT gaat over het beleid ten aanzien van uitzendmedia en zendvergunningen. De organisatie moet ook de vrijheid van meningsuiting, het recht op informatie, het publiek be­lang, de belangen van minderheden en de inhoud bewaken. Ze stelt tevens de regels voor adverteerders op. De publieke omroep, de journalistenbonden en de  grootste uitgeversbond hebben samen een ethische code opgesteld. In 1995 hebben media-eigenaren en beroeps­groepen een mediahandvest aangenomen en een mediacongres in het leven geroepen. Dit benoemt op haar beurt de adviserende raad van de media-ethiek. In 2007 had het Poolse oplagebureau ZKDP, 256 leden waaronder 210 uitgevers, 20 advertentiebu­reaus, 6 adverteerders, 4 distributeurs en 16 andere zakelijke entiteiten. leden waaronder 210 uitgevers, 20 advertentiebu­reaus, 6 adverteerders, 4 distributeurs en 16 andere zakelijke entiteiten.

Consumentengedrag en reclame

Na 2000 heeft het uitgavenpatroon van de Poolse huishoudens zich gestabiliseerd. Tussen 2002 en 2006 daalde het aandeel voor vervoer, kleding en schoeisel en recreatie en cultuur nog wat en het gedeelte voor communicatie werd wat groter. In 2006 ging naar EU27 maatstaven een relatief groot deel van de huishoudelijke uitgaven op aan alcohol, tabak en narcotica (6,6 om 3,3%), eten en (niet alcoholisch) drinken (20,9 om 12,8%), gezondheid (4 om 3,4%), educatie (1,3 om 1%), communicatie (3,3 om 2,7%), uiteenlopende goederen en diensten die niet in andere categorieën onder te brengen zijn (12,5 om 10,8%) en directe woonlasten (23,7 om 21,9%). Men gaf naar verhouding weinig uit aan restaurants en hotels (2,8%, laagste EU; EU 9,0%), vervoer (8,6 om 13,5%), meubilair en woningonderhoud (4,4 om 6,2%), kleding en schoeisel (4,6 om 5,7%) en recreatie en cultuur (7,3 om 9,5%).

Volgens de Polen pagina’s van de EVD en een PowerPoint presentatie van TVN over 2007 lagen de netto klassieke advertentie-uitgaven voor 2006 rond €1,5 miljard (+12% ten opzichte van 2005). De reclame-uitgaven per inwoner bedroegen toen 29% van het Eu gemiddelde en 0,6% van het BBP (West-Europees gemiddelde 0,8% BBP). Het meeste werd uitgegeven aan TV reclame 50% (49% in 2005), gevolgd door reclame via tijdschriften (15%, EU 14%), kranten (13 om 14%), radio (8%) en andere bronnen (14 om 13%). De EVD noemde voor 2006 een waarde van €136 miljoen voor buitenreclame (9%) en €26 miljoen voor de internetreclame (bijna 2%). Volgens het jaarverslag 2006 van de publieke omroep werd in 2005 €17 uitgegeven aan bioscoopreclame (ruim 1%). TVN had naar eigen zeggen 42% van de TV advertentiemarkt in handen, gevolgd door Polsat ( 21,8%) en de publieke zenders (21%). De EVD vermeldde echter voor de publieke omroep het grootste aandeel (44%), gevolgd door TVN (16,7%) en Polsat (16,1%). Volgens de door de EVD uitgedrukte verwachting zal het reclameaandeel van de TV en de gedrukte media licht dalen, terwijl het aandeel van de radio (+10% in 2007) en vooral dat van het internet (+50% of meer in 2007) zal stijgen. Volgens Nielsen Media research kwam het grootste deel van de TV reclameopbrengsten uit de voedingssector (29%; 30,4% in 2005), gevolgd door hygiëne en cosmetica (14 om 14,4%), gezondheidsproducten (10,8 om 10,2%), telecommunicatie (9,4 om 11,1%), recreatie en cultuur (8,7 om 8%) en de sector financieel/ marketing (7,5 om 5,4%; grootste stijging).

Uit een in 2006 uitgevoerd Brits onderzoek naar reclameontwijking kwam naar voren dat deze vorm van vermijdingsgedrag het hoogst scoort bij het lezen van gedrukte media (dagbladen 68%, tijdschriften 61%), gevolgd door het internet 52%, TV 44%, radio 16% en bioscoop 8%. Buitenreclame was in dit onderzoek niet meegenomen. Het marktonderzoekbureau Pentor SA biedt een interessant overzicht van Poolse consumentengroepen (te vinden op deze website onder bevolking, familie en emancipatiezaken). Gratka.pl van Polskapresse is één van de grootste advertentiediensten.