Algemeen

Achtergronden

Geraadpleegde internetbronnen over het Bulgaarse medialandschap zijn Press reference (actueel t/m 2002), Unesco statistics (t/m 2004), mediaonline.ba (t/m 2005), wikipedia, EJC (centrum Europese journalistiek), Freedom house, Library of Congress, Piero97.com, de BBC en het Bulgaarse statistische bureau (allemaal actueel t/m 2006). Het EAO (European Audiovisual Observatory) geeft betaalde jaarboeken uit over de uitzendmedia in 36 Europese landen. Voor 1989 waren de Bulgaarse media in staatshanden. Volgens EJC waren er 7 nationale kranten en een staatsomroep (radio/ TV). Press reference maakt melding van 33 periodieken en 13 (8 in Sofia) tot 17 dagbladen tijdens de Sovjet periode. Communistische partijbladen die gericht waren op specifieke doelgroepen gaven de toon aan. Er was slechts één krant (een boerenkrant) met reclame-inkomsten en er waren 2 grote provinciale kranten. Na 1990 kwam een stortvloed van nieuwe dagbladen en periodieken op gang, maar na 2000 trad een stabilisering op, mede doordat de invloed van de Duitse holding WAZ groeide. Bulgarije kent geen perswet en geen regulering van geschreven pers. Dit bemoeilijkt het zicht op het precieze aantal gedrukte nieuwsmedia. In 2006 waren het er zeker meer dan 900. In dat jaar telde het land naast de publieke omroep, die het grootste marktsegment behield, 111 regionale en lokale radiozenders (bijv 32 FM zenders in Sofia). Er waren landelijk 184 kabelexploitanten geregistreerd. In 2001 is de verstrekking van nieuwe zendmachtigingen voor onbepaalde tijd gestaakt zodat 110 radiozenders een tijdelijk uitzendvergunning hebben of piraat zijn. Tussen 2000 en 2006 is het internetgebruik ruim verviervoudigd. Het aantal online media neemt continue toe en alle grote kranten en uitzendmedia staan nu op het internet.

Pers en mediavrijheid

De invloed van de meeste vroegere partijkranten en vakbondskranten is vrijwel tot nul gereduceerd. Kranten en weekbladen moeten voor 80% of meer het hoofd boven water houden via advertentie-inkomsten bij (zeker naar EU maatstaven) lage oplagen en een relatief kleine groep van adverteerders. Daarmee hebben (soms louche) adverteerders deels de plaats van de staat overgenomen als bedreiging van de onafhankelijkheid van de media, maar zij staan daarin niet alleen. De dagbladen Standart en 7 Din Sport (7 dagen sport) zijn (deels) in handen van de van corruptie en erger beschuldigde Israëlische zakenman Michael Corni die Bulgarije sinds 2000 niet meer in mag. In het regiodagblad Novinar (journalist) zit naar verluidt Bulgaars maffiageld. Sinds 2003 hebben journalisten vanwege hun onderzoekswerk aanslagen te verduren gekregen van criminele organisaties wier bestaan wordt vergemakkelijkt door een zwak en corrupt justitieel apparaat. Ook corrupte overheden met Sovjetherinneringen weten op geheel eigen wijze van wanten waar het om het afhandelen van mediakritiek gaat. In 2006 werd In Vratsa een kantoor van de grootste krant van het land Trud in brand gestoken nadat een journalist een artikel had geschreven over maffialinks van een lokale zakenman. Journalist Vasilius Ivanov van de commerciële TV zender NOVA overleefde in dat jaar een bomaanslag, eveneens na kritisch onderzoek dat niet iedereen welgevallig was.

In 2005 meldde bij een enquête onder 30 journalisten van vooraanstaande media 21 van hen dat ze te maken hadden gehad met pogingen tot beïnvloeding van buitenaf omtrent plaatsing of uitzending. Dit gebeurde het vaakst in verkiezingstijd. Van de 30 journalisten erkenden 12 dat ze dan soms bewust feiten achterhielden om zichzelf problemen te besparen en 5 gaven toe dat ze dan onder druk van buitenaf juist feiten beschreven. Twee van de 3 journalisten kregen vaak kleine attenties, maar volgens hen hoort dat bij de Bulgaarse cultuur. De helft van de 30 journalisten gaf toe regelmatig promotiemateriaal te brengen als nieuwsfeiten, maar dat is in een land als Nederland (bijv in komkommertijd) ook niet ongewoon.

De zelfcensuur die het gevolg is van een en ander heeft bijgedragen aan een achteruitgang van de media. De geschreven pers probeert te overleven via pogingen om populistische sensatie en roddel zo goed en zo kwaad als het gaat te combineren met een zekere kwaliteit. Goedkope bladen die slachtoffergevoelens van het groeiende aantal gepensioneerden exploiteren doen het goed. Deze groep heeft het meest te lijden gehad van de hervormingen ten gevolge van de stelselwisseling na 1989. Op de persvrijheidindex (press freedom index) van verslaggevers zonder grenzen bezette Bulgarije in 2006 onder de 222 wereldlanden bij een rangschikking die tot 168 gaat een met Australië, Frankrijk en Mali gedeelde 35e plaats.

Clubs en organisaties

Het Bulgaarse persagentschap BTA (deels Engelstalig), dat al meer dan 100 jaar bestaat, is het meest betrouwbare en professionele nieuwsagentschap gebleven. Nieuwe private agentschappen zijn Bgnes en Focus news (deels Engels) en ook de nieuwsportalen Seenews.com en novinite.com (Engels of Bulgaars) zijn thans belangrijk. In 2004 en 2005 kwamen in samenspraak met de EU een ethische code, ethische commissies en (via een fusie van gedrukte en uitzendmedia) een unie van nationale media tot stand.  De in 1999 opgerichte Bulgaarse mediacoalitie BMC is een orgaan van NGO ’s op mediagebied dat opkomt voor de vrijheid van nieuwsgaring. De vroegere nationale raad voor radio en televisie, het belangrijkste toezichthoudende overheidsorgaan, heet nu CEM (raad elektronische media). Tot de overgebleven bronnen voor media-informatie behoren de BMC website bulmedia  en de site van het Bulgaarse centrum voor onafhankelijke journalistiek htttp://www.media-cij.org. De meeste Bulgaarse mediasites waren in mei 2007 uitsluitend in het cyrillisch te lezen. Mede daardoor is het vrijwel onmogelijk om overzicht te krijgen over actuele oplage en kijkcijfers.

Marketing

Volgens media-agentschap Piero97.com stegen de reclame-uitgaven in Bulgarije in 2006 in vergelijking met 2005 van €133 miljoen naar €184 miljoen (+38%). In 2006 ging 49,6% ervan via tv reclame (+16% t.o.v 2005), 26% via de geschreven pers (+17%), 10,5% via buitenreclame (+44%); 9,5% via de radio (+15%); 1,9% via internet (1,4% in 2005; +100%) en 2,3% via andere media. Op het internet na veranderden de aandelen in het totaal weinig t.o.v 2005. Het grootste deel van het reclamebudget ging in 2003 naar de telecomsector (23%), gevolgd door dranken en financiële diensten (beide 13%), auto’s 10%; hobby, mode en sport 9%, winkels 7%, toerisme 4%, eten 3% en verzekeringen en publiciteit (beide 2%).