Algemeen
Gebruikte bronnen
De Zweden pagina van het EJC (centrum Europese journalistiek; http://www.ejc.net/) biedt info over mediabronnen en organisaties. Informatie over mediageschiedenis en achtergronden van de meeste landen van de wereld staat op http://www.pressreference.com/. De website van OFCOM http://www.ofcom.org.uk/media/ biedt via de stappen research and market data/ communications market reports een internationaal overzicht waarin ook recente gegevens zijn opgenomen over de TV markt in Zweden. Nordicom (http://www.nordicom.gu.se/ mediestatistik) heeft uitgebreide recente statistische informatie over alle media in Noord-Europa. De website van de universiteit van Gotenburg http://www.som.gu.se/english.htm biedt in de publicatie Swedish trends veel opinie-informatie, ook over de media. Op de site van het Zweedse oplagebureau TS Boken (http://www.ts.se/) zijn de nieuwste oplagegegevens te vinden van kranten en tijdschriften. De site van de publieke radio http://www.sr.se/ biedt via de stap “in English” (onderaan de pagina) informatie over de publieke (radio)omroep. Op de Zweedstalige site MMS (Mediamätning i Skandinaviën: http://www.mms.se/) zijn recente gegevens te vinden over de TV consumptie in Zweden en via http://www.sifomedia.se/ senaste radioresultet kunnen de nieuwste gegevens worden gedownload over radioconsumptie.
ORF Medienforschung biedt op http://mediaresearch.orf.at/ international info over de uitzendmedia in deze landen (incl. een link naar IP international met gegevens over ontvangstvormen en kijkgedrag in de EU). “Media power in Europe”, een internetuitgave uit 2007 van de Europese federatie van Journalisten IFJ, geeft een overzicht van het media-eigendom in de EU landen rond 2005. Diverse gegevens komen van Eurostat. Het betreft hier een tijdsbestedingonderzoek uit 2006, het internetgebruik van huishoudens (zie onder science and technology) en huishoudelijke uitgaven (onder population and social conditions/ living conditions). E communications household Survey uit april 2007 van Eurobarometer geeft info over vormen van TV ontvangst en communicatiediensten. Eurobarometer 225 wave 63.1 behandelt het informatieniveau en de mate van politieke emancipatie in de EU. M.b.t persvrijheid wordt verwezen naar verslaggevers zonder grenzen (http://www.rsf.org/: persvrijheidindex onder “regular reports”) en naar de internationale persinstellingen IPI (http://www.freemedia.at/) en Freedom House. Up-to-date gedetailleerde info over marketing en media is, behalve op of via deze website, ook (maar dan wel tegen betaling) verkrijgbaar via EAO (European Audiovisual Observatory), WAN (world association of newspapers, WARC (reclameresearch) en FIPP (Internationale federatie periodiekenpers).
Achtergronden en mediageschiedenis
De 1e bewoners van Zweden waren rendierjagers die kort na de laatste ijstijd het land binnenkwamen vanuit het Denemarken van nu. Met het warmer worden van het klimaat trokken ze met de toendra’s en de rendieren mee naar het noorden. Ze werden opgevolgd door verspreid over het gebied rondtrekkende jagerverzamelaargroepen. Vanaf 4000 v Chr. kwam via de uit het zuiden afkomstige trechterbekercultuur landbouw voor als overlevingsstrategie. Rond 2800 v Chr. dook daarnaast de touwbeker, strijdbijl of enkel kamergraf cultuur op (zo genoemd omdat men de doden afzonderlijk begroef samen met stenen bijlen). De claim dat het Scandinavisch van de taal van deze tamelijk vreedzame boerencultuur afstamt is dubieus. Pas vanaf 200 na Chr. (tijdens de periode van de Yngling dynastie die tot 800 aanbleef) kon het Noord-Germaans worden onderscheiden van andere Germaanse talen. Vanaf 800, toen de Vikingperiode begon, werden geleidelijk aan een oud West-Noors en een oud Oost-Noors dialect manifest. De Vikingen vestigden zich definitief in het VK en hun nakomelingen drukten daar een stempel op de bevolkingssamenstelling. Ze verspreidden zich ook langs de hele Oostzee en naar het zuidoosten tot aan de regio van de Zwarte en de Kaspische Zee.
Vanaf de 12e eeuw, toen het intussen gekerstende Zweden Finland koloniseerde, werden verschillen duidelijk tussen de Oost-Noorse dialecten Runen Zweeds en Runen Deens. Het 1e document dat als echt Zweedstalig wordt beschouwd is de Westrogoten wet (Västgötalagen); een provinciale wet uit 1250 uit de buurt van Gotenburg. Na de Ynlings zorgde het volk er in Zweden voor dat vorstenhuizen niet teveel macht kregen door naar believen de hulp in te roepen van naburige vorsten, adel of geestelijkheid. Stadsburgers, adel en geestelijkheid hadden daarvoor hun overlegstructuren. In 1359 kreeg zo’n vergadering over een koningskwestie onder de noemer Rijksdag een officiële status als parlement. Tussen 1307 en 1521 bestond tussen Zweden, Denemarken en Noorwegen de broze Kalmarunie. In de 16e eeuw maakte de populaire koning Gustav Wasa een eind aan een al te grote opdringerigheid van de Denen en daarmee aan deze unie. Ook voegde hij de boerenstand als 4e partij toe aan de Rijksdag en daarmee was de standenrijksdag geboren.
In 1527 verbrak hij de banden met de roomse kerk. De Zweedse bijbelvertaling uit 1541 in zijn opdracht (de Gustav Vasa Bibel; het Zweeds kent de W vrijwel niet) ligt ten grondslag aan het moderne Zweeds (Nysvenska). Tussen 1593 en 1781 was het lutheranisme in Zweden staatsgodsdienst en het rooms katholicisme was verboden. Gedurende de grootheidstijd (1611-1718) wist men via huwelijken, oorlogen en onderhandelingen de Zweedse invloedssfeer uit te breiden tot Estland, Letland, Pommeren, Bornholm, Sleeswijk, Bremen en delen van Noorwegen. Ook de zuidpunt van Zweden werd op de Denen heroverd. In Estland en Letland stelden de Zweden zich coulant op ten opzicht van de eigen identiteit en na 1990 kregen Zweedse mediaconglomeraten daar veel invloed. In de grootheidstijd kwamen vanaf 1645 de 1e perspublicaties uit. Dat waren, net als in veel andere Europese landen, hofkranten die onder censuur stonden. Het literaire tijdschrift “Then Swänska Argus” dat in 1732 het levenslicht aanschouwde, wordt gezien als mijlpaal naar de ontwikkeling van het hedendaagse Zweeds. Reeds in 1766 voerde de standenrijksdag een wet op de persvrijheid in. Lars Johan Hierta (1801-1872), die in 1830 Aftonbladet oprichtte (nu de grootste betaalde krant), wordt beschouwd als degene die de persvrijheid in Zweden werkelijk gestalte gaf.
In 1810 werd de Fransman Jean Baptiste Bernadette koning van Zweden. Na de napoleontische tijd verloor Zweden Pommeren aan Pruisen en Finland aan de Russen, maar de Noren stemden na een korte strijd toe in vereniging met Zweden. De nakomelingen van Bernadette droegen er toe bij dat in 1905 de breuk met Noorwegen vreedzaam verliep en dat Zweden buiten de beide wereldoorlogen bleef. Zweden koestert een gewapende neutraliteitspolitiek vanuit het idee dat wapens (aangezien ze er toch zijn) een onderhandelingspositie creëren en handel betekenen (het land heeft een aanzienlijk wapenindustrie). Het streven naar neutraliteit droeg er toe bij dat men pas in 1995 EU lid werd. Doordat Zweden geen periodes van onderdrukking en censuur heeft gekend konden veel kranten en tijdschriften uit de 19e eeuw zich handhaven. In 1850 werd godsdienstvrijheid ingevoerd, maar pas tussen 1948 en 1968 werden verboden op het werken, dansen en bioscoop bezoeken op zondag opgeheven, een recht op niet gelovig zijn officieel erkend.en een rooms bisdom ingesteld. Tussen 1865 en 1970 kende het land een 2kamerparlement. In 1970 is de 1e kamer afgeschaft en in 1973 werd de taak van het koningshuis louter representatief. Zweden heeft in de 20e eeuw bijna altijd regeringen van de sociaal democraten gekend. De socialistische leiders Olaf Palme (in 1986) en Anna Lindt (in 2003) vonden door hun populariteit een gewelddadig einde. In september 2006 kwam er voor het eerst in 20 jaar weer een centrumrechtse regering.
In Zweden wordt compromis meer gewaardeerd dan polarisatie en nuchter overleg krijgt de voorkeur boven overdrijven en scherpslijperij. Boven het maaiveld uitsteken, m.n door rijkdom of status te cultiveren of te etaleren, is weinig populair. Hetzelfde geldt voor manvrouw polariteit en er wordt naar gestreefd dit zoveel mogelijk tegen te gaan. Bij de mediaconsumptie zijn de geslachtsverschillen in Zweden bijv opvallend klein. Wel worden eerlijkheid, privacy en vrijheid om het leven naar eigen believen en inzichten in te richten cruciaal gevonden. Zelfredzaamheid, improvisatievermogen, originaliteit en openheid voor ervaringen staan daarbij hoog aangeschreven. Zweden die hulp nodig hebben willen hun familie of omgeving daar niet mee lastig vallen. Men vindt dat de overheid waar nodig moet zorgen voor voorzieningen en opvang en men vertrouwt er op dat de burger daar uit (zelf)respect geen misbruik van maakt (hetgeen ook weinig gebeurt). Op het vlak van gelijkberechtiging (m.n van vrouwen), sociale voorzieningen en seksuele en burgerlijke vrijheden is Zweden al erg lang voorloper en koploper in Europa. Mede door de riante voorzieningen valt bijna de hele bevolking onder de middenklasse. Dit maakt Zweden voor de oppervlakkige waarnemer tot een wat saai land. Uiteraard hebben deze cultuurkenmerken hun weerslag op de Zweedse media.
Om de negatieve gevolgen van vercommercialisering tegen te gaan heeft de overheid zich sinds 1974 ten doel gesteld dat alle Zweden de gelegenheid moeten krijgen om deel te nemen aan hun eigen culturele activiteiten of daar mogelijkheden voor te creëren. Zo zijn culturele veelvormigheid en kunstzinnige vernieuwing en kwaliteit nationale doelen. De pers wordt in Zweden gesubsidieerd (thans slechts 3% van de totale persopbrengst, maar voor veel titels erg belangrijk) en betaalt een laag BTW tarief om de veelvormigheid te garanderen. Om dezelfde reden werden PC’s aftrekbaar voor de belasting en werden breedbandverbindingen gesubsidieerd. De uitzendmedia bleven lang in staatshanden uit zorg over de bijziendheid van de commercie. Tot en met 1990 kende Zweden alleen publieke en educatieve radio en TV. Pas in 1991 werd commerciële TV toegestaan en in 1993 commerciële radio. Wel was men er erg vroeg bij met de digitalisering. De mediaconcentratie in het land (m.n op de uitzendmedia markt en bij kabelmaatschappijen) vormt een punt van zorg bij de Zweedse overheid. Vanaf 2000 werd de wetgeving hierop aangepast, inclusief een noodzakelijke grondwetswijziging. Desondanks wordt kruiseigendom weinig in de weg gelegd en veel mediabedrijven hebben bezittingen op meer terreinen (pers, radio, tv, internet, ontvangstproviders). De grote Zweedse mediaconcerns zijn m.n binnen Europa internationaal erg actief. Streekbewustzijn speelt in Zweden echter ook een grote rol. Mede doordat Zweden dunbevolkt is, waren studentenverenigingen in het hele land erg lang verdeeld in regiodisputen. Op de krantenmarkt domineert de regionale pers, onder de 7 diensten van de publieke TV omroep SVT zijn 4 regionale diensten en de publieke radio-omroep SR telt 25 regiozenders.
In 2007 telde Zweden volgens het Zweedse statistische bureau 9,2 miljoen inwoners. Daarvan was 13% (1,18 miljoen) in het buitenland geboren. Bij 3% betrof het een Noord-Europees land (Finland 2%, Noorwegen en Denmarken samen 1%), bij 5% een ander Europees land (het vaakst Bosnië, voormalig Joegoslavië en Polen) en bij 3% een Aziatisch land (Irak 1%, Libanon, Syrië en Turkije samen 1%). Onder de Amerikanen (1%) vormden de Chilenen een groot contingent en onder de Afrikanen (1%) Somaliërs. |
Mediagroepen
In 1801 emigreerde de Duits-Joodse kledingkoopman Gutkind Hirschel van het Tsjechische Bohemen naar Kopenhagen. Daar veranderde hij zijn naam in Gerhard Bonnier en hij begon in 1804 een uitgeverij. Sinds zijn zoon Adolf naar Gotenburg verkaste opereert het familiebedrijf vanuit Zweden. Thans is de groep actief in 21 landen. Ze wordt geleid door 75 leden van de familie. Sommigen zijn al van de 7e generatie. Men geeft in Zweden kranten en tijdschriften uit en in 2007 verwierf men het grootste commerciële Tv netwerk van Zweden TV4 AB.
Bij de pers domineert de Bonnier groep met 4 van de 7 grootste dagbladtitels (Expressen met de regio-edities GT en Kvällsposten; Dagens Nyheter en het financiële dagbad Dagens Industri) de Zweedse krantenmarkt. Ook heeft men via Bonnier Tidskrifter AB 2 grote tijdschrifttitels en een aantal gespecialiseerde tijdschriften in handen. Deze vormen in Zweden een veel groter marktsegment dan de algemene titels. De Stampen groep is 2e op deze markt met Göteborgs Posten en een hele reeks lokale kranten. Op de Zweedse krantenmarkt geven regionale ketens de toon aan. De grootste krant Aftonbladet is voor de helft van de Zweedse vakbond en voor de rest van het Noorse Shibsted dat ook de beleidsbeslissingen neemt. Shibstedt geeft daarnaast de Stockholmse krant Svenska Dagbladet uit. Metro International, een in Luxemburg gevestigd Zweeds bedrijf, publiceerde haar gratis krant Metro in 2007 in 20 landen en is thans een onderdeel van de Kinnevik investeringsgroep die ook veel in te brengen heeft bij de digitale media. Allers Förlag, de Zweedse afdeling van het Deense Aller, geeft in Zweden 24 tijdschrifttitels uit, waaronder 4 van de 7 grootste algemene consumententitels. Via Hachette Sverige publiceert Lagadére 4 tijdschriften in Zweden.
Op de radiomarkt hebben Sveriges Radio (SR) met 4 kanalen en het Zweedse Educatieve omroepbedrijf UR een landelijke publieke licentie. SR heeft daarnaast 25 regiozenders en 13 DAB (digitale) zenders in handen. Tot de laatste groep behoort SR international die in 19 talen uitzendt. De commerciële radio heet private lokale radio (PLR) omdat ze alleen via plaatselijke zenders opereert. Viasat van het Zweedse MTG (Modern Times Group, de mediapoot van Kinnevik) had in 2007 in Zweden aan radiozenders Rix FM met 36 stations, de 3 Zweedse zenders van het Franse NRJ netwerk, Lugna favoriter en enkele radiozenders in Stockholm. In het buitenland had men radiokanalen in Finland, Noorwegen en de 3 Baltische staten. SBS radio (voor 41% van Bonnier) beschikte over 25 lokale zenders, waaronder 6 grote van Fria Media. Na overheidsgoedkeuring fuseerde SBS haar Zweedse radioactiviteiten in 2003 met Bonnier radio AB tot SBS Radio AB (SBS 51%, Bonnier 49% eigenaar).
De publieke Sveriges Television (SVT) is met de 5 kanalen SVT 1, 2, 24, het kinder en kunstkanaal Barnkanalen + Kunskapskanelen (die samen een zender delen) en SVT Europa marktleider bij de TV met grondontvangst. De publieke TV heeft genreverplichtingen, komt rond van omroepbijdragen en sponsors en heeft een marktaandeel rond 40%. TV4 AB, met naast de meest succesvolle commerciële zender TV4 een aantal themakanalen (rond 25% marktaandeel) werd eind 2007 via Nordic Broadcasting oy volledig eigendom van de Zweedse mediagroep Bonnier. De 2e commerciële zender TV3 was via de Britse Viasat groep van Modern Times Group. De Viasat groep beschikte daarnaast in Zweden over de TV zenders TV1000, TV8 en ZTV. Verder is ze met haar TV en radio zenders actief in 12 Noord en Oost Europese landen. De 3e commerciële zender qua marktaandeel Kanal5 is van het oorspronkelijk Deense SBS Broadcasting dat in juni 2007 onderdeel werd van ProSiebenSat1.
In 2005 hadden qua ontvangstproviders 2,5 miljoen Zweedse huishoudens een kabelaansluiting. Deze aansluitingen waren voor ruim 90% in handen van de 4 maatschappijen Com hem Ab van de Zweedse belegger EQT Partners (56%), UPC Sverige AB van het Amerikaanse UnitedGlobalCom (23%), Kabelvision AB van Tele2 (12%) en Canal Digital Kabel TV van het Noorse Telenor (9%). UnitedGlobalCom heeft een meerderheidsbelang in SBS. Daarnaast had 30% van de Zweedse huishoudens (1,4 miljoen) een satellietaansluiting. De belangrijkste providers waren Viasat van MTG (45%) en Canal Digital van Telenor (55%). Viasat distribueert o.a de TV zenders TV3, TV6, TV8, TV1000, ZTV en de Deense TV3+. Canal Digital heeft betaal TV kanalen van Canal+ en de pay per view dienst van Kiosk.
De in 1936 door Hugo Stenbeck opgerichte Zweedse investeringsgroep Kinnevik drukt een flink stempel op het Zweedse medialandschap. Tegenwoordig beschikt de groep via haar in 1997 begonnen mediaholding MTG over Metro International, satelliet provider Viasat en veel radio en TV zenders, waaronder een hele serie betaalde themakanalen. Nu heeft kleindochter Christine Stenbeck (geb. 1977) bij Kinnevik de touwtjes in handen. |
Mediaconsumptie en maatschappelijk engagement
In 2007 werden in Zweden per dag 3,8 miljoen kranten gelezen die vaker dan 3 keer p/w uitkwamen. Dat komt neer op 413 per 100 inwoners en daarmee behoort men bij de EU top. De oplagen daalden echter wel wat. WAN meldde in haar World Presstrends overzicht van 4 juni 2007 voor dagbladen tussen 2002 en 2006 een daling van 4% (2,1% in 2006). Desondanks las in 2006 volgens Nordicom (http://www.nordicom.gu.se/ mediestatistik/ medie Sverige) nog 81% van de Zweden dagblad, met de leeftijd oplopend van 42% bij 9 tot 15 jarigen naar 90% bij 45plussers en 91% bij 65plussers. Van de huishoudingen van laag en hoogopgeleide Zweden tussen 9 en 79 jaar had 76% een dagbladabonnement. Bij de middengroep lag het aandeel lager (70%). Het aandeel Zweden dat wekelijks tijdschrift las wisselde tussen 2000 en 2006, maar het vertoonde wel een dalende tendens (het sterkst bij 15-25 jarigen). In 2006 lag het op 67% (mannen 61%, vrouwen 73%; 59% kinderen tot 14, 51% 15-25j, 67% 25-44j, 74% 45-65; 72% 65plus). Qua opleidingsniveau lag het aandeel lezers onder 16 tot 80 jarigen op 66% bij laag en middelbaar opgeleiden en 74% bij hoog opgeleiden.
In 2006 had volgens IP International (via ORF Medienforschung) 97,7% van de huishoudens TV (EU25: 95,1%); 72% video (EU25 65%) en 52% DVD (EU 52%). Dagelijks luisterde 31% van de Zweden naar muziek via CD of LP (het vaalst jong en middelbaar of hoogopgeleid), haalde 4% muziek van het internet (mannen 6%, vrouwen 2%; 15-25 jarigen 14%) en nam 14% dingen op met video of DVD (afnemend van 25% bij kinderen tot 14 naar 9% bij 65plus). Volgens ORF Medienforschung) lag in 2005 de TV consumptie met 2u34 min p/d, ruim onder het EU gemiddelde (3u47min). De kijkpiek viel naar EU maatstaven vrij laat (21u15 om 21u06). Volgens OFCOM lag de kijktijd in 2005 op 2u27min en in 2006 op 2u34m en volgens MMS (http://www.mms.se/) in 2007 op 2u37 min (m 2u31m, v 2u43m). Daarbij liep ze sterk op met de leeftijd (3-14j 1u40m, 15-24j 1u33m, 25-39: 2u36m, 40-59j 2u46m, 59+ 3u27m in 2007). Het gemiddelde TV dagbereik lag op 71% (3-14j: 65%, 15-24j 51%, 25-39j 72%, 40-59j 73%, 59+: 82%). Bij laag opgeleiden was het hoger dan bij hoog opgeleiden.
Het aandeel Zweden dat dagelijks radio luisterde daalde van 2003 op 2004 van 79 naar 73%. In 2005 en 2006 was sprake van een licht herstel (74%). De daling van het bereik is het meest uitgesproken bij 15-25jarigen en heeft te maken met de opkomst van MP3 spelers onder jongeren (10% dagbereik in 2005; 14% in 2006; bij kinderen tot 14: 33%, 15-25j: 50%, 25-45j: 11%, 45plus: nog veel minder). Het radiobereik liep in 2006 op met de leeftijd (onder 15j 54%, 15-25j: 58% ; 25-45j: 75%, 45-65j 79%; 65plus 83%), maar qua opleidingsniveau waren er geen algemene verschillen (wel bij bepaalde zenders). De Zweden luisterden volgens ORF Medienforschung in 2002 gemiddeld 2u43 min p/d radio, weinig naar Eu maatstaven. In 2007 had 79% van de huishoudens een internetaansluiting (hoogste EU na NL; EU27: 54%; bron Eurostat). Het dagelijks gebruik van internet lag in 2006 op 62% (m 68%, v 57%, 9-14j 63%, 15-25j 84%, 25-45j 73%, 45-65j 62%, 65plus 26%). Bij laag opgeleiden was het veel lager (30%) dan bij middelbaar (64%) en hoogopgeleiden (73%). Het dagelijks gebruik thuis lag met 52% lager, maar qua geslacht, leeftijd en opleiding was het patroon hetzelfde. Geslachtsverschillen in mediaconsumptie bedragen in Zweden, met uitzondering van tijdschriften (vrouwen hoger) en internet (mannen hoger), hooguit enkele procenten.
Volgens SOM (http://www.som.gu.se/english.htm) daalde na 2001 het aandeel Zweden dat minstens 5 keer per week de krant (70% in 2006) als nieuwsbron gebruikte licht. De publieke TV werd als nieuwsbron populairder tussen 2004 en 2006 (56% in 2006). De lokale radio ging gestaag achteruit en kwam in 2006 op 36%; precies evenveel als het als een komeet omhoog geschoten internet (gebruik minstens 3 keer p/w). Het nieuws op de commerciële TV scoorde bij 32% en het nieuws op de publieke radio kwam via een licht dalende tendens op 26%. In 2006 lag het volksdeel met vertrouwen in de publieke TV op 69%, gevolgd door de lokale pers 61%, de commerciële zender TV4 (59%; andere commerciële TV zenders kregen 0%), de landelijke publieke radio 57%, de landelijke kwaliteitspers 24%, het internet 20%, de gratis krant Metro 10% en de private lokale radio 4%. Ten aanzien van radio en TV journalisten was het volksdeel met vertrouwen 5% groter dan het deel zonder vertrouwen, maar bij het krantenjournaille viel de balans negatief uit (-21%). Het volksdeel van 15+ met interesse in politiek en actualiteit lag in 2005 flink boven het EU27 gemiddelde (83%, 2 na hoogste Eu, EU 67%) evenals het deel dat zich goed geïnformeerd achtte (76%, 3e EU; EU 58%). Het deel dat dacht te weten hoe het de eigen stem moest laten horen over politiek en publieke zaken was het grootste binnen de EU (54 om 34%) en het deel dat vond dat het te weinig invloed heeft op het regeringsbeleid was relatief klein (74 om 81%). Wel vond 91% (hoogste Eu; EU 75%) dat men zich meer zou moeten verdiepen in politiek en actualiteit.
Mediawetgeving
De vrijheid van meningsuiting in de gehele publieke ruimte staat in algemene termen omschreven in hoofdstuk 1 en 2 van de grondwet. Daarbij wordt verwezen naar de uitwerking in afzonderlijke mediawetten. Zo komt het thema terug in de wet op de persvrijheid uit 1949. De vrije toegang tot overheidsinformatie was al opgenomen in de persverordening van 1766 (het eerst in de wereld) en staat nu uitgewerkt in hoofdstuk 2 van de wet op de persvrijheid. Wel worden mogelijke voorbehouden genoemd in het kader van staatsveiligheid, internationale relaties, belangen van instellingen, economische beleidsdoelen, preventie of vervolging van criminaliteit of bescherming van mensen, dieren of planten. Het internet valt onder de wet op de persvrijheid. De wet op de vrijheid van expressie garandeert de mediavrijheid bij radio en TV en de details zijn uitgewerkt in de radio en TV wet. Aanvullende wetten regelen de organisatorische en technische condities.
Het land kent een gemeenschappelijke ethische code voor journalisten bij pers, radio en tv.die gemaakt is door de pers samenwerkingcommissie (Pressens Samarbetsnämnd). Daarin ligt nadruk op accurate en objectieve nieuwsvoorziening waarbij feiten en meningen duidelijk worden onderscheiden, het recht op weerwoord en op publicatie daarvan, respect voor de privacy (religie, geaardheid, etnische afkomst, beroep, sekse of politieke voorkeur alleen noemen als het ter zake doet), afwegen van publiek belang en publiceren, voorzichtig en met zorg omgaan met het publiceren van beelden en namen (bijv oogbalkjes en initialen bij verdachten), vermijden van misleidende effecten (bijv het manipuleren van foto’s), nastreven van evenwichtige berichtgeving en vermijden van voorbarige conclusies bij nog lopend onderzoek. De commissie heeft een persraad en een persombudsman ingesteld om toe te zien op naleving bij de pers. Ook hanteert men als regel dat nieuws beoordeeld moet worden op de nieuwswaarde en niet op de advertentiewaarde. Deze gedragsregels zijn vrijwillig en niet bij wet vastgelegd, maar uitgevers en journalisten nemen ze erg serieus.
Binnen het kader van deze wetgeving heeft men een liberale kijk op media-eigendom. Het ministerie van cultuur (Kulturdepartementet) bepaalt het beleidsraamwerk voor de media en het ministerie van industrie, werkgelegenheid en communicatie (Näringsdepartementet) gaat over mededinging en radio en TV communicatie. De Zweedse uitzendcommissie (Granskningsnämnden för radio och TV) bewaakt aspecten van de inhoud en de radio en TV autoriteit (Radio och TV-Verket) ziet toe op de regels voor zendvergunningen uit de radio en TV wet van 1996 en verleent vergunningen aan lokale en gemeenschapsradio. Om commerciële van niet commerciële radio te onderscheiden mocht één eigenaar niet beide types vergunningen hebben en werd op één plaats slechts één vergunning per eigenaar toegestaan. Landelijke zendvergunningen voor radio en Tv verleent de overheid. Om gevarieerde voorzieningen te garanderen zag men commerciële omroepen heel lang hooguit als aanvulling op publieke zenders. In 1987 en 1989 werd het monopolie van de Zweedse publieke TV gebroken doordat 2 commerciële satelliet TV zenders die zich op Zweden richtten vanuit het VK een zendvergunning kregen van de Zweedse overheid. In november 1991 besloot het parlement ook zo’n vergunning te verlenen aan een grondzender. De lokale radiowet uit 1993 stond geen radiozenders toe aan de pers en beperkte de reclame-uitzendtijd. In 1996 werden de bestaande wetten vervangen door één radio en TV wet (radio och TV lag). In 2001 volgde een amendement dat iedere natuurlijke of rechtspersoon toestond om meer lokale zendvergunningen te hebben zolang ze maar niet binnen één zendzone vielen.
De Zweedse wet kent geen beperkingen op buitenlands eigendom van pers of digitale media. Wel heeft men qua vrijheid van meningsuiting een wettelijk voorbehoud gemaakt. Het verbod op kruiseigendom van gemeenschap en lokale radiozenders geldt eveneens voor buitenlandse eigenaren. Verder komt kruiseigendom tussen pers en uitzendmedia tamelijk veel voor. Omdat rechts extremisten databases hadden aangelegd met persoonlijke informatie over en foto’s van hun tegenstanders waar ze aan waren gekomen via het paspoortregister, werd in 2004 toegang tot dat register wettelijk bemoeilijkt en dit geldt voor iedereen (bijv ook m.b.t rechts-extremisten zelf). Daardoor vervangt het voorzichtigheidsprincipe het transparantieprincipe. Dit lokte protesten uit van onderzoeksjournalisten die vreesden dat hen het werken moeilijker werd gemaakt. Tussen 1996 en 2002 werden veel journalisten geconfronteerd met doodsbedreigingen en agressie uit de rechts-extremistische hoek.
Mediawetten in de praktijk en mediavrijheid
In 1996 probeerden neonazi”s de antiracistische krant Expo te intimideren door ruiten in te slaan en drukkers de stuipen op het lijf te jagen. De krant kreeg hulp van journalisten van andere kranten die het gebouw bewaakten. Later dat jaar kregen journalisten van meerdere kranten en tijdschriften die schreven over criminele activiteiten van motorclubs doodsbedreigingen. Aanvankelijk liet de pers zich behoorlijk intimideren, maar in 1999 besloten de 4 grootste kranten van het land de handen ineen te slaan door hetzelfde artikel te publiceren over neonazigroepen met inbegrip van 61 foto’s van vermoedelijke leden. Het is in 4 talen te vinden op http://wwwc.aftonbladet.se/nyheter/9911/30/nazi/ nazi1.html. De Zweedse premier ondersteunde de actie. In 2000 was Zweden één van 3 EU landen die besloten om documenten over de veiligheid en defensie van de EU niet als geheim te beschouwen. In dat jaar werd publicatie van een foto van een neergeschoten verdachte (zonder dat het gezicht te zien was) in Sydsvenska dagbladet door de persraad nog gedefinieerd als een schending van de ethische code, maar een jaar later stond de Hoge Raad toe dat een gedupeerde de namen en personalia van bankpersoneel publiceerde die zijn bedrijf hadden gestolen.
In 2006 nam de Zweedse minister van BuZa Laila Freivalds ontslag als uitvloeisel van de Deense Mohammed cartoonaffaire. Internetprovider Levonline had op 9 februari van dat jaar een website gesloten van de Zweedse democratische partij waar de cartoons op te zien waren. Het ministerie van BuZa was bij de provider op bezoek geweest om deze te wijzen op de mogelijke consequenties van de plaatsing, maar de Zweedse wet verbiedt bemoeienis van de overheid met persinhoud. De minister nam na aanvankelijke ontkenning haar verantwoordelijkheid en vertrok eind maart. In juni werd de in Palestina geboren Zweedse journalist Rachid Alhajeh, die al sinds 1970 in Zweden woonde, op het vliegveld van Damascus in hechtenis genomen. Hij had 10 jaar tevoren de Syrische staat beledigd in een interview voor de Zweedse TV met een Syrische asielzoeker. De Syrische staat weigerde zijn Zweedse nationaliteit te erkennen. Op 19 september oordeelde het Europese hof van mensenrechten dat de kranten Expressen en Aftonbladet de privacy van Anthony White in 1996 niet hadden geschonden toen ze hem opvoerden als verdachte van de moord op premier Olaf Palme in 1986. White had een aanklacht ingediend tegen de kranten, maar het hof gaf de Zweedse rechters gelijk die oordeelden dat voor Zweden het publieke belang van informatie over de zaak zwaarder woog dan de reputatie van White. De moord op Palme is nooit opgelost.
In september 2007 werden de Zweedse kunstenaar Lars Vilks en hoofdredacteur Ulf Johansson van Nerikes Allehanda tegen beloning van respectievelijk US $150.000 en $50.000 met de dood bedreigd op een Islamistische website uit Irak. Vilks had voor zijn expositie “de hond in de kunst” in juli in het Zweedse Tellerüd een afbeelding gemaakt van de profeet als hond. De organisatoren weigerden de afbeelding tentoon te stellen, maar Johansson had hem in zijn krant laten plaatsen in een opinieartikel over persvrijheid. Perswaakhond IPI publiceerde een officieel protest tegen de doodsbedreiging. Met de gezamenlijke invloed op de media van overheidswetten, politiek en economie en van benadeling, fysieke bedreiging of geweld tegen journalisten bezette Zweden in 2007 een gedeelde 5e plaats met België en Finland. op de persvrijheidindex van verslaggevers zonder grenzen (door de vele gedeelde posities telde de lijst 169 plaatsen voor 222 landen). In 2006 stond men samen met België 14e. Er was dus voor beide landen sprake van verbetering.
Clubs, organisaties en instanties
Het enige landelijke nieuwsagentschap in Zweden TT (Tidningarnas Telegrambyrå) werd opgericht om 1921 en is in handen van een bedrijf van de 3 grootste krantengroepen Bonnier, Shibstedt en Stampen. Daarnaast zijn er enkele kleinere agentschappen die gespecialiseerd zijn in specifieke economische en culturele zaken. De Zweedse mediawereld kent 4 erg krachtige organisaties. De bond van krantenuitgevers TU (Tidningsutgivarna) is zowel belangengroep als vakbond. Bijna alle Zweedse kranten zijn er lid van. Ook de Zweedse bond van tijdschriftenuitgevers Sveriges Tidskrifter is behoorlijk sterk. De Zweedse radio en TV industrie moeten het doen zonder zo’n club. De bond van Zweedse journalisten SFJ (Svenska Journalistförbundet) dekt met haar 18.000 leden bijna de hele beroepsgroep in Zweden. Ook deze club voert arbeidsonderhandelingen. In 1968 stelde ze een beroepscode op. PK (Publicistklubben; de publicistenclub, in het Zweeds staat het lidwoord “de” of “het” achter het zelfstandig naamwoord in de vorm van -en of -n; -et of -t), is een organisatie van uitgevers en journalisten die zich onledig houdt met het bewaken van de ethiek in de massamedia. Reeds in 1900 voerde ze regels in voor eerlijk uitgeven. Deze werden m.n in de 50er en 60er jaren uitgebreid, hetgeen ondermeer resulteerde in de instelling van een persombudsman. Samen met de TU en de SFJ heeft PK in 1916 de 1e persraad opgezet.
Consumentengedrag en reclame
Tussen 2002 en 2005 daalde in Zweden het deel van het huishoudbudget dat opging aan eten en (niet alcoholisch) drinken, genotsmiddelen (alcohol, tabak en narcotica), directe woonlasten en recreatie en cultuur licht en het gedeelte voor meubilair en woningonderhoud groeide wat. Het gedeelte voor directe woonlasten (27,3 om 21,6%) was nog wel het grootste binnen de EU27. Het part dat opging aan onderwijs was het kleinst binnen de landengemeenschap (1,0 om 0,3%) en dat voor restaurants en hotels (5 om 9%) het kleinste na dat van Litouwen. Ook het gedeelte van het huishoudgeld dat opging aan eten en drinken (11,6 om 12,7%), meubilair en woningonderhoud (5,1 om 6,3%), gezondheid (2,6 om 3,5%), vervoer (12,7 om 13,6%) en diverse goederen en diensten (9 om 10,8%) was relatief gering naar EU maatstaven. Naar deze maatstaven gaven Zweedse huishoudens in 2005 relatief veel uit aan recreatie en cultuur (11,4 om 9,4%). Het deel voor genotsmiddelen (3,5%), kleding en schoeisel (5,1%) en communicatie (3%) lag dicht bij het EU gemiddelde.
Volgens het IRM (Institutet för reklam och mediestatistik http://www.irm-media.se/) werd in 2006 in Zweden voor in totaal €6,53 miljard uitgegeven aan reclame, waarvan €3,22 miljard (+9,4% t.o.v 2005) voor mediareclame. Van de mediareclame-uitgaven ging het grootste deel (34,8%) naar dagbladen (betaalde 30%, +6.6%; gratis 5,8%, +9,2%); gevolgd door de TV 15,3% +9.7%; direct mail 15,1% (ongeadresseerd 7%, +3,8%; geadresseerd 8,1%. +6,2%), overige pers 13,1% (vakbladen 5,6%, +7,1%; consumentenbladen 2,5%, +6,6%; advertentieblaadjes 2%, +10,9%, gratis tijdschriften 1,7%; +8,7%), het internet 9%; +50%, catalogi, adres en telefoongidsen 6,8%; -1,2%; buitenreclame 3,5%:+6,7%; radioreclame 2%; +17,7% en de rest (0,4%) naar andere reclamevormen. Het Britse OFCOM kwam op basis van gegevens van WARC voor 2006 op een krantenaandeel van 48%; gevolgd door de TV 21%, internet 12%, tijdschriften 11%, buitenreclame 5% en radioreclame 3%.