Bevolking, familie en emancipatiezaken en welzijnsaspecten

Demografische gegevens: inwonertal en etniciteit

Per 1-1-2009 telde Slowakije volgens Eurostat 5,41 miljoen inwoners. Tussen 2001 en 09 groeide de bevolking met 34.000 (0,6%; EU27 +4%). Dichtheid 2008: 110/km² (EU15 118/ km²). Op basis van de volkstelling van 2001 was per 1-1–2007 qua etnische samenstelling 85,5% van de bevolking Slowaaks (afstammend van een reeks volken die zich in de loop van de historie in het ge­bied hebben gevestigd); 9,5% Hongaars (langs de zuidgrens met Hongarije, bij het verdrag van Trianion van 1920 werd de Slowaakse grens dwars door woongebied van Hongaren getrokken); 1,9% Roma zigeuner (m.n. in het oosten en zuidoosten), 0,9% Tsjechisch, Moravisch of Silezisch, 0,45% Roetheens (een aan de Russen verwante volksgroep bij de Oekraïense grens met een eigen taal en religie), 0,2% Oekraïens, 0,1% Duits, 0.07% Pools en 0,03% Russisch. Van 1,3% was de etniciteit niet opgegeven of onbekend. Schattingen over het aandeel Roma liggen ver boven de officiële cijfers en lopen op tot 10%. Het aantal asiel verzoeken steeg van 415 in 1996 naar 11.400 in 2004. Daarna zakte het naar 2.600 in 2007. Tussen 01 en 07 zijn rond 14.000 staatsburgerschappen toegekend.

In 2009 werd het officiële gebruik van Slowaaks verplicht gesteld in gemeenten waar minder dan 20% van de bevolking tot een taalminderheid behoort op straffe van boetes tot €5000.

Het kleine aandeel immigranten kleurt de opinie over minderheden. Het Slowaakse volksdeel dat integratie van minderheden erg belangrijk vond lag begin 2005 flink onder het Eu25 gemiddelde (23 om 37%), het contingent dat eind 2006 onderschreef dat immigranten veel bijdragen aan het eigen land was het kleinst binnen de EU25 (12 om 40%, bron Standard Eurobarometer 66) en de doorsnee waardering van immigranten op een schaal van 2,33 naar 1,52 lag onder op de Eu normaal (1,81; EU25 2.02). Het deel dat immigratie (voor zichzelf 3%, EU27 14%, voor de komende generatie 7 om 10%) of integratie (zelf 2 om 8%, anderen 3 om 7%; Eurobarometer 273, wave 66.3) tot de 3 grootste punten van zorg rekende was relatief klein. Najaar 2008 was het segment dat immigratie voor zichzelf of voor het land tot de grootste 2 zorgpunten uit 14 opties koos ook klein (1%, EU27 4 en 9%). Sterke etnisch raciale spanningen werden niet zoveel ervaren (SK 22% in 2007, EU12 25%, EU15 41%, NL 57%, BE 43%, EQLS 2007). In november 07 lag het deel dat voor eigen identiteit koos en geen heil zag in interculturele dialoog iets boven de EU27 normaal (16 om 13%) en het deel dat koos voor opofferen van eigen wortels ten bate van diversiteit lag daar onder (kosmopolieten 16 om 25%). Het deel dat kool en geit wil sparen was aan de grote kant (63 om 55%).

De 6 dimensies tellende Migrant Integration Policy Index (MIPI: zie op culturescope.ca onder citizenship & identity) meet de immigrantvriendelijkheid in 28 landen; incl. de EU25. De Slowaken bezetten in 2007 op deze lijst samen met de Grieken een 24e plaats binnen de EU (score 40, EU 53). De tabel hieronder geeft nadere info over positie en scores op de 6 dimensies onder de 28 landen. Bij * betreft het een met meer landen gedeelde plek. Bij langdurig verblijf gaat het om de invloed van de lengte van het verblijf op de status van de vreemdeling. Onder naturalisatie vallen de voorwaarden voor en de zekerheid over de status en het wel of niet toegestaan zijn van een dubbele nationaliteit.

Dimensie MIPI

Slowakije

Nederland

Eu25

Score

Plek

Score

Plek

Score

Toegang arbeidsmarkt

55

14*

70

9*

56

Gezinshereniging

38

25

59

16

57

Langdurig verblijf

51

20*

66

10

59

Politieke deelname

14

24*

80

5

56

Naturalisatie

40

16

51

8

43

Antidiscriminatie

44

21

81

5*

58

De Slowaken kwamen in 2007 niet zoveel in aanraking met andere culturen en ze waren ook niet zo internationaal georiënteerd. Het deel met familie in een ander Europees land (29%) of het segment dat wel eens een buitenlandse krant las (11%) was nog aan de grote kant. Een vrijwel gemiddeld deel had vrienden elders in Europa (25%) of keek wel eens TV of films (20%) of las boeken in andere talen dan Slowaaks (6%), maar een relatief klein deel had familie (9 om 15%) of vrienden (7 om 17%) buiten Europa, had via internet (10 om 14%) of werk (6 om 9%) contact met buitenlanders of hield van buitenlands eten (38 om 45%). De groep met interesse in kunst/cultuur van Europese landen viel nog mee (54 om 57%), maar de groep met dezelfde interesse t.o.v. de rest van de wereld was aan de kleine kant (46 om 56%) en de groep met belangstelling voor buitenlandse contacten was relatief klein (43%, kleinste EU na Bulgarije en Tsjechië; EU 63%). Een vrijwel gemiddeld deel voelde een band met Europa (65%, BE 74%, NL 57%), maar het segment dat een band met de wereld voelde was het op één na kleinste binnen de EU (39%, EU 61%). Naar verhouding velen voelden zich verbonden met eigen woonplaats (91 om 84%), geboortestreek (89 om 85%) of land (94% om 90%). Bij keus van 3 uit 9 waarden kozen relatief weinig Slowaken, Belgen en Nederlanders culturele diversiteit (alle drie 10%, EU 12%). In Slowakije werden ook tolerantie en openheid voor anderen (30%, NL 60%, BE 51%, EU 37%) en vrijheid van meningsuiting (25%, NL 52%, BE 51%, EU 37%) relatief weinig onderschreven (vrede, ondernemingszin en sociale gelijkheid en solidariteit waren wel weer populair). De groep die voelt dat Europa voor deze 9 waarden stond was echter verhoudingsgewijs klein.

Wel was het gedeelte voorstanders van culturele uitwisseling binnen de Eu (94%) of de wereld (91%) wat groter dan gemiddeld in de EU en relatief velen zien daarbij een pioniersrol weggelegd voor NGO’s, Europese organisaties en nationale regeringen. Burgerinitiatief (zoals deze ongesubsidieerde website) kreeg, anders dan in NL, naar verhouding weinig aanhang. Wellicht vinden veel Slowaken dat er dan eerst maar geld op tafel moet komen. M.n. onderwijs in vreemde talen, evenementen, stimuleren van uitwisseling (bijv. studenten) en reizen en meer TV programma’s over EU landen vinden Slowaken goede manieren om Europees contact te bevorderen. Als motief om een nieuwe taal te leren kreeg persoonlijke bevrediging naar verhouding weinig aanhang, maar spraken nodig voor het werk, elders kunnen studeren of werken, een betere baan kunnen krijgen in eigen land, media uit een ander land beter kunnen volgen en zich meer Europeaan voelen relatief velen aan (EB 278, wave 67).

In 2007 kreeg 5% van de Slowaken geld toegestuurd van familie in het buitenland. Dit was bijv. meer dan in Polen (4%; bron: Pew survey 2007). Veel Slowaken werkten toen bijv. nog in Ierland en het VK, maar dat is na de kredietcrisis veranderd.

Overige demografische gegevens

Levensverwachting 2008: 75 jaar (m 70,8j; v 79j; EU27 78,5j; m 75,8; v 82 in 2006). Het manvrouw verschil is naar Eu maatstaf groot. Leeftijdsklassen 2009: jonger dan 15 jaar 15,4% (EU27 15,7% in 08), ouder dan 64j: 12% (EU27 27,7%). Huishoudelijke samenstelling 2008: alleenstaand 8,5% (EU15 14%, EU10 9,2); eenoudergezin 2,4% (EU15 4,6%, nieuwe lidstaten 3,2%); paren zonder kinderen 14,6% (EU oud 25,6%,  EU nieuw 17,8%); paren met kinde­ren 33% (EU 36,8 en 34,6%); 3 of meer volwassenen 18,1% (EU 11 en 14,8%), 3 of meer volwassenen met kinderen 23,6% (EU 7,8 en 20,4%). Een Slowaakse kreeg in 2009 tij­dens haar leven gemiddeld 1,32 kind (EU27 1,53 kind in 2006). Geboortecijfer 2009: 11,3 per 1000 inwoners (EU27 10,8/1000); aandeel buitenechtelijke geboorten 2007: 28.8% (EU 34% in 2006); huwelijkscijfer 2008: 5,2/1000 (EU27 4,9/1000 in 07); scheidingscijfer 2008: 2,3/1000 (EU27 2/1000 in 2005); sterftecijfer 2008: 8,9/1000 (EU27 6,2/1000; Bron: Eurostat).

Oostblokachtergrond

Door de periode van communistische overheersing en planeconomie zijn in Tsjechië en Slo­wakije een aantal maatschappelijke ontwikkelingen op het vlak van emancipatie en indi­vidualisering anders gelopen dan in westerse landen. De overheid vond na 1950 het ar­beiderscollectief erg belangrijk en traditionele gezinswaarden werden als bourgeois be­stempeld. Er waren veel arbeidskrachten nodig en de vrouw werd van staatswege vooral gezien als werkende moeder. De wetgeving werd geënt op deze visie en de maatschappij werd er op ingericht. Echtscheiding werd in 1949 wettelijk mogelijk en abortus werd gele­galiseerd in 1957 (5 jaar vroeger dan in Nederland). Er werd een vrij langdurig betaald zwangerschapsverlof ingevoerd; er kwamen geleidelijk meer opvangfaciliteiten voor kinderen en vrijwel alle vrouwen namen min of meer noodgedwongen een voltijdbaan. Naast hun werk moesten de vrouwen echter ook de boodschappen, het huishouden en de opvoeding van de kinderen doen; want mannen werden beschouwd als kostwinner en niet als werkende vader. Deze traditionele manvrouw taakverdeling werd door bijna alle vrouwen onderschreven. Ook vonden de meeste vrouwen het normaal dat bij sollicita­ties met een zekere achterdocht geïnformeerd werd naar hun kinderwensen, dat ze voor het­zelfde werk zo’n 25% minder verdienden dan mannen en dat mannen, ook in vrouwen­sectoren als onderwijs en gezondheidszorg, meestal de leidinggevende banen hadden. Doordat seksuele voorlichting en dito beleid niet pasten in de visie van de com­munisten was het aantal abortussen hoog en de meeste vrouwen hielden zich aan het streven van de overheid naar hooguit 2 kinderen per gezin.

Demografische ontwikkelingen

Nadat Tsjecho-Slowakije in 1989 een democratie werd veranderde de situatie. Tussen 1992 en 2003 ging in Slowakije de ge­middelde leeftijd waarop een vrouw voor het eerst trouwt met ruim 3 jaar omhoog naar 27,7 jaar; een forse stijging naar EU maatstaven, maar de leeftijd is in verhouding tot de oude EU landen nog steeds laag. Intussen werd er, conform de EU trend, minder getrouwd en meer gescheiden. De daling van het huwelijkscijfer liep tussen 1994 en 2006 vrijwel gelijk op met die in de EU25 (van 5,3 naar 4,8/1000). Hetzelfde gold voor de stijging van het scheidingscijfer (van 30 naar 43% van het aantal huwelijken). Na 2006 steeg het huwelijkscijfer weer iets (5,2 in 2008), maar het scheidingscijfer bleef vrijwel gelijk (2,3; 44% van het aantal huwelijken in 08). Het aandeel 1e huwelijken (rond 86% in 06) bleef bij de 6 hoogste in de Eu27.

Traditionele trouwerijen zijn in Slowakije een groot feest. Op het platteland worden bruiden in het kader van de huwelijksviering in optocht het dorp doorgereden en bruiloften kunnen daar etmalenlang duren.

Het geboortecijfer gedroeg zich normaal naar EU maatstaven, maar het lag wel relatief laag. Het aantal kinderen per vrouw daalde na 1991 gestaag van 2 naar 1,2 in 2004 (erg laag naar EU25 maatstaven), maar daarna steeg het weer licht (1,32 kind in 08). Door het lage geboortecijfer (onder 10/1000 inwoners) zakte de bevolking tus­sen 2001 en 2003 licht. Daarna steeg het cijfer (11,3 in 08; EU 10,8). Het aandeel buitenechtelijke geboorten ging tussen 1996 en 2005 sneller omhoog dan in de EU, maar men begon lager (Slowakije van 14 naar 26%; EU van 23 naar 33%). In 2008 lag het aandeel in Slowakije op 29%. Qua geboorteregeling daalde het aantal abortussen tussen 1996 en 2004 van 40 naar 25% van het aantal geboorten. Het kwam in 2004 op 14 en in 2006 op 13,3 per 1000 vrouwen tussen 15 en 45 (flink onder het gemiddelde van de voormalige Oostbloklanden in de Eu). Begin 2005 was het gedeelte Slowaken dat bescherming van het ongeboren leven erg belangrijk vond vrij klein naar EU maatstaf (44%, EU 53%; NL en BE 48%; tamelijk belangrijk 39%, EU 33%; Special EB 225/ wave 63.1). Het aandeel vrouwen tussen 15 en 45 dat moderne anticon­ceptie (pil, spiraal) gebruikt werd in 2003 geschat op 41%. Seksuele voorlichting in onder­wijs, media en gezondheidszorg was destijds nog vrijwel afwezig. Slowakije kent bijv. veel tienergeboorten (20 per 1000 tienermeisjes in 2004; 3 na hoogste EU25). Tussen 1997 en 2005 daalde dit cijfer, maar daarna steeg het weer (6e Eu27 in 08).

Op het platteland na­men na 1990 weer meer vrouwen de rol van huisvrouw op zich. Ook helpen ze vaak op het land. Grootouders en gezin­netjes wonen hier vaak bij elkaar in. De huishoudens zijn in Slowakije, net als in andere voormalige Oostbloklanden, naar Eu maatstaven groot (3,7 personen per huishouden in 08; EU27 3.1). Dat komt, mede door de woningnood, geheel op conto van samengestelde huishoudens (meer generaties of meer dan 2 volwassenen met of zonder kinderen onder 1 dak), want 2 ouder gezinnen zijn klein (relatief veel gezinnen met één kind) en werden kleiner. Qua veranderingen stijgt ook het aandeel huishoudens van één persoon en paren zonder kinderen naar verhouding sterk. Tussen 1998 en 2008 kende Slowakije vrijwel elk jaar een klein immigratieoverschot. (3300 in 2004, 9600 in 6, 7100 in 08). Een relatief groot deel van de immigranten komt uit Tsjechië en uit Europa buiten de Eu. Tussen 04 en 08 nam de natuurlijke aanwas van de bevolking wat toe doordat het geboortecijfer omhoog ging en het sterftecijfer ongeveer gelijk bleef (2000 in 04, 1000 in 06, 7000 in 08).

In 2003 speelde de familie in Slowakije een tamelijk belangrijke rol. Bij een emotionele dip zou 58% steun zoeken bij familie (EU25 52%) en 40% bij bekenden (EU 43%). Bij acute financiële nood (€500 lenen) lagen deze cijfers op 67% bij familie (nieuwe lidstaten 62%) en 23% bij bekenden (om 21%). De groep die dan nergens steun dacht te kunnen vinden was klein (11%, EU10 17%). In 2007 lag het volksdeel dat bij een moeilijke kwestie, een emotionele dip of om geld te lenen steun van familie verwachtte op 75% (EU12 73%, NL 77%, BE 69%).

Leefsituatie van de jongere generatie

Kinderen gingen in 2005 in Slowakije naar EU25 maatstaven op late leeftijd de deur van hun ouderlijk huis uit, vrouwen op hun 27e en mannen op hun 29e (EU v 24j, m 27 j). Van de 18 tot 25 jarigen woonde 93% van de jongens en 86% van de meisjes nog bij hun ouders (EU25 m 78% v 66%) en bij de 25 tot 30 jarigen ging het bij vrouwen om 51% en bij mannen om 69% (EU25 v 28; m 42%). Onder degenen die de deur van hun ouderlijk huis uit waren, was het deel dat op zichzelf woonde naar EU25 maatstaf bij de vrouwen het kleinst en bij mannen het op één na kleinst binnen de EU25 (v 1%, EU 10%: m 7 om 22%). Het gedeelte eenoudergezinnen was bij vrouwen ook klein (2, EU 5%) en het aandeel dat als paar zonder kinderen leefde was bij beide geslachten het kleinst na dat in Bulgarije (v 14%, EU 32%; m 19 om 27%). Het aandeel paren met kinderen was groot (v 52 om 42%, m 46 om 30%). Naar verhouding velen kenden een andere leefsituaties, bijv. meerdere alleenstaanden op één adres en ongehuwde moeders bij andere familie dan ouders in (vrouwen 31% om 9%; mannen 28 om 11%; bron The life of man and women in Europe 2008 edition van Eurostat).

Werk en kinderopvang

Eind 2006 was het aandeel Slowaken dat qua kinderwens tevreden was met hun kindertal het grootst binnen de EU (88 om 97%). Tegelijkertijd was onder kinderlozen (31%, Eu normaal; EB 273) het deel dat ze erg graag had willen hebben of nog wilde krijgen ook het grootst (74 om 48%). Onder vrouwen van de leeftijd dat ze doorgaans kinderen krijgen of hebben (25 t/m 49 j), heeft een gemiddeld deel (73,5% in 2008) een baan in loondienst. Van hen werkte maar een erg klein deel in deeltijd (3,6%; kleinste aandeel EU na Bulgarije, EU27 29% in 08) en 20% van hen deed dit onvrijwillig (EU27 23%). Na de val van het communisme ging de kinderop­vang eerst achteruit, deels omdat het wegvallen van de opgedrongen arbeidsplicht voor moeders als een opluchting werd ervaren. Later vochten in ste­den werkende vrouwen soms voor herstel van de voorzie­ningen. Thans doen alle scholen aan opvang en het aandeel kinderen tussen 6 en 12 dat er geen gebruik van maakte zakte tussen 2005 en 2008 van 17 naar 1% (EU27: 6% in 08). Daarbij lag het gedeelte dat er meer dan 30 uur p/w heen ging rond of iets onder de EU27 normaal (46% in 08). In 2008 maakte verder 96% van de kleuters tussen 3 en 5 die naar de kleuterschool gingen gebruik van formele opvang. Bij de kinderen tot 3 was het deel dat alleen door ouders/ familie werd opgevangen echter het grootst binnen de EU27 (85%, EU 50%) en bij de 3 tot 6 jarigen was dit het grootst na dat in Polen (34%, EU 10%; bron Eurostat). In september 2009 lag in Slowakije het volksdeel dat voor kinderen tot 3 jaar opvang thuis of door de moeder het beste leek qua grootte flink boven de EU normaal (moeder 59 om 33%, vader 9 om 7%, oppas thuis 13 om 12%, beide ouders 40 om 39%, grootouders 23 om 23%) en formele opvang was niet zo populair (29 om 44%). M.b.t. kinderen tussen 3 en 6 was de situatie echter omgekeerd (92% voor formele opvang, EU 63%). In 2005 trof 2% van de werkende vrouwen tussen 20 en 45j vanwege kinderopvang werktijd regelingen (EU27 3%; bron Eurostat, LFS ad-hoc modules). Eind 2006 was het Slowaakse volksdeel dat tevreden was over opvang faciliteiten en scholen in de buurt aan de grote kant naar EU25 maatstaf (respectievelijk 62 om 55% en 73 om 71%, bron EB 273; wave 66.3). In 2007 gaf men de kwaliteit van kindervoorzieningen een 6,6 als cijfer (EU27 6,2: EQLS 2007).

In de tabel is te zien dat Slowaken begin 2005 op veel opvoedingswaarden boven het EU gemiddelde scoorde. De scores op tolerantie en respect en op fantasie waren echter het laagst binnen de EU27. Ook onafhankelijkheid werd relatief weinig gewaardeerd.

Opvoedingswaarde

Volksdeel dat deze in 2005 erg belangrijk vond in %.

SK

NL

België

EU25

Tolerantie en respect voor de ander

67

90

83

82

Verantwoordelijkheidsgevoel

82

88

83

80

Volharding/ beslistheid

64

61

68

61

Gehoorzaamheid

56

50

63

56

Zorgzaamheid/ netheid

57

36

52

54

Onafhankelijkheid

42

66

56

53

Fantasie

30

31

41

52

Hard werken/ werklust

72

38

59

47

Discriminatie

De tabel hierna geeft een indicatie van de positie van Slowaken t.o.v. de EU27 normaal, Nederlanders en Belgen qua tolerantie voor wat afwijkt van de standaard (bron: Special Eurobarometer 317, wave 71.2; veldwerk van medio 2009).

Type premier/ president van het eigen land

Deel in % dat zich daar medio 2009 enigszins tot hoogst ongemakkelijk bij zou voelen

SK

NL

België

EU27

Vrouw

32

17

20

21

Openlijk homo/ lesbisch

71

28

36

47

Gehandicapt

53

33

42

40

Gekleurd

68

59

57

55

Minderhedenreligie

43

61

70

51

Jonger dan 30

59

74

58

61

Ouder dan 75

83

81

73

73

De Slowaken scoorden hier bij vrouw en openlijk homo/ lesbo bij de top3 van de EU27. Relatief weinigen vonden echter dat er in hun land erg veel werd gediscrimineerd (geaardheid 6%, NL 13%, BE 11%, EU 12%; geslacht 5%, NL 6%, BE 9%, EU 7%; geloof 1%, NL en BE beide 15%, EU 9%; handicaps 8%, NL 15%, BE 16%, EU 13%; etniciteit/ afkomst 10%, NL 28%, BE 23%, EU 16%; leeftijd 14%, NL 18%, BE 12%, EU 16%). Het volksdeel dat vond dat het de laatste 5 jaar erger is geworden met de discriminatie vormde bij handicaps en leeftijd een meerderheid, maar bij discriminatie op godsdienst, geaardheid en geslacht overheerste het gevoel dat het minder erg was geworden. Behalve bij geloof en geaardheid voorzag een meerderheid wel dat de kredietcrisis discriminatie zou aanwakkeren. Relatief velen zagen zichzelf als lid van een etnische (7 om 5%), religieuze (7 om 4%) of gehandicapte minderheid (3 om 2%) en naar verhouding weinigen zagen zich als homo/lesbo (0 om 1%). Het segment dat in het jaar voor de vraagstelling zelf was gediscrimineerd of lastig gevallen lag in Slowakije bij leeftijd (9 om 6%) en overige gronden (6 om 3%) boven de EU27 standaard. Bij geslacht lag het daar op (3%) en bij etnische afkomst (1 om 2%), geloof (0 om 1%), geaardheid (0 om 1%) en handicaps (1 om 2%) er onder. Relatief velen kenden Roma zigeuners (46%, EU 17%), gehandicapten (67 om 58%) of leden van een religieuze minderheid (78 om 64%) en naar verhouding weinigen leden van een etnische minderheid (47 om 57%) of homo’s/ lesbo’s (15 om 38%). Het deel dat getuige was geweest van discriminatie van anderen lag bij leeftijd (14 om 8%), sekse (7 om 5%), handicaps (6 om 5%) en overige vormen (5 om 3%) boven de Eu normaal en bij geloof (1 om 5%), geaardheid (3 om 6%) en etniciteit (10 om 12%) daar onder.

Vrouwenemancipatie

Medio 2009 lag het aandeel Slowaken dat vond dat seksediscriminatie in hun land veel voorkomt iets onder de EU27 normaal (36%, NL 38%, BE 39%). Qua opvattingen over de manvrouw taakverdeling hechten daarbij naar EU25 maatstaven echter velen aan manvrouw polariteit en de wijze waarop die traditioneel wordt ingevuld. Eind 2006 vond 87% schoonmaken een taak van de vrouw des huizes (EU 81%, NL 76%) en 10% (EU 9%; NL 6%) vond het een taak van de man. Bij koken lagen deze cijfers op 89% (EU 82%, NL 72%) en 8% (EU 13%; NL 14%) en bij strijken op 94% (Eu 85%, NL 79%) en 5% (EU 8%, NL 10%). In 2007 staken beide geslachten relatief weinig tijd in kind en mantelzorg (per week: m 23u, EU27 26u; v 34 om 41u) en een vrijwel gemiddelde hoeveelheid tijd in huishouden en koken (m 9 om 8u, v 17 om 16u). Hetzelfde gold bij vrouwen m.b.t. vrijwilligerswerk (5u), maar mannen staken daar veel tijd in (9 om 6u; EQLS 2007). Het deel dat zich door het werk vaak te moe voelde om huishouden te doen (45%, EU27 48%; NL en BE 37%), moeite had met het vervullen van gezinsplichten (31%, EU27 29%, NL 29%, BE 28%) of zich vanwege familiesores niet op het werk kon concentreren (10%, EU 12%, BE 8%, NL 6) lag rond de EU normaal. De tabel hierna laat zien in hoeverre bij beide geslachten werk privéactiviteiten in 2007 in de weg zat in Slowakije en in NL, België en de EU. Bij vrijwilligerswerk en politiek viel men onder de top3 van de EU27. Eind 2006 kozen alle Slowaken gezin/familie bij de belangrijke levensgebieden (bij top4 EU) en het deel dat politiek daartoe rekende (25%) was het kleinst binnen de EU.

Activiteit

Percentage dat er door het werk te weinig tijd voor had

SK

NL

BEL

EU27

m

v

m

v

m

v

m

V

Contact met familieleden

28

14

37

36

28

32

29

27

Andere sociale contacten

44

47

46

42

36

39

34

38

Eigen hobby’s/ interesses

45

59

44

51

43

59

47

56

Vrijwilligerswerk/ politiek

69

74

35

43

38

46

48

53

Qua studie en werk was begin 2005 het volksdeel dat een universitaire studie voor mannen belangrijker vond dan voor vrouwen het grootst binnen de EU (39 om 17%: bron EB 225, wave 63.1). Slowakije stak in 2005 qua groei in opleidingsniveau bij hoog opgeleide vrouwen dan ook ongunstig af bij het EU25 gemiddelde. Het gedeelte laag opgeleide vrouwen is relatief klein en gaat sterker omhoog met de leeftijd dan in de EU (30-34j 7%, EU 22%; 50-54j 22%, Eu 39%). Het aandeel middelbaar opgeleide vrouwen was bij beide groepen groot en liep verder uit op de Eu normaal (30-34j 79%, Eu 47%; 50-54j: 66%, Eu 43%), maar het aandeel hoog opgeleide vrouwen steeg weinig en raakte verder achter op deze standaard (30-34j 15%, EU 31%: 50-54j 12,5%, Eu 19%). Wel steeg het aandeel vrouwelijke hoger onderwijsstudenten na 1998 sterk. i.e. van 51 naar 59% (+8%; EU27 55%, +2,5% in 08) en het ging van iets onder naar boven de EU normaal. Het deel dat de stelling onderschreef dat bij baanschaarste vrouwen evenveel recht hebben op werk dan mannen was erg klein naar EU maatstaf (60% mee eens; niet mee eens 38%, hoogste EU; EU 12%). Naar beroep was de manvrouw polariteit naar EU maatstaven tamelijk duidelijk aanwezig. In 2005 lag het aandeel vrouwen met banen in 6 beroepssectoren waarin veel vrouwen werken onder het EU25 gemiddelde (zorg en sociaal werk, onderwijs, overheid, winkelpersoneel, administratie en horeca: 55 om 61%) en het aandeel mannen in mannenberoepen lag daar een fractie boven (43 om 42%). Het gedeelte vrouwen in de top6 van vrouwen beroepen (bediening, administratie, huishouden, persoonlijke verzorging ed. 40 om 35,5%) en mannen in de top6 van mannenvakken was echter tamelijk groot (montage, bouwvak, kleine zelfstandige, techniek ed. 30,5 om 25,5%). Het verschil in beloning naar geslacht voor gelijksoortig werk is tussen 2002 en 2008 flink kleiner geworden (-7%). Wel was het naar EU27 maatstaf nog aan de grote kant (21% in 08, EU27 17,6% in 07).

Begin 2005 was qua hogere functies het volksdeel dat mannen geschikter vond als politiek leider dan vrouwen in Slowakije het grootst binnen de EU25 (54 om 27%). Het aandeel vrouwen in de politieke top was dan ook relatief klein (ministers 13% in 06, gedeeld 20e EU27; parlementariërs 16%, EU25 23%) evenals het aandeel vrouwelijke hoogleraren (13%, 14e van 23 EU25 landen) en president directeuren van grote ondernemingen (6%, gedeeld 22e EU samen met o.m. NL). Met topambtenaren bij de overheid (29%) bereikte men met echter een 7e plek binnen de EU en qua aandeel vrouwen in de top van de rechtspraak (49%) en centrale banken (33%) stond men 1e. Bij dit alles gaat het om selecte groepen. In de leiding van kleine ondernemingen was het aandeel vrouwen klein (1,4 om 2,9%) evenals onder zelfstandigen in de marktsector (2,3 om 3,5%). Wel hadden in 2005 relatief velen een vrouw als directe superieur (27% van de werknemers: EU27 24,5%, bron fourth European working conditions survey).

Homo-emancipatie

In 1961 werd in Tsjecho-Slowakije homoseksualiteit uit het strafrecht gehaald en in 1990 werd er gelijke be­rechting van homo’s en hetero’s ingevoerd. Met de komst van de Slowaakse re­publiek bleek dat m.n. het roomse karakter van het land homo-emancipatie in de weg stond. In de grondwet van Slowakije is een antidiscriminatie artikel opgenomen, maar ho­moseksualiteit werd daarin niet genoemd. Naar aanleiding van het indienen in 2000 van een wetsontwerp op geregistreerd partnerschap voor ho­mo’s meldde de Christendemocratische minister van justitie dat zo’n wet er niet door zou komen zolang hij er zat en hij raadde homofielen sterk aan om van­wege hun geaardheid in therapie te gaan. Transsek­suelen kunnen formeel worden om­gebouwd, maar in de praktijk bestaat hier een grote aversie tegen. Wel is KI onafhankelijk van de huwelijkse staat mogelijk. In 2006 was het aandeel voorstanders van het Europees toestaan van het homohuwelijk (19%, EU25 44%) of kinderadoptie door homoparen (12 om 22%) klein naar EU15 maatstaven, maar gemiddeld binnen de EU10. In 2007 accepteerde 2 van de 3 Slowaken homoseksualiteit en 29% wees het af. Het verschil tussen de generaties was daarbij relatief klein (http://pewglobal.org/reports/pdf/258.pdfb). Discriminatie op geaardheid in sociale zekerheid, zorg, onderwijs en huisvesting en op het vlak van goederen en diensten is sinds 2008 verboden. Voor zelfde sekse paren bestond geen wettelijke erkenning van relatievormen of van enige vorm van adoptie van kinderen.

Leefsituatie van de Roma zigeuners

Op http://www.spolu.nl/ is veel info te vinden over de Roma in EU landen. De Roma zigeuners zijn al 900 jaar in Europa en komen oorspronkelijk uit India. Bij hen zijn de familiebanden nog sterker dan bij Slowaakse plattelandsbewoners. Ook is respect voor ouderen voor hen een essentiële waarde. Verder wordt een hoog kindertal nage­streefd, want men gelooft dat dit geluk brengt. Slechts 5% van de Roma bewoont een mo­biel huis. Voor het overige is hun woonsituatie ronduit belabberd. De meeste Slowaken vertrouwen Roma niet en veel Roma verdoezelen hun identiteit. Zo’n driekwart krijgt een uitkering en de onderlinge solidariteit onder Roma laat te wensen over. Onder hen zijn woekeraars die aan volksgenoten 100% rente vragen voor leningen. Door hun enorme onder­wijsachterstand en door de hoge werkloosheid worden in Slowakije de kansen op een le­gaal geaccep­teerd leven voor de Roma enorm verkleind. In 2000 is, mede onder druk van de EU, een begin gemaakt met lager onderwijs in de Roma taal en er is een ministerie voor minderheden ingesteld. In 2004 werd het uitkeringsstelsel strenger gemaakt om afhankelijkheid ervan te­gen te gaan. Dit leidde in Oost Slowakije tot beroving van supermarkten door groepen Roma. In 2005 werd tussen kleuter en basisschool een speciale overgangsklas ingesteld voor niet schoolrijpe kinderen. Deze wordt grotendeels opgevuld door Roma kinderen. Velen van hen kwamen echter nog terecht op scholen voor verstandelijk gehandicapten. Daarom zijn in 2006/07 m.n. voor Roma kinderen op kleuter en basisscholen 900 onderwijs assistenten aangesteld. Voor 2010 zijn de opleidingseisen voor deze assistenten verhoogd. Daardoor moeten veel assistenten die zelf van Roma afkomst zijn worden bijgeschoold.

De leefsituatie van 65plussers

In 2005 lag het aandeel 65-75 jarigen dat hun woning met hun kinderen deelde bij beide geslachten flink boven de EU25 normaal (vrouwen 29,5 om 18%, mannen 27 om 20%). Het gedeelte dat alleen woonde lag vrijwel op deze standaard (v 31,5 om 30,5%: m 11 om 13,5%) en het deel dat als paar samenwoonde was bij beide geslachten relatief klein (v 35,5%; EU25 47%, m 61 om 63,5%). Bij vrouwen kende 3,5% en bij mannen 1% een andere leefsituatie (EU v 4,5%; m 3%). Onder 75plussers was ook vaak sprake van een met kinderen gedeeld huishouden (v 37%, EU 18%, m 27 om 13,5%). Het aandeel dat alleen woonde (v 42 om 52%, m 18 om 21,5%) of als paar samenwoonde (v 15 om 24%; m 53 om 61%) was relatief klein. Voor een andere leefsituatie bleef bij vrouwen 6% over (EU 6%) en bij mannen 2% (om 4%). Relatief weinig 65 plussers moesten rond zien te komen van minder dan 60% van modaal (v 10 om 21%; m 3 om 16%; The life of man and women in Europe 2008 edition van Eurostat).

Ook in Slowakije wordt vergrijzing en daarmee bejaardenzorg belangrijker. In de tabel die nu komt staan de gedeelten voorstanders in Slowakije, de EU27, België en NL van manieren om hulp in te vullen aan een bejaarde ouder die zich thuis alleen niet meer kan redden. Bij kinderen intrekken en hulp van kinderen thuis scoort daarbij relatief hoog en thuiszorg laag. Daarbij was het volksdeel dat vond dat afhankelijke mensen teveel op hun familie moeten leunen het op één na grootste binnen de EU (89 om 71%, bron special eurobarometer 283 wave 67.3; op basis van veldwerk van medio 2007).

Hulpopties

SK

NL

BE

EU27

Bij kinderen intrekken

47

4

17

30

Thuiszorg

11

52

38

27

Hulp van kinderen thuis

28

20

22

24

Verpleeghuis

8

18

19

10

Hangt er van af

5

5

4

6

Anders/weet niet

1

1

0

3

Totaal in %

100

100

100

100

Het volksdeel dat zich zorgen maakt over verwaarlozing of uitbuiting van ouderen in een hulpsituatie was in Slowakije relatief klein (20%; EU 47%, NL 34%, BE 36%). De volgende tabel laat zien hoe in Slowakije de zorgen waren verdeeld.

Deel met zorgen over in %

SK

NL

BE

EU27

Slechte leefomstandigheden

73

70

71

70

Fysieke verwaarlozing

69

72

65

67

Geen adequate zorg

65

68

66

66

Psychisch misbruik

57

57

70

64

Misbruik van bezit

63

64

73

67

Fysiek misbruik

47

37

55

52

Seksueel misbruik

25

25

43

31

Als potentiële daders dachten Slowaken relatief vaak aan familie en weinig aan beroepskrachten en zorgpersoneel (behalve dat van ziekenhuizen). Qua tegenmaatregelen m.b.t. verwaarlozing of uitbuiting van oudere familieleden zag men vaker dan gemiddeld heil in beter betaling en strengere straffen en minder vaak dan gemiddeld in beter training en minder werkdruk van zorgpersoneel en strengere controle van de overheid (het vertrouwen in overheden is in Slowakije klein).

Welzijnsaspecten in de voormalige Oostbloklanden en in Slowakije

Het EU kan­didaat-lid­maatschap vormde in de nieuwe EU landen een stimulans voor de vrije markteconomie en het was vaak de aanzet tot een inhaalrace t.o.v. de EU15 landen. Voor de kredietcrisis schoot Slowakije aardig op in deze race en per 1-1-09 werd de € ingevoerd. Qua beoordeling van diverse aspecten van de kwaliteit van het leven is men sterk vooruit gegaan en men zat in 2007 door de bank genomen dichter bij de gemiddelden van de oude dan bij die van de nieuwe EU landen. De woon­omstandighe­den zijn echter slechter dan in de EU15. In september 2009 lag het volksdeel dat het moeilijk leek om fatsoenlijke en betaalbare huisvesting te vinden in de eigen omgeving nog flink boven de EU normaal (84 om 37%). Door armoede, woningnood en hoge woon­lasten blijven kinde­ren (incl. ongehuwde moeders en pas ge­trouwden) relatief vaak noodge­dwongen bij hun ou­ders inwo­nen, dikwijls om te sparen voor een eigen onderdak. M.n. onder gepensio­neerden, gehandi­capten, zigeu­ners en eenouder­gezinnen is de nood hoog. Het sociale stelsel is nog vol­strekt onvol­doende om te voor­zien in een be­staansminimum. In september 2009 was het volksdeel dat de sociale dienstverlening slecht vond het op één na grootst binnen de EU27 (57%, EU 33%) net als het deel dat het slechte sociale stelsel een oorzaak leek van armoede (36%, EU 19%). Veel Slowaakse huishoudens houden er een moestuin of (pluim)vee op na (55% in 07). Dit past in het patroon van de nieuwe EU landen (EU15 15%, EU12 47%). Ja­gen, vissen en verza­melen zijn (al dan niet met de benodigde ambtelijke bescheiden) po­pulair en de informele econo­mie (dienst en weder­dienst, zwart klus­sen, smokkelen, omkopen) is substantieel.

Naar wes­terse rijke lan­den maat­staven is in Slowakije, net als in meer voormalige Oostbloklanden, de maatschappij niet zo transpa­rant en de cor­ruptie nogal hoog. Spannin­gen tus­sen arm en rijk worden in de nieuwe EU landen vaker erva­ren dan in de oude EU (Slowakije scoort hier echter wat onder het Eu12 gemiddelde) en etni­sche en godsdienstige span­nin­gen minder vaak. De belangrijkste etnische minder­he­den in Slowakije zijn Hongaren en zigeuners. In de EU10 landen is het aan­deel werkende vrouwen vrij hoog, maar het systeem is niet ingesteld op deeltijd­werk zodat dit veel min­der voor­komt dan in de EU15. Ook heeft men vaak een traditionele man­vrouw opvatting.

Het Slowaakse volksdeel dat moeite heeft om de eindjes aan elkaar te knopen is na 2003 flink geslonken. Toen ging het nog om 24%, in 2007 betrof het 15% (EU12 25%, EU15 10% in 07; bron EQLS 2007) en in september 2009 13% (EU27 12%, NL 8%, BE 11%; Special EB 321/wave 72.1). Begin 2009 lag het deel dat moeite had om de rekeningen te betalen met 15% precies op de EU27 normaal, maar in september voorzagen naar verhouding velen voor het komende jaar problemen met het betalen van rekeningen of van basale kosten van levensonderhoud (tussen 20 en 46% op 6 items, EU27 tussen 13 en 37%). Angst voor schulden kwam echter niet zoveel voor (20 om 27%). Wel hadden relatief velen de indruk dat in hun land veel armoede voorkomt (78%, EU27 73%) en dat er meer armoede was dan 3 jaar eerder (91%, Eu 84%). Begin 09 was het volksdeel dat geloofde dat de koopkracht vooruit was gegaan naar EU maatstaf echter ook groot (23 om 17%; achteruit 34 om 48%). Een iets boven gemiddeld segment ontwaarde bij zichzelf angst om in armoede te vervallen (27%, EU 25%) en het was t.o.v. najaar 2006 weinig veranderd. Vrees voor dakloosheid was begin 09 echter niet zo wijdverbreid (7%, EU 10%, NL 1%, BE 9%; Special EB 308). Het aandeel 15plussers dat de eigen gezondheid onder de maat vindt ligt in Slowakije rond of wat boven de EU normaal. Eind 2006 bedroeg het 8% (EU25 7%; Special EB 272), in 2007 9% (EU27 8%; EU15 7%, EU12 13%; EQLS 2007), in 2008 14% (EU27 8,5%; Eurostat) en in september 09 13% (EU 12%; EB 321). In 2007 scoorde men op een 5tal indicatoren voor geestelijk welzijn 60% (rond EU normaal; EQLS survey 2007).

Men scoort in Slowakije op vertrouwen in de mensheid gemiddeld en op de mate van corruptie hoog naar Eu27 maatstaf. Op het eerste nam men in 2007 in de rij van EU landen een 13e plaats in (EQLS 2007) en op de CPI (cor­ruptie perceptie­ index die de mate van corruptie meet vol­gens westerse rijke landen­ maat­staven) een 21e (23e in 2009). Het vertrouwen in politieke instellingen was in deze EQLS gemiddeld (14e van de 27 EU landen). Begin 2009 scoorden de Slowaken echter relatief hoog op vertrouwen in eigen regering (+10% t.o.v. najaar 08; EU 38%, +4%, Special EB 308 wave 71.1 annex QA 9.1) en parlement (43%, +2%; EU 36%, +2%) en in de EU (66%, -4%; Eu 47%, geen verandering) en de Europese centrale bank (59%, -6%; EU 39%, -9%). Het vertrouwen in nieuwsbronnen was maar matig. Qua primaire bron kwam de TV nog het verst (45%, EU27 63%), gevolgd door kranten (17 om 43%), internet (17 om 22%), radio (12 om 31%) en tijdschriften (2 om 8%). Daarbij was het segment dat geen enkel nieuwsmedium vertrouwde wel klein (5 om 11%). De tabel hierna toont hoe Slowakije scoorde t.o.v. de EU15 op 10 aspecten van levenskwaliteit (bronnen: EQLS 2007 en 2003). In 2003 scoorde men bij alle aspecten nog laagste of één na laagste van de latere EU25, maar in 2007 week men weinig meer af van de EU15 normaal.

Beoordeling levenskwaliteit in de EU15 in 2007 en in Oostenrijk in 2003 en 2007: schaal van 1 (minimaal) t/m 10

EU15 2007

Slowakije 2003

Slowakije 2007

Gezondheidszorg

6,4

3,7

5,8

Kinderopvang

6,2

6,6

Ouderenvoorzieningen

6,3

5,4

Sociale dienstverlening (2003)

6,2

3,6

Staatspensioenstelsel

5,0

3,3

4,6

Onderwijsstelsel

6,3

4,2

6,8

Openbaar vervoer

6,4

6,0

Vertrouwen in de medemens

5,3

4,5

5,2

Tevredenheid met het leven

7,2

5,7

6,7

Geluksgevoel

7,6

6,5

7,5

In 2002 waren voor de Slowaken de 3 belang­rijkste voor­waar­den voor een goed leven in volgorde van belangrijkheid onderdak, werk en partner. In 2003 lag de gemiddelde tevredenheidscore op een 9tal levensgebieden laag (EU15 80%, EU10 64%, SK 62%). Ze varieerde van 17% (tevreden­heid over zorgstelsel) tot rond 85% (woonsituatie en gezinsleven). In september 09 was 19% niet tevreden met het leven (EU27 12%), 17% (om 14%) niet met de levensstandaard en 10% (om 7%) niet met het gezinsleven. Het cijfer bleef bij deze 3 aspecten iets onder de EU normaal (leven 6,4 om 6,8; standaard 6,5 om 6,7, gezin 7,4 om 7,7). Gezondheid en werk beoordeelde men conform het gemiddelde in de Eu (beide met een 7,2). Het volksdeel dat optimistisch was over de toekomst was toen aan de grote kant (65%, EU 61%) en het deel dat zich maatschappelijk buitengesloten voelde relatief klein (11 om 15%).

De tabel hieronder toont hoe in 2007 spanningen tussen maatschappelijke geledingen (m.u.v. armrijk) in Slowakije een niet al te grote rol leken te spelen.

Type spanning

Deel in % dat haar in 2007 sterk ervaart

SK

NL

België

EU15

Armrijk

30

12

23

27

Werkgever werknemer

25

19

22

31

Etnisch raciaal

22

57

43

41

Godsdienstige groepen

9

40

30

29

Op deze categorieën kwamen Slowaken in 2003 nog ver boven de EU normaal.  Spanningen tussen de generaties (14 om 16%) scoorden in 2003 naar EU25 maat­staf  gemiddeld en fricties tussen beide geslachten laag (5 om 12%), maar deze beide categorieën werden niet in de EQLS enquête van 2007 opgenomen.

Belang van levensgebieden en punten van zorg

De tabel hieronder op basis van opinieonderzoek van eind 2006 laat zien welk volksdeel in Slowakije een aantal levensgebieden belangrijk vond in vergelijking met de EU25, NL en BE (Eurobarometer 273, wave 66.3). Politiek kwam daarbij het laagst binnen de EU.

Levensgebied

Deel dat het koos als belangrijk (%)

SK

NL

BE

EU25

Werk

86

81

84

84

Gezin/familie

100

89

96

97

Vrienden

93

96

93

95

Vrije tijd

89

95

88

90

Politiek

25

68

42

43

Religie

56

40

41

52

Helpen/vrijwilligerswerk

79

85

80

79

Gezondheid

99

99

98

99

Voorjaar 2009 werden m.b.t. 17 mogelijke punten van zorg, waarvan men 2 mocht aankruisen, voor het land als geheel werkloosheid (59%, +33% t.o.v. najaar 08; EU 47%, +10%), economische situatie (53%, +24%; EU 47%, +10%) en stijgende prijzen (22%, -24%: EU 16%, -12%) het vaakst gekozen. Voor zichzelf vonden Slowaken prijsstijgingen het vaakst zorgenkind nr. 1 (45%, +12%; EU 45%, -5%), gevolgd door economie (34%, +12%; EU 27%, +4%) en zorgstelsel (21%, -1%; Eu 17%, +1%).