Bevolking, familie en emancipatiezaken en welzijnsaspecten

Demografische gegevens

Per 1-1-2012 telde Kroatië (HR van Hrvatska) 4,4 miljoen inwoners (-0,32%; EU27 +0,26% in 2011, Statistics). De bevolking daalde in 2000 met 1,3%. Tussen 2001 en 2008 veranderde ze nauwelijks, maar daarna trad weer krimp in (van 0,21% in 2009 naar 0,32% in 2011). Dichtheid 2011: 78 per km² (EU 117/ km²). Levensverwachting 2011 bij geboorte: 77,2 jaar (EU27 80,4j; m 73,9j om 77,4j; v 80,4 om 83,2j). Het manvrouw verschil hierin was naar Eu maatstaf aan de grote kant (6,5 om 5,8j) en werd na 2002 1,3 jaar kleiner (EU 0,6j kleiner). Mannen werden na 2002 gemiddeld 2,7 jaar ouder (EU 2,9j) en vrouwen 2,1j (om 2,3j). In 2011 telde HR nog 7% meer vrouwen dan mannen (EU: 5% meer). Er waren wat minder kinderen (onder 15j 14,9%; EU 15,6%) en 65plussers dan gemiddeld (17,3 om 17,8%). Naar leefsituatie leefde een doorsnee deel in een huishouden met afhankelijke kinderen (54,7%, Nieuwe lidstaten NLS 57,3%; EU15: 48,6%, meer over huishoudelijke samenstelling in “ontwikkelingen vanaf 1989”). Een Kroatische had gemiddeld 1,4 kind (EU27 1,6k). Geboortecijfer 2011: 111 per 10.000 inwoners (EU 104/10.000); waarvan 14% buitenechtelijk (laagste EU na Griekenland, EU 40%); huwelijkscijfer: 46/10.000 inwoners (EU 44/10.000 in 2010; scheidingscijfer: 13/10.000 (EU 19/10.000 in 09); sterftecijfer 2010 (Statistics, population, health, causes of death, all causes) 79/10.000 (EU 59/10.000).

Etnische gegevens en diversiteit

Naar etnische samenstelling (Demographics) lag op basis van volkstellingen het aandeel minderheden in de Kroatische bevolking tussen 1948 en 1971 rond 20%. Daarna steeg het naar 25% in 1981 om vervolgens te zakken via 22% in 1991 en 10,5% in 2001 naar 9,6% in 2011 (187.000 in getal). Kroatië telt 22 erkende minderheden. De 5 die erkend zijn als inheemse minderheid (Hongaren, Tsjechen/ Slowaken, Slovenen, Albanezen en Roma) hebben ieder een vertegenwoordiger in het Kroatische parlement. De Serviërs zijn veruit de grootste groep, maar na de onafhankelijkheidsoorlog met Servië (1991-1995) vertrokken de meeste van hen naar hun land van etnische oorsprong (hetgeen veel Kroaten ervoeren als een koekje van eigen deeg). In 1991 lag het officiële aandeel Serviërs nog op 12,3% en in 2001 op 4,4%. Het volksdeel is vanouds een erfenis uit de Ottomaanse tijd. Toen stelde het Habsburgse keizerrijk, waar Kroatië onder viel, op Kroatisch grondgebied bufferzones in waar voordelig geleefd kon worden mits men bereid was op verzoek van de Habsburgers de wapens tegen de Ottomanen op te nemen. Veel Servische vluchtelingen maakten gebruik van dit aanbod. Onder de Joegoslavische volksrepubliek (1943-1992) kwamen daar m.n. tussen 1961 en 1981 velen bij die zich afficheerden als Joegoslaven (380.000 of 8,2% in 1981, merendeels Serviërs). In 1991 waren daar nog 106.000 van over, maar in 2001 nog maar 176. Ook nu telt het land nog een aantal enclaves waar veel Serviërs wonen. Deze zijn te vinden langs de Servische grens in het oosten en de Bosnische grens in het zuiden en zuidwesten. De plaats van Serviërs die niet terugkwamen is vaak ingenomen door uit Bosnië gevluchte Kroaten.

In 1948 kwam Kroatië vanuit de historie nog op 2% Italianen (veelal langs de kust), maar de meesten vertrokken alras naar Italië. In 2011 betrof het 0,43% van de bevolking (17.800). In één gemeente in het uiterste noorden van schiereiland Istrië zijn ze nog in de meerderheid. Hongaren (1,4% in 1948, Kroatië was in de 19e eeuw nog deel van Hongarije) bleven vaak langer hangen. De 14.000 van nu (0,33%) wonen voor tweederde in het uiterste noordoosten in de regio Osijek Baranja vlak bij de Hongaarse grens en ook in het zo zwaar door de oorlog van 1990-95 getroffen Vukovar leven er ruim 2000. Onder de inheemse minderheden die krompen vallen verder Slovenen (van 1,1% in 1953 naar 0,25% in 2011; 10.500 in getal, veelal geconcentreerd in Zagreb en langs de westelijke Sloveense grens) en Tsjechen (van 0,8% naar 0,2%, 9600 in getal). De Tsjechen kwamen veelal in de 19e eeuw op uitnodiging om leemtes op te vullen die gevluchte Ottomanen hadden achtergelaten en integreerden snel. Bij de nationalistische Kroaten waren ze altijd geliefd omdat een lang gekoesterde mythe wil dat Kroaten uit het huidige Tsjechië en Slowakije stammen (Croats).

Onder de minderheden die groter werden vormden in 2011 de Bosniërs & Slavische moslims met 0,9% (39.000 in getal, waarvan 31.000 Bosniër) officieel naar grootte de 2e minderheid van het land. Het betreft voor bijna de helft vluchtelingen uit de oorlog met de Serviërs waar Bosnië nog zwaarder onder te lijden had dan Kroatië. De meesten zijn te vinden in dezelfde regio waar de meeste Slovenen wonen. Bij volkstellingen groeide het segment dat Roma aanvinkte tussen 1961 en 2011 van 0,0 naar 0,4% (in getal van 300 naar 17.000, tussen 1991 en 2011 van 7000 naar 17.000). Dat komt deels doordat de Roma (mede via steun uit buitenlandse fondsen) achterstanden inhalen en vaker voor hun identiteit durven of kunnen uitkomen (afnemend analfabetisme bij het volksdeel). Toch lopen schattingen over hun werkelijke aantal nog uiteen van 30.000 naar 60.000 en ze zouden dus best eens de 2e minderheid van het land kunnen zijn. Roma leven al minstens 650 jaar in Kroatië. Sinds 2007 vormen ze een erkende inheemse minderheid. Nu zijn er concentraties rond Zagreb en in de regio Međimurje bij het 3landenpunt Kroatië, Slovenië, Hongarije. Tijdens het uiteenvallen van Joegoslavië groeide het segment Albanezen sterk (0,1% in 1981, 0,3% in 1991; 0,4% in 2011, 17.500 in getal). Van hen vallen rond 4000 onder de Arbanasi, een traditionele Albanese minderheid. De rest kwam later, bijv. als vluchteling van de recente oorlog in Kosovo. Een relatief groot deel van de Albanezen is rooms (41%, de rest is veelal moslim). De grootste concentraties leven in Zagreb en in het noordwesten (incl. Istrië).

De Kroaten voelen zich sterk verbonden met hun landgenoten elders. De grootste groep Kroaten buiten Kroatië leeft al vanouds in Bosnië Herzegovina (de meer dan 500.000 Bosnische Kroaten; Croatian). Meer recente emigratiegolven van Kroaten waren er tussen 1890 en de 1e wereldoorlog (rond 500.000 van hen vertrokken m.n. naar noord en zuid Amerika) en in de 60er en 70er jaren van de 20e eeuw (60.000 naar Canada, 150.000 naar Australië en velen naar West Europa, m.n. Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland). Tijdens de onafhankelijkheidsoorlog met Servië (1991-1995) raakten naar schatting 400.000 Kroaten en 300.000 Serviërs uit Kroatië ontheemd (etnische zuiveringen). Van de laatste groep waren rond 2005 115.000 teruggekeerd. Voor WO II telde Joegoslavië rond 500.000 Volksduitsers en zo’n 400.000 Italianen. Kort na WO II vluchtten bijna alle Volksduitsers (m.n. uit de Duitse vazalstaat die Kroatië toen was) en 350.000 Italianen gingen terug naar Italië. Thans wordt het aantal met Kroatische wortels in immigrantenlanden buiten Europa geschat op 1,5 miljoen (USA 411.000, Chili 380.000, Argentinië 250.000, Australië 126.000, Canada 110.00) en binnen Europa op 1 miljoen (Duitsland 230.000 tot 450.000, Oostenrijk 150.000, Servië een traditionele gemeenschap van 58.000, Zwitserland 40.000, Croats). Rond 2006 kende Kroatië nog een immigratie overschot en men probeerde de komst van goedkope arbeidskrachten van elders te ontmoedigen. Na de kredietcrisis sloeg dat om en in 2009 (10.000 emigranten, 8500 immigranten), 2010 (10.000 en 5000) en 2011 (12.500 en 8500) ontstond een groeiend emigratie overschot (Statistical pag. 122). Ook kwam men voor 2010 tot 294.000 en voor 2011 tot 864.000 buitenlandse zaken of werkreizen met overnachtingen (gemiddeld 5 per reis, Statistical pag. 417) van Kroaten.

Naar opinie over minderheden vond begin 2005 een ruim gemiddeld volksdeel integratie van minderheden erg belangrijk (45%, EU25 37%, Special Eurobarometer 225, wave 63.1). Najaar 2012 was het segment dat immigratie koos als punt van zorg naar EU maatstaf verwaarloosbaar (voor het land 0%, EU 7%; voor zichzelf 0 om 2%; Annex, QA5/6; keuze van 2 uit 14 opties). Het volksdeel dat aanvinkte dat de EU voor hen persoonlijk vrijheid van reizen & werken betekent was relatief groot (55 om 42%; Annex QA13), maar dat gold ook voor het segment dat verlies van eigen culturele identiteit vreesde (17 om 12%; culture diversiteit als aanwinst scoorde met 19% gemiddeld). Sterke etnisch raciale spanningen werden in 2007 in HR naar EU maatstaf door een doorsnee segment ervaren (32% in 2007, NLS 25%, EU15 41%, NL 57%, BE 43%, Full). en de groep die veel spanning tussen religieuze groepen voelde was toen voor een nieuw EU land relatief groot (32%, NLS 15%, EU15 33%, NL 40%, BE 30% in 2007). Nieuwere gegevens waren voor HR niet beschikbaar. Kroatië was ook nog niet opgenomen in de 3e editie van de Migrant Integration Policy Index die voor 2011 immigrant vriendelijkheid mat in 31 landen (http://www.mipex.eu/) en evenmin in Full report (veldwerk voorjaar 2007) waarin navraag wordt gedaan naar contact met andere culturen en de mate van internationaal georiënteerd zijn in EU landen. In nov. 2011 was 77% van de Kroaten in de 5 jaar vooraf een of meer keren de eigen grens over geweest en qua Eu landen waar men zich het meest aan verwant voelde kreeg Duitsland de meeste stemmen (35%), gevolgd door Slovenië 27%, Oostenrijk 26%, Hongarije 18% en Italië 16%. De meeste steun van Kroaten voor een komend EU lidmaatschap kreeg buurland Bosnië (51%) met daarna Macedonië 43% en IJsland 35% en vervolgens pas Montenegro 29%, Servië en Turkije (beide 24%; Croatia). Veel Kroaten zijn nogal nationalistisch (voor wie bij hen goede sier wil maken bevat Croats gedetailleerde info over de gekoesterde volksgeschiedenis en plekken waar etnische Kroaten wonen).

Demografische geschiedenis en ontwikkelingen

De roomse kerk met haar collectivisme en gevoel voor hiërarchie is al vanouds een belangrijke vormende factor in de Kroatische identiteit. Rond 1850 bestond de bevolking nog voor 90% uit arme en veelal ongeletterde boerenfamilies die gewend waren aan een feodale en patriarchale samenleving. De elite sprak Duits. Industrialisatie en opkomst van nationalistische emancipatiebewegingen brachten daarna geleidelijk verandering. In socialistisch Joegoslavië (met de in Kroatië geboren Josip Broz Tito als bekendste leider) kregen beide geslachten gelijke rechten qua onderwijs en werk (Croatia). Er waren veel arbeids­krachten nodig en de vrouw werd van staatswege vooral gezien als werkende moeder. Dit kwam tot uiting in goede preventieve zorg voor moeder & kind, langdurig kraamverlof, gratis kinderopvang, gelijke beloning voor hetzelfde werk en gelegaliseerde abortus. Men wantrouwde de feministische beweging echter als uiting van westerse decadentie en dit sloot weer aan bij de roomse traditie evenals bijv. de kijk op buitenechtelijke & zelfde sekse seks (homofobie deelt men overigens met vrijwel alle Slavische culturen). De sekserol verdeling bleef dan ook traditioneel (mannen & vrouwen beroepen/ taken/ rollen etc.) zodat bijv. de gelijke beloning weinig zoden aan de dijk zette (vrouwenberoepen bleven relatief slecht betaald). Ook moesten vrouwen naast hun werk de huishoudelijke taken en de opvoeding van de kinde­ren op zich nemen; want man­nen werden beschouwd als kostwinner en niet als wer­kende vader. Het abortuscijfer lag in Kroatië in 1965 op 47% van het geboortecijfer. Het steeg daarna gestaag en bereikte in 1989 een piek van 92%. Daarmee eindigde 48% van de zwangerschappen in een abortus (Croatia), al waren er ook destijds al grote regioverschillen.

Ontwikkelingen vanaf 1989

Vanaf het uiteenvallen van Joegoslavië en de onafhankelijkheid van Servië (die in 1995 een onomstreden feit werd) kwamen er voorzieningen onder druk te staan. Seksuele voorlichting op scholen werd nog lang gemeden en bij godsdienstlessen werd seks voor plezier of genot negatief afgeschilderd. Rond 2000 was dat aan het veranderen, mede door de invloed van media (waaronder vrouwenbladen en glossy’s). Ruim 70% van de Kroaten was toen voor schoolvoorlichting. Ook abortus bleef legaal omdat er telkens een vergelijkbare meerderheid voor bleef. Onder vrouwen waren relatief veel werklozen en vrouwen bleven minder verdienen dan mannen. Wel raakten vrouwen beter opgeleid, kregen ze vaker leidinggevende, bestuurlijke en politieke posities die er toe deden en begonnen er meer een eigen zaak. In samenhang met dit alles stellen vrouwen het krijgen van kinderen ook in Kroatië vaker uit. De leeftijd waarop ze die krijgen schuift op en de geboortecijfers dalen meer dan de sterftecijfers. In 1998 werden lijfstraffen voor kinderen wettelijk strafbaar. De leeftijdsgrens voor volwassenheid werd op 18 jaar gezet, maar vanwege lage (jeugd)lonen, hoge huren en een tekort aan huisvesting wonen jongeren ook nu nog relatief lang bij hun ouders (helemaal zolang ze niet getrouwd zijn). De sociaal gewenste seksuele moraal is voor mannen duidelijk vrijer dan voor vrouwen. Wel wordt de kloof tussen oud & jong, platteland & stad en laag & hoog opgeleid hierin groter (dit is ook terug te vinden in opinieonderzoeken rond vreemdgaan en seksuele geaardheid). Al met al wordt er in Kroatië echter nog steeds jong getrouwd en erg weinig samengewoond, komen buitenechtelijke kinderen weinig voor en is alles wat afwijkt van de norm op seksueel gebied (incl. allerlei vormen van misbruik) min of meer taboe.

De ontwikkelingen vanaf 1990 bleven niet zonder gevolgen voor de loop van de bevolking. Na de stelselwijzi­ging zakte het abortus­cijfer snel. Tussen 1995 en 2000 lag het rond 31% van het aantal geboorten en in 2010 onder 10%. Toen eindigde nog maar 8,5% van de zwangerschappen in een abortus (19 EU landen meer; Percent). Het geboortecijfer zakte tussen 1985 en 1995 van 13,3 baby’s per 1000 inwo­ners naar 10,9 (EU van 12,8 naar 10,7) en sinds 2000 ligt het tussen 9 en 10/1000 (EU tussen 10 en 11; 9,4 om 10,4 in 2011). Doordat het geboortecijfer tussen 2001 en 2011 lager was dan het sterftecijfer (tussen 11 en 12; EU tussen 9,5 en 10; 11,6 om 9,6 in 2011) ontstond een sterfteoverschot (tussen 8500 en 13.000 p/j, in totaal ruim 105.000). Tussen 1991 en 1996 kende men door de oorlog met Servië een vertrekoverschot van rond 250.000 (m.n. Serviërs verlieten Kroatië) en t/m 2000 gingen er nog eens 80.000 meer mensen weg dan er nieuw inkwamen. Tussen 2001 en 2008 was er door economische groei een vestigingsoverschot (rond 75.000), maar tussen 2009 en 2011 ontstond opnieuw een vertrekoverschot van 10.000. Eén en ander had tot gevolg dat de bevolking kromp. In 1991 was een piek bereikt van 4,8 miljoen, tussen 2002 en 2007 stabiliseerde ze rond 4,44 miljoen om daarna door te zakken naar 4,40 miljoen per 1/1-2012 (-0,3% t.o.v. 2011, EU +0,3%, Statistics). De vrees dat de laatst overleden volbloed Kroaat binnen afzienbare tijd in een museum zal worden tentoon gesteld is nog niet geuit, maar de verwachting dat de bevolking in 2051 gekrompen zal zijn naar 3,1 miljoen is al wel gepubliceerd (“Projek). De levensverwachting bij geboorte steeg tussen 2002 en 2011 van 74,8 naar 77,2j (+3,2%; EU van 77,7 naar 80,4j; +3,5%; m 70,3j, EU 77j; v 77,4 om 82,8j in 02; m 73,9j om 77,4j; v 80,4 om 83,2j in 2011). Het manvrouw verschil hierin was aan de grote kant (6,5j; EU 5,8j) en werd na 2002 1,3 jaar kleiner (EU 0,6j). Mannen werden na 2002 gemiddeld 2,7 jaar ouder (EU 2,9j) en vrouwen 2,1j (om 2,3j).

Het huwelijkscijfer lag in Kroatië voor 1989 boven het Eu gemiddelde. Daarna zakte het er door de oorlog onder. In 1993 kwam het op 5,00/1000 inwoners (EU toen 5,46/1000), maar daarna krabbelde het op om in 1995 de EU normaal wederom te ontstijgen (5,28 om 5,25). T/m 2010 bleef het cijfer vrijwel constant een fractie boven het EU gemiddelde (tussen 4,8 en 5,4; EU tussen 4,4 en 5,1; 4,8 om 4,4 in 2010; 4,6 in 2011). Het aandeel eerste huwelijken ligt daarbij hoog (rond 90% tussen 2002 en 2010, NL rond 80%, BE rond 75%). De doorsnee leeftijd bij een 1e huwelijk steeg tussen 1960 en 2011 bij mannen van 25,8 naar 30,4j en bij vrouwen van 22,6 naar 27,6j (Statistical). In 2008 was ze bij mannen in 22 EU landen hoger en bij vrouwen in 25 Eu landen (Age). Kroaten trouwen dus nog steeds relatief jong. Het land kenteen relatief geringe verstede­lijking (48% in een dun bevolkt gebied, EU 25%) en op het platteland loopt de demo­grafische ont­wikkeling achter. Hier overheersen nog oude tradities rond geboorte, huwelijk en sterven (zie feestdagen & folklore) en collectivistische waarden als respect voor ouderen, familie, hulpvaardigheid en gastvrijheid. Rond 2000 was in Kroatië het segment dat het huwelijk een achterhaald instituut vond het kleinste binnen de huidige EU na Malta (Chapter) en toen woonde naar schatting slechts 2% van de Kroaten samen (Croatia). In 2007 kwamen volgens OECD family database(.pdf) 4 EU onder 2% samenwonenden bij alle leeftijden. Wel neemt in Kroatië het verschijnsel m.n. onder jongeren toe. Juridisch hebben samenwonenden weinig tot geen opties, maar de in 2012 aangetreden centrumlinkse regering was wel van plan daar wat aan te doen.

Volgens het Kroatische ministerie van justitie (Article) kunnen partners na een jaar met wederzijds goedvinden scheiden wanneer het huwelijk ernstig en duurzaam verstoord is of wanneer het op valse gronden is gesloten. Scheiding kan alleen via de rechter. De wet kent geen mediators en gaat in principe uit van gelijke boedelverdeling. Voor de kosten is wettelijke bijstand mogelijk. Van annulering door een buitenlandse rechter moet wettelijk bewijs worden overlegd. In Kroatië laat veel wetgeving (en handhaving) op dit vlak nog te wensen over. Bij huiselijk geweld en een verbod van haar man liep een (buitenlandse) vrouw in 2011 bijv. nog kans schuldig te worden bevonden aan kindnappen wanneer ze met haar kinderen het huis zou ontvluchten (dit ondanks een in 1999 aangenomen Kroatische wet tegen huiselijk geweld). Het Kroatische echtscheidingscijfer valt met dat van Malta, Ierland en Italië onder de laagste binnen de EU. Het lag tussen 1989 en 2010 vrijwel voortdurend rond 1,0/1000 inwoners (EU gemiddelde van 1,7 naar 2,0). In HR lag het tussen 2001 en 2010 op 1,1 en in 2011 op 1,3. Het scheidingscijfer bedroeg in 2009 in Kroatië 23% van het huwelijkscijfer en in 2011 30% (EU 42% in 2009). In 2010 waren bij 5058 scheidingen 4411 inwonende kinderen betrokken. Daarvan ging 85% naar de moeder; 10,5% naar de vader; 3,7% naar beide en bij 0,7% volgde een andere regeling, (bijv. uithuis plaatsing: Women and Men pag. 15).

Het lage geboortecijfer vanaf 1993 resulteert in weinig kinderen per vrouw. Tussen 1989 en 2003 ging dit aantal van 1,7 (2 is nodig om de bevolking op pijl te houden) naar 1,33 (bij laagste 4 EU, Eu toen 1,47). Daarna steeg het aantal weer naar 1,49 in 2009 (EU 1,59) om in 2011 uit te komen op 1,40 (EU 1,57). Doordat de lage vruchtbaarheid overheid en parlement toch wel zorgen baart wordt via het sociale stelsel het krijgen van kinderen aangemoedigd. Vrouwen kregen in Kroatië jong kinderen, maar dat trekt snel bij. De gemiddelde leeftijd van de moeder bij geboorte steeg tussen 2002 en 2011 van 27,9 naar 29,3j (EU27 van 29,2 naar 30,0j; NL 30,9; BE 29,9j in 2011). In HR is het segment buitenechtelijke geboorten erg klein. In de EU was het alleen in Griekenland kleiner. Tot 1990 lag het onder 7%, in 2003 kwam het op 10% en in 2011 op 14% (+40% vanaf 2003; EU van 31% naar 39,5%, +27%). Daardoor is het segment Kroaten dat in een eenoudergezin leeft ook erg klein (1,2% in 2011, EU15 4,7%, NLS 2,7%). Veel kinderen leven in een huishouden van 3 generaties. Het volksdeel in een gezin met 3 of meer volwassenen was binnen de EU alleen in Bulgarije groter (27,9%, NLS 22,8%, EU15 7,6% in 2011). Het gebruik van anticonceptie (alle methodes) onder vrouwen in de vruchtbare leeftijd lag rond 2000 op 69% (NL 71%, BE 76%, Contraceptive). In Kroatië mag volgens de oude Joegoslavische wet uit 1978 abortusopverzoek van de vrouw vanaf 16j tot de 10e week (daarna wordt het moeilijker). Een week tevoren is een gesprek over de motivatie verplicht (Croatia). Door de wereldvreemde paternalistische roomse lobby, die ook tegen anticonceptie is, is abortus naar Kroatische maatstaven erg duur geworden (tussen €120 en €200, extra pijnlijk voor de betreffende vrouw die toch al zo’n zware beslissing moet nemen).Begin 2005 vond een doorsnee segment Kroaten bescherming van het ongeboren leven erg belangrijk (56%, EU 53%; NL en BE 48%; tamelijk belangrijk 28 om 33%; Special Eurobarometer 225/ wave 63.1 pag. 71). In Kroatië is het aantal tienergeboorten (bij meisjes tussen 15 en 19j) gemiddeld. Het zakte van 18 per 1000 meisjes tussen 1995 en 2000 naar 13,5/1000 tussen 2005 en 2010 (13 EU landen lager, BE toen 14/1000, NL 5/1000; Epidemiology).

De leefsituatie van Kroaten is vaak anders dan die van Nederlanders of Belgen. Ze past in het patroon van zuid Europa en in dat van de nieuwe Eu lidstaten. Tussen 2008 en 2010 was het segment alleenwonenden klein. In 2011 betrof het nog geen 7 van de 100 Kroaten (Statistics, population, living conditions, income and living conditions, housing conditions). Dat was ook naar de maatstaf van de nieuwe EU lidstaten (NLS) weinig (9%, EU15 en BE 15%, NL 16%, Denemarken hoogste EU met 23%). Het aandeel 65plussers is daarbij ook naar NLS maatstaf groot (67% om 51%, EU15 41%). Het segment dat in een eenoudergezin leefde was kleiner dan in enig EU land (1,2%; NLS 2,7% EU15 4,7%). Het segment in een paar zonder kinderen (18%) lag op de normaal van de NLS (EU15 26%). Ook daarin was het aandeel ouderen weer groot (met minstens één 65plusser 59%, NLS 44%, EU15 46%). Het volksdeel in een paar met kinderen is weer klein (26%, NLS 32,4%, EU15 36,3% in 2010). In 2011 leefde 6,3% in een gezinnetje met 1 kind (6,8% in 2010) en de bijdrage van gezinnen met meer dan 2 kinderen steeg van 6,4% naar 7,1%. Het segment in een 3 of meer volwassenen zonder kind situatie (20%) viel onder de grootste binnen de EU evenals het deel dat met 3 of meer volwassenen met kinderen (bijna 28%). Daarmee werd het volksdeel in huishoudens met afhankelijke kinderen toch nog behoorlijk (54,7%; NLS 57,3%; EU15 48,6%). In de NLS is dit aandeel groot doordat vanwege armoede, slechte voorzieningen en/of woningnood grootouders vaak bij een gezin met kinderen of alleenstaande moeders vaak bij ouders inwonen.De tabel hierna biedt inzicht in de leefsituatie in Kroatië in 2011 vergeleken met de 12 nieuwe lidstaten (NLS) en de oude EU15 waar ook NL en BE onder vallen.

Leefsituatie in % van de bevolking

Kroatië   2011

 NLS 2011  EU15 2011
Alleenwonend

6,9

8,8

14,5

In een eenoudergezin

1,2

2,7

4,7

In een paar zonder   kinderen

18,1

18,1

25,9

In een paar met kinderen

26,0

32,4

36,3

met 1 kind

6,3

11,8

11,9

met 2 kinderen

12,2

14,8

17,5

met meer dan 2 kinderen

7,5

5,8

6,9

Met 3 of meer   volwassenen

20,2

15.7

10,9

Idem met kinderen

27,9

22,8

7,6

Kroatische huishoudens vielen in 2010 en 2011 met gemiddeld 2,9 leden naar grootte onder de EU top (EU15 2,3; NLS 2,8 in beide jaren). In 2011 telde Kroatië 20,3% huishoudens van alleenstaanden (3 EU landen iets minder, EU15 32,2%, NLS 24%), 1,4% eenoudergezinnen (minder dan in alle Eu landen, EU15 4,2%, NLS 2,9%), 26,6% paren zonder kinderen (EU15 29,3%, NLS 24,7%), 19% paren met kinderen (EU15 22,3%, NLS 22,2%) en 32,8% samengestelde huishouden (bij EU top, EU15 12,2%, NLS 24,8%). Bij huishoudens van alleenstaanden was het aandeel onder 65j (34%, NLS 48%, EU15 60%) en het aandeel paren zonder kinderen onder 65j klein (42%, EU15 52%, NLS 55,5%). Bij de samengestelde huishoudens is het segment van 3 of meer volwassenen zonder kinderen in Kroatië erg groot (17,4 om 12,7 om 8%) en het segment met kinderen groot (15,4%, NLS 12,2%, EU15 3,9%). Onder de huishoudens met kinderen waren grotere gezinnen relatief goed vertegenwoordigd (1 kind: 47 om 54 om 50%; 2k 36 om 36 om 39%; 3k 12,9 om 7,4 om 8,9%; 4 of meer 3,7 om 2,2 om 2,3%). In Kroatië zijn, getuige het grote aandeel samengestelde huishoudens met kinderen, zeker naar EU15 maatstaf familiebanden nog hecht (zeker buiten de stadsregio).

Leefsituatie van de jongere generatie

Volgens View gingen in Kroatië in 2005 beide geslachten naar EU maatstaf laat de deur van het ouderlijk huis uit (m 32 om 26j, v 26 om 23j; pag. 157). Het deel dat nog bij hun ouders woonde was bij deze peiling groter dan in alle EU landen (18 t/m 24j: v 84%, EU25 66%, m 95 om 78%; 25 t/m 29j: v 43 om 28%, m 82 om 42%). Van de 25-29 jarigen die de deur uit waren leefden weinigen als paar zonder kinderen (v 11%, EU 32%; m 15 om 37%) en velen als paar met kinderen (v 52 om 42%, m 52 om 30%) of in een samengesteld huishouden (3 of meer volwassenen met/ zonder k: v 30 om 9%, m 17 om 11%) zodat voor alleenwonenden met of zonder kinderen weinig overbleef (v alleen 7 om 11%, met kinderen 0 om 5%; m alleen 17 om 22%). Ook in 2011 woonden erg veel 18-35 jarigen nog bij hun ouders (80%, NLS 60%, EU15 45%; 25-35j 68 om 43 om 24%; Statistics, population, living conditions, population structure). De tabel hierna beidt hierover info (in %) voor leeftijdgroepen/ geslachten (m/v) voor Kroatië (HR van Hrvatska), de oude EU15, de nieuwe lidstaten vanaf 2004 (NLS), Nederland en België. Daaruit blijkt bijv. dat in HR van de mannen tussen 25 en 35j 81% nog thuis woonde.

Leeftijdgroep

HR

NLS

EU15

NL

BE

m

v

m

v

m

v

m

v

m

v

18 t/m 24j

97

89

93

83

82

62

77

63

82

74

25 t/m 34j

81

54

53

33

30

18

14

6

20

11

Bij de thuiswonende leeftijdgroep (18-35j) was de maatschappelijke positie: voltijd baan 41% (NLS 44%, EU15 38%); deeltijd 1% (om 3,4 om 6,5%); werkloos 26% (om 12 om 12,5%), studerend 31% (om 35 om 39%) en anders 2% (om 6 om 5%). Van het deel met werk had in HR nog 54% een vaste baan (NLS 68%, EU15 63%, NL 52%, BE 56%). Net als in NL en BE is dit segment vergeleken met 2010 flink kleiner geworden.

Werk en kinderen

M.b.t. het krijgen van kinderen had de OESO voorjaar 2013 voor Kroatië nog geen info over aandelen vrouwen in de vruchtbare leeftijd in een huishouden zonder kinderen. In 2006 lag bij het deel met nageslacht naar kinderwens bij zowel mannen als vrouwen het werkelijke aantal onder het ideale aantal (.pdf). Tien vrouwen tussen 25 en 39 hadden gemiddeld 12 kinderen, terwijl ze door de bank genomen 21 kinderen hadden gewild (naar EU27 maatstaf het 4 na grootste verschil). Van hen had 2% (17 EU landen meer dan 2%) het liefst geen kinderen gehad en ruim 35% had er graag 3 of meer gewild (18 EU landen minder dan 35%). In Kroatië is in 2008 een wet aangenomen op gelijke behandeling der geslachten en in 2011 volgde een beleidsplan voor 2011 t/m 2015 om dit handen en voeten te geven (incl. statistische info). In Women and Men van het Kroatische CBS stond voorjaar 2013 echter niks over bijv. het aandeel werkende of werkloze moeders, hun arbeidstijden (deel/ voltijd) en gebruik van verlofregelingen en opvang etc. Ook OECD family databasehad vrijwel niets over Kroatië. Via Eurostat is te achterhalen dat tussen 2008 en 2011 het gedeelte vrouwen met betaald werk tussen 25 en 50j (de leeftijd waarop ze het vaakst kinderen in huis hebben) sterker zakte dan gemiddeld in de EU (van 72,6 naar 68,2%, Eu van 72,8 naar 71,7%). Het segment daarvan met een deeltijd baantje ging van 6,5 naar 7,3% (EU van 28,9 naar 29,7%). Het segment daar weer van waarvoor zorg voor kinderen of incapabele ouderen daarvoor de reden was, was erg klein en zakte van 14,5 naar 10% (EU van 39,5 naar 42%). Een doorsnee segment van de vrouwen tussen 25 en 50 (21,3%) was niet actief op de arbeidsmarkt. Het deel daarvan met dit zorgmotief was ook klein naar verhouding, maar het werd wel groter (van 17 naar 20,6%; EU van 38 naar 37,5%). Hoe dan ook hebben erg veel werkende vrouwen met kinderen in Kroatië een voltijdbaan. Van de Kroatische eenoudergezinnen (in 2011 slechts 1,4% van alle huishoudens; EU 3,9%) verdiende een relatief groot deel (44%) minder dan 60% van modaal (EU 33%).

In Report (veldwerk sept. 2009), met o.m. info over aanhang van & tevredenheid met publieke kinderopvang en gewenste kinderopvang voor 0-6 jarigen, was Kroatië niet opgenomen. Wel was via Eurostat info te vinden over daadwerkelijke gebruik (Statistics,living conditions, childcare, het totaal kan boven 100% komen omdat meer vormen tegelijk kunnen worden gebruikt). In 2010 ging maar 8% van de kinderen tot 3j naar formele opvang, waarvan 87% meer dan 30u p/w (EU27 28%; BE 36%; NL 50%, veelal minder dan 30u). Andere vormen van opvang scoorden hier in Kroatië ruim gemiddeld (33%, EU 28%, BE 17%, NL 59%) en louter ouders kwam erg hoog (77%, EU 52%, BE 55%, NL 21%). Bij kleuters (tussen 3 en 6j) lag het gebruik van formele opvang ook flink onder het Eu gemiddelde (42%, 50% meer dan 30u; EU27 84%; NL 91%, waarvan 80% minder dan 30u; BE 99%). Ook hier kwamen andere vormen (43%, EU 28%, BE 30%, NL 54%) en “uitsluitend ouders” hoog (36%, Eu 11%, NL 6%, BE 1%). Op de basisschool (5 t/m 11j) lag het gebruik van formele opvang op 96% (EU 95%, BE en NL 100%; minder dan 30u: HR 62%, EU 39%, NL 77%, BE 32%). Anders dan op de kleuterschool is formele opvang op de basisschool gratis in HR. Andere vormen kwamen hier op 20% (om 22 om 41 om 21%). In de tabel is te zien hoe Kroaten begin 2005 scoorden op opvoedingswaarden (bron Special Eurobarometer 225/ wave 63.1 pag. 35). Bij de waarden scoorde onafhankelijkheid opvallend hoog, volharding hoog en werklust opvallend laag. Ook fantasie bleef naar verhouding wat onderbedeeld.

Opvoedingswaarde

Volksdeel dat deze in 2005 erg belangrijk vond in   %.

HR

NL

België

EU25

Tolerantie en respect   voor de ander

80

90

83

82

Verantwoordelijkheidsgevoel

80

88

83

80

Volharding/ beslistheid

79

61

68

61

Gehoorzaamheid

57

50

63

56

Zorgvuldigheid/ spaarzaamheid

60

36

52

54

Onafhankelijkheid

79

66

56

53

Fantasie

40

31

41

52

Hard werken/ werklust

24

38

59

47

Naar EU maatstaf hebben veel Kroaten moeite met de balans werk privéleven. In 2010 kon een iets onder gemiddeld segment werknemers makkelijk een paar uur vrij krijgen voor iets privaats (29 om 33%) en een dito segment vond werk­uren heel goed in te passen in het privéleven (27 om 30%; EWCS 2010). In sept. 2007 herkenden erg veel Kroaten zich in problemen op dit vlak (door werk: regelmatig te moe voor huishouden 72%, NLS 59%, EU15 45%; moeite met familie verantwoordelijkheden 52 om 41% om 26%; concentratieproblemen 23 om 16 om 11%; te weinig tijd over voor: familie contact: man 42 om 28 om 30%; v 38 om 25 om 27%; overige sociale contacten m 44 om 36 om 33%, v 56 om 43 om 37%; hobby’s m 55 om 49 om 47%, v 64 om 58 om 55%; vrijwilligerswerk m 68 om 46 om 48%, v 68 om 55 om 53%, EN).

Discriminatie en racisme

In 2009 (Report) en zelfs in 2012 (Report) was Kroatië nog niet opgenomen in de EU onderzoeken naar dit onderwerp. Hoewel men als collectivistisch land (COUNTRIES) de vuile was niet graag buiten hangt (schaamte) zullen ook de Kroaten als EU lid met de billen bloot moeten wat deelname aan zulke enquêtes betreft. In Croatia (pag. 36/37) worden over rechten van minderheden achterstanden in werkgelegenheid en in het bijzonder discriminatie van Serviërs (naweeën van de onafhankelijkheidsoorlog van 1991-1995), Roma zigeuners en seksuele minderheden expliciet genoemd (meer details hierna onder vrouwen emancipatie en emancipatie naar geaardheid). Sterke etnisch raciale spanningen werden in 2007 in Kroatië naar EU maatstaf door een doorsnee segment ervaren (32% in 2007, NLS 25%, EU15 41%, NL 57%, BE 43%, Full) en de groep die veel spanning tussen religieuze groepen voelde was toen voor een nieuw EU land relatief groot (32%, NLS 15%, EU15 33%, NL 40%, BE 30% in 2007). In 2010 was in HR het segment dat anders gelovigen (5%, 3 van 16 EU landen minder), mensen van een ander ras (7%, 3 minder) of immigranten (8%, 3 minder) niet als buren zou willen klein naa /td/span/ar de maatstaf van 16 vaak Oost Europese EU landen (Attitudes). In 2010 was het segment dat inschatte dat de bescherming van rechten van minderheden op westers niveau ligt iets kleiner dan gemiddeld in west Europese landen (57 om 62%; Read).

Vrouwenemancipatie

Qua achtergrond liepen in de periode waarin Kroatië onderdeel was de socialistische Joegoslavische federatie (1943-1989) een aantal maatschappelijke ontwikkelingen op het vlak van emancipatie anders dan in westerse landen. Communistische overheden voerden het arbeiderscollectief hoog in het vaandel en traditionele gezinswaarden werden als bourgeois bestempeld. Er waren veel arbeids­krachten nodig en de vrouw werd van staatswege vooral gezien als werkende moeder. De wetgeving werd geënt op deze visie en de maatschappij werd er op ingericht. Er werd bijv. een langdurig betaald zwangerschapsverlof ingevoerd, er kwamen gratis publieke opvangfaciliteiten voor kinderen en gelijke beloning per geslacht voor hetzelfde werk (Croatia). Men kende slechts voltijdbanen (het concept deeltijdbaan paste niet in de ideologie) en in de praktijk verdienden veel vrouwen minder doordat de wet hen op paternalistische wijze beschermde voor zware beroepen. Tijdens hun kortere werkende leven (ze mochten eerder met pensioen) hadden vrouwen het toch extra zwaar, want ze moesten ook de huishoudelijke taken en de opvoeding van kinde­ren op zich nemen (mannen werden beschouwd als kostwinner en niet als wer­kende vader). Zo hielden vrouwen erg weinig tijd over voor hobby’s en sociale vrije tijd contacten en werd de Cruyffiaanse wijsheid “elk voordeel heb zijn nadeel”, weer eens bewaarheid. Onder “ontwikkelingen vanaf 1989” is meer te vinden over de situatie in Kroatië binnen voormalig Joegoslavië.

In 2012 stond Kroatië op plek 49 (15 EU landen   hoger) op de Global gender gap index   die de mate van gelijke berechting van vrouwen wereldwijd meet. NL stond op   11 (5e Eu) en België op 12 (6e). T.o.v. 2009 was Kroatië gestegen (toen 54)   en België was flink omhoog gegaan (van 33). NL stond gelijk. De index kende   14 schalen en de relatieve scores van Kroatië daarop zijn hieronder terug te   vinden. Via http://www.quotaproject.org/index.cfm is info te vinden over wettelijke quota en   eventuele sancties in landen.

Eind 2006 staken onder betaald werkenden qua manvrouw taakverdeling thuis beide geslachten staken in Kroatië wat weinig tijd in zorg voor kind of familie (p/w: m 24u, NLS 27u, EU15 26u; v 36 om 40 om 42u; EN). Mannen besteedden weinig (7 om 10 om 8u) en vrouwen nog steeds veel tijd aan koken en huishouden (19 om 16 om 16u) en vrouwen staken ook opvallend veel tijd in vrijwilligerswerk (m 3 om 4 om 6u; v 12 om 5 om 5u). Het segment dat vond dat men te weinig tijd overhield voor deze activiteiten viel bij beide geslachten onder de EU top; het minst bij hobby’s, maar bij sociale contacten was het segment vrouwen groter dan in enig EU land (zie de tabel hierna). Ook was het MV verschil bij andere sociale contacten in Kroatië (HRvatska) opvallend groot ten nadele van de vrouwen (verschillen tussen NLS en EU15 vielen mee).

Activiteit  Percentage dat er door het werk te weinig tijd voor had

HR

NL

BE

EU27

M

V

m

v

m

v

m

v

Contact met familieleden

42

38

37

36

28

32

29

27

Andere sociale contacten

44

56

46

42

36

39

34

38

Eigen hobby’s/   interesses

55

64

44

51

43

59

47

56

Vrijwilligerswerk/   politiek

68

68

73

43

38

46

48

53

Qua studievondbegin 2005 een doorsnee deel dat een universitaire studie voor mannen belangrijker is dan voor vrouwen (18%, oneens 79 om 81%, bron Eurobarometer 225, wave 63.1) en in dit opzicht doet HR het naar EU maatstaf niet slecht. Het segment laag opgeleiden (lager vervolgonderwijs of minder) was in 2012 bij jonge vrouwen nog maar iets groter dan bij mannen (v 25-34j 8,7%, m 7,9%), terwijl het verschil bij de oudere generatie van de werkende leeftijd (55-64j) veel groter was ten nadele van de vrouwen (39,3 om 21,8%). Er zijn in HR opmerkelijk veel meer hoog opgeleide jonge vrouwen dan dito mannen (31 om 19%, EU 40 om 31%) en het verschil is bij deze generatie sterk gegroeid t.o.v. de 55-65 generatie (16 om 18%, EU 19 om 22%). HR kent bij beide leeftijdgroepen een relatief groot aandeel middelbaar opgeleiden (jong v 60 om 44%, m 73 om 49%; oud v 45 om 41%, m 61 om 47%) en ook hier hebben de vrouwen terrein gewonnen. Het aandeel vrouwelijke studenten in het hoger onderwijs steeg tussen 2003 en 2010 sterk en kwam boven de EU normaal (van 53,2 naar 56,3%, EU van 54,5 naar 55,5%) en het segment vrouwen in research banen bij overheid (52 om 39,5% in 2010), hoger onderwijs (46 om 40%) en bedrijfsleven (42 om 19%) ligt naar EU maatstaf op topniveau (Statistics, science and technology, R&D personnel). In 2012 stond Kroatië qua vrouwenemancipatie 46e van 135 landen op de wereldranglijst voor onderwijs (Global). Men scoorde laag op deelname basisonderwijs (94) en geletterdheid (67), maar men stond gedeeld 1e van de wereld op vervolg en hoger onderwijs deelname.

Het volksdeel dat onderschreef dat bij baanschaarste vrouwen evenveel recht hebben op werk dan mannen was in 2005 relatief klein (78 om 86%; niet mee eens 21 om 12%) en naar beroep was de manvrouw polariteit naar EU maatstaf in dat jaar sterk aanwezig. Het aandeel vrouwen met banen in 6 beroepssectoren waarin veel vrouwen werken (zorg & sociaal werk, onderwijs, overheid, winkelpersoneel, horeca en administratie) lag met 63% iets boven de EU normaal (Eu 61%), maar het aandeel mannen in mannensectoren lag daar flink boven (51 om 42%) evenals de bijdrage van vrouwen aan de top6 van vrouwen beroepen (bediening, administratie, huishouden, persoonlijke verzorging ed. 48 om 36%) of die van mannen in de top6 van mannen vakken (montage, bouwvak, techniek e.d., kleine zelfstandige: 35 om 25,5%; View publication pag. 171/173). Het verschil in beloning naar geslacht voor gelijksoortig werk viel in HR mee (volgens Therond 11% in 2008, EU toen 17,3%). In 2012 scoorden op verschil in beloning op de Global gender gap index echter 20 EU landen beter (p44). Qua vrouwman ratio in deelname aan de arbeidsmarkt (0,83) liet men 13 EU landen achter zich (p43). in 2011 was in HR onder vrouwen het segment hoog geschoolde vakmensen met 22,3% erg groot (EU 8,8%, binnen de EU alleen in Roemenië groter; European). Op de global gender gap index nam men met het segment vrouwelijke vakmensen/ technici (51%; p48) echter slechts een tussenpositie in (14 EU landen meer). Naar hogere functies was het volksdeel dat mannen geschikter vond als politiek leider dan vrouwen in 2005 erg groot (51%, EU 27%) en maar 45% bestreed deze visie (EU 66%). In 2012 telde men een doorsnee segment vrouwen in de politieke top (parlementsleden 24%, 12e EU28; ministers 19%, 15e; p55/56). Met het aandeel vrouwen bij rechtelijke macht, hoge ambtenarij en topmanagement (32%) stond men vlak achter NL en scoorden 23 EU landen beter. In 2005 was in Kroatië onder managers van kleine ondernemingen het aandeel mannen 2,9 x zo groot als het aandeel vrouwen (EU 1½ x; directeuren/ CEO’s 4 om 3 x zoveel). In 2010 was het segment werknemers met een vrouw als directe superieur iets aan de kleine kant (26,6%, EU27 28,5%, EWCS 2010).

Emancipatie van seksuele minderheden

Viahttp://www.ilga-europe.org/ en LGBT in Croatia is info te vinden over ontwikkeling en stand van zaken aangaande LGBT rechten en evenementen (LGBT is de Engelstalige afkorting voor lesbisch, homo, bi & transseksueel). Net als in de meeste Slavische en voormalige Oostbloklanden hebben mensen die onder deze noemer vallen het in Kroatië niet makkelijk. Er is echter flinke vooruitgang geboekt, mede doordat men van ver moest komen en bij de EU wilde. In 2012 viel Kroatië onder de tolerantere landen binnen deze landengroep (het noorden wel meer dan het zuiden) en dat is m.n. te danken aan centrumlinkse regeringscoalities (rechtsere coalities gunnen de roomse kerk meer invloed). Qua wetgeving is in 1977 zelfde sekse seks in Kroatië uit het strafrecht gehaald. In 1998 werd de leeftijd voor seks gelijk getrokken op 14 jaar (15j sinds 1/1-2013). Wel is bloeddonorschap sinds 1998 verboden voor homoseksuelen. In 2003 kwam er een wet op niet geregistreerd samenwonen. Deze gaf zelfde sekse paren, die minstens 3 jaar samenwonen, dezelfde rechten als samenwonende heteroparen bij erfrecht en financiële steun, maar belasting, gedeeld onroerend goed, zorgverzekering en pensioen vielen hier buiten. Nadien zijn in een aantal wetten geleidelijk antidiscriminatie richtlijnen opgenomen (en steeds vaker toegepast), waaronder de strafwet (hatecrime: misdaden tegen minderheden vanuit vooroordelen en haat), wetten op arbeid en dienstverlening, media, militaire dienst, geslachtsverandering en asiel. In 2008 werden geaardheid en geslachtsidentiteit & expressie onderdeel van een algemene antidiscriminatiewet. In een wet uit 2009 werd reageerbuis bevruchting beperkt tot hetero paren. De kukeleku coalitie, die in 2012 het regeringspluche overnam, breidde dit uit naar alleenstaanden. Ze staat open voor invoering van adoptie en reageerbuis bevruchting voor zelfde sekse paren (waarbij sommigen de geesten er eerst rijp voor wil maken zodat deze kinderen niet zullen worden gediscrimineerd of gepest). Ook wilde ze rechten van paren zonder boterbriefje (ongeacht geaardheid) gelijkwaardig maken aan die van getrouwde paren en, om de privacy te beschermen, invoeren dat sekse veranderende procedures niet meer verplicht op geboortebewijzen worden vermeld.

In 2009 werden uitlatingen over homoseksualiteit in een verplicht biologie schoolboek strijdig bevonden met het Europees sociaal handvest en in 2010 sprak de Europese commissie haar zorg uit over gebrek aan aandacht van de overheden voor gescheld & agressie tegen deelnemers aan eerdere gaypride optochten in Zagreb. In 2011 deden bij zo’n optocht in Split rond 10.000 tegenstanders het echter nog eens dunnetjes over. Daarna sloeg de sfeer om doordat de media het voor de LGBT gemeenschap opnamen en het jaar daarop vielen onder de 700 deelnemers in Split ministers (waaronder die van BuZa, bouw & infrastructuur, BiZa en oorlogsveteranen), parlementariërs uit binnen en buitenland en media coryfeeën (incl. Kroatische popsterren die recentelijk uit de kast kwamen). Ook president Ivo Josipović is verklaard voorstander van LGBT rechten. In 2012 kregen gaypride optochten in Split, Zagreb en Rijeka bijval vanuit het publiek en er was minder bescherming nodig in de vorm van politie, helikopters en waterkanonnen. In 2013 kondigde de minister van onderwijs, wetenschap & sport aan homofobe inhoud uit alle schoolboeken te laten verwijderen (m.n. uit boeken bij godsdienstlessen). in dat jaar was de deelname aan de optocht in Zagreb de grootset ooit (15.000) en in Split deed voor het eerst een burgemeester van de stad waar het was mee. Een openlijke homoscene is te vinden in de steden Zagreb, Rijeka, Split en Osijek en op de toeristeneilanden Hvar en Rab. M.n. op het laatste eiland staat ook de bevolking te boek als homovriendelijk (dat is nog niet overal op het platteland het geval).

Uit opinieonderzoek van enige tijd terug komt Kroatië nog naar voren als een erg homofoob land. In 2002 zou 47% wel vriendjes willen zijn met homoseksuelen en 50% niet en bij twee derde van 202 bedrijven zou personeelszaken geen homo’s inhuren; in 2005 vond nog 52% van een steekproef van ruim 200 homo’s/lesbo’s in Kroatië dat het vrijwel niet te doen is om uit de kast te komen (Lesbians) en in 2007 schatte in Kroatië slechts 23% in dat hun land een goede plek is voor homofielen (24 EU landen meer; slechte plek 53%, geen enkel EU land meer; weet niet 23%, 13 meer; Perceived). Mogelijk weerspiegelt een uitslag uit juni 2011 (51% tegen een op verbod gaypride optochten en 38% voorstander ervan) de boven beschreven kentering (LGBT).

De leefsituatie van 65plussers

In 2005 woonden relatief veel ouderen in bij hun kinderen, bij 65-75 jarigen 28% van de mannen en 29% van de vrouwen (EU 18 en 19%) en bij 75plussers 30% van de vrouwen (EU 18%) en 24% van de mannen (EU 14%, View). In 2011 was 4,6% van de bevolking een alleenwonende 65plussers (NLS 4,5%, EU15 5,7%, Statistics, population, living conditions, housing) en 10,6% leefde in een paar met op zijn minst één 65plusser (EU15 12%, NLS 8%). Het gedeelte samengestelde huishoudens (bijv. 3 generaties onder 1 dak) valt in HR onder de EU top (48,1%, NLS 34,5%) en veel ouderen wonen in bij kinderen en kleinkinderen (of omgekeerd). De levensverwachting is in het land aan de lage kant naar EU maatstaf. De gezonde verwachting voor 65plussers lag in 2011 bij vrouwen iets onder (38,5% van de tijd die hen rest, EU 40,3%) en bij mannen iets boven het EU gemiddelde (50 om 48%). In 2007 was het volksdeel dat vond dat afhankelijke mensen teveel op hun familie moeten leunen iets aan de grote kant (75%, EU 71%; niet eens 23 om 22%; Health QA29). In de tabel hierna staan de manieren om hulp in te vullen in Kroatië (HR), de EU27, België en NL voor een bejaarde ouder die zich thuis alleen niet meer kan redden (QA20a). Thuiszorg en hulp bij kinderen in huis vielen in de EU top en professionele thuiszorg en beschermd wonen/ bejaardenhuis scoorden laag.

Hulpopties in %

HR

NL

BE

EU27

Thuis van partner/   familie

70

29

34

45

Hulp/ zorg bij kinderen   in huis

7

1

3

4

Thuis door privé   verpleging

4

9

10

10

Professionele thuiszorg

4

37

35

23

Bejaardentehuis/   beschermd wonen

11

16

16

9

Weet niet

4

8

2

9

Rond 2007 (wellicht door EU bezuinigingen vanuit rechts populisme waren er voor HR helaas geen recentere gegevens beschikbaar) speelde betaling voor zorg aan ouders voor relatief veel Kroaten een rol (in verleden betaald 6%, EU 5%; betaalt nu 1 om 2%, verwacht te betalen 18 om 12%, geen rol 71 om 75%, weet niet 5 om 6%, QA13). Bij degenen die er voor hadden betaald betrof het een relatief klein deel van hun inkomen (8 om 18%), maar men verwachtte er 23% voor opzij te moeten leggen (EU ook 23%). Slechts weinigen gaven hier betaald werk geheel of deels voor op (4 om 5%) of verwachtten dat te moeten doen (3 om 8%). Relatief velen vonden dat ze de thuiszorg voorzieningen in hun land niet goed konden beoordelen (43 om 35%, ze staan nog in de kinderschoenen) of vonden ze slecht (33 om 23%, goed 32 om 42%, QA3.5), slecht toegankelijk (50 om 25%, goed 25 om 41%, weet niet 25 om 35%, QA4.5) of te duur (59 om 32%, betaalbaar 14 om 27%, weet niet 25 om 34%; QA5.5). Ten aanzien van verpleeghuizen viel het beeld van de kwaliteit nog enigszins mee (goed 36 om 41%, slecht 23 om 23%, weet niet 34 om 35%, QA3.6), maar qua beschikbaarheid (goed 18 om 39%, slecht 59 om 28%, weet niet 23 om 33%) en betaalbaarheid (goed 11 om 21%, te duur 64 om 42%, weet niet 24 om 32%) was het vergelijkbaar (velen vinden het een afgang om ouders in een tehuis te dumpen). Een doorsnee volksdeel schatte in 2007 in dat verwaarlozing of uitbuiting van ouderen in een hulpsetting veel voorkomt (HR en EU 47%, NL 34%, BE 36%, Health, QA30). De volgende tabel laat zien hoe bij verdere navraag de zorgen waren verdeeld (misbruik van bezit scoorde met Griekenland hoger dan in enig Eu land).

Deel met zorgen over (%)

HR

NL

BE

EU27

87

70

71

70

Fysieke verwaarlozing

83

72

65

67

Geen adequate zorg

79

68

66

66

Psychisch misbruik

69

57

70

64

Misbruik van bezit

80

64

73

67

Fysiek misbruik

58

37

55

52

Seksueel misbruik

32

25

43

31

Als potentiële daders dachten Kroaten relatief vaak aan kinderen, partner en kennissen en niet vaak aan beroepskrachten (QA32). Qua tegenmaatregelen zagen velen heil in strengere regels/ normen en strenger straffen. Minder werkdruk (2 om 14%) of betere opleiding voor zorgwerkers (12 om 24%) kregen weinig aanhang (QA33).

Aspecten van welvaart en welzijn in Kroatië

M.n. tussen 1991 en 1995 liepen in Kroatië (HRvatska) door de oorlog met Servië en corruptie & vriendjespolitiek ontwikkelingen vertraging op en moest veel van de grond af aan worden heropgebouwd. Daardoor liggen bestaanszekerheid, leefom­standigheden en welvaartsniveau nog achter bij de oude EU. In HR zakte de steun voor de markeconomie van 2006 op 2010 van 35 naar 30% (slechts 2 van 16 Eu landen lager; Full). Hoe het in 2009 gesteld was met de vrees voor armoe en hoe werd gedacht over oorzaken ervan, manieren om het te bestrijden en inkomensverschil is helaas niet te achterhalen (HR zit niet in Report). Wel vreesde in 2009 een doorsnee segment in armoede te vervallen (26%, AnnexesQA21) of dakloos te worden (10%). Feitelijk zakten de inkomens verschillen tussen 2004 en 2009. In 2004 verdiende de 20% topinkomens 4,8 x zoveel dan de 20% laagste en in 2009 4,3x zoveel (EU 4,9x; BE 3,9x, NL 4x zoveel). In 2010 schoot het verschil echter omhoog naar 5,6x zoveel en in 2011 lag het op 5,3x (EU toen 5,1x, BE 3,9x, NL 3,8x zoveel). Daarmee werd het deel dat moest rondkomen van minder dan 60% van modaal ook groter (van 17,3% van de bevolking in 2008 naar 21,1% in 2011; NLS van 17,3 naar 17,5%; EU15 16,2 naar 16,7%, BE van 14,7 naar 15,3%, NL van 10,5 naar 11%). Onder betaald werkenden was het segment dat onder deze grens viel naar EU maatstaf klein (6,5% in 2011; EU 8,9%, BE 4,2%, NL 5,5%; Statistics). Het volksdeel met sterke armrijk spanningen was in 2007 met 53% flink groter dan in enig EU land (EU27 29%, NL 12%, BE 23%, EN) en velen voelden toen een groot verschil tussen aspiraties en levensomstandigheden (37%, NL 10%, BE 14%, p19). Het segment met moeite om de eindjes aan elkaar te knopen was in 2011 met 32,4% ook groot (NL 9,2%, BE 12,1%, EU27 15,6%; in 2007 30%, NLS 25%, EU15 10%). De tabel hierna biedt info over het deel dat in 2011 op dit vlak problemen ervoer onder de bevolking als geheel (T) en onder het segment met armoederisico (A; inkomen onder 60% modaal) in Kroatië (HR), de nieuwe EU landen vanaf 2004 (NLS) en de oude EU (EU15). Bij betaling huisvesting betreft het de betaling van huur, rente & aflossing, gas & licht en/of onderhoud (meer details onder woonsituatie op deze website) en bij duurzaam gebruiksgoed het deel dat zich financieel een of meer van 5 items niet kon veroorloven (telefoon, tv, computer, wasmachine, auto; details onder tijdsbesteding etc., Statistics).

Problemen met:  HR%  NLS%  EU15%

T

A

T

A

T

A

Huisverwarming

10

22

16

31

8

19

Een week vakantie p/j

69

91

62

89

31

63

Om de andere dag eiwitbron   op tafel

17

35

21

43

7

18

Onverwachte grote   uitgave

65

88

53

81

34

65

Betaling huisvesting

29

40

19

35

9

22

Duurzaam gebruiksgoed

13

30

26

50

8

23

Najaar 2012 kozen in HR relatief velen de financiële situatie van het eigen huishouden bij 2 uit 13 problemen (28%, EU15%; Annex QA6a) en een groot segment vond deze slecht (53%, EU 35%) of verwachtte in het komende jaar verslechtering ervan (31 om 23%). Het deel dat bij de dag leefde was dan ook groot (55 om 34%, komende ½ jaar zekerheid 27 om 32%, 1 of 2j 15 om 31%). In 2007 voelde een relatief groot segment zich maatschappelijk buitengesloten (14,5%, NLS 10,9%, EU15 8,4%; EQLS). De tabel hierna toont de mate waarin in 2007 spanningen tussen maatschappelijke geledingen werden gevoeld (wederom miste voor HR de update van 2012).

Type spanning  Deel in % dat haar in sept. 2007 sterk ervaart

HR

NL

BE

EU27

Armrijk

53

12

23

29

Werkgever werknemer

56

19

22

31

Etnisch raciaal

32

57

43

38

Geloofsgroepen

29

40

30

28

In 2010 was in HR het segment dat anders gelovigen (5%, 3 van 16 EU landen minder), mensen van een ander ras (7%, 3 minder) of immigranten (8%, 3 minder) niet als buren zou willen echter klein naar de maatstaf van 16 veelal Oost Europese EU landen (Attitudes). De nieuwe EU lidstaten (NLS) scoren lager dan Noord en West Europese landen op indicatoren voor vertrouwen en transparantie. Op vertrouwen in de medemens stond HR in 2007 21e op een EU28 ranglijst (score 4,6; NLS 4,8; EU15 5,3; Survey mapping tool) en op de CPI (Corruption perceptions index), die de mate van corruptie langs een westerse meetlat legt, scoorden 25 EU landen hoger (het oud Hollands gezegde “zo de waard is vertrouwt hij zijn gasten” indachtig correleren vertrouwen in de medemens en mate van corruptie ook in een EU28 heel aardig). In 2010 vertrouwde 28% anderen (in 7 landen minder, Oost Europa 34%, West Europa 38%, Corruption; EU 27% in 2009, Report, QA16). In 2012 moest men op de CPI ranglijst nog 22 EU landen voor laten gaan (3 minder dan in 2007). Najaar 2012 (78) kregen eigen overheden weinig vertrouwen (politieke partijen 7%, EU 15%; regering 18% om 27%, parlement 15 om 28%, regio/ gemeenten 19 om 43%; QA11) en ten opzichte van het voorjaar was dit vertrouwen gezakt. Europese instellingen scoorden toen gemiddeld (EU 35 om 33%; Europese parlement 40 om 44%, commissie 37 om 40%, raad van Europa 39 om 36%, Centrale bank 34 om 37%, Hof 50 om 46%; QA16) en ook hier was het vertrouwen wat lager geworden (tegen de EU trend in). Bij media (QA11) kwamen TV (39 om 48%) en radio (39 om 54%) het hoogst (pers 28 om 40%, internet 33 om 35%).

Het aandeel 15plussers dat de eigen gezondheid onder de maat vindt viel in 2007 in HR onder de EU top (18,5%, NLS 13,2%, EU15 8,2%) bij een opmerkelijk groot MV verschil (13,5 om 23%; NLS 15 om 13%, EU15 11 om 15%; Survey). In 2007 scoorde men op een 5tal indicatoren voor geestelijk welzijn met 56% laag (24 EU landen hoger). De tabel hierna toont waar de Kroaten zich in 2007 bevonden op 10 aspecten van levenskwaliteit (bron EQLS 2007 door storende afwezigheid van HR bij 2012).

Beoordeling levenskwaliteit in de Kroatië (HRvatska) de NLS   en de EU15 in 2007: schaal van 1 (minimaal) t/m 10

HR

NLS

EU15

Gezondheidszorg

5,0

5,3

6,4

Kinderopvang

5,5

6,1

6,2

Chronische zorgvoorzieningen

4,5

5,0

5,7

Woning

6,9

7,0

7,7

Staatspensioenstelsel

3,4

4,2

5,0

Onderwijsstelsel

5,9

6,2

6,3

Openbaar vervoer

5,6

6,1

6,4

Vertrouwen in de   medemens

4,6

4,8

5,3

Tevredenheid met het   leven

6,4

6,5

7,2

Geluksgevoel

7,0

7,2

7,6

Najaar 2012 was in HR ontevredenheid meer verbreid dan gemiddeld in de EU27 (ontevreden met: het leven 32%, EU 24%, in 6 van de 10 centraal en Oost-Europese Eu landen meer dan in HR; eigen baansituatie 49 om 30%, in 2 meer; financiële situatie huishouden 53 om 35%, 3 meer) en voor het deel dat in dezen pessimistisch gestemd was over de toekomst gold hetzelfde (78). Volgens Fullkromp het volksdeel dat tevreden was met het leven tussen 2006 en 2010 in HR van 55 naar 48% (in 5 van de NLS10 landen minder; p20). De tabel hierna geeft een indruk van de tevredenheid over de publieke dienstverlening vergeleken met West Europa en de NLS10 (p32). De tabel toont het segment tevredenen in West Europa (W-E) en HR en het deel van de NLS10 waar een kleiner segment tevreden was dan in HR (NLS10 % lager; gegevens over 2010).

Voorziening  Tevreden %  NLS10 % lager

W-E

HR

Publieke zorgvoorziening

80

70

70

Basis/ vervolgonderwijs

76

76

40

Vakonderwijs

78

65

0

Verkeerspolitie

55

64

90

Burgerrechter

40

35

20

Officiële documenten

80

72

20

Sociale uitkeringen

67

69

70

Werkloosheidsuitkering

52

54

50

Belang van levensgebieden en punten van zorg

Najaar 2012 scoorde in HR op 12 mogelijke punten van zorg, waarvan men 2 mocht aankruisen, voor het land als geheel de werkloosheid het hoogst (72%, EU 48%), gevolgd door de economie (47 om 37%; 78 QA5a). Naar Eu maatstaf werd verder alleen criminaliteit (28 om 11%) vaak aangevinkt. Inflatie (22%) scoorde vrijwel gemiddeld en de rest bleef laag/ erg laag (staatsschuld 12 om 17%, belastingen 5 om 9%, pensioenen 4 om 8%, zorg & sociale zekerheid 2 om 12%, terrorisme 1 om 2%, huisvesting 1 om 4%, onderwijs 1 om 7%, immigratie 0 om 8%, milieu 0 om 5%). Voor zichzelf (QA6a) koos men het vaakst de inflatie (59 om 44%) met op afstand financiële situatie eigen huishouden 28 om 15%, werkloosheid 27 om 21% en economie (25 om 19%). Ook pensioenen (17 om 13%) en woningbouw 6 om 5% kwam boven gemiddeld. Onder gemiddeld bleven ziekte & sociale zekerheid (8 om 15%), belasting 10 om 16%, onderwijs 5 om 9%, criminaliteit 3 om 6%, milieu 2 om 6% en immigratie (0 om 2%).