Bevolking, familie en emancipatiezaken en welzijnsaspecten

Demografische gegevens

Per 1-1-2010 telde Denemarken (DK) 5,53 miljoen inwoners (+0,4% t.o.v. 1-1-09; EU27 +0,3). Dichtheid 2010: 128 per km² (EU15 118/ km² in 07). Levensverwachting 2008: 78,8 jaar (m 76,5j; Eurolanden, EL 77,5j; v 80,6 om 83,4j in 2007). Het manvrouw verschil hierin was naar Eu maatstaf klein (4,1 om 6,3 j) en is na 1997 bijna een jaar kleiner geworden (EL 0,3j kleiner). DK telt 2% meer vrouwen dan mannen (EU25 5% meer vrouwen) en de Deense bevolking is relatief jong (onder 15 jaar 18,4%; EU25 15,7% in 08; 65plussers 15,9% om 17,2% in 08). Qua types huishoudens is het volksdeel dat alleen woont het grootst binnen de EU (23,2%, EU15 14,2% in 08) en het segment in een huishouden met een alleenstaande ouder het grootst na dat in Ierland (6,9 om 4,6%). Ook het deel dat als paar zonder kinderen (27,5 om 25,6%) of in een paar met kinderen leeft (38,5 om 36,7%) ligt boven de EU15 normaal, zodat voor Denen in een huishouding van 3 of meer volwassenen weinig overblijft (zonder kinderen 1,5 om 11,2%, met kinderen 2,5 om 7,8%; beide laagste Eu). Het aandeel in huishoudens met kinderen ligt iets onder de EU15 normaal (47,8 om 49,1%). Een Deense kreeg in 2009 tij­dens haar leven gemiddeld 1,9 kind (EU27 1,6 kind in 2007). Geboortecijfer 2009: 11,4 per 1000 inwoners (EU27 10,7/1000); aandeel buitenechtelijke geboorten 2008: 46,1%; Eurolanden 31,5% in 2005); huwelijkscijfer 2009: 6/1000 inwoners (EU27 4,9/1000 in 07); scheidingscijfer 2008: 2,7/1000 (EU27 2,1/1000 in 2005); sterftecijfer 2006: 6,8/1000 (EU15 5,7/1000; 4,6/1000 in 08 Bron: Eurostat).

Etnische gegevens en diversiteit

Volgens (http://www.dst.dk/HomeUK.aspx statistical yearbook 2010) waren de Denen voor 1980 gewend dat immigranten uit andere rijke witte landen kwamen. In de 80er en 90er jaren groeide m.n. het aandeel uit Turkije (arbeidsmigranten, Koerden) en het uiteen vallende Joegoslavië (vluchtelingen). Daarna werden veel asielzoekers uit het midden oosten en Oost Afrika toegelaten. DK is de laatste jaren veel in het nieuws geweest vanwege het strenge immigratiebeleid. Daarbij maakt men een uitzondering voor hoog opgeleiden uit rijke (post)industriële landen. Relatief veel Denen trouwen bijv. een Thaise vrouw, maar door het strenge beleid verkasten ook velen met een buitenlandse partner naar Zuid Zweden. Tussen 2007 en 2009 lag het immigratie overschot iets boven het gemiddelde van de EU25, maar tussen 2002 en 2006 lag het daar onder. In januari 2010 had qua etnische samenstelling 9,8% van de bevolking (543.000) wortels in het buitenland (7,6% immigranten, 2,3% in DK geboren nazaten), waarvan 54% in een Europees land en rond 40% in een (voornamelijk) Islamitisch land. Naar landen van herkomst vormden de 59.000 Denen van Turkse afkomst de grootste groep (1,1%), gevolgd door Duitsland, Irak en Polen (alle 3 rond 30.000; 0,6%), Libanon 24.000, Faeröer 23.000, Bosnië 22.000, Pakistan 20.000, Groenland 19.000, rest Joegoslavië en Somalië (beide 17.000) en Noorwegen, Zweden en Iran (alle 3 rond 15.000). De aandelen in DK geboren kinderen zijn het grootst bij de Turken, Libanezen, Pakistani (rond de helft), Irakezen, Somaliërs en overige Joegoslaven (30 à 40%). Het aantal asiel verzoeken bereikte in 2001 een piek van 12.500. In 2002 waren het er ruim 5900 en daarna zakte het naar 1960 in 2006 (ruim 2200 in 2007). Tussen 04 en 08 werden rond 42.500 staatsburgerschappen toegekend.

Tussen 2007 en 2009 was nog geen 5% van de geboren kinderen van buitenlandse ouders of hun afstammelingen (bron: Deense CBS). Aangezien maar 40% van de buitenlanders uit een ver en vreemd (voornamelijk Islamitisch) land komt, hun geboortecijfers zich aanpassen en maar een kleine minderheid van de moslims tot radicalisme neigt, lijkt vrees voor een vloedgolf van moslims ook in DK niet gerechtvaardigd (bij angsthazen en demagogen doen echter alleen emoties ter zake en tellen deze argumenten dus niet).

Qua opinie over minderheden scoorden Denen toleranter dan berichten in de media soms doen vermoeden, maar de zorgen waren ook niet van de lucht. Het Deense volksdeel dat integratie van minderheden erg belangrijk vond lag begin 2005 wat boven het EU25 gemiddelde (44 om 37%) evenals het deel dat eind 2006 onderschreef dat immigranten veel bijdragen aan het eigen land (45 om 40%, bron Standard EB 66). De doorsnee waardering van immigranten op een schaal van 2,33 naar 1,52 was toen met 2,24 het op 2 na hoogst binnen de EU25. In november 07 was het deel dat koos voor opofferen van eigen wortels ten bate van diversiteit zelfs het grootst binnen de EU27 (kosmopolieten 56%, EU 25%, NL 47%) en het deel dat voor eigen identiteit koos en geen heil zag in interculturele dialoog lag flink onder de EU27 normaal (6 om 13%). Ook voor de groep die kool en geit wilde sparen bleef relatief weinig over (33 om 55%). Het deel dat immigratie of integratie voor de komende generatie tot de 3 grootste punten van zorg rekende was eind 2006 echter relatief groot (immigratie 14 om 10%, integratie 17 om 7%; Eurobarometer 273, wave 66.3) en hetzelfde gold najaar 2008 voor het segment dat immigratie voor zichzelf (6%, Eu 3%) of voor het land (10 om 7%) bij de grootste 2 zorgpunten uit 14 opties koos. Sterke etnisch raciale spanningen werden in 2007 naar EU15 maatstaf nog niet zoveel ervaren (32%, EU15 41%, NL 57%, BE 43%, EQLS 2007), maar in sept. 2009 ervoer een meerderheid zulke spanningen (58%, NL 55%, BE 50%, EU 40%). De groep die spanningen tussen religieuze groepen voelde lag in 2007 rond de EU15 normaal (31%, NL 40%, BE 30%).

De 6 dimensies tellende Migrant Integration Policy Index (MIPI: zie op culturescope.ca onder citizenship & identity) meet de immigrantvriendelijkheid in 28 landen; incl. de EU25. De Denen bezetten in 2007 op deze lijst samen met de Polen een lage 21e plaats (score 44, EU 53). De tabel hieronder geeft nadere info over positie en scores op de 6 dimensies onder de 28 landen. Bij * betreft het een met meer landen gedeelde plek. Bij langdurig verblijf gaat het om de invloed van de lengte van het verblijf op de status van de vreemdeling. Onder naturalisatie vallen de voorwaarden voor en de zekerheid over de status en het wel of niet toegestaan zijn van een dubbele nationaliteit.

Dimensie MIPI

DK

Nederland

Eu25

Score

Plek

Score

Plek

Score

Toegang arbeidsmarkt

40

22*

70

9*

56

Gezinshereniging

36

26

59

16

57

Langdurig verblijf

67

5*

66

10

59

Politieke deelname

55

10*

80

5

56

Naturalisatie

33

22*

51

8

43

Antidiscriminatie

33

24*

81

5*

58

Denen komen relatief veel in aanraking met andere culturen en de mate van internationaal georiënteerd is groot (EB 278, wave 67, veldwerk voorjaar 2007). Het deel dat familie of vrienden in het buitenland of buitenlandse contacten had of kennis nam van buitenlandse media of boeken dan wel geïnteresseerd was in de buitenlandse keuken viel onder de EU top. Ook de bereidheid om vreemde talen te leren en de talenkennis zijn wijdverbreid net als de interesse in het ontmoeten van mensen uit andere Europese landen (78 om 63%, BE 69%, NL 67%). De groep met culturele belangstelling voor eigen land en over de grens was gemiddeld qua grootte (cultuur eigen land 71%; andere Europese landen 59%, rest wereld 55%). Hetzelfde gold voor het deel dat zich gehecht voelde aan plaats (86%) of regio (81%) van afkomst, maar het deel dat een band ervoer met eigen land (97 om 90%), Europa (80 om 67%) of de wereld (67 om 61%) viel onder de EU top5. Een doorsnee aandeel Denen was voor culturele uitwisseling binnen de Eu (87%) of de wereld (90%) om tolerantie en openheid te bevorderen. Een pioniersrol voor burgerinitiatief (48%, NL 43%, BE en EU 37%) en NGO’s (26%) kreeg, net als in NL, verhoudingsgewijs veel steun. Tweelingsteden (28%) en internationale uitwisseling via TV documentaires (34 om 23%) of film (10 om 8%) scoorden als manieren om Europees contact te bevorderen relatief goed onder Denen. Bij keus van 3 uit 9 maatschappelijke waarden kozen veel Denen respect voor natuur en milieu (70 om 50%, NL 46%, BE 51%), tolerantie en openheid voor anderen (50%, NL 60%, BE 51%, EU 37%) en gelijkheid en solidariteit (41 om 37%). Vrijheid van meningsuiting (34%, NL 52%, BE 51%, EU 37%) en culturele diversiteit (11%, NL en BE 10%, EU 12%) scoorden iets onder gemiddeld en respect voor de lessen van de geschiedenis (12 om 17%) en ondernemerschap (7 om 10%) kregen relatief weinig aanhang. De groep die voelt dat de EU voor de 9 waarden staat was bij vrijheid van meningsuiting (79 om 54%), gelijkheid & solidariteit (75%), milieurespect (67%), vrede (69%) en ondernemerschap (36%) relatief groot en bij culturele diversiteit (22 om 32%) en respect voor lessen van de geschiedenis (37 om 43%) naar verhouding klein.

Demografie: achtergrond en ontwikkelingen

In DK is de individualisering ver voortgeschreden. Het aandeel Denen dat als alleenstaande leeft (ruim 33% van alle volwassenen, 1 van de 3 met kinderen) is het grootst binnen de EU. Hetzelfde geldt voor het aandeel huishoudens van alleenstaanden (al dan niet met eigen kinderen). In 2010 betrof het ruim 44% ervan. Ruim 37% bestond uit getrouwde paren, ruim 11% uit samenwonende paren (ook met of zonder  kinderen) en bijna 7% uit andere huishoudens. Vanaf de 60er jaren werd er minder getrouwd (dieptepunt in 1982) en meer samengewoond en er kwamen meer scheidingen, abortussen en alleenstaanden. Het dalende geboortecijfer resulteerde in de 80er jaren in een lichte daling van de bevolking. Daarna groeide de bevolking weer iets door een stijgend geboortecijfer, een licht dalend sterftecijfer en een immigratie overschot. Er werd ook weer meer getrouwd, maar op latere leeftijd. Velen die samenwonen trouwen alsnog wanneer ze een kind kregen. Het huwelijkscijfer lag tussen 1998 en 2008 tussen 6,5 en 7 per 1000 inwoners; flink boven de EU normaal (EU27 4,7/1000 in 07; Eurolanden 4,5). In 2009 was het iets lager (6/1000) De gemiddelde leeftijd bij een 1e huwelijk ging tussen 1980 en 2008 bij vrouwen van bijna 25 naar ruim 34j en bij mannen van 27,5 naar 35j. Deze leeftijd zakte in 2009 voor het eerst sinds de 60er jaren weer iets. Rond 2000 woonde 70% van de paren onder de 30 samen (NL 60%) en in 2010 was maar 34% van alle 30jarigen getrouwd. Al met al heeft echter driekwart van de paren een boterbriefje. De wetgeving over echtscheiding is van 1989. Scheiding mag zonder bedenktijd en op initiatief van één partner. In 2003 en 2004 bereikte het scheidingscijfer een piek van 2,9/1000 (EU rond 2/1000), maar daarna zakte het iets (2,7/1000 in 2008, 45% van het aantal huwelijken, EU 2/1000, 40%).

Het geboortecijfer (aantal geboorten per1000 inwoners) is ook relatief hoog. Tussen 1998 en 2009 zakte het heel geleidelijk van 12,5 naar 11,4/1000 (EU25 rond 10,5; Eurolanden 10,3 in 09). Het vruchtbaarheidscijfer (aantal kinderen per vrouw) bereikte in 1983 een dieptepunt (1,38; laagste EU15). Daarna ging het geleidelijk omhoog en in 2008 bereikte het een piek van 1,9 (EU25 1,57 in 07). Vrouwen krijgen wel later kinderen (meer goed opgeleide carrièrevrouwen). De leeftijd waarop een vrouw een 1e kind kreeg steeg tussen 1970 en 2009 van bijna 24 naar ruim 29j en de gemiddelde leeftijd bij een geboorte van 26,7 naar 30,5j; naar alle EU maatstaven een sterke stijging. Relatief veel afhankelijke Deense kinderen leven niet bij hun beide biologische ouders. Het scheidingscijfer is bijv. hoog en het gedeelte buitenechtelijke geboorten is al lang groot. Het lag tussen 1998 en 2008 rond 45% (46,2% in 08, Eurolanden 31,6% in 05). Het segment Denen in een huishouden met een alleenstaande ouder is het grootst na dat in Ierland (6,9 om 4,6%). Het aantal tiener geboorten is echter klein. In 2008 had 0,6% van de Deense meisjes tussen 15 en 19 kinderen (Eurolanden 1%, bron Eurostat). Qua geboorteregeling zijn voorbehoedsmiddelen vrij verkrijgbaar, al zijn ze in de regel niet gratis. Het gebruik van moderne anticonceptie is in Noord Europa het hoogst binnen de EU. De morningafter pil is zonder recept te koop en abortus is gratis. Abortus (volledig legaal sinds 1973) kan tot de 12e week. Het aantal abortussen bereikte tussen 1981 en 1984 een piek van bijna 30% van de zwangerschappen. Daarna zakte het tot 20% in 1994 waarna het nog heel licht daalde (19% in 2005; hoog in de EU middenmoot, http://www.johnstonsarchive.net/). Begin 2005 was het gedeelte Denen dat bescherming van het ongeboren leven erg belangrijk vindt relatief klein (39%, EU 53%; NL en BE 48%; tamelijk belangrijk 35%, EU 33%; Special EB 225/ wave 63.1)

De Deense huishoudens waren tussen 2004 en 2008 het kleinst binnen de EU (2 leden, EU15 2,3 in 2008). Dat kwam door het grote aandeel huishoudens van alleenstaanden (46% van de huishoudens in 2008, grootste aandeel EU, +5% t.o.v. 04; EU15 32%, +3%). Alleenstaanden wonen echter lang niet altijd alleen. Onder de 23% Denen die leefden als alleenstaande (EU15 14,2%) viel bijv. ook het kroost van de 7% in een gezin van een alleenstaande ouder (waaronder relatief veel vaders; EU 4,6%). Verder was het aandeel alleenstaanden onder 65 jaar relatief groot (16%, 7% boven 65; EU15 8,5 en 5,7%). Ook het volksdeel dat in een paar zonder kinderen leefde was aan de grote kant (27,5 om 25,6%) en ook hier hadden 65minners een flink aandeel (17,5 om 10%, EU15 14 om 11,5%). Paren met 1 kind scoorden wat onder gemiddeld (10,3 om 11,8%) en paren met meer kinderen kwamen relatief veel voor (2k 18,6 om 17,4%, 3 of meer k: 9,6 om 7,5%). Al met al leefden tamelijk veel Denen in een paar met afhankelijke kinderen (38,5 om 36,7%). Voor leden van andere huishoudens bleef niet veel plek over (3 volwassenen 1,5 om 11.2%, 4 of meer 2,5 om 7,8%; beide laagste Eu).

Eind 2006 behoorde in DK het volksdeel dat van familie thuishulp verwachtte bij ziekte (30 om 43%), advies bij problemen of familiezaken (30 om 40%) of een luisterend oor bij een emotionele dip (20 om 29%) tot de kleinste binnen de EU25. M.b.t. lenen bij acute geldnood lag de verwachting ook iets onder de EU normaal (49 om 55%; EB 273, wave 66.3). Vrienden scoorden bij zulke situaties in DK bij de EU top (thuishulp van vrienden 9%, advies 23%, gedeprimeerd 25%, bij geldnood met 6% echter gemiddeld).

Leefsituatie van de jongere generatie

Kinderen gaan in DK net als in heel Noord Europa jong de deur uit; jongens gemiddeld op hun 21e en meisjes op hun 20e ( EU25 26 en 23j in 2005). Het deel dat bij hun ouders woonde was onder 18-30 jarigen het kleinst binnen de EU (18 tot 25 jarigen v 33%, Eu 66%, m 48 om 79%; 25 tot 30 jarigen v 2 om 28%, m 5 om 42%). Onder de 25-30 jarigen viel het deel dat op zichzelf woonde onder de EU top (v 23 om 11%, m 32 om 22%). Daardoor is het aandeel huishoudens van mensen onder 30 j in het totaal aan huishoudens groot in DK (14,5%, EU15 7,9%). Naar verhouding weinig vrouwen leefden als eenoudergezin (3 om 5%; Deense vrouwen nemen laat kinderen). Het deel dat als paar zonder kinderen leefde was weer relatief groot (v 39 om 33%, m  41 om 37%) en het segment paren met kinderen was naar verhouding klein (v 35 om 42%; m 24 om 30%). Vrijwel niemand van de leeftijdgroep kende een andere leefsituaties (bijv. meerdere alleenstaanden op één adres, ongehuwde moeders bij familie in: EU v 9%, m 11%; bron The life of man and women in Europe 2008 edition van Eurostat).

Werk en kinderen

Eind 2006 was het aandeel Denen met een gezin dat qua kinderwens tevreden was met hun kindertal (76%) iets onder gemiddeld doordat de groep die er wel meer had gewild relatief groot was (23 om 18%). Bij kinderlozen was de groep die ook geen kinderen had gewild vrijwel gemiddeld qua grootte (20%, EB 273, QA 8b). DK telde onder vrouwen van de leeftijd dat ze kinderen thuis hebben (25 t/m 54 j) het grootste aandeel met een baan binnen de Eu (83% in 09, EU15 72%; -1,6% t.o.v. 08, EU15 -0,5%). Van hen werkte een doorsnee segment in deeltijd (38%; 18% onvrijwillig in 2008; EU15 23%). Er werd dan ook veel gebruik gemaakt van formele kinderopvang, bij kinderen onder 6j het meest binnen de EU (onder 3 j: 60%, EU15 13%; 3-6j: 79 om 39%, 6-12j: 65 om 53%). In september 2009 behoorde het volksdeel dat tevreden was over kwaliteit (81%, EU27 54%) en betaalbaarheid (58 om 41%) van deze opvang tot de top5 binnen de EU. Ook het gedeelte voorstanders van publieke voorzieningen voor opvang viel onder de EU top (94 om 88%). Desondanks was het deel van de Denen dat zulke voorzieningen voorafgaand aan de basisschool nodig vond het op 1 na kleinst binnen de EU (34 om 68%, wenselijk 40 om 24%). De aanhang van opvang thuis van kinderen tussen 0 en 3j was groot, maar dan wel door ingehuurde beroepskrachten (door gediplomeerd iemand 60%, hoogste Eu, Eu 16%; au pair 18 om 12%, moeder 16 om 33%, vader 3 om 7%, beide ouders 28 om 39%, grootouders 10 om 23%, EB 321, wave 72,1).

Bij baby’s en peuters was het deel dat geen formele opvang kreeg klein (27%, EU15 67% in 2008, Eurostat), net zo groot als de groep die thuis onder de zorg van ouders viel (27%, Eu15 48%). Verder kreeg 8% minder dan 30 u p/w formele opvang (EU15 18%) en 65% langer (om 15%). M.b.t. kleuters tussen 3 en 6 was de aanhang van formele opvang (incl. kleuterschool) het grootst binnen de Eu met die in Zweden (87%, EU27 63%) Ook hier scoorde opvang thuis door een gediplomeerde (41 om 15%, opnieuw hoogste EU) of au pair (15 om 10%) echter goed en ouders/grootouders relatief slecht. Van de kleuters ging 3% niet naar formele opvang (EU15 10%) en 3% (om 7%) werd alleen door hun ouders opgevangen. Slechts 13% (om 46%) ging minder dan 30u p/w naar opvang of kleuterschool en 83% (hoogste EU, EU15 44%) ging langer. In 2008 kreeg 99% van de Deense kinderen tussen 6 en 12 formele naschoolse opvang; 32% minder (EU15 37%) en 67% meer dan 30 u (om 57%). Een probleem in DK vormt de toenemende stress onder grotere kinderen. Aan hen worden al vroeg hoge eisen gesteld. Tegelijk worden ze weinig aangehaald en zien ze hun ouders weinig omdat die vaak allebei een volledige baan hebben. Door bezuinigingen vielen vooral kinderen tussen 11 en 14 qua opvang vaak tussen wal en schip. Omdat ze alleen ’s morgens naar school hoefden brachten ze vaak de hele middag alleen thuis door. Een zorgelijk fenomeen waar veel Denen liever niet over praten maar dat wellicht wel met de situatie samen­hangt is het naar EU maatstaf hoge drank en softdruggebruik op jonge leeftijd (zie ook onder gezondheidszorg bij levensstijl).

In de tabel is te zien hoe Denen begin 2005 op opvoedingswaarden scoorden. De wat calvinistisch aandoende waarden volharding, zorgzaamheid/ zuinigheid en werklust scoorden het laagste binnen de EU en gehoorzaamheid scoorde het laagst na Duitsland. M.n. tolerantie en fantasie werden relatief vaak aangevinkt.

Opvoedingswaarde

Volksdeel dat deze in 2005 erg belangrijk vond in %.

DK

NL

België

EU25

Tolerantie en respect voor de ander

89

90

83

82

Verantwoordelijkheidsgevoel

82

88

83

80

Volharding/ beslistheid

45

61

68

61

Gehoorzaamheid

40

50

63

56

Zorgzaamheid/ zuinigheid

30

36

52

54

Onafhankelijkheid

49

66

56

53

Fantasie

58

31

41

52

Hard werken/ werklust

10

38

59

47

In 2005 was qua balans werk privéleven het aandeel Denen dat de werkuren goed in te passen vond in het privéleven relatief groot (87 om 79%). Het gedeelte dat aangaf iedere dag minstens een uur aan de kinderen te kunnen besteden (37 om 29%) of dat genoeg tijd had voor koken en huishouden (57 om 46%) lag qua grootte ook boven de Eu normaal. In 2007 hadden naar EU15 maatstaf niet al te veel Denen moeite met de balans tussen werk en gezinsleven. Het deel dat zich door het werk vaak te moe voelde voor het huishouden (40%, EU15 45%), moeite had met voldoen aan familieplichten (21 om 26%) of afgeleid werd door beslommeringen over de privésituatie (7 om 11%) of dat te weinig tijd overhield voor hobby’s (m 37 om 47, v 52 om 55%) of vrijwilligerswerk (m 35 om 48%, v 44 om 52%) was relatief klein. Wel hielden naar verhouding velen naar eigen smaak door het werk te weinig tijd over voor contact met familieleden (m 39 om 30%, v 36 om 27%) en andere sociale contacten (m 32 om 33%, v 41 om 37%).

Discriminatie

De tabel hierna geeft een indicatie van de positie van Denen, Nederlanders en Belgen t.o.v. de EU27 normaal qua tolerantie voor wat afwijkt van de standaard (bron: Special Eurobarometer 317, wave 71.2; veldwerk van medio 2009).

Type premier/ president van het eigen land

Deel in % dat zich daar medio 2009 enigszins tot hoogst ongemakkelijk bij zou voelen

DK

NL

België

EU27

Vrouw

8

17

20

21

Openlijk homo/ lesbisch

24

28

36

47

Gehandicapt

23

33

42

40

Etnische minderheid

40

59

57

55

Minderhedenreligie

53

61

70

51

Jonger dan 30

44

74

58

61

Ouder dan 75

73

81

73

73

Op de 6 onderzochte vormen vonden relatief veel Denen dat er in hun land erg veel werd gediscrimineerd op etniciteit (26%, EU27 16%) en geloof (14 om 9%) en dat het met deze vormen van discriminatie in de afgelopen 5 jaar veel erger was geworden (etniciteit 16 om 9%, geloof 14 om 6%). Bij de 4 andere vormen lagen de scores onder de normaal (leeftijd 6 om 16%, erger 4 om 10%; handicaps 8 om 13% en 2 om 6%; sekse 5 om 7% en 2 om 5%; geaardheid 9 om 12% en 4 om 7%). Relatief weinigen vonden dat ze onder een etnische (3 om 5%) of geloofsminderheid vielen (3 om 4%). Gehandicapt (2%) of anders geaard (1%) scoorden gemiddeld. Het segment dat zichzelf in het jaar voor de vraagstelling gediscrimineerd of lastig gevallen voelde was groot bij geloof (2 om 1%) en sekse (4 om 3%) en klein bij handicaps (1 om 2%) en leeftijd (5 om 6%). Geaardheid (1%) en etniciteit (3%) scoorden hier gemiddeld. In DK kenden velen homo’s/ lesbo’s etc. (53 om 38%) of leden van een etnische minderheid (62 om 57%) en een vrijwel gemiddeld deel kende leden van een religieuze minderheid (66%) of gehandicapten (59%). Het segment dat getuige was geweest van discriminatie van anderen was op leeftijd na (8%, gemiddeld) bij alle vormen groot (etniciteit 21 om 12%, geloof 15 om 5%, sekse 7 om 5%, geaardheid of handicap 7 om 6%).

Relatief weinig Denen vermoedden dat de kredietcrisis discriminatie zou aanwakkeren. Bij godsdienst (59%), leeftijd (65%), geaardheid (64%), geslacht (76%) en etniciteit (62%) vond een boven gemiddeld aandeel dat de media genoeg aandacht besteden aan discriminatie. Er was naar verhouding veel steun voor gelijke kansen maatregelen t.a.v. geloof (77%), maar bij handicaps (46 om 81%), leeftijd (50 om 77%) en sekse (56 om 75%) was de steun het kleinst binnen de EU. Geaardheid scoorde met 62% gemiddeld. T.a.v. etniciteit kregen maatregelen m.b.t. werk en solliciteren veel steun, maar andere relatief weinig. Het deel dat vond dat in DK genoeg gedaan wordt tegen discriminatie was aan de kleine kant (43%, EU 49%), maar de groep die vond dat er op hun werkplek genoeg tegen werd gedaan was groot. Vakbond, politie en rechter werden naar verhouding veel gezien als instanties om klachten te deponeren. Bijna tweederde (om 52%) schatte in dat men de eigen rechten niet kent bij discriminatie.

Vrouwenemancipatie

DK staat is een Scandinavisch land en deze landen staan bekend vanwege hun beleid voor gelijke rechten van de seksen. Medio 2009 lag het volksdeel dat vond dat seksediscriminatie in hun land veel voorkomt onder het EU27 gemiddelde (31%, EU 40%, NL 38%, BE 39%), net als het deel dat vond dat deze vorm van discriminatie de laatste 5 jaar was toegenomen (17%, EU 24%). Steun voor meer gelijke kansen maatregelen op dit vlak was zelfs het kleinst binnen de Eu. Qua opvattingen over de manvrouw taakverdeling hechtten naar EU25 maatstaf weinigen aan manvrouw polariteit en de wijze waarop die traditioneel wordt ingevuld. Eind 2006 was bij 69% van de paren schoonmaken een taak van de vrouw des huizes (EU 81%, NL 76%) en bij 13% (EU 9%; NL 6%) een taak van de man. Bij koken lagen deze cijfers op 69% (EU 82%, NL 72%) en 21% (EU 13%; NL 14%) en bij strijken op 69% (Eu 85%, NL 79%) en 14% (EU 8%, NL 10%). In 2007 staken mannen relatief veel en vrouwen weinig veel tijd in zorg voor kind of familie (p/w: m 29u, EU15 26u; v 28 om 42u) en in huishouden en koken (8 om 8u, v 12 om 16u). De tabel hierna laat zien in hoeverre bij beide geslachten werk privéactiviteiten in 2007 in de weg zat in DK en in NL, België en de EU. Behalve bij contact met familieleden viel naar EU15 maatstaf de schade. Wel waren de manvrouw verschillen relatief groot ten nadele van de vrouwen. De uitslag hangt samen met wat men belangrijk acht, maar hierin zijn de verschillen met de Eu normaal in DK gering.

Activiteit

Percentage dat er door het werk te weinig tijd voor had

DK

NL

Belg

EU15

m

v

m

v

m

v

m

v

Contact met familieleden

39

36

37

36

28

32

30

27

Andere sociale contacten

32

41

46

42

36

39

33

37

Eigen hobby’s/ interesses

37

52

44

51

43

59

47

55

Vrijwilligerswerk/ politiek

35

44

35

43

38

46

48

52

Qua studie was begin 2005 naar EU25 het aandeel Denen dat een universitaire studie voor mannen belangrijker vond dan voor vrouwen het kleinst binnen de EU (5 om 17%, oneens met de stelling 95%, EU25 81%, bron EB 225, wave 63.1). DK steekt qua groei in niveau van opleiding bij vrouwen gunstig af bij de EU15 normaal. Het segment laag opgeleide vrouwen (hooguit lager vervolgonderwijs) is klein en gaat sterker omhoog met de leeftijd dan in de EU (25-34j 12%, EU15 20% in 2009; 55-64j 38 om 48%). Het gedeelte middelbaar opgeleide vrouwen bleef bij beide leeftijdgroepen ongeveer gelijk en kwam bij de jongere groep onder de Eu normaal (25-34j 35,5 om 43%; 55-64j: 36 om 34%) en het aandeel hoog opgeleide vrouwen behoort bij beide leeftijdgroepen tot de Eu top en gaat ongeveer even sterk omhoog met de leeftijd als in de EU15 (30-34j 52,5 om 37%: 55-64j 26 om 17,5%). Tussen 1998 en 2008 steeg het aandeel vrouwelijke hoger onderwijsstudenten net zo snel als in de EU27 en het bleef relatief groot (58 om 55% in 08). Het aandeel vrouwen in onderzoeksbanen was in 2004 tamelijk groot naar de maatstaf van de EU15, maar klein vergeleken met de nieuwe EU landen (EU12).

Het volksdeel dat de stelling onderschreef dat bij baanschaarste vrouwen evenveel recht hebben op werk dan mannen was in 2005 in DK ook het grootst binnen de EU25 (95 om 86%; niet mee eens 5 om 12%). Naar beroep was de manvrouw polariteit naar EU maatstaf in dat jaar echter wel degelijk aanwezig. Het aandeel vrouwen met banen in 6 beroepssectoren waarin veel vrouwen werken (zorg en sociaal werk, onderwijs, overheid, winkelpersoneel, administratie en horeca: 65 om 61%) lag boven het EU25 gemiddelde en het aandeel mannen in mannensectoren lag daar vrijwel op (42%). Het gedeelte vrouwen in de top6 van vrouwen beroepen (bediening, administratie, huishouden, persoonlijke verzorging ed. 46 om 35,6%) en het aandeel mannen in de top6 van mannenvakken (montage, bouwvak, kleine zelfstandige, techniek ed. 35 om 25,5%) was groot. Het verschil in beloning naar geslacht voor gelijksoortig werk lag in 2008 met 17% iets onder het Eu15 gemiddelde. Qua hogere functies was het volksdeel dat mannen geschikter vond als politiek leider dan vrouwen in DK het kleinst na dat in Zweden (14%, EU 27%) en 83% bestreed deze visie (EU 66%). Het aandeel vrouwen in de politieke top was relatief groot (ministers 28% in 2006, 9e EU27; parlementariërs 37%, EU25 23%). Vrouwen waren slecht of matig vertegenwoordigd in de ambtenarentop (6%, 21e EU27) en de top van de rechtspraak (26%; 13e van 23 EU landen), maar bij de top van centrale banken (36% vrouw) was men na Finland hoogste van 26 landen. Het aandeel vrouwen in de top van de 50 bekendste ondernemingen was weer gemiddeld (10%, 14e EU27). Bij dit alles gaat het om selecte groepen. In 2005 waren onder managers van kleine ondernemingen 2 keer zoveel mannen dan vrouwen (EU 1½ x zoveel) en ook bij zelfstandigen met personeel lag de manvrouw verhouding wat uit het lood (5 op 2; EU 4 op 2). Het aandeel werknemers met een vrouw als directe superieur was echter wel weer groot naar EU maatstaf (29%, EU15 24%, 4th European working conditions survey).

In 2008 en 2009 stond DK 7e op de Global gender gap index die de mate van gelijke berechting van vrouwen wereldwijd meet. Nederland zakte van de 9e naar de 11e en België van de 29e naar de 32e plek (http://www.rte.ie/news/2009/1027/genderreport.pdf).

Emancipatie naar geaardheid

Op http://www.ilga-europe.org/ is info te vinden over ontwikkelingen en stand van zaken aangaande LBGT rechten in o.m. de EU landen. In 1981 werd homoseksualiteit in DK geschrapt van de officiële lijst van ziekten, maar transseksualiteit geldt nog wel als ziektebeeld. In 1989 voerde men als eerste land ter wereld vrijwel gelijke rechten in voor zelfde sekse paren. In dat jaar vond in Denemarken ook het eerste homohuwelijk ter wereld plaats en in 1994 hadden al ruim 100.000 huishoudens (homo’s en hetero’s) een samenlevingscontract afgesloten. Vanuit zorgen over de omgeving waar kinderen dan opgroeien bleven er nog wettelijke beperkingen op het vlak van adoptie en voogdij. Zelfde sekse partners kunnen sinds 1999 echter elkaars kinderen adopteren en in 2009 werd ook andere adoptie door hen legaal. Bij lesbische vrouwen die kinderen willen werd in 2006 reageerbuis bevruchting (IVF) met KI wettelijk mogelijk. Discriminatie op basis van geaardheid is strafbaar op de werkvloer, bij huisvesting en m.b.t. de verlening van goederen en diensten. In strafwetgeving rond discriminatie en door haat ingegeven misdaad geldt sinds 2004 geaardheid als rechtsgrond. Ook een in 2008 ingestelde klachtencommissie behandelt klachten rond dit thema.

Qua opinie was najaar 2006 het gedeelte voorstanders van het Europees toestaan van het homohuwelijk (69%, EU 44%, NL hoogste met 82%) of van kinderadoptie door zelfde sekseparen (44%, EU 32%, NL hoogste met 69%) het op 2 na grootst binnen de EU25. Medio 2009 vonden relatief weinig Denen dat discriminatie op geaardheid in hun land veel voorkomt (38%, EU27 48%, NL 54%, BE 45%) of de laatste 5 jaar erger was geworden (22 om 28%, minder erg geworden: 73 om 60% Special EB 317, wave 71.2). Bij deze enquête rekende 1% zich bij de homo/ lesbo minderheid en ook 1% voelde zich in het jaar vooraf gediscrimineerd vanwege geaardheid (beide EU normaal).

Bekende jaarlijkse LBGT evenementen in de hoofdstad zijn de carnavaleske Copenhagen Pride optocht begin augustus en een homo lesbo filmfestival in oktober.

De leefsituatie van 65plussers

Het ouderen en gehandicaptenbeleid in DK is er op gericht om zelfredzaam­heid zo lang mogelijk te waarborgen. Tussen 1982 en 2000 daalde het aandeel 75 plus­sers dat in een bejaardentehuis woonde van 16 naar 6% en in 2000 woonde 11% van de leeftijdsgroep zelfstandig in een woonsituatie met aangepaste voorzieningen. Woongroepen van 50 plussers en bejaarden zijn in Denemarken een groeiend fenomeen en in 2000 kregen 173.000 huishoudens (meestal van bejaarden) gratis thuishulp. DK heeft een relatief jonge bevolking en het aandeel huishoudens van 60plussers is naar verhouding klein (30%, EU15 35% in 2005). Tussen 2004 en 2008 lag het segment 65plussers dat alleen woonde boven de EU15 normaal (rond 14%, EU15 rond 12,8%). Het gedeelte paren met op zijn minst één 65plusser ging wat omhoog (9,9% in 2008, +7%), maar bleef aan de kleine kant naar EU15 maatstaf (rond 13%). Hoewel de levensverwachting in DK naar die maatstaf aan de lage kant is, viel de gezonde levensverwachting voor 65plussers onder de EU27 top (v 14,1 om 8,0j in 07, echter 12,3j in 08; m 13,1 om 8,7j en 12,1j in 08). In 2007 was het volksdeel dat vond dat afhankelijke mensen teveel op hun familie moeten leunen het kleinst binnen de EU27 (42 om 71%, niet mee eens 52 om 33%).

In de tabel die nu komt staat de 1e keus in DK, de EU27, België en NL qua manieren om hulp in te vullen aan een bejaarde ouder die zich thuis alleen niet meer kan redden (bron special EB 321 wave 72.1 op basis van veldwerk van nazomer 2009). Bij kinderen intrekken scoorde daarbij naar EU27 maatstaf erg laag en thuiszorg en bejaardentehuis etc. vielen onder de EU top. Denen hadden voor zorg voor hun ouders weinig van hun gezinsinkomen over, deels omdat ze gewend zijn dat het uit belastinggeld wordt betaald (5,2%, laagste EU27, EU 17,5%, NL 8,5%, BE 16%; QA 54). Relatief velen achtten de lange termijn zorgvoorzieningen in hun land kwalitatief goed (56%, NL 60%, BE 82%, EU 44%), maar er waren er ook tamelijk veel die ze slecht vonden (37%, EU 33%, NL 31%, BE 12%). Qua betaalbaarheid scoorde goed echter hoog (46%, NL 45%, BE 50%, EU 29%, QA 46) en slecht het laagst binnen de EU (17%, EU 45%, NL 40%, BE 44%).

Hulpopties in %

DK

NL

BE

EU27

Bij kinderen intrekken

4

4

16

30

Hulp van kinderen thuis

12

20

25

24

Thuiszorg

48

53

35

27

Bejaardentehuis/ beschermd wonen

35

19

19

13

Hangt er van af

1

3

5

4

Geen/weet niet/anders

1

2

Totaal

100

100

100

100

Het volksdeel dat vond dat verwaarlozing of uitbuiting van ouderen in een hulpsetting veel voorkomt was in DK klein (23%; EU 47%, NL 34%, BE 36% in 2007, EB 283, wave 67.3, QA 30). De volgende tabel laat zien hoe de zorgen waren verdeeld.

Deel met zorgen over (%)

DK

NL

BE

EU27

Slechte leefomstandigheden

68

70

71

70

Fysieke verwaarlozing

63

72

65

67

Geen adequate zorg

58

68

66

66

Psychisch misbruik

47

57

70

64

Misbruik van bezit

41

64

73

67

Fysiek misbruik

24

37

55

52

Seksueel misbruik

12

25

43

31

Als potentiële daders dachten Denen relatief vaak aan beroepskrachten, zorgpersoneel en kennissen en niet zo vaak aan eigen kinderen of partner. Qua tegenmaatregelen zagen opvallend velen heil in meer inkomen (44%, EU 22%) en opleiding (43 om 24%) en minder werkdruk (47 om 14%) voor zorgwerkers. De eigen omgeving (familie, arts, maatschappelijk werk, geestelijke etc.) meer bij de zorg betrekken scoorde ook goed (15%), maar meer regulering en toezicht en strenger straffen of betaling voor mantelzorg kregen relatief weinig aanhang.

Welzijnsaspecten in Denemarken

DK kent een liberale verzorgingsstaat. Qua kijk op armen was het volksdeel dat armoe zag als pech het grootst binnen de EU (32%, EU27 13%, special EB 321 wave 72.1, veldwerk sept. 09). Ook onvermijdelijk gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen (22 om 16%) scoorde hoog. Het segment dat het gooide op luiheid of gebrek aan wilskracht was aan de kleine kant (13 om 16%) en het deel dat gevolg van maatschappelijk onrecht aanvinkte was het kleinst binnen de EU (27 om 47%). Maatschappelijk werd armoede  weinig gezien als gevolg van onvoldoende economische groei (18%, laagste EU, Eu 32%), winstbejag (22 om 29%), lage lonen (13 om 49%; laagste EU, de lonen horen bij de hoogste in de EU) en teveel werkloosheid (33 om 52%). Een slecht sociaal stelsel (33 om 19%), slecht beleid (42 om 35%) of immigratie (26 om 20%) als oorzaak scoorden boven gemiddeld en te dure huisvesting (48 om 26%), te lage uitkeringen (43 om 29%) en te dure preventieve zorg (16 om 8%) kregen erg veel bijval. Het sociale stelsel is sterk gericht op arbeidsdeelname, maar voorziet in een redelijk bestaansminimum. In sept. 2009 was de tevredenheid over de publieke werkvoorziening (49 om 35%), sociale huisvesting (50 om 38%) en sociale steun (60 om 48%) relatief wijdverbreid.

Qua welstand was het volksdeel dat de indruk deelde dat in hun land veel armoede voorkomt (31%, NL 59%, EU 73%, BE 75%) of dat er meer armoede was dan 3 jaar eerder (65%, EU 84%) het kleinst binnen de EU27. Slechts weinigen hebben moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. In 2007 betrof het 4% (EU27 13%) en in september 2009 5% van de Denen (EU27 12%, NL 8%, BE 11%; Special EB 321/wave 72.1). Het segment dat zich een aantal basale zaken (verwarming, om de andere dag vlees/ kip/ vis op tafel, een week op vakantie) niet kon veroorloven viel onder de kleinste 3 binnen de Eu en de groep die een verslechtering van de eigen geldsituatie verwachtte was met 8% ruim de helft kleiner dan gemiddeld in de EU (17%). Nazomer 09 kende 3% vrees voor dakloosheid (EU en BE 7%, NL 1%). Het segment dat toen sterke armrijk spanningen voelde (8%, EU27 32%, QA15) en de groep die de inkomensverschillen in hun land veel te groot vond (63%, EU15 87%) waren het kleinst binnen de EU. Feitelijk zijn deze ook klein. Tussen 2003 en 2008 verdienden de 20% hoogste inkomens rond 3,5 x zoveel dan de 20% laagste (3,6 x in 08, EU15 4,9 x zoveel; NL en BE 4x zoveel in 08) en rond 11,5% moest rondkomen van minder dan 60% van modaal (11,8% in 08, EU15 16,4%; BE 14,7%, NL 10,5% in 08). Ook het segment dat zich maatschappelijk buitengesloten voelt was relatief klein (8%, EU27 15%). De tabel hierna toont de mate waarin in DK spanningen tussen maatschappelijke geledingen werden gevoeld.

Type spanning

Deel in % dat haar in september 09 sterk ervaart

DK

NL

België

EU27

Armrijk

8

14

29

32

Werkgever werknemer

5

18

27

33

Etnisch raciaal

58

55

50

40

Geloofsgroepen (in 2007)

31

40

30

29

Generaties

4

13

14

15

Het volksdeel dat armrijk, werkgever werknemer en generatie spanningen ervoer was, net als in 2003, het kleinst binnen de EU. De groep met etnische spanningen viel echter onder de EU top en was flink gegroeid (39%, EU25 45% in 03).

DK scoort erg hoog op (westerse) indicatoren voor betrouwbaarheid en transparantie. Van opvallend veel bedrijven en instanties zijn bijv. jaarverslagen al te vinden op de openingspagina op het internet. Op vertrouwen in de medemens voerde DK in 2007 de EU ranglijst aan (score 7,3; EU15 5,3; EQLS 2007) en op de CPI (cor­ruptie perceptie­ index), die de mate van corruptie vol­gens westerse maat­staven meet, de wereldranglijst. Ook in 2009 scoorde men het hoogst binnen de EU27 op beide lijsten. In september van dat jaar neigde 57% ertoe de medemens te vertrouwen (EU 27%) en 19% verkoos wantrouwen als uitgangshouding (EU 38%). Ook het vertrouwen in de eigen politieke instellingen is het meest wijdverbreid binnen de EU (parlement 51 om 16%, regering 45 om 16%, hoogste met Luxemburg in sept. 09). Begin 2009 scoorden Europese instellingen ook hoog, maar niet het hoogst binnen de EU (EU 61 om 47%; Europese parlement 59 om 45%; Europese centrale bank 65 om 39%, Special EB 308 wave 71.1 annex QA 11). De media werden niet opvallend veel meer vertrouwd dan elders, maar het segment dat geen enkel medium vertrouwde was wel erg klein (3 om 16%). De TV scoorde het hoogst (66 om 63%), gevolgd door kranten (49 om 43%), radio (39 om 31%) en het internet (29 om 22%). Tijdschriften bleven met 3% flink onder de EU normaal (8%). Nazomer 2009 vertrouwden de Denen als enigen in de EU alle 7 onderzochte instanties om armoede te bestrijden vaker dan gemiddeld (EU 50 om 45%; eigen regering 59 om 36%; regionale en lokale overheden 64 om 50%, NGO’s 70 om 63%, godsdienstige instellingen 65 om 51%, private ondernemingen 47 om 32%, burger initiatief 64 om 57%). De eigen regering, godsdienstige instellingen en private ondernemingen kregen binnen de Eu de meeste aanhang.

Het aandeel 15plussers dat de eigen gezondheid onder de maat vindt ligt in DK veelal rond de EU normaal. Eind 2006 betrof het 6% (EU 7%), in 2007 10% (om 7%; Special EB 272, EQLS 07) en in september 09 nog 8% (EU 12%; EB 321, QA 2.2). In 2007 viel men op een 5tal indicatoren voor geestelijk welzijn met 67% onder de met 5 landen gedeelde EU top (EQLS survey 2007). De tabel hierna toont hoe DK scoorde t.o.v. de EU15 op 10 aspecten van levenskwaliteit (bronnen: EQLS 2007 en 2003). De verandering bij de 6 aspecten die in 2003 ook de revue passeerden was gering. Bij de meeste aspecten viel men onder de top5 van de EU27.

Beoordeling levenskwaliteit in de EU15 in 2007 en in Ierland in 2003 en 2007: schaal van 1 (minimaal) t/m 10

EU15 2007

DK 2003

DK 2007

Gezondheidszorg

6,4

7,0

7,0

Kinderopvang

6,2

7,4

Ouderenvoorzieningen

6,3

6,5

Sociale dienstverlening (2003)

6,2

6,9

Staatspensioenstelsel

5,0

6,5

6,4

Onderwijsstelsel

6,3

7,9

7,6

Openbaar vervoer

6,4

6,8

Vertrouwen in de medemens

5,3

6,9

7,2

Tevredenheid met het leven

7,2

8,4

8,5

Geluksgevoel

7,6

8,3

8,3

In de nazomer van 2009 gaven de Denen hun zorgvoorzieningen een 6,7 (EU27 5,8; EB 321 QA 57) en het pensioenstelsel kreeg een 5,6 (EU 4,8). Qua tevredenheid werd het leven bedeeld met een 8,1 (hoogste EU, EU 6,8; QA 1) en de levensstandaard met een 8,0 (hoogste EU, EU 6,7; QA 2). Het vertrouwen in de medemens kreeg een 6,5 (EU 4,9, QA 16); het gezinsleven een 8,5 (hoogste EU, EU 7,7), de gezondheid een 7,8 (Eu 7,2) en het werk een 7,9 (hoogste EU, EU 7,2). Verder was 10% niet tevreden met het leven (EU27 12%), 5% (om 9%) niet met hun werk, 4% (om 14%) niet met hun levensstandaard en 3% (om 7%) niet met het gezinsleven. Relatief velen waren optimistisch over de toekomst (88%, 3e EU, EU 61%).

Belang van levensgebieden en punten van zorg

In 2002 waren voor de Denen de 3 belang­rijkste voor­waar­den voor een goed leven in volgorde van belangrijkheid nuttig zijn voor anderen, vrienden en vrije tijd. De tabel hieronder laat zien welk volksdeel eind 2006 in DK een aantal levensgebieden belangrijk vond in vergelijking met de EU25, NL en BE (Eurobarometer 273, wave 66.3). Gezondheid scoorde daarbij het laagst binnen de EU.

Levensgebied

Deel dat het koos als belangrijk (%)

DK

NL

BE

EU25

Werk

80

81

84

84

Gezin/familie

98

89

96

97

Vrienden

97

96

93

95

Vrije tijd

91

95

88

90

Politiek

53

68

42

43

Religie

30

40

41

52

Helpen/vrijwilligerswerk

74

85

80

79

Gezondheid

95

99

98

99

Voorjaar 2009 werd m.b.t. 17 mogelijke punten van zorg, waarvan men 2 mocht aankruisen, voor het land als geheel de economische situatie (56%, +18% t.o.v. najaar 08; EU 47%, +10%) het vaakst gekozen, gevolgd door de werkloosheid (40%, +34%; EU 47%, +10%) en de gezondheidszorg (28%, -8%: EU 12%, -4%). Voor zichzelf koos men de economie het vaakst als zorgenkind nr. 1 (25%, +3%; EU 27%, +4%), met daarna de zorg (23%, +3%; Eu 17%) en de inflatie (18%, -14%; EU 45%, -5%).