Cultuur in engere zin (vruchten der beschaving)
Architectuur en beeldende kunst
De Maltese cultuur kent invloeden uit veel landen; waarbij die uit Arabië, Spanje, Italië en (later) Engeland het meest toonaangevend zijn. Veel cultuuruitingen hebben echter een geschiedenis die terug gaat tot de tijd van de Phoeniciërs en de prehistorische tempels op Gozo zijn zelfs zo’n 1000 jaar ouder dan de piramides van Egypte en het Engelse Stonehenge. Het volk dat ze bouwde heeft ook kunstvoorwerpen nagelaten. De traditie om platte daken te bouwen stamt uit Arabische landen en de houten balkons zijn een Spaanse cultuurinvloed. Veel historische gebouwen (m.n. forten, barokke kathedralen en paleizen) komen uit de tijd van de Johannieters. De kathedralen kennen prachtige gewelven en zijn van binnen rijkelijk beschilderd. Veel muurschilderingen zijn gemaakt door de Italiaan Mattia Preti en belangrijke 16e en 17e eeuwse architecten van onder meer kerken, kathedralen en forten zijn respectievelijk Gerolamo Cassar en Lorenzo Gafá. Antonio Sciortino (1879-1947) wordt beschouwd als de nationale beeldhouwer.
Ambachtelijke kunst
Het vroegere ambacht van steenhouwer in de kalksteengroeven, waarbij vakmanschap in hoog aanzien stond, is in het huidige tijdsgewricht teniet gedaan door elektrische cirkelzagen. De ambachtelijk kunsttraditie van Malta wordt voor het overige al eeuwen lang voornamelijk via vrouwen overgeleverd. Ze wordt al vanouds gesteund door de kerk en is tegenwoordig geconcentreerd in enkele kunstenaarsdorpen. Het pottenbakken is het oudste ambacht van de Maltese eilanden. De borduurkunst is vanuit Genua op Gozo terechtgekomen en van daaruit afgezakt naar Malta. De weefkunst van Malta was reeds beroemd bij de klassieken en vormt de voorloper van de huidige kleding en katoenindustrie. Het edelsmeden is in de tijd van de Johannieter ridderorde opgekomen. Andere ambachtelijke kunstvormen op Malta zijn glasblazen (al sinds de Phoenicische tijd), vlechtwerk (manden, hoeden ed.) en het vervaardigen van hangklokken. Oorspronkelijk heetten deze subtiel beschilderde klokken vanwege hun prijs arlogg tal Lira (één pondklokken); maar tegenwoordig zijn ze een stuk duurder. Vroeger werd ambachtelijke kunst veel door straatventers op de markt verkocht en thans wordt deze kunstbeoefening gepromoot door het in 1992 gestichte genootschap van het Maltese erfgoed; het Fondazzjoni patrimonju Malti.
Muziek, dans, literatuur en dichtkunst
De traditionele Maltese volksmuziek is, net als de ambachtelijke kunst, erg oud en heet ghana (uitspraak “aana”). Het bestaat uit kwatrijnen van 8 lettergrepen die meestal beurtelings worden gereciteerd door 2 zgannejja (zangers) die tegen elkaar opbieden. Tussen het declameren door vindt ondersteuning plaats met gitaarakkoorden. Dit geheel roept een Arabisch Siciliaanse sfeer op die varieert van melancholisch (ghana tallfatt) tot erg levendig (makjetta). Bandleiders hebben allemaal een bijnaam en naast gitaren dienen doedelzakken, wrijfdrums, tamboerijnen, mondharpjes en accordeons wel als begeleidingsinstrument. Zo’n 30% van de bevolking is liefhebber van deze muziek. Ook de talloze drumbands vormen een belangrijk onderdeel van de muziekcultuur. Ze hebben hechte supportersgroepen die er, net als voetbalsupporters, clubkleuren en clubcafés op na houden. Net als de muziek kan de danscultuur van Malta gekarakteriseerd worden als expressief en competitief. De nationale dans heet il Maltija en bij het carnaval van Valletta wordt de parata of Maltese zwaarddans opgevoerd. Veel Maltese meisjes gaan naar klassiek ballet. Bij Eurovisie songfestivals behaalde Malta in 1992 en 1998 een 3e plaats en in 2002 en 2005 een 2e plaats. Internationaal bekende Maltese schrijvers zijn toneel en romanschrijver Frances Ebejer en geschiedschrijver Joseph Attard. Dun Carm Psaila, de schepper van het Maltese volkslied, geldt als de nationale dichter.
Beleid, voorzieningen en deelname
Het cultuurbeleid valt in Malta onder het ministerie van toerisme en cultuur. Ook diverse andere departementen, waaronder dat van onderwijs, binnenlandse en buitenlandse zaken zijn betrokken bij de uitvoering ervan. Sinds 2005 zijn een aantal door de overheid gesubsidieerde muziekevenementen geprivatiseerd. In 2005 werd door de betrokken ministeries 0.6% van het BBP (incl. onderwijs 3,1% van het BBP) besteed aan cultuur. Ruim 45% van het budget ging toen naar musea (16,7%), monumentenzorg (14,8%) en restauratie (14,1%). Het ministerie zelf kreeg 17,2% en 10,2% kwam ten goede aan podiumkunsten. In 2002 is begonnen met de introductie van docenten creativiteit op alle scholen en deze moest in 2007 rond zijn. Ook is men bezig met de bouw van nieuwe musea, bibliotheken, een carnavalsdorp, een kunstenaarsdorp en een kunstacademie. In 2004 streefde het ministerie er naar strategische festivals in het buitenland te promoten om zo meer toeristen te trekken. Rond 2007 had men daaraan toegankelijkheid van cultuur voor jeugdigen en het steunen van cultuurgemeenschappen (incl. lokale raden en jeugdclubs; het verenigingsleven speelt op Malta een hoofdrol in de cultuuroverdracht.) als speerpunten toegevoegd en men werkte aan een samenhangend beleidsplan. Ook de instandhouding van de Maltese taal, vrouwenemancipatie, de culturele armoede van de eigen bevolking (11% ongeletterd, 50% nooit van de eilanden af geweest, lage cultuurdeelname, veel vreemdelingenangst) en de integratie van de ruim 2100 immigranten in open centra en de 5 overvolle detentiecentra voor bootvluchtelingen vormen belangrijke aandachtspunten. Toonaangevende cultuurinstellingen zijn het Manoeltheater en het St. James cavaliercentrum voor creativiteit.
Voor 2004 maakte het Maltese statistische bureau gewag van 56 musea en historische sites. De helft daarvan was van de staat, een kwart van de kerk en een kwart van privé organisaties. Er waren 18 gespecialiseerde musea, 12 historische en volkenkundige musea, 11 kunstmusea en 8 archeologische monumenten, waaronder tempels. De tempels trokken in 2003 meer dan 100.000 bezoekers. Tussen 2001 en 2004 verdubbelde het aantal betalende bezoekers aan musea en monumenten ruim van 421.000 naar bijna een miljoen. Het aantal gratis bezoekers fluctueert en lag in 2004 op 219.000 (-16% t.o.v 2003). De bezoekers kwamen voor 80% in groepsverband. Ondanks de stijgende bezoekersaantallen hadden de musea een exploitatietekort. Het theaterbezoek nam tussen 2001 en 2004 toe met 13% naar 146.000. Musicals waren het meest populair (86% bezetting), gevolgd door komedies (67%), opera’s en operettes (66%) en drama (51%). In 2003 nam 16% van de bevolking (18-24 jarigen 28%, hoogopgeleiden 33%) deel aan kunst en cultuuractiviteiten, 56% kocht regelmatig muziek, 33% bezocht bioscopen, 29% klassieke concerten of operettes, 20% theaters, musea of historische sites en 13% nachtclubs en discotheken. Van de 270 bibliotheken en dependances werd gebruik gemaakt door 10% van de volwassenen.