Cultuur in engere zin (vruchten der beschaving)

Erfgoed, architectuur, beeldende kunst en ontwerp

Begin 2011 stonden op de Unesco werelderfgoed lijst van Zweden 14 definitieve (12 cultureel, 1 natuurlijk en 1 gemengd) en 2 voorlopige objecten. De 2 oudste definitieve objecten zijn het 5000 jaar oude cultuurlandschap op de kalkbodem van zuid Öland en de tot 3500 jaar oude rotstekeningen uit de bronstijd van Tanum (niet ver van de Noorse grens). Uit de Vikingtijd dateert handelsnederzetting Birka-Hovgården bij Stockholm. Op de lijst staan 2 historische wooncentra (een middeleeuws kerkdorp bij het noord Zweedse Luleå en Hanzestad Visby op Gotland), 2 mijnobjecten ten noorden van Stockholm (de 17e eeuwse ijzermijn bij Engelsberg en de kopermijnen van Falun) en 2 objecten in de hoofdstad zelf (het Drottningholm paleis en het boskerkhof van Asplund en Lewerentz). Verder zijn er nog de marinehaven van Karslkrona in de Zweedse zuidpunt Skåne, het radiostation Varberg niet ver van Göteborg en een deel van de geodetische boog van Skrove (historische objecten in 10 landen ter markering van een lengtegraad). Het (met Finland gedeelde) landschapsobject is de uit 5600 scheren bestaande hoge kust/ Kvarken archipel in de Botnische golf en het gemengde object Zweeds Lapland. Een 1000tal historische houten boerderijen in noord Zweden (Hälsingland) en materiële herinneringen aan het leven van Linnaeus; de bedenker van het wereldwijde Latijnse classificatie systeem van planten, dieren en mineralen; vormen de voorlopige objecten.

De oudste prehistorische artefacten uit Zweden zijn van jager verzamelaars van de Ahrensburg cultuur die vanaf het eind van de laatste ijstijd (rond 11.000 v Chr.) vanuit het zuiden terrein won in Scandinavië. Ze koloniseerden de zuid en zuidwestkust van Zweden tot aan de huidige Noorse grens (dat kon makkelijk omdat tot rond 7000 v Chr. de zeespiegel lager bleef dan nu) en lieten wapens en gereedschap uit steen en been en rotstekeningen na. Na 6000 v. Chr. volgde kolonisatie vanuit het oosten langs de noordkant van de Botnische golf. Nederzettingen werden vaker permanent, mede door de ontwikkeling van landbouw. Culturen tussen 4200 en 1700 v Chr. zijn vernoemd naar hun aardewerk (trechter, klok, putjes en kambeker cultuur en de touwbeker of strijdbijl cultuur). Van de graftypen uit die tijd resteren rond 100 hunebedden, 200 ganggraven en 2000 steenkisten (bekend zijn de grafvelden op Gotland). In de strijdbijlcultuur vonden crematies plaats. Ook vallen (paal)woningen, sieraden, gereedschap en wapens uit klei, steen en been onder de nalatenschap. Zweedse rotstekeningen uit de bronstijd (1700-500 v Chr.) tonen voor het eerst lange roeiboten. Zon en vruchtbaarheid werden belangrijk in de religie, crematies kwamen meer voor (veenlijken ook) en qua grafgift vervingen sieraden vaker wapens. In de vroege ijzertijd tot het begin van onze jaarteling was de samenleving egalitair met weinig grafvondsten als gevolg. Men had geleerd dat gelijkwaardige waardering van ieders talent en bijdrage belangrijk was om de extreme seizoenswisselingen te kunnen overleven. Later in deze periode kwamen de eerste grafstenen, op Gotland werden ringforten gebouwd en rond 250 na Chr. was Gammla Uppsala een groot religieus centrum (zie onder religie op deze website). Nu resteren daar een aantal grafheuvels, een stenen kerkje op de plek van de vernietigde tempel (de vroegere zetel van de aartsbisschop) en een museum met maquettes. Ales Stenar uit ca. 600 na Chr. is een grafmonument in Skåne uit 59 zandsteenblokken van rond 2 ton p/s die neergezet zijn in de vorm van een Vikingschip langs de lijn waarop de zon op de langste dag ondergaat en op de kortste dag opkomt.

Door invloeden uit de Romeinse cultuur wonnen na het begin der jaartelling hiërarchie en grafvondsten weer terrein. De meeste van de 1100 walburchten en veel grafheuvels in Zweden komen uit deze periode. Rond 550 na Chr. (de tijd van de volksverhuizingen) betaalde het Oost Romeinse rijk goud aan Noordse barbaren om ze op afstand te houden. Daarvan zijn prachtige sieraden gemaakt. Het runenschrift stamt van de oud Italische schrijfwijze van rond 500 v. Chr. en is dus een Romeinse erfenis! De oudst bekende runenstenen zijn van 300 na Chr. Ze stonden bij graven en de inscripties liepen nog van rechts naar links (later van links naar rechts als in het Latijnse schrift). Via de Vikingen verspreidden de stenen zich over grote delen van Europa. Runenstenen werden opgericht tot het christendom in de 13e eeuw de toon zette. Wel domineren bij latere stenen christelijke invloeden. Er zijn tussen 1700 en 2500 Zweedse runenstenen bewaard gebleven, de meesten rond Stockholm. Ze werden steeds meer gebruikt als markering van gebieden of bouwwerken (vaak om indruk te maken) en 93% van de veelal rode of witte inscripties verwijst naar mannen. Door verwering was er vaak weinig van over. De Zweden weten intussen hoe ze de stenen kunnen restaureren en ze zijn thans keurig in kaart gebracht en genummerd. Bekende voorbeelden met voorchristelijke teksten zijn de stenen in het Hunnestad monument bij Ystad, de Altuna en de Vaksala Runensteen in Uppland (bij Uppsala) en de Rök steen bij het Vättern meer van rond 800 na Chr. met daarop de eerste tekst in de Zweedse taal. De schrijver is helaas niet bekend. Pas in de 11e eeuw ontstond de gewoonte om runenstenen te signeren.

Van de architectuur van voor de 12e eeuw is weinig meer over omdat veel in hout werd gebouwd. Wel dateren 1500 van de 4000 Zweedse kerken uit de middeleeuwen. In voornamelijk Romaanse stijl opgetrokken zijn de zandstenen kathedraal van Lund, het dominicanen klooster van Sigtuna bij Stockholm en de kerk van Husaby aan het Vättern meer. Västerås, Strängnäs en Uppsala kennen een gotische kathedraal uit baksteen. Die van Uppsala is de zetel van de Lutherse aartsbisschop van Zweden. Hier liggen o.m. de koningen Erik de heilige en Gustav Vasa en Linnaeus begraven. In Skara en Linköping staat een gotische kathedraal uit kalksteen. Onder de weinige seculiere bouwwerken die de tijd doorstonden valt de stadsmuur van Visby, de hoofdstad van Gotland. Bekende middeleeuwse kerkschilders waren Nils Håkansson en diens leerling Albert de schilder, die 600 jaar later Ingmar Bergman inspireerde tot zijn film het 7e zegel. Tussen 1523 en 1560 was Gustav Vasa koning en werd Zweden luthers. Tot de renaissance erfenis uit zijn tijd behoren versterkte koninklijke kastelen in Gripsholm (bij Stockholm), Kalmar en Vadstena. Zijn hofschilder Urban maakte de eerste bekende afbeelding van Stockholm. Toen de barok opkwam, kwamen er architecten. Nicodemus Tessin de oudere (1615-1681) ontwierp o.m. een aantal kastelen, paleizen (waaronder het Drottningholm paleis, nu werelderfgoed) en een kathedraal in Kalmar in deze stijl. Zijn zoon Nicodemus (Tessin de jongere) voltooide een aantal van deze bouwwerken en ontwierp o.m. het Stockholm paleis (nu de koninklijke residentie) en de kerk van de heilige drie-eenheid in Karskrona. De Katarina kyrka in Stockholm (bouw 1656-1695) van de in Frankrijk geboren Jean de la Vallée, die 2 keer afbrandde (in 1723 en 1990) en beide keren in oorspronkelijke stijl werd herbouwd, diende als schoolvoorbeeld voor veel latere barokke architectuur. Göteborg en enkele steden in Skåne werden in de 17e eeuw gesticht en opgebouwd in Hollandse stijl. Ze kregen bijv. een grachtengordel. Andere steden werden opgezet volgens een schaakbordpatroon (bijv. de marinestad Karskrona met het grootste centrale stadsplein binnen Europa na het Rode plein van Moskou). David Klöcker Ehrenstrahl was een hof en portretschilder uit deze tijd met allegorische fresco’s over grote daden van Zweedse koningen in Riddarhuset en het Drottningholm paleis als belangrijkste werk.

Aan neostijlen werd onder kunstmecenas koning Gustav III (1746-1792) neoklassiek  toonaangevend (Gustaviaans classicisme). Hierin werden o.m. theaters en het Gustav III paviljoen gebouwd en meubels ontworpen. De kunstacademie van Stockholm kreeg onder zijn bewind een architectuurafdeling en er kwam officieel toezicht op de bouwindustrie. Belangrijke 18e eeuwse kunstenaars waren portretschilders Gustav Lundberg en Alexander Roslin (rococostijl), de neoklassieke tekenaar beeldhouwer Johan Tobias Sergel, schilder Carl Larsson (boerentaferelen) en beeldhouwer Bengt Fogelberg. Na de Napoleontische tijd en het verlies van Finland kwam nadruk te liggen op militaire infrastructuur met de bouw van het Karslsborg fort bij het Vättern meer en de aanleg van een verbinding door een aantal meren en rotsformaties heen met de 614 km verderop liggende Oostzee (het Göta kanaal, nu een toeristen trekpleister). Met de industriële revolutie verstedelijkte Zweden in de 2e helft van de 19e eeuw snel. Belangrijke bouwwerken in neorenaissancestijl zijn het Zweeds nationaal museum in het centrum van Stockholm (met veel werk van Hollandse meesters) van de Duitse architect Friedrich August Stüler, kerken, bourgeoisie huizen en de Berns salonger (een uitgaanscentrum) van de Zweedse architect Johan Fredrik Åbom. Helgo Zetterval renoveerde de kathedralen van Uppsala, Skara en Linköping in neogotiek. Anders Zorn (1860-1920, m.n. portretten; naakten en landschappen, vaak met water) is een internationaal bekende schilder en etser die o.m. koningen en presidenten mocht portretteren. Het werk van schilder Eugène Jansson (1862-1915) doet wel aan van Gogh denken. Emst Josephson (1851-1906; portretten, genrestukken) vormde een inspiratie voor modernisten. Johan August Malmström (1829-1901, landschappen, portretten, historisch werk) wordt ondergebracht bij de Zweedse symbolisten en had de vriendinnen Evan Bonnier (van de uitgeversfamilie: 1857-1909) en Hanna Pauli als leerlingen. Richard Bergh (1858-1919, portretten, waaronder Nordisk Sommarkväll; landschappen) geldt als Zweedse exponent van het romantisch nationalisme dat in heel Europa opgeld deed.

Het meest toonaangevende object in Jugendstil is het in 1908 geopende Koninklijk Dramatheater van Stockholm van architect Fredrik Liljestad met o.m. bijdragen van de veelzijdige kunstenaar Carl Larsson (1853-1919: aquarellen, etsen, olieverf, foto’s, boek illustraties, binnenhuis architectuur) en van Carl Milles (1875-1955; fonteinen, beelden; in Stockholm is het museum Millesgården naar hem vernoemd). Tussen 1867 en 1920 kende Zweden en kunstenaarsverbond van impressionisten dat zich verzette tegen de lijn van de koninklijke kunstacademie van Stockholm. Naast Larsson behoorden de schilders Karl Fredrik Nordström, Nils Kreuger en Richard Berg tot de vooraanstaande leden. Ook ontwikkelden rond deze tijd Zweedse architecten uit eigen bouwtradities en de Engelse Arts & Crafts beweging een eigen neoromantische stijl met o.m. de combinatie van baksteen en hout als kenmerk. Deze wordt gerangschikt onder het Noords classicisme. Belangrijke exponenten zijn Carl Westman (Röhsska museum Göteborg, raadhuis en Karolinska ziekenhuis Stockholm), Ragnar Östberg (stadhuis van Stockholm), Ivar Tengbom (concerthal, economieschool en stadhuis van Stockholm) en Gunnar Asplund (openbare bibliotheek en, samen met Sigurd Lewerentz, het boskerkhof in Stockholm). Een belangrijk expressionistische en modernistische schilder uit de periode was Isaac Grünewald (1889 -1946) van wie o.m. bijdragen te zien zijn in het interieur van Zweedse theaters. Gustav Wickman ontwierp in deze tijd de noordelijke mijnstad Kiruna met o.m. een kerk in neoromantiek stijl in Falun rood (het rood van Zweedse zomerhuisjes, vernoemd naar de vroegere kopermijnen in Falun waar de kleurstof vandaan kwam). Asplund en Tengbom inspireerden ook de sobere en elegante functionele ontwerpstijl Swedish Grace, die o.m. terug te vinden is in serviesgoed dat werd gepresenteerd op de wereldtentoonstelling van 1930 in Stockholm. Lewerentz wordt ook wel onder het functionalisme gerangschikt. Van hem zijn tevens het opera en muziektheater van Malmö en enkele kerken (zoals de St. Marcuskerk in Stockholm). De villawijk zuid Ängby in de Stockholmse wijk Bromma wordt gezien als schoolvoorbeeld van de stijl.

Hilma af Klint (1862-1944) was een abstracte theosofisch geïnspireerde schilderes die vanwege haar experimentele neigingen wel onder de modernisten wordt gerekend. Gösta Adrian Nilsson kan worden gekenmerkt als surrealistisch modernist. De Halmstad groep van 6 schilders viel ook onder deze noemer. Rond 1965 brak het modernisme op een veel aardsere manier door in de woningbouw. Er moesten toen een miljoen woningen worden gebouwd om de babyboom generatie onderdak te verschaffen. Peter Celsing (1920-1974, o.m. koninklijke kunstacademie, koninklijk technologisch instituut, kulturhuset, filmhuset, de Zweedse bank in Stockholm en een hele serie kerken verspreid over het land) geldt als de toonaangevend modernistisch architect. In 1973 maakte de oliecrisis een voorlopig eind aan de bouwwoede. Het uniforme en kil functionele van nieuwe woonwijken riep echter ook steeds meer weerstanden op en dit gaf ruimte aan postmoderne bouwstijlen met meer variatie en experiment. Ralph Erskine (1914-2005), die in Engeland opgroeide met ideeën van socialisten en Quakers, had bewondering voor de Zweedse pioniers van het functionalisme, maar vond toch dat bouwsels beter in de omgeving mochten passen en had meer ruimte voor menselijke warmte. Tijdgenoten en schilders Sven Erixson (1895-1970) en Bror Hjorth vallen onder de expressionistische realisten en Olle Bærtling is wel omschreven als een abstracte minimalist. Beeldhouwer Torsten Renqvist (1924-2007) en schilders Eddie Figge (1904-2003) zijn 50er jaren expressionisten, Philip von Schwantz (1928-1998) en Nils G Stenqvist zijn grafici en Arne Isacsson (1917-2010) wordt gezien als groot aquarellist.

Onder de nog levende kunstenaars die over de grenzen bekend zijn vallen Benny Ekman (1955), Klara Lidén (1979, anarchistische installaties en video’s), Louise Lidströmer (1948), Rune Jansson (geb. 1918), Jonas Lundh (1965, tevens installaties), Cecilia Lundqvist (1971, animatie), Claes Oldenburg (1929, beeldhouwer), Palle Torsson (1970, video), Lars Vilks (1946, werd in 2010 met de dood bedreigd vanwege zijn kinderlijke hondje Mohammed cartoon uit 2007) en Kristoff Zwetterstrand (1973). Jens Olaf Lasthein (1946) en Elisabeth Ohlsin Wallin (1961, lesbohomo werk) zijn internationaal bekende fotografen. Gert Winghårt (geb. 1951) is een toonaangevende postmoderne architect (steekwoorden: minimalisme, hightech, ecologisch, expressionist). Het Zweedse ontwerp kent, gezien de expansie van merken als IKEA (interieur), H&M (mode) en Sony Ericsson (elektronica) wereldwijd erkenning. Tot de prijswinnende ontwerpers behoren Staffan Holm en Dan Sunaga (meubilair), Monika Förster (lampen en kandelaars), Åsa Jungnelius (glas feministe), Ulrica Hydman-Vallien (glas kunstenares en ontwerpster) en ontwerpgroep Front design (originele interieur elementen). Bekende mode ontwerpers zijn Filippa Kuntsson (merk Filippa K), Ann-Sofie Back (o.m. H&M), Sandra Backlund en Jonny Johansson (merk Acne met o.m. uniseks spijkerkleding). Het DEM collectief (Annika Axelsson, Karin Stenmar) en Camilla Norrback ontwerpen duurzame kleding. Duurzaamheid is, net als in de hele Zweedse samenleving, in het ontwerp een factor van betekenis. Zo won de Apokalyps Labotek studio een prijs van het tijdschrift Wallpaper met parketvloeren uit autobanden, ontwerpt Irwan Richter duurzaam meubilair (merk: Norrgavel) en kwam professor Anders Wilhelmson op de proppen met een slimme peepoo bag voor sloppenwijken in 3e wereldlanden.

Muziek en dans

Onder de oudste in Zweden gevonden muziekinstrumenten vallen bronselurs, 2 m lange dunne S vormige toeters met een uiteinde dat op een poffertjespan lijkt. De vroegste dateren van ± 800 v Chr., maar ze zijn ook gevonden in veel latere Vikingboten. Daarnaast kenden de Vikingen eenvoudige snaarinstrumenten, houten fluiten en trommels. Qua klassieke muziek richtte Koning Gustav Vasa in 1526 het Zweedse Koninklijk orkest (Kungliga Hovkapellet) op. Ook werden toen de eerste stukken gecomponeerd met Zweedse liedteksten. De barokke componist Johan Helmich Roman (1694-1758. belangrijkste werk: Drottningholm muziek voor een koninklijke bruiloft), werd getooid met de bijnamen “vader van de Zweedse muziek” en “Zweedse Händel”. Dichter, componist en troubadour Carl Michael Bellman (1740-1795) is toonaangevend in de Zweedse liedtraditie. Zijn liederen over genot (drank, seks) en sterfelijkheid zijn nu nog geliefd bij koren, feesten en partijen. Ze zijn op album gezet door de uit Nederland afkomstige en in Zweden erg populaire liedjesschrijver zanger Cornelis Vreeswijk (1937-1987), zijn kompaan Fred Åkerström (1937-1985) en Evert en Sven Bertil Taube, rock en metalbands en rappers. De 19e eeuwse romantische componist August Söderman maakte liederen en koorwerk op basis van volkstradities en theatermuziek. Voor Wilhelm Peterson-Berger (1867-1942, romantische piano muziek, 6 symfonieën, opera, vocaal, tevens muziekcriticus) vormde hij, naast Grieg en Wagner, een inspiratiebron.

De belangrijkste 20e eeuwse componisten zijn de veelzijdige Lars Erik Larsson (1908-1986, symfonie, concert, kamermuziek, vocaal, film, theater en radio muziek), Alan Pettersson (1911-1980, m.n. energiek emotionele symfonieën met veel herhaling) en de moderne componist Hilding Rosenberg (1892-1985, strijkkwartetten, symfonieën). De grootste Zweedse operazangers zijn sopraan Jenny Lind (1820-1887) en tenor Jussi Björling (1911-1960), sopraan Birgit Nilsson (1918-2005) en mezzo sopraan Anne Sofie van Otter (geb. 1955). Lars Lönndahl (1928, bijnaam de Zweedse Frank Sinatra) is de bekendste zanger uit de 50er en 60er jaren. Ook trombonist Christian Lindberg (1958) maakt internationaal furore. Zweden heeft een sterke koortraditie. Het aandeel Zweden in een zangkoor (600.000 in getal) behoort tot de grootste binnen de EU. Het koor van de Sveriges Radio valt onder de wereldtop van klassieke koren. Ook beroemd is mannenkoor Orphei Dränger met tussen 1951 en 1991 Eric Ericsson als dirigent.

Volksmuziek is al vanouds erg belangrijk. Na 1200 makten de Zweden vanuit Oost Europa kennis met de draailier. Van daaruit en vanuit volksvedels werd de nyckelharpa (sleutelharp) ontwikkeld waarbij de snaren niet met een wiel, maar met een korte strijkstok in beweging worden gezet. Verder worden snaren ingedrukt met toetsen. Aanvankelijk begeleidde een sleutelharp speler of violist (volks)dansen op zijn eentje, maar in de 19e eeuw kreeg die vaker gezelschap van andere instrumenten. In 1811 werd het Gotisch verbond (Götiska Förbundet) opgericht om overgeleverde volkwijsjes voor het nageslacht te behouden. Kort voor de 20e eeuwwisseling kwamen de 1e competities van volksmuzikanten (spelmanslag) en sinds 1933 kiest een jury van Svenska Folkdansringen gemiddeld 10 riksspelmän p/j die een gouden, zilveren of bronzen Zorn insigne (naar de ontwerper, schilder Anders Zorn) krijgen uitgereikt. Tussen 1965 en 1980 was sprake van een heropleving. Regionale ensembles (spelmansforbünd) met sleutelharpen, violen en andere instrumenten om dansmuziek te spelen kwamen op. Doordat m.n. het instrumentarium werd uitgebreid, werd veel meer in groepen gespeeld. Zweedse instrumenten die terrein herwonnen zijn de Zweedse doedelzak (säckpipa) en de härjedalspipa (een dwarsfluit). Ook introductie van volksmuziek in het lesprogramma van scholen werkte bevorderlijk. Een bekende traditionele folkgroep is Väsen. Modernere groepen met bijv. rockelementen zijn Garmarna, Nordman en Hedningarna (de heidenen met o.m. Anders Norudde en Hållbus Totte Mattson). De laatste groep is deels Fins en brengt ook traditionele Saami (Lappen) zang (joik) ten gehore waarin iets of iemand uit eerbied wordt toegezongen, vaak onder begeleiding van een sjamanentrommel (één van de oudste muziekgenres in Europa). Ook het roepen van vee in de bergen (kulning, http://www.jamtlandica.com/jamtland/ tevens bedoeld om roofdieren af te schrikken) werd zangvorm. Relatief veel volksmuzikanten komen uit afgelegen regio. De bekendste Zweedse volksdans (gammaldans) stijl, de polska (niet te verwarren met polka), beleefde in de 80er jaren een revival. Anders stijlen zijn de hambo (die van de polka afstamt), schottis (een trage polka) en gånglåt (een soort langzame Ierse stepdance).

Binnen de eigentijdse muziek verwerkte jazz pianist Jan Johansson (1931-1968) in de 50er jaren folk elementen in zijn jazzmuziek. Daarmee droeg hij bij aan de folk revival. Zijn album jazz på Svenska is het meest verkochte in zijn genre. Hij componeerde ook het introliedje bij het opkomen van Pipi Langkous op TV (här kommer Pipi Långstrump). Georg Riedel, die veel samen speelde met Johansson, schreef muziek voor de serie en voor een aantal films. Putte Wickman (1924-2006) geldt wereldwijd als toonaangevend klarinetspeler. Alice Babs (geb. 1924) werkte lang samen met Duke Ellington, maar ze was ook de eerste Zweedse representant op het Eurovisie songfestival en speelde in films. Esbjörn Svensson won met zijn trio (E.S.T, opgericht 1993) naast Zweedse prijzen (jazzmuzikant van het jaar en de Zweedse grammy) veel internationale prijzen. Monica Zetterlund (1937-2005) nam o.m. met Bill Evans Waltz für Debby op. Gitaar virtuoos Ulf Wakenius (1955) speelde o.m. met Oscar Peterson en Pat Metheny en zijn eigen groep Guitars Unlimited. Saxofonist en multi-instrumentalist Magnus Lindgren (1974) speelde op zijn 18e al met Herbie Hancock en vormde in 1997 zijn eigen kwartet. In 1999 wonnen ze met hun 1e album jazz i Sverige een Grammy award. Andere grote jazzmusici zijn de veelzijdige Bengt Hallberg (1932) en altsaxofonist en klarinettist Sven Arne Domnérus (1924-2008; bijgenaamd Dompan). Bekende namen op het vlak van blues en reggae zijn Pepps Persson (1946), Papa Dee en Million Stylesz.

De 80er jaren cultfilm Stockholmsnatt droeg bij aan de opkomst van hiphop in Zweden en Rob’n’Raz, Neneh Cherry en Petter betekenden hetzelfde voor de opkomst van rap. Het slang dat rappers gebruiken heet Rinkeby Svensk naar een immigrantenwijk in Stockholm. Het multiculturele overheerst in deze genres polariserend machogedoe uit de VS. Alternatieve hiphop en fusiegenres doen het beter dan Gangsta en hardcore, al sloeg de (witte) band Movitz! uit het Noord Zweedse Luleå in de VS wel aan (o.m. met weinig gezapige teksten van de 18e eeuwse Zweedse troubadour en componist Bellman). Onder de exponenten die internationaal doorbraken vallen verder Rebstar, Looptroop en Million Stylez van de half Japanse en half Franse Zweed Kenshin Iryo. De synthetische muziekscene in Zweden is sterk beïnvloed vanuit Duitsland. De band S.P.O.C.K kwam eind 80er jaren op en het duo The Knife uit Göteborg 10 jaar later. De bekendste Zweedse exponent van Italodisco is Sally Shapiro. Swedish house Maffia bestaat uit de 3 dj’s Axwell Hedfors, Steve Angello en Sebastian Ingrosso. Techno DJ Cari Lekebusch werkt voor Drumcode van producer Adam Beyer. Minilogue is een bekend producer duo. Jonas Erik Altberg brak door onder de naam Basshunter met Eurotrance dance songs (het nummer “now you are gone” werd een wereldhit). Techno country groep Rednex (1994) scoorde in nog meer landen nummer1 hits, m.n. in 1994 met hun cover van Cotton Eye Joe dat nog stamt uit de Amerikaanse burgeroorlog. Ook housenummer “Call on me” van DJ producer Eric Prydz uit 2004 gooide wereldwijd hoge ogen.

Zweden was in 2007 na de VS en het VK de 3e exporteur van muziek ter wereld en dat komt vooral op conto van rock en popmuziek. Qua rockmuziek drukt Zweden vooral een stempel op de wereld met hardrock en allerlei soorten metal. Het meest succesvolle rock nummer uit het land is “the final countdown” (20 miljoen albums verkocht, geschreven door de leadzanger met artiestennaam Joey Tempest) van glamrock band Europe (opgericht in 1979). Indie (independent, d.w.z. minder commercieel gerichte) rockband The Cardigans (1992-2006) staat, ondanks de kwalificatie, met 15 miljoen albums 5e in de top5 van best verkochte Zweedse acts. Dito band Kent (1990) is in Scandinavië het meest populair. Andere formaties die ook buiten Zweden bekend werden zijn Wannadies (1988-2009, indie), Hellacopters (1994-2008, de ongepolijste garage rock, “Swedens loudest export”), Refused (1991-98, hardcore punk), Ebba Grön (1977-82, punkrock) met o.m. Joakim Thåström, Millencolin (1992, skate punk), International Noise Conspiracy (1998, garagerock, soul, punk, anti kapitalistisch), Sahara Hotnights (1992, indie garage rock), Dungen (1999, psychedelische indie rock), Demons (1995, garage punk), Mando Diao (1995, garage en alternatieve rock, country), The ark (1991-2011, glam of glitterrock), Shout out Louds (2001, Indie), Peter Bjorn en John (1999, Indie), “I’m from Barcelona” (2005, Barokke Indie pop, met 29 leden) en Backyard Babies (1987, punk en hardrock). Onder de grote metal bands vallen de melodische death metal bands In Flames (1990) en Amom Amarth (1988), HammerFall (1993-2003, power metal), Pain of salvation (1984-1991), Dark Tranquillity (1989, melodisch), Opeth (1990, daeth metal), Arch Enemy (1996, melodisch), Meshuggah (1987, extreme), Candlemass (1984, doom metal) en Marduk (1990, black metal). Beide laatste bands gebruikten ook teksten van de 18e eeuwse troubadour Bellman. Gitarist Yngwie Malmsteen (1963) combineert wellicht als enige metal met klassieke muziek.

Qua popmuziek won Zweden 4 keer het Eurovisie songfestival, in 1974 met Waterloo van ABBA, in 1984 met “Diggi Loo, diggy Ley”van Herreys, in 1991 met “Fånged av en stormvind” van Carola en in 1999 met “Take me to your heaven” van Charlotte Nilsson. ABBA, vernoemd naar de voorletters van de 4 leden Anne-Frid Lyngstad (de blonde zangeres), Björn Ulvaeus, Benny Andersson en Agneta Fälskog, was actief tussen 1972 en 1982 en is met wel 400 miljoen albums de best verkopende popgroep ooit na de Beatles. Hun meest succesvolle hit is Dancing queen. Het popduo Roxette (Marie Fredriksson en Per Gessle, begonnen in 1986) staat met rond 80 miljoen albums 2e op deze ranglijst en pop en Eurodance groep Ace of Base uit Göteborg 3e met 50 miljoen  (opgericht 1990, oorspronkelijke bezetting: broer en zussen Jonas, Malin en Jenny Berggren en Ulf Ekberg). Hun debuutalbum Happy Nation bracht als eerste ooit 3 nr. 1 hits voort in de VS. Tot de andere Zweedse popfenomenen die internationaal aansloegen  behoren Robyn (geb. 1979, synthetische pop, R&B), Alcazar (opgericht 1998, eurodance, disco), A Teens (1998-2006, ABBA covers) en Zweedse idols winnaars en internationale beloften Ola Svensson (geb. 1986) en Agnes Carlsson (geb. 1988). Janne Schaffer (1945) is een gelauwerde songwriter gitarist die o.m. met ABBA, Bob Marley, Johnny Nash, Art Farmer en Tony Williams speelde. Grote popfestivals in Zweden zijn “where the action is”, “way out west” en “Metaltown” in Göteborg.

Literatuur en dichtkunst

De tekst op de Rök runensteen bij het Vättern meer van rond 800 na Chr. wordt gezien als eerste in de Zweedse taal. Ze is deels in rijm en bevat o.m. fragmenten uit sagen en legenden. Hetzelfde geldt voor de Ramsund inkerving uit 1030 op een rots, al bevat deze ook verwijzingen naar het christendom. De vertaling van de bijbel in het Zweeds na de reformatie (de Gustav Vasa bijbel uit 1541) betekende een standaardisering van de taal en dat droeg, met het opkomen van de boekdrukkunst, bij aan verdere ontwikkeling. Eén en ander werd in de 17e eeuw gesteund door de secularisering die de renaissance met zich mee bracht en de groei van Zweden tot grootmacht. Het hexametrisch poëem Hercules van Georg Steinhielm uit 1658 wordt gezien als begin van de renaissance literatuur. Emanuel Swedenborg (1688-1772), die in het Latijn schreef, is een grote Zweedse mysticus. Tussen 1718 en 1773 (frihetstiden) kregen de Zweden meer burgerrechten en persvrijheid. Olov von Dahlin gaf in die tijd het weekblad “then Svenska Argus” uit met dichtwerk en ironische maatschappij beschouwingen. Hiermee was hij de eerste die een breed publiek bereikte en hij droeg bij aan het ontstaan van modern Zweeds. Ook zijn tijdgenoten dichter en criticus Johann Henrik Kellgren (o.m. schampere beschouwingen over Shakespeare en Goethe en 4 opera’s) en dichter troubadour en componist Carl Michael Bellman bereikten een groot publiek. Daarbij werd m.n. Bellman (zie onder muziek) een cultuuricoon.

De romantiek (1805-1840), die in heel Europa nationalistische bewegingen op gang bracht, bracht in Zweden zoveel poëten voort dat wel wordt gesproken van de Zweedse gouden eeuw. Een aantal dichters en schrijvers richtte in 1811 de Gotische bond (Götiska förbundet) op die zich richtte op herstel van de geest der Vikingen en het tijdschrift Iduna uitgaf. Ze grepen terug op de Noordse mythologie en op het werk van 3000 pagina’s “Atlant eller Manheim” van schrijver medicus Olaus Rudbeck (1630-1702) en van diens zoon die wilden aantonen dat Adam en Eva Zweeds spraken, dat Zweden Atlantis en daarmee de wieg der beschaving was en dat de Sami (Lappen) gekoppeld waren aan Jodendom en Hebreeuws. Het meest invloedrijke lid van de bond, bisschop en leraar klassieke talen Esaias Tegnér (1782-1846), schreef patriottische liederen en het romantische epos Frithjof’s Saga. Deze werd in meerdere talen vertaald, inspireerde verschillende Europese componisten en was eind 19e eeuw één van de populairste items in Europese concerthallen. Selma Lagerlöf (1858-1940), in 1909 de eerste winnares van de Nobelprijs voor de literatuur, baseerde er een libretto op die bijv. componiste Alfrida Andrée (1841-1929) aanzette tot het schrijven van een opera. Andere vooraanstaande leden waren Erik Gustav Geijer (werd later in zijn leven genuanceerder), kenner van Zweedse volksmuziek Arvid Afzelius, dichter Karl August Nicander en fysiotherapeut/ gymnast Pehr Henrik Ling (zie onder sport). De producten van de beweging vallen bij Nazi’s in de smaak, hoewel de leden ervan niet als zodanig kunnen worden bestempeld. Carl Jonas Love Almqvist (1793-1866, vroege representant van het liberalisme) viel instituties als geestelijkheid en huwelijk aan. Zijn boek rond het laatste thema “det går an” (het mag) werd in 2004 in Duitsland als “die Woche mit Sara” nog een bestseller. Tussen 1880 en 1890 zette Zweeds realisme de toon. Johan August Strindberg (1849-1912, poëzie, 60 toneel en 30 fictiewerken, gezien als nationale auteur) had interesse voor alchemie/ zwarte magie en kan gezien worden als iconoclast en voorvechter van mannen emancipatie (m.n. in hun hoedanigheid van vader). De grootste literatuurprijs van Zweden, de Augustprijs, is naar hem vernoemd. Andere realisten zijn dichter, schrijver, literatuurcriticus en Nietsche adept Ola Hansson en Victoria Benedictsson.

Onder de neoromantiek vallen dichteres Karin Boye (1900-1941) en de 2 Nobelprijs winnaars en tijdgenoten dichter romanschrijver Verner von Heidenstam (1859-1940, winnaar 1916) en magisch realist Selma Lagerlöf (winnares 1909) met als voornaamste titels de Gösta Berlings saga en Niels Holgerssons wonderbaarlijke reis (over de reis op de rug van een gans over Zweden van de door een boze kabouter omgetoverde Niels H). Ook bracht de neoromantiek de 90er jaren dichters voort. Tussen 1910 en 1920 kregen kritiek op traditionele waarden en de opkomst van arbeidersbeweging en sociaal democratie nadruk. Romans waren het meest gebruikte medium. Onder het modernisme viel naast het latere werk van Strindberg dat van de cynische en door Nietsche beïnvloede, maar wel tegen nazi’s gekante roman en toneelschrijver, dichter en journalist Hjalmar Söderberg (1869-1941; belangrijkste titels: Dokter Glas en “de jeugd van Martin Birck” met naar verluidt de mooiste sfeerbeschrijving van Stockholm). Grote poëten binnen het genre zijn Hjalmar Gulberg (1898-1961, mystiek spiritueel werk) en Gunnar Ekelöf (1907-1968; surrealistisch, romantisch). Ook de natuur(gedichten) van de gevoelige Harry Martinson (1904-1978, Nobelprijs 1974 samen met Eyvind Johnson) vallen eronder. Qua literatuur wordt hij gerekend tot de proletarisch socialistische auteurs, net als Moa Martinson met wie hij tussen 1920 en 1940 was getrouwd. Harry Martinson schreef tevens fantasie romans. De toekenning van de Nobelprijs werd hem noodlottig. Hij pleegde zelfmoord nadat hij en zijn medewinnaar waren beschuldigd van doorgestoken kaart (ze zaten in het Nobelprijscomité van de Zweedse academie die beslist over de prijzen voor de literatuur). Ook Vilhelm Moberg (1898-1973), die tussen 1949 en 1959 de 4delige serie “de emigranten” schreef over ervaringen van naar de VS geëmigreerde Zweedse boeren (in de 70er jaren verfilmd door Jan Troell), pleegde zelfmoord. De beide mannelijke ex leden van popgroep ABBA maakten een musical over de serie met de Engelse titel Kristina. Ook Ivar Lo-Johansson is een exponent van de arbeidersbeweging. De symbolistische poëet Erik Axel Karlfeldt (1864-1931; hoofdonderwerp: sfeer van het platteland) kreeg kort na zijn dood de Nobelprijs nadat hij hem in 1918 had geweigerd. Dichter, dramaturg en essayist Pär Lagerkvist (1891-1974, thema: goed en kwaad) won de prijs in 1951 en de tijdens de oorlog naar Zweden gevluchte en het Duits schrijvende Zweedse Jodin Nelly Sachs kreeg hem in 1966.

Na de oorlog werden kinderliteratuur en detectives toonaangevend. Ook lyriek van troubadours en popmuzikanten, poëzie en drama werden belangrijk. Schrijfster Astrid Lindgren (1907-2002) is toonaangevend in de wereld van de kinderliteratuur. Ze verwierf faam met haar verhalen over vrijgevochten kinderen, met het meisje Pipi Långstrump (Langkous) als tophit. Ze zijn in meer dan 60 talen vertaald. Ze verzon de verhalen voor haar dochtertje Karin en besloot kort na de oorlog om ze op te schrijven. Daarmee doorbrak ze de vooroorlogse plicht tot moralisme in de kinderliteratuur (wellicht zou Pipi Langkous nu stempels opgedrukt krijgen als ADHD en/of PDD NOS kind wanneer ze in handen van psychologen zou vallen omdat ze erg druk en ongezeglijk is en kind wil blijven). Onder de andere succesvolle titels van Lindgren vallen de 12delige serie “Emil i Lömmeberga” (Michael van de hazelhoeve) en “de gebroeders leeuwenhart” met dood, verraad, tirannie, verzet, platonische liefde. moed en pacifisme als thema’s (beide vertaald in 44 talen), Mio mijn mio, Karlsson op het dak, Ronja de Roversdochter en 3 boeken over Kalle Blomkvist, een jongetje in de rol van detective. Met ruim 145 miljoen verkochte boeken wereldwijd in 95 talen is ze de meest verkochte Zweedse auteur en in 2010 stond ze 25e op de wereldranglijst van meest verkochte vertalingen. Buiten dat zijn veel van haar boeken verfilmd of voor TV bewerkt. Haar begrafenis in Stockholm bracht 100.000 mensen op de been. Jan Lööf (1940, o.m. de komische strip Felix, een soort Zweedse kuifje) is een belangrijke hedendaagse schrijver op dit vlak.

De Zweedstalige Finse Tove Marka Jansson (1914-2001) werd in Nederland bekend met haar stripfiguur, de trol Moem, die vroeger in de Volkskrant stond.

De Zweedse detectiveschrijvers voerden na de oorlog geen Britse of Amerikaanse, maar eigen Zweedse rolmodellen op en dat heeft ze geen windeieren gelegd. Als eersten kwamen in de 60er jaren Maj Sjöwall en Per Wahlöö (1926-1976) met hun held Martin Beck. Het meest succesvol is Henning Mankell (geb. 1948) met zijn Kurt Wallander serie. Er zijn wereldwijd meer dan 25 miljoen boeken van verkocht in tegen de 40 talen en naar schatting 130 miljoen mensen hebben wel eens een film of TV aflevering over Wallander gezien. Ook de plaats Ystad, waar de serie zich afspeelt, vaart er wel bij. Mankell schrijft niet alleen detectives. Ook zijn titel “Comedia infantil” over een jongen in een Afrikaanse sloppenwijk werd goed ontvangen. In 2008 was Stieg Larsson (1954-2004) de op één na best verkopende auteur ter wereld. Hij schreef aanvankelijk sciencefiction en publiceerde een boek over rechts extremisme in Zweden, maar van zijn detectiveserie “millennium trilogie” zijn ruim 27 miljoen exemplaren verkocht in ruim 40 landen. Ook de verfilming trok een groot publiek en bracht veel op. De hoofdpersoon, onderzoeksjournalist Mikael Blomkvist, kreeg van collega’s de bijnaam Kalle naar de hoofdpersoon in de detectives van Astrid Lindgren, het vrouwelijke karakter Lisbeth Sallander heeft veel weg van een hedendaagse Pipi Langkous en sommige waarnemers zien parallellen met de wikileaks affaire rond Assange (hoewel Larsson daar uiteraard geen weet van had). Onder de bekende Zweedse detective schrijvers vallen ook Jan Guillou (series rond spion Carl Hamilton en tempelier Arn Magnusson), Liza Marklund, Kerstin Ekman, Åke Edwardson en Håkan Nesser. Veel Zweedse detectives zijn verfilmd of op TV verschenen.

Nog niet genoemde auteurs in de top10 titels van de 20e eeuw in Zweden zijn Per Anders Fogelström (1917-1998), schrijver dichter Frans G Bengtsson (1894-1954, met o.m. Vikingen als thema) en Göran Tunström (1937-2000). Ook van hen is veel werk vertaald. Over de belangrijkste moderne dichters van balladen en popmuziek is hierboven info te vinden onder muziek. Daaruit valt op te maken dat de 18e eeuwse dichter troubadour componist Carl Michael Bellman een hoofdrol vervulde als inspirator. De metafysische poëet Tomas Tranströmer (geb. 1931) wordt wel gezien als grootste Zweedse dichter van de 20e eeuw. Begin jaren 90 verloor hij zijn spraakvermogen en raakte hij halfzijdig verlamd door een hersenbloeding. In 2011 kreeg hij de Nobelprijs voor de literatuur. Öyvind Fahlström (1928-1976) en Åke Hodell (1919-2000) vallen onder de avant-garde van de 60er jaren. In de 70er jaren kwam daar de beat traditie uit de VS bij en vanuit die achtergrond kwam de bekendste hedendaagse dichter Bruno K Öijer op. Povel Ramel, Kar de Mumma en het Hasseåtage duo dat bestond uit Hans “Hasse” Alfredson en Tagen Danielsson (1928-1985) zijn belangrijke komedianten uit de 50er t/m 80er jaren die hun eigen teksten schreven. Onder de gelauwerde toneelschrijvers vallen Lars Norén, Per Olav Enquist en Staffan Göthe en onder de jongere schrijvers (geen detectives) Jonas Gardell (gay, tevens stand up komediant), John Ajvide Lindqvist (horror, korte verhalen) en Maria Ernestam. De Zweedse literatuur vormt een voorname inspiratiebron voor de cinema. Ook de Zweedse theaterindustrie is nauw verweven met de film. Schrijver, dichter en komediant Tage Danielsson regisseerde bijv. een aantal films. De belangrijkste jaarlijkse literaire prijzen (naast uiteraard de Nobelprijs) zijn de door de Zweedse academie uitgereikte en in 1951 ingestelde Doblougprijs voor Zweedse en Noorse literatuur van ±€15.000 (sinds 1985 gedeeld door 2 auteurs p/j) en de Selma Lagerlöf prijs (sinds 1984, rond €10.000). Onder de recente nog niet genoemde winaars  valt o.m. poëzie, roman en essayschrijver Lars Gustafsson (geb. 1936).

Cinema en acteurs/ actrices

Zweedse films stonden lang bekend vanwege hun introverte karakter (traag tempo, oog voor landschappen en symboliek), maar daar kwam op den duur meer variatie in. De meer recente bijdrage van filmers uit immigrantenlanden vormde mede in die zin een verrijking. Het werk van Selma Lagerlöf was de belangrijkste inspiratiebron voor de pioniers van de stomme film. Acteur, scenarioschrijver en regisseur Victor Sjöberg (1879-1960, uitspraak: gjeuberj) bracht zijn jeugd in de VS door. De joods Finse regisseur Mauritz Stiller trok in de 20er jaren met zijn getalenteerde leerling Greta Louise Gustafsson (1905-1990) vanuit Stockholm naar Hollywood en bedacht voor haar de artiestennaam Greta Garbo. Ze werd een icoon van o.m. de stomme film en bleef actief tot 1941. In Hollywood ontmoette ze o.m. haar landgenoot Lars Hanson als tegenspeler. Aan het eind van zijn leven was Sjöberg zelf acteur, o.m. in de film Wilde aardbeien uit 1957 van Ingmar Bergman (1918-2007). Die verwierf in de westerse wereld kult en icoonstatus, maakte zijn films tussen 1949 en 1982 en schreef daarna nog diverse scripts. Cameraman Sven Nykvist (1922-2006) leverde een belangrijke bijdrage aan de sfeer van Bergman films. Hij filmde later ook wel voor Woody Allen en Roman Polansky. Ingmar B is geen familie van filmactrice Ingrid Bergman (1915-1982) die het bracht tot op 3 na grootste vrouwelijke filmster aller tijden binnen de Amerikaanse cinema. Wel speelde ze in één film van haar naamgenoot (herfstsonate uit 1987) met Liv Ullmann (oorspronkelijk een Noorse) als tegenspeelster. Deze vervulde hoofdrollen in beduidend meer Bergman films. Max von Sydow (geb. 1929) speelde in de Bergman film “het 7e zegel” uit 1957 een potje schaak met de duivel. Hij deed ook mee in “wilde aardbeien” en verwierf faam met bijv. de rol van Jezus in “the greatest story ever told” en die van de duivel bezwerende pater Merrin in “de exorcist”. T/m 2010 speelde hij in bijna 120 films, waaronder de verfilming door Jan Troell van het boek “de emigranten” van Vilhelm Moberg. Al eerder verfilmde Troell de half autobiografische roman “dit is je leven” van de eveneens sociaal bewogen schrijver en Nobelprijswinnaar Eyvind Johnson. De eveneens linkse en taboe doorbrekende Vilgot Sjöman (1924-2006) droeg in de 60er jaren bij aan de latere seksuele vrijheid in Zweedse films. Een andere invloedrijke naoorlogse filmer was Bo Widerberg (1930-1997; bekendste titels “Ravens end” en “Ådalen 31”).

De belangrijkste regisseur van de bijna 60 verfilmingen van werk van Astrid Lindgren tussen 1947 en 2002 (merendeels Pipi Langkous films) is Ole Hellblom (1925-1982). Na zijn dood regisseerden o.m. Lasse Hallström, Tage Daniëlsson en Daniël Bergman (geb. 1962, zoon van…) er een aantal. In de hedendaagse film spelen komische elementen duidelijk een grotere rol. Zo is het werk van Roy Andersson (geb. 1943, Swedish love story, Songs from the second floor, You the living, korte en reclamefilms) wel beschreven als Bergman slapstick. Lasse Hallström (1946) maakte o.m. muziekvideo’s en promofilms voor ABBA. O.m. zijn prijswinnende films “my life as a dog”, “de regels van het ciderhuis” en “chocolat” zijn humoristisch. Lukas Moodysson (1969, zowel links feministisch als diep christelijk) is nogal een buitenbeentje en een was oorspronkelijk dichter. Hij wilde zich toegankelijker maken door te gaan filmen en brak in 1998 door met de film “show me love” (oorspronkelijke titel : fucking Åmal, naar het dorpje waar het zich afspeelt) over 2 pubermeisjes die tot over hun oren verliefd worden. Zijn films bevatten provocerend seksuele, verhalende en interculturele elementen. De Syrisch Libanese Zweed Josef Fares (1977, thema: multicultureel Zweden) houdt met zijn film “Jala, Jala” de autochtone Zweden een lachspiegel voor rond hun feminiene individualistische cultuur zonder machtsafstand. De uit Iran afkomstige Reza Parsa (1968) maakte o.m. de humoristische film Dalecarlians die zich in de afgelegen regio Dalarna afspeelt. In 2008 werd de romantische vampier film “Let the right one in” van Tomas Alfredson (1965) wereldwijd goed ontvangen. Hij regisseerde ook de verfilming van deel 2 en 3 van de Millennium trilogie van Stieg Larsson. De verfilming van deel 1 door de Deen Niels Arden Oplev had het meeste succes. Michael Nyqvist speelt de hoofdrol van onderzoeksjournalist Mikael Blomkvist en Noomi Rapace, van vaders kant met Spaans Gitanos (zigeuner) bloed, die van tegenspeelster Lisbeth Salander. De rol van detective Kurt Wallander (van Henning Mankell) wordt in films vertolkt door Rolf Lassgård en op TV door Krister Henriksson. Het in 1963 opgerichte Zweedse filminstituut steunt de filmindustrie met subsidies en promoot haar. Verder reikt het de jaarlijkse filmprijs Goldbagge Award uit.

Denkers, wetenschappers en de Nobelprijs

Onder de beroemde Zweedse wetenschappers van voor de instelling van de Nobelprijs vallen de 17e eeuwse ontdekker van het lymfestelsel Olaus Rudbeck (1630-1702, een voorouder van Nobel) en werktuigbouwkundige Christoffel Polhem (vader van de Zweedse mijnbouw). M.n. in de 18e eeuw leefden wetenschapper, filosoof en theoloog Emanuel Swedenborg (http://www.swedenborggenootschap.nl/), astronoom Anders Celsius (temperatuurschaal), botanicus Carl Linnaeus (Latijnse classificatie systemen), chemicus Carl Wilhelm Scheele (ontdekker van en aantal elementen en verbindingen) en botanist Eva Ekeblad. Ze was het eerste vrouwelijke lid van de in 1739 door o.m. Linnaeus opgerichte koninklijke Zweedse academie van wetenschappen (KVA). Commissies ervan reiken prijzen uit met de Nobelprijzen voor natuur en scheikunde als belangrijkste. Jöns jacob Berzelius (1779-1848) bedacht o.m. de symbolen voor chemische elementen en was zo medegrondlegger van de moderne scheikunde. De natuurkunde meeteenheid Ångström is vernoemd naar de 19e eeuwse spectroscoop Anders Jonas Ångström en de Rydberg formule voor het meten van de golflengte van fotonen stamt van Johannes Rydberg (1854-1919). De Stockholm school van economen bracht zijn tijdgenoot Knut Wichsell voort waardoor o.m. Keynes zich liet inspireren. Ook Nobelprijs winnaar van 1974 Karl Gunnar Myrdal (1898-1987, tevens socioloog, politicus en inspirator van polemoloog prof. Bert Röling) wordt tot deze school gerekend.

Op http://nobelprize.org/ is info te vinden over de wereldwijd zeer prestigieuze Nobelprijzen. Ze zijn genoemd naar de Alfred Nobel, de uit­vinder van het dynamiet. Van deze uitvinding is hij schatrijk geworden en de prijzen wor­den betaald uit de rente op zijn nalatenschap. Ze zijn ingevoerd in 1901 en worden jaar­lijks uitgereikt in Stockholm. Er zijn Nobelprijzen voor wetenschap (chemie, medicijnen, economie, natuurkunde), literatuur en vrede. De eisen van Nobel in zijn testament dat de prijs gegeven moest worden aan maximaal 3 personen die in het jaar van uitreiking op het betreffende gebied het meeste hebben betekend voor de mensheid hebben wel eens tot omissies geleid. Daardoor heeft het Nobelcomité besloten iets meer tijd in acht te ne­men zodat sommigen langer op erkenning moeten wachten. De Nobelprijs werd 29 keer toegekend aan Zweden, waaronder 8 x de prijs voor de literatuur (zie hierboven). De 5 Zweden die de prijs voor de vrede kregen zijn journalist, parlementariër en oprichter van de oudste pacifistische NGO ter wereld SPAS Klas Pontus Arnoldson (1908), de eerste socialistische premier van Zweden Hjalmar Branting (in 1921, gedeeld; voor zijn werk in de Volkenbond, de vooroorlogse VN), medeoprichter van de oecumenische beweging aartsbisschop Nathan Söderblom (in 1930), diplomaat en secretaris generaal van de VN Dag Hammaskjöld (in 1961; als enige postuum nadat zijn vliegtuig verongelukte op vredesmissie naar Kongo) en sociologe en politica Alva Myrdal (in 1982; echtgenote van Gunnar Myrdal, voor haar bijdrage aan ontwapening).

De resterende 16 Zweden kregen een prijs voor wetenschap. Daarvan wonnen er 6 de prijs voor geneeskunde en fysiologie met als eerste Ragnar Granit in 1967 voor zijn oogonderzoek. Daarna volgden Ulf van Euler (1970, research rond neurotransmitters), Torsten Wiesel (in 1981, gedeeld; visuele informatieverwerking), Bengt I Samuelsson en Sune K Bergström (1984, de hormoonachtige prostaglandinen) en Arvid Karlsson (1982, dopamine en ziekte van Parkinson). De 4 winnaars van de prijs voor natuurkunde zijn uitvinder van de gasboei Gustav Dalén (in 1912, zijn uitvinding zou menig zeeman rust geven als zichtbaken maar werd hem bijna noodlottig en ontnam hem het zicht), Manne Siegbahn (in 1924, röntgenspectroscopie), diens zoon Kai (in 1981, gedeeld; lasertechniek) en Hannes Alfvén (in 1970; megnetohydrodynamica: MHD). De 4 winnaars van de prijs voor chemie zijn de grondlegger der fysische chemie Svante Arrhenius (in 1903 de eerste Zweedse Nobelprijs winnaar), Theodor Svetberg (in 1926 voor zijn bijdrage aan ultracentrifuge onderzoek), diens getalenteerde assistent Arne Tiselius (1948, analyse van eiwit) en Hans von Euler-Chelpin (in 1929, fermentatie onderzoek). Na Gunnar Myrdal won Bertil Ohlin in 1977 de prijs voor economie (gedeeld) voor theorieën over internationale handel en kapitalistengedrag.

Cultuurbeleid, bestedingen, betekenis en deelname

Op http://www.culturalpolicies.net/web/index.php (compendium) is info te vinden over het Zweeds cultuurbeleid. De basis van de culturele infrastructuur werd voornamelijk gelegd door kerk en koningshuis (m.n. in de 17e en 18e eeuw). Vanaf de 19e eeuw nam de civiele overheid (aanvankelijk met frisse tegenzin) geleidelijk functies over en deed de invoering van de leerplicht langzamerhand haar invloed gelden. In de 20e eeuw leverde de opkomst van (uitzend)media een belangrijke bijdrage. M.n. vanaf 1990 werden immigratie en ICT ontwikkelingen factoren van betekenis. Vanaf de 30er jaren won via de democratische welvaartstaat het idee terrein dat cultuur voor iedereen toegankelijk hoort te zijn. Zo werd in 1934 een rondreizend staatstheater in het leven geroepen. In de 50er en 60er jaren werden instellingen gemoderniseerd en kwamen er nieuwe bij zoals een auteursfonds uit door de overheid gesubsidieerde leenrechten van openbare bibliotheken, rondreizende instituten voor kunst en muziek, het filminstituut en onderwijsinstellingen als gemeentelijke muziekscholen en kunst en dramascholen van overheidswege. Ook werd steeds meer gedecentraliseerd en de invloed van lagere overheden, sponsoring, commercie en beroepsclubs nam toe. Via de cultuurwet van 1974 werd een nationale raad voor cultuurzaken opgezet (later omgedoopt tot Zweedse kunstraad) en kregen regio en gemeenten meer geld. Tussen 1973 en 2000 verdubbelden de cultuuruitgaven. Het huidige ministerie van cultuur gaat tevens over sport en religie. Als Scandinavisch land voert men individuele zelfontplooiing hoog in het vaandel. In 1996 werden naast bereikbaarheid voor iedereen (bevorderen van cultuuronderwijs, internationale uitwisseling, verscheidenheid en vernieuwing), behoud en gebruik van cultureel erfgoed en vrijheid van expressie (onafhankelijke cultuurinstellingen) als beleidsdoelen geformuleerd en deze gelden ook nu nog. De nieuwe centrumrechtse regering heeft het illegaal downloaden aan banden gelegd, een potje in het leven geroepen voor cultureel ondernemerschap en de gratis toegang tot musea voor jongeren tot 20j verlengd. Ze steekt ook extra geld in cultuureducatie op basisscholen.

In 2009 werkten relatief veel Zweden in de kunst, recreatie en amusementssector (2,2% van de werknemers, EU15 1,5%; 4,5% van de zelfstandigen, EU15 2,8%; Eurostat). Tussen 2002 en 2008 lagen de overheidsuitgaven p/j aan recreatie, cultuur en religie met ±1% van het BBP rond het Eu15 gemiddelde (1% in 08; EU15 1,1%; bron Eurostat). In 2008 ging 0,4% naar recreatie en sport en 0,6% naar culturele diensten. De uitgaven bedroegen toen €3,4 miljard (-1,2% t.o.v. 07). Cultuur kreeg volgens Compendium in 2007 €2,3 miljard van de overheid. Daarvan ging 45,5% naar de centrale overheid, bijna 13% naar de regio en de rest (41,5%) naar de gemeenten. In 2005 bedroegen ze per hoofd €220 (bij top3 EU). Van het geld van de centrale overheid ging het meeste (32% in 2007) naar volwassenen educatie, 14% naar musea en exposities en 13% naar theater en dans. De regio geven het meeste uit aan theater en dans (27%,) en de gemeenten aan openbare bibliotheken (40%, cultuur en muziekscholen 20%). In 2005 kregen naar EU maatstaf podiumkunsten en musea/ archieven (beide 19%) en film/ video (3%) relatief veel en bibliotheken (3%) en beeldende kunsten (1%) weinig. Huishoudens gaven in 2009 veel uit aan recreatie en cultuur (11,5% van hun budget; -1% t.o.v. 08; EU15 9,3%, gelijk aan 08; in 2005: audiovisueel/ ICT 2 om 1,8%, ander duurzame gebruiksartikel 0,8 om 0,4%, tuinen/ huisdieren 2,3 om 2%, diensten 4,1 om 3,2%, leesvoer 1,3 om 1,6%; pakketvakanties 1,2 om 0,5%; bron Eurostat).

Qua betekenis moeten naar EU maatstaf veel Zweden bij het begrip cultuur denken aan kunsten (uitvoerend/ visueel 75%, EU27 39%); dichters en schrijvers (29 om 24%), musea (14 om 11%) en overige zaken (11 om 7%) en naar verhouding weinigen aan kennis en wetenschap (4 om 18%), onderwijs en opvoeding (3 om 20%), levensstijl en manieren (6 om 18%) of waarden en geloof (6 om 9%, bron EB 278, wave 67, veldwerk in 2007). Het volksdeel dat cultuur voor zichzelf belangrijk vond (76%) of er in geïnteresseerd was lag rond de Eu27 normaal (eigen cultuur 69%; Europese cultuur 56%; wereldcultuur 53%). Op een 6 tal redenen om niet aan cultuur deel te nemen scoorden de Zweden op tijdgebrek (52%, EU27 42%) en gebrek aan keus/ slechte kwaliteit (19 om 16%) boven en op de 4 andere opties onder gemiddeld (gebrek aan: interesse 23 om 27%, geld 21 om 29%, info 11 om 17%, kennis 5 om 13%). Andere redenen kwam ook hoog (6 om 3%). Het gebruik van internet om bestanden uit te wisselen lag iets onder de EU normaal (22 om 26%) en het gebruik om gratis muziek (25%) of films en TV (17%) te downloaden, via webcam te communiceren (13%) of te bellen (12%) lag daar vrijwel op. Bij 14 andere gebruiksopties lag het er boven en bij 12 ervan viel met onder de top3 van de EU (e-mailen 85 om 68%, bezoek gespecialiseerde kennis en cultuurwebsites 40 om 24%, foto’s mailen 55 om 36%, info over: vakantie/ onderdak 65 om 42%, sport/ vrije tijd 52 om 41%, cultuurproduct/ evenement 60 om 42%; aankoop van die producten 52 om 30%, krant lezen 69 om 39%, eigen website/ blog maken 14 om 9%, blog bezoeken 24 om 13%, TV kijken 18 om 9%, radio luisteren 44 om 28%). Het gedeelte voorstanders van gratis cultuur om deelname te stimuleren was boven gemiddeld (87 om 82%). De tabel hierna geeft info over cultuur deelname (minstens eens p/j) in Zweden, NL, België en de EU27 in 2007 volgens EB 278. Ze ligt in Zweden erg hoog; bij alle 10 actieve vormen het hoogst binnen de EU en bij de passieve vormen viel ze op bezoek sportevenement na onder de top3 van de 27 EU landen.

Bezoek in 2007 in %

ZW

NL

BE

EU

Ballet, dans, opera

26

18

17

18

Bioscoop

71

62

54

51

Theater

47

58

33

32

Sportevenement

54

49

43

41

Concert

53

43

40

37

Openbare bibliotheek

70

24

37

35

Historisch monument

75

71

54

54

Museum of galerie

62

39

42

41

Deelname in 2007 in %

Cultuur op radio/ tv meebeleven

88

84

79

78

Boek lezen

87

84

65

71

Muziekinstrument bespelen

26

19

11

10

Zingen

40

21

15

15

Acteren

8

7

3

3

Dansen

36

22

20

19

Schrijven (tekst, poëem)

35

25

19

12

Handenarbeid, tuinieren

77

43

52

36

Fotograferen, filmen

65

36

32

27

Tekenen, schilderen, ontwerpen

34

31

21

16

Via http://en.wikipedia.org/wiki/Category:Swedish_culture is basisinfo op te halen over cultuur thema’s. De website http://www.sweden.se/ biedt onder lifestyle ingangen tot hedendaagse ontwikkelingen. Via http://www.visitsweden.com/zweden/ is info te vinden over evenementen en voorzieningen.