Cultuur in engere zin (vruchten der beschaving)

Erfgoed, architectuur, beeldende en volkskunst

Op http://www.slovenia.info/?home=0 is o.m info te vinden over meer dan 300 bouwwerken in Slovenië. Een andere bron (naast wikipedia) vormt de overheidsuitgave Facts about Slovenia (6e editie april 09). De grotten bij Škocjan staan als enige object in Slovenië op de Unesco werelderfgoed lijst. Veel vooraanstaande Slovenen op het vlak van cultuur werden in Wenen opgeleid. Het oudste prehistorische artefact is een 43.000 jaar botfragment van een holenbeer met 2 ronde gaten waar precies een vinger op past. De Slovenen zijn er van overtuigd dat het een fluit betreft die werd gemaakt door een Neanderthaler. Ze noemen het de divje babe fluit naar de vindplaats bij Cerkno. Deze duiding is onder niet Slovenen omstreden. Uit Sloveense rivieren zijn artefacten te voorschijn gekomen van Kelten en Romeinen. Tot de andere Romeinse vondsten behoren aardewerk, wapens, juwelen en resten van een haven. Onder de ruim 200 musea vallen een nationaal en een etnografisch museum en het prijswinnende museum rond het Šoca front uit WOI in Kobarid. Aan architectuur herbergt het land veel kastelen, landhuizen, kloosters en kathedralen/ kerken. De bekendste kastelen staan in Ljubljana (Ljubljanski grad), Ptuj, Celje en bij de Postojna grot (het Predjama kasteel; Predjamski grad). Bij het laatste kasteel doet men ieder jaar in juli de middeleeuwen herleven. Tot de belangrijke landhuizen behoort Grad Tivoli in Ljubljana, een alleraardigst optrekje dat keizer Franz Jozef I kocht en vervolgens cadeau deed aan maarschalk Radetzky. Die renoveerde het in de neoklassieke stijl. Bekende kathedralen zijn o.a de barokke St. Nicolaas kathedraal van Ljubljana (met restanten van oudere stijlen) met haar kenmerkende groene koepel en dubbele toren en de gotische kathedraal van Maribor. De barokke architectuur heeft het duidelijkst een stempel gedrukt op Slovenië.

Doordat Slovenië altijd een arm land was kwamen pas in de 19e eeuw architecten op die internationaal invloed kregen. Voorbeelden zijn art nouveau exponenten Max Fabiani en Ciril Metod Koch (beide rond 1900). Jože Plečnik (1872-1957) is de be­lang­rijkste Sloveense architect. Hij werkte o.m in Wenen en Praag, combineerde klassieke tradities met volkskunst en werd zo beeldbe­palend voor de hoofd­stad dat ze wel het Ljubljana van Plečnik is genoemd. Er is o.m een naar hem vernoemd architectuurmuseum. Tot zijn nalatenschap behoren ook het parlementsgebouw (het Sloveense eurodubbeltje toont een niet verwezenlijkt ontwerp), de nationale en universiteitsbibliotheek, de 3 Tromostovje bruggen en de Žale begraafplaats met haar indrukwekkende monumentale ingang. Plečnik wordt samen met Ivan Vurnik (1884-1971) en de Sloveens Italiaanse architect Boris Podrecca (geb. 1940) gezien als voorloper van het postmodernisme. Tot het bekendste werk van Vojteh Ravnikar (1943) behoort het nationaal theater in Nova Gorica. Architect/ kunstenares Mar­jetica Potrč (1953) won diverse internationale prijzen. Typerend voor haar visie, waarin duurzaamheid en participatie van betrokkenen voorop staan, is een ecotoilet in een arme wijk in de Venezolaanse hoofdstad Carácas.

Ook qua beeldende kunst kregen Slovenen vanaf de 19e eeuw internationale bekendheid. Anton Ažbe was een exponent van de Nazareners, een 19e eeuwse Duitse religieus patriottische kunststroming. Rond de 20e eeuwwisseling kwam een groep impressionistische schilders op, met als bekendste de leerling van Ažbe Rihard Jakopič (naar hem is de belangrijkste Sloveense kunstprijs vernoemd) en Ivan Grohar (de schilder van de zaaier die op de Sloveense eurostuiver staat afgebeeld). Andere bekende kunstenaars zijn Ivana Kobilca (1861-1918; realisme, veel portretten) en Anton Gojmir Kos (1896-1970; expressionisme, realisme). Uit de uit 5 naoorlogse kunstenaars bestaande groep Irwin komt multimediagroep Neue Slovenische Kunst voort met haar postmoderne beeld­houw, schilder, theater en muziekvideokunst. De leden signeren hun producten nooit persoonlijk, maar altijd met een stempel van de groep en verzorgden o.m een performance op het rode plein in Moskou. Zoran Mušič (1909-2005) wordt wel beschouwd als de meest prominente Sloveense schilder. Oorlog en etnische conflicten hebben veel invloed gehad op zijn werk. De belangrijkste kunstmusea zijn het nationaal museum en het museum voor de moderne kunst.

Net als veel Centraal en Oost Europese volken waren de Slovenen gedurende het grootste deel van hun geschiedenis onderdeel van een grotere natie. Daadoor worden de eigen taal en folkloristische cultuurtradities (die op West Europeanen soms wat oubollig overkomen) gekoesterd als belangrijkste voertuig voor het behoud van de nationale iden­titeit. Tot die tradities behoren diverse vormen van ambachtelijke volkskunst; waaronder borduren, kant­klossen en de bewerking van hout, klei, glas of stro. Enkele typisch Sloveense ambachtelijke uitingen zijn het kunstig beschilderen van hooirekken (kozolec) en bijenkorven (op­gekomen in de 18e eeuw) en het vervaardigen van klompschoenen en accordeons. Onder de kenmerkende bezienswaardigheden vallen ook rieten daken in Prekmurje, oude graanschuren en dorpsputten.

h4 align=”justify”>Podiumkunsten

De bekendste klassieke componist die Slovenië voortbracht is renaissance componist Jacobus Gallus (1550-1591); ook bekend onder de Duitse naam Jakob Handl. Hij schreef veel kerk en koormuziek en stond reeds tijdens zijn leven in hoog aanzien. In de 19e eeuw kwam onder Slovenen, die toen een minderheid in eigen land vormden, romantische klassieke muziek op. Componist Slavko Osterc werd een muzikale exponent van het vroeg 20e eeuwse impressionisme. In de 60er jaren werd naar het Sloveens filharmonisch orkest naar hem vernoemd met o.m componist Ivo Petrić als dirigent. De avant-garde componisten Primož Ramovš (1921-1999, leerling van Petrić) en de in Frankrijk geboren Vinko Glabokar (bekendste werk de opera L’ Armonia naar een ultraconservatieve 19e eeuwse Italiaanse krant die tegen de Italiaanse eenheid was) werden ook bekend buiten Slovenië. Bekende solo musici uit het land zijn pianiste Dubravka Tornšič, fluitiste Irena Grafenauer, tenor Janez Lotrič en mezzo sopranen  Marjana Lipovšek en Bernardsa Fink. In de Sloveense volksmuziek, die een hoog Tirol gehalte kent, zijn de accordeon, citer en panfluit veel gebruikte instrumenten. Onder de genres vallen close harmony koorzang van het platteland en m.n de polka en wals die bijv ten gehore worden gebracht via velike goslarije (big bands). Schlagerzanger Slavko Avsenik met zijn ensemble vormt ook over de eigen grens de bekendste exponent. Voor wie dit genre oubollig vindt zijn er alternatieven in de vorm van het trio Trutamora Slovenica (Sloveense hommel http://www.vlier.net/clips/sloveens.wmv) en de bekendste Sloveense popmuziek exponenten accordeonist Bradko Bibič, gothic rockbands Laibach en Siddharta en party techno en techno house DJ’s Umek en Valentino Kanziani.

Het theater vormt een belangrijke hoeksteen van de Sloveense identiteit. In 1789 was de première van het 1e toneelstuk in het Sloveens van toneelschrijver Anton Tomaž Linhart. Het Sloveens theater stond in Joegoslavië en daarbuiten in hoog aanzien. Daarbij vertegenwoordigde Mile Korun een herinterpretatie van het klassieke theater en schrijver directeur Dušan Jovanović was meer experimenteel. Bekende hedendaagse exponenten zijn Vito Taufer, Tomaž Pandur en Matjaž Pograjc. De Sloveense moederbij is een beroemd en reeds meer dan 100 jaar oud thea­ter­gezelschap. Iztok Kovač en Matjaž Farič kregen internationaal erkenning vanwege hun dansproducties. De groep Narabov is bekend in de wereld van het improvisatietheater.

Literatuur, dichtkunst en cinema

De liturgische 10e eeuwse Friesing manuscripten (Brižinski spomeniki) vormen de vroegst bekende tekst in het Sloveens. Primož Trubar (afgebeeld op de Sloveense 1 Euromunt), Adam Bohorič en Jurij Dalmatin waren vooraanstaande protestanten die rond 1550 de basis legde voor de Sloveense literatuur via religieuze geschriften (waaronder een bijbelvertaling) en grammaticaboeken. Janez Vajkard Valvasor (1641-1693) schreef een zeer uitgebreide natuurwe­tenschappelijke encyclopedie over Slovenië en de Slovenen. Pas tegen het eind van de 18e eeuw verscheen onder invloed van de verlichting de eerste literatuur in de vorm van vertalingen. De romantiek vormde een voedingsbodem voor de nationale dichter France Prešeren (1800-1849). Met zijn lyrische poëzie en humane wereldbeeld leverde hij een belangrijke bijdrage aan het nationale bewustzijn. Een gedicht van hem werd gekozen als tekst voor het Slo­veense volkslied en er is een nationale feestdag naar hem genoemd. Ivan Cankar (1876-1918) werd een Sloveense exponent van symbolisme en impressionisme. Hij schreef m.n korte verhalen en drama, richtte zich sterk op sociale, nationale en morele kwesties en was een pleitbezorger voor de samenwerking van Slovenië met andere Balkanlanden. Mede dankzij zijn oriëntatie op West-Europa be­hoorde hij rond de 20e eeuwwisseling tot de belangrijke Europese auteurs en veel van zijn werk is in meerdere talen vertaald.

De expressionistische dichter Srečko Kosovel (1904-1926) is wel betiteld als “de Sloveense Rimbaut”. Tussen 1927 en 1937 werkte perfectionist Vladimir Bartol (1903-1967) aan zijn roman Alamut. Dit als waarschuwing tegen het opkomende fas­cisme in Duitsland en Italië bedoelde boek is sinds 11 septem­ber 2001 weer erg actueel. De roman gaat over Hassan Ibn Saba, de leider van een Per­zische sekte die zijn volgelingen tot massale zelfmoordterreur aanzette tegen de Turkse bezetter door ze het martelaarsparadijs voor te spiegelen en is in 19 talen ver­taald. De Europese spanning tussen totalitarisme en individualisme resoneerde sterk in het werk van schrijver dichter Edvard Kocbek (1904-1981). Tot de naoorlogse auteurs die over de grenzen bekend zijn behoren schrijver, essayist en toneelschrijver Drago Jan­čar (geb. 1948), de dichters Dane Zajk en Thomaž Šalamun en de schrijvers Lojze Kovačič en Aleš Debeljak.

Men beschouwt 1905 als het geboortejaar van de Sloveense cinema. Metod Badjura was de belangrijkste vooroorlogse filmmaker. De naoorlogse filmproductie had een politiek doel en kreeg staatssteun. De eerste geluidsfilm Na svoji zemlji (In ons land) dateert uit 1948. In de Joegoslavische periode werden zo’n 100 films gemaakt met France Štiglic, Jože Gale, Matjaž Klopčič en Boštjan Hladnik als belangrijkste contribuanten. Sinds 1994 wordt het filmen deels gesubsidieerd vanuit een Sloveens filmfonds. Jan Cvitkovič won met zijn film brood en melk in 2001 een prijs op het filmfestival van Venetië. Andere succesvolle filmmakers zijn Metod Pevec, Damjan Kozole en Janez Burger.

Denkers en wetenschappers

De bekendste Sloveense denkers zijn de roomse filosoof en essayist Milan Komar (1921-2006, m.n bekend in Latijns Amerika en Spanje, mede doordat zijn werk tijdens het communisme verboden was in Slovenië), fenomenoloog Ivo Urbančič (geb. 1930; Heidegger, Nietsche, systeemtheorie, conservatief liberalisme) en Slavoj Žižek (1949) die m.n werd beïnvloed door Hegel, Marx en psychoanalyticus Lacan (achtte de theorie van Freud op de maatschappij van toepassing). Een belangrijk uitgangspunt van Žižek is dat de postmoderne keuzevrijheid de mens onvrij en halfslachtig in zijn keuzes maakt.  Hij biedt o.m inzicht in de politieke verhoudingen in de wereld en in de overtrokken rol van populisme, paranoia en narcisme in de huidige samenleving. Onder de beroemde Sloveense wetenschappers vallen chemicus en Nobelprijswinnaar Friderik Fritz Pregl (1869-1930), wis en natuurkundigen Jurij Veha (18e eeuw) en Jožef Stefan (19e eeuw), de 19e eeuwse taalkundige Franc Miklošič, socioloog Thomaž Luckmann (1927) en de erg visionaire ruimtevaartdeskundige Herman Potočnik (1892-1929).

Cultuurbeleid, bestedingen, betekenis en deelname

Volgens http://www.culturalpolicies.net/web/index.php werd het cultuurbeleid tot 1953 sterk bepaald door de communistische partij en daarna tot 1974 door een in chaos uitmondend halfslachtig gedecentraliseerd staatsbeleid. Daarna volgden pogingen om de decentralisatie meer functioneel te maken. Vanaf 1990 kreeg de eigen overheid meer in de melk te brokkelen. De staatsinvloed bleef groot en cultuur had geen hoge prioriteit. Belangengroepen verloren invloed ten gunste van commissies van experts en gemeenten die opkwamen voor hun eigen toko zodat gedeelde belangen niet uit de verf kwamen. Ook werd er veel geprivatiseerd en trad vercommercialisering op (grote rol van bezoekeraantallen en deelname). De 25 cultuurcentra die na WOII werden ingesteld bleven een hoofdrol vervullen. Naast de staat hebben de gemeenten een hoofdrol in de uitvoering (een provincie structuur moet in Slovenië nog worden opgezet). Sinds 2007 krijgt men meer Europees geld. Erfgoed en wat bestaat speelt een belangrijke rol in het beleid. Er is weinig ruimte voor steun aan nieuwe en onafhankelijke initiatieven. De overheid kent een filmfonds, een cultuurfonds voor m.n amateur activiteiten en een boekenagentschap. Om het publiek een stem te geven zijn een cultuurkamer en een door het ministerie van cultuur benoemde nationale raad van cultuur ingesteld.

Tussen 2000 en 2007 lagen de overheidsuitgaven aan recreatie, cultuur en religie rond 1,1% van het BBP per jaar (EU27 gemiddelde; bron Eurostat). De cultuur uitgaven per hoofd p/j stegen tussen 2002 en 2007 flink; i.e van €92 naar €135. In 2007 werd van de €272 miljoen aan overheidsgeld voor cultuur (€191 miljoen in 02; d.w.z +43%) 60% uitgegeven door de federale overheid (naar EU maatstaf veel; 64% in 02, d.w.z -4%) en de rest (40%, gemiddeld) door de gemeenten (+4%). Verder ging in 07 een naar verhouding groot deel van het geld naar podiumkunsten (28,3%; 33,5% in 03, d.w.z -5,2%) en naar beeldende kunsten (4,9%; -0.1%) een gemiddeld deel naar musea en archieven (18,5%: -0,3%) en een (tamelijk) klein deel naar bibliotheken/ literatuur 6,4% (-0,2%), radio en tv 3,3% (echter wel +3,2) en film/video 3,9% (+0,4%). Het deel van het huishoudbudget voor recreatie en cultuur lag in 2005 boven de EU27 standaard (9,4% om 8,4%). Tussen 2000 en 2008 steeg het per bewoner met 31% (EU27 20%).

Naar EU maatstaven veel Slovenen associëren cultuur met levensstijl en gebruiken (36 om 18%), kunstuitingen (55 om 38%), de literaire wereld (38 om 24%) en musea en naar verhouding weinigen met kennis en wetenschap (8 om 18%), waarden (4 om 9%), beschaving; tradities, talen of gewoonten van groepen en opvoeding en onderwijs (16 om 20%, bron EB 278, wave 67, veldwerk in 2007). Het volksdeel dat cultuur voor zichzelf belangrijk vond (76%) lag iets onder EU27 normaal evenals het deel dat er in geïnteresseerd was (eigen cultuur 69%; Europese cultuur 53 om 57%; wereldcultuur 49 om 56%). Als redenen om niet aan cultuur deel te nemen werd gebrek aan interesse (47%, EU 28%) of achtergrond/ kennis (21 om 13%) erg vaak en gebrek aan tijd (52%), geld (33 om 29%) of info (23%) tamelijk vaak genoemd. Het internet werd door relatief weinigen gebruikt voor het kopen van cultuurproducten (15 om 30%) of cultuurinfo en relatief veel voor het gratis downloaden van muziek (33%) of films (27%), uitwisselen van bestanden (42%) of om de krant te lezen (50%). Het gedeelte voorstanders van gratis culturele activiteiten om cultuurdeelname te stimuleren was aan de grote kant (85 om 82%). De tabel hieronder geeft info over cultuurdeelname (minstens eens p/j in %) in Slovenië, NL, België en de EU27 in 2007. Daarbij is naar EU maatstaven zowel de actieve als de passieve deelname veelal relatief groot.

Bezoek in 2007 in %

Slove

NL

BE

EU

Ballet, dans, opera

16

18

17

18

Bioscoop

47

62

54

51

Theater

36

58

33

32

Sportevenement

50

49

43

41

Concert

49

43

40

37

Openbare bibliotheek

53

24

37

35

Historisch monument

60

71

54

54

Museum of galerie

39

39

42

41

Deelname in 2007 in %

Cultuur op radio/ tv meebeleven

86

84

79

78

Boek lezen

72

84

65

71

Muziekinstrument bespelen

9

19

11

10

Zingen

22

21

15

15

Acteren

3

7

3

3

Dansen

29

22

20

19

Schrijven (tekst, poëem)

9

25

19

12

Handenarbeid, tuinieren

38

43

52

36

Fotograferen, filmen

32

36

32

27

Tekenen, schilderen, ontwerpen

11

31

21

16

Belangrijke jaarlijkse cultuurevenementen met theater, opera, ballet en muziek zijn het Lent fastival in Maribor in de laatste 2 weken van juni en het Ljubljana zomerfestival in juli en augustus. Eind oktober is daar het experimentele theaterfestival Goli Oder (naakt podium). Popfestivals met een aanzienlijk component heavymetal zijn ieder jaar in Ljubljana (Nojsfest in april) en Tolmin (2e helft juli). De kustplaatsen Isola en Koper kennen in juli het novih skladb (nieuwe zang) festival met een nadruk op nieuwe talenten in allerlei (pop)muziekstijlen en veel media belangstelling. Enkele bekende musea zijn het nationale en natuurhistorisch museum en het nationale kunstmuseum (Narodna Galeija) in Ljubljana en de 5 kustgalerieën (Obalne galerije) in Piran en Koper. In Jesenice en Kransjka Gora bij het Triglav nationaal park is een openlucht museum in het dal van de Sava. De over het land verspreide kastelen herbergen ook vaak musea. Deze trekken met het regiomuseum van Ptuj de meeste bezoekers.