Cultuur in engere zin (vruchten der beschaving)

Inleiding

De minstens 5000 jaar oude Griekse mythologie ligt aan de ba­sis van de latere filosofie en cultuur. Griekenland was één van de eerste landen waar de scheiding van geloof en wetenschap gestalte kreeg. Dit kwam tot uiting in de filosofie van Socrates, Plato en Aristoteles. Deze klassieke Griekse filosofen liggen aan de basis van het huidige westerse denken. Ook westerse cultuurstromingen als renaissance, classicisme en neoclassicisme werden geïnspireerd vanuit de klassieke Griekse erfenis. De Griekse religie en cultuur werd bijna in zijn geheel door de Romeinen overgenomen en via hen werd ze bepalend voor de literatuur, architectuur, beeldende kunst en podiumkunsten in vrijwel alle 27 EU landen. Evenwicht en vormharmonie waren belangrijke uitgangs­punten. Via Alexander de Grote deed de Griekse kunst tevens haar invloed gelden in Centraal Azië, het Indiase subcontinent en daarbuiten (de term Hellenisme verwijst naar deze invloed; het z.g.n Greco-Boeddhisme drong zelfs door tot in Japan). De klassieke bloeiperiode was de 5e eeuw v. Chr.; de z.g.n. gouden eeuw van Pericles. Pericles was als Atheense leider mede verantwoordelijk voor veel klassieke bouwwerken als het Parthenon op de Acropolis. In deze periode bereikten filosofie, bouwkunst en theater hun hoogtepunt. Thans worden klassieke theaterstukken vaak opgevoerd in de oorspronkelijke openluchttheaters. Veel klassieke Griekse kunst (m.n architectuur en beeldhouwwerk) werd vernield of beschadigd door oorlogen en aardbevingen, maar er is ook veel gerestaureerd. De culturele erfenis vormt in het land zelf en in vroegere Griekse gebieden tevens een grote toe­ristische trekpleister. Kunst en cultuur bloeiden niet alleen gedurende de klassieke oudheid, maar ook tijdens de Byzantijnse periode. De Byzantijnse kunst vormde een voorloper van de latere, meer expressieve, Romaanse stijl.

Oud Griekse architectuur en beeldende kunst

Tot de oudste kunst van het grondgebied van het huidige Griekenland behoren aardewerk en (soms opvallend modern uitziende) beeldjes van de Cycladen van 4000 -1100 v Chr. Ze worden thans veel nagemaakt. Onder de antieke beschavingen geldt de Minoïsche beschaving van Kreta als oudste (3500-1750 v Chr.). Deze had via nijverheid en handel contact had met alle Mediterrane culturen van toen. Paleizen (met het paleis van Knossos als bekendste) en huizen hadden zware okerkleurige zuilen die boven breder waren dan beneden. Men kende verdedigingswerken (bijv het labyrint waar de mythe van de Minotaurus haar oorspring vindt), handelsdepots, schrift, waterhuishouding en (beperkt) riolering. Onder de nalatenschap vallen bijv beeldjes van godinnen en muzikanten, sieraden, smeedkunst, keramiek en fresco’s (met o.m afbeeldingen van dolfijnen en boten). De vulkaan uitbarsting op Thera (het latere Santorini) in de 17e eeuw v Chr. en de daarop volgende tsunami vormden vrijwel de nekslag van de cultuur. Zo kon rond 1400 v Chr. de minder verfijnde Myceense cultuur uit de Peloponnesos (2200-1000 v Chr.) het stokje overnemen. De Indo-europese Myceners of Achaeërs worden door hun taal en pantheon gezien als eerste Grieken. Van dit krijgsvolk stammen akropolissen (burchten/ tempels op een heuveltop), paleisfunderingen, bunkers en verdedigingsmuren en hun militaire bouwkunst vond navolging bij Romeinen en Middeleeuwse Europeanen. Ze kenden een uitgebreide dodencultus en onder hun nalatenschap vallen veel grafvondsten als goudsmeedwerk (sieraden, dodenmasker van Agamemnon) en keramiek. Rond 1000 v Chr. konden Doriërs hun plaats innemen, omdat ze ijzeren in plaats van bronzen wapens hadden en goed met paarden overweg konden. Ze waren als voorouders van de Spartanen naast militaristisch ook streng en sober.

Kunsthistorici zien de kunst van tussen 1050 en 27 v Chr. als oud Grieks. Doriërs, Achaeërs en Ioniërs vormden toen de autochtone bevolking. Uiteraard verraad hun nalatenschap ook de invloed van de culturen waar ze mee in aanraking kwamen. Tot de erfenis behoren diverse stijlen van gedecoreerd aardewerk met veel rood en zwart. Onder de architectuur vallen godentempels met de kenmerkende klassieke zuilen. Later vormde deze de inspiratiebron voor renaissance en classicistische architectuur. De bouwstijl is te herkennen aan dikte en vorm van de zuilen, bijv de dikkere Dorische zuilen en de slankere Ionische zuilen. Voorbeelden van Dorische tempels uit de 7e tot 5e eeuw zijn de goed bewaard gebleven tempel van Hephaïstos, de ruïne van de Zeustempel van Olympia en de 3 tempels op de Atheense akropolis (het aan de godin Athene gewijde Parthenon, het Erechtheion en de Nikè tempel). Vanaf de 4e eeuw v Chr. werd de Ionische stijl dominant en van daaruit ontstond de Corinthische bouworde (het Corinthisch kapiteel stamt mogelijk van de 5e/ 4e eeuwse beeldhouwer en edelsmid Callimachus). Vanaf de 6e eeuw v Chr. verrezen ook profane bouwwerken als theaters, oefenzalen (gymnasia) en overdekte zuilenhallen (stoa’s) met eigen functionele vormen. Van de 7 klassieke wereldwonderen; waarvan alleen nog beschrijvingen, ruïnes en (vaak vage) afbeeldingen bestaan; waren er 4 van Griekse oorsprong (standbeeld Zeus in Olympia, Artemis tempel Efeze, Kolos van Rhodos, vuurtoren van Alexandrië).

Vroege sculpturen (vaak uit marmer) waren relatief slecht afgewerkte jonge mannen (kouros) of vrouwenfiguren (korè). Later klopten de proporties steeds beter, werden uitdrukking en actie verfijnder en persoonlijker en kwamen er beeldengroepen. Zo kreeg tussen 800 en 500 v Chr. de ontwikkeling van archaïsche naar klassieke beeldhouwkunst gestalte. Het kolossale beeld van Zeus, beelden van de godin Athene (waaronder één in het Parthenon) en andere godenbeelden worden toegeschreven aan beeldhouwer Phidias (480-430 v Chr.) die bijna alleen in brons, goud of ivoor werkte. Volgens sommigen hadden beeldhouwers als handwerkslieden bij de klassieken een lagere status dan architecten, maar dat is later bestreden. Zo werd de Venus van Knidos, één van de levensgrote naakten van Praxiteles (4e eeuw v Chr), toen het nog in Knidos stond reeds een toeristenattractie. Later werd het beeld door de Romeinen meegenomen en ging het verloren. De oudste nog bestaande kopieën ervan stammen uit de Romeinse tijd. Via Alexander de Grote kreeg de beeldhouwkunst oosterse invloeden en ze veranderde daardoor van klassiek in Hellenistisch. Beroemde voorbeelden zijn de Venus van Milo die thans (zonder armen) in het Louvre staat en wordt toegeschreven aan Alexandros van Antiochië, de stervende Galliër uit 230 v Chr. (oorspronkelijk uit brons, thans alleen in marmeren Romeinse kopieën) en de monumentale Laocoön beeldengroep die tussen 40 en 20 v Chr. op Rhodos is gemaakt en in Vaticaanstad is te zien. Naast godenbeelden vormden beelden van sportkampioenen een hoofdcategorie (bijv. de bronzen wagenmenner van Delphi uit 470 v Chr.). Qua klassieke en Hellenistische schilderkunst resteren her en der nog fresco’s. De verf uit die periode heeft de tand des tijds echter erg slecht doorstaan. Pas sinds vrij kort is men er achter dat ook klassieke en hellenistische tempels, sculpturen en aardewerk vaak levendig getint waren en men heeft een begin gemaakt met het reconstrueren van de kleuren.

Architectuur en beeldende kunst van na de klassieken

Vanuit het Hellenisme ontwikkelde zich tussen de 4e en de 13e eeuw de Byzantijnse kunst. Het betreft hier vooral architectuur (kerken, poorten, graven) met reliëfs, schilderkunst (fresco’s) en mozaïekkunst. Zo vallen een aantal 4e en 8e eeuwse Byzantijnse monumenten in Thessaloniki (waaronder de graftombe van Galerius of de Rotunda en de Hagia Sofia kerk) onder het Unesco werelderfgoed. Beroemde 11e eeuwse voorbeelden zijn het 11e eeuwse Hosia Loukas klooster in Boeotië in Macedonië vlakbij de vallei waar volgens de mythe Oedipus per ongeluk zijn vader doodde, het Nea Moni klooster op Chios en het Dafni klooster bij Athene. Onder de Macedonische kunst van rond 1000 na Chr. vallen ook drieluiken (triptieken) en tweeluiken (diptieken) met religieuze motieven en doodskisten (vaak met seculiere motieven) uit ivoor. Onder invloed van de daar aanwezige Venetianen kwam na 1211 op Kreta de Kretenzer icoonschilderstijl op. Een bekende exponent daarvan werd Domenikos Theotokopoulos, beter bekend onder zijn latere Spaanse bijnaam “El Greco” (de Griek; hij was tevens architect en beeldhouwer en voorloper van expressionisme en kubisme). Beroemde 17e eeuwse exponenten waren Michael Damaskenos en Theophanus van Kreta. Het eiland bleef het centrum van de Griekse schilderkunst tot aan de Ottomaanse bezetting in 1696. Daarna verplaatste de scene zich naar de Ionische eilanden waar de Venetianen de baas bleven. Hier onderging men West-Europese invloeden en zo ontstond de Haptanese school. Deze bleef bestaan tot het einde van de 19e eeuw.

Buiten Kreta ontstond pas na de vrijheidsoorlog van 1829 tegen de Ottomanen weer een eigen Griekse beeldende kunst. Deze kende via ballingen veel romantische invloeden, m.n vanuit Italië, Frankrijk en Duitsland. De meeste representanten waren als student en/of docent verbonden aan de in 1837 opgerichte en sindsdien toonaangevende kunstacademie van Athene. Tot de 19e eeuwse vertegenwoordigers van de Münchener school behoren Nycholaos Gysis (zijn weergave de geheime school van een ondergrondse school in de Ottomaanse tijd stond achterop het 200 drachme bankbiljet) de theatraal nostalgisch historische schilder Theodoros Vryzakis, Nikiphoros Luytras (Griekse landschappen en portretten) en Georgios Jakobides (baby’s en kleine kinderen, ook beeldhouwer). Via hen kwamen tot in de 1e helft van de 20e eeuw symbolisme, art nouveau, Jugendstil en modernisme op en impressionisme bleef aanwezig via invloeden uit Parijs. Demetrios Galanis (1880-1966) was bevriend met Picasso en kreeg veel erkenning in Frankrijk. Schilder en dichter Nikos Engonipoulos (1907-1985) en de Grieks Italiaanse schilder Giorgio de Chirico (1888-1978) werden belangrijke representanten van het surrealisme. Ook de abstract expressionistische schilder Theodoros Stamos (1922-1997) en schilder beeldhouwer Constantine Andreou (1917-2007) kregen veel internationale erkenning. Bekende 20e eeuwse architecten zijn Patroklos Karantinos (1903-1976; vroeg modernisme, enkele bekende musea) en Dimitris Pikionis (1887-1968, landschap rond de Akropolis), Tot de thans levende kunstenaars behoren schilder Dimitris Mytaras (naturalisme, kritisch realisme, expressionisme), Arte povera artiest Jannis Kounellis, kinetisch kunstenaar Vassilakis Takis (1925) en schilder en multimedia artiest Miltos Manetas (1964). Borduren, pottenbakken en zilversmeden zijn belangrijke vormen van hedendaagse volkskunst.

Klassiek theater

Tussen 550 en 220 v Chr. floreerde het klassiek Griekse theater met de stadsstaat Athene als centrum. Als toneelwedstrijd was het hier onderdeel van de Dyonisia (feestelijkheden ter ere van Dionysus; de god van het goede der aarde en de wijn). De deelnemende dichters moesten 3 tragedies en een satire inleveren. Ze maakten zelf choreografie en muziek, hadden de regie in handen en acteerden aanvankelijk zelf mee. De kosten werden als een soort belasting opgebracht door gegoede burgerij en er bij zijn werd door het publiek gevoeld als een eredienst. Later verspreidde het theater zich over het hele Griekse rijk. De grootste tragediedichters waren Euripides, Aeschylus en 24voudig winnaar Sophocles, die de theaterfiguur koning Oidipous, de Antigone en 3 delen van de Trojaanse dramacyclus creëerde. Daarnaast was er een wedstrijd voor komedieschrijvers (de Attische komedie) met als hoofdvertegenwoordigers de in het Dorische dialect schrijvende Epicharmus, Aristophanus (oude komedie) en Menander van Athene (nieuwe komedie). De stukken werden opgevoerd in openluchttheaters, met het Dionysus theater in Athene als grootste. Ze duurden een hele dag. De acteurs waren louter mannen (ook in vrouwenrollen). Ze speelden met maskers en dialogen tussen een protagonist (de hoofdrolspeler met het probleem waar het om draait), een antagonist (tegenspeler) en een tritagonist die de intrige veroorzaakt vormden het toonaangevende scenario. Daarnaast waren er begeleiding van koor en muziek en figurantenrollen. Ook nu wordt klassiek theater opgevoerd in één van de vele gerestaureerde amfitheaters. Het bekendst is het Epidaurus festival, vast onderdeel van het jaarlijkse Helleens festival.

Literatuur en poëzie

Tot de oudste Griekse kunst der letteren behoort het epische dichtwerk van de blinde Homerus uit de 8e eeuw v. Chr. Hij schreef de Odyssee over de zwerftocht van Odysseus en de Ilias, die beide waren geïnspireerd door de Trojaanse oorlog (ondermeer verfilmd in 2004). Zijn tijdgenoot Hesiodos deed in zijn Theogonia (godenstamboom) een poging om orde te scheppen in de chaos van het Griekse pantheon. Andere thema’s in diens dichtkunst waren de agrarische crisis van zijn tijd, de tijd en de hemellichamen. Onder de  9 klassieke lyrische Griekse poëten gelden de biseksuele of lesbische dichteres Sappho van het eiland Lesbos (rond 600 v Chr.) en Pindar (zo’n 100 jaar later) als belangrijkste. Herodotus, Thucydides en Xenofon, die net als de filosofen Socrates, Plato en Aristoteles leefden tussen 500 en 350 v Chr., waren belangrijke geschiedschrijvers. Plutarchus (rond 80 na Chr.) was de voornaamste historicus uit de Romeinse tijd. De 3e eeuwse dichters Theocritus (schepper van de pastorale poëzie), Callimachus (Alexandrijnse stijl) en Appollonius van Rhodos (Jason en de Argonauten) kregen als voornaamste literaire vertegenwoordigers uit de Hellenistische periode bij de Romeinen veel navolging. In de 2e eeuw v Chr. werd het oude testament van de bijbel in het Grieks vertaald en zo’n 300 tot 400 jaar later kwam het nieuwe testament uit in de taal. De overgeleverde akritas (heldendicht) over de grenswachter van gemend bloed Digenis valt onder de Byzantijnse erfenis en ligt mede aan de basis van de moderne Griekse literatuur.

Na 1453 verscheen werk in het moderne Grieks van Kreta en de literatoren streefden ernaar om de taal zuiver te houden. De lyrische ridderroman Erotokritos van Vitsentzos Kornaros (rond 1600) wordt beschouwd als het meesterwerk uit deze periode. Toen in 1669 ook dit eiland ten prooi viel aan de Ottomanen won de kléftiko terrein waarin vrijbuiters in de bergen werden bezongen (zie onder volksmuziek). Rigas Feraios en Adamantios Korais (rond 1800) gelden als voorlopers van de nationalistische beweging. Dit geldt temeer voor de dichter van het Griekse volkslied Dionysios Solomos en Andreas Kalvos. Ze kwamen beide van Zakynthos, één van de Ionische eilenden waar de Turken nooit de baas waren geweest en die onder Italiaanse invloed bleven. Ook waren beide beïnvloed door de Engelse romanticus Lord Byron die daar had gewoond. De kosmopoliet Emmanuel Roïdis (1836-1904) werd met zijn boek over de legendarische pausin Johanna (een Griekse vrouwelijke versie van Don Juan) beroemd in heel Europa. Wel werd hij vanwege deze onbeschaamdheid de orthodoxe kerk uitgegooid. Tussen 1880 en 1930 was de schrijver, dichter en journalist Kostis Palamás toonaangevend. Hetzelfde geldt voor zijn tijdgenoot Konstantinos Kaváfis die in Alexandrië leefde. Als non-conformist tegen wil en dank schreef hij kritisch over christendom, patriottisme en homoseksualiteit.

De dichter, romanschrijver en filosoof Nikos Kazantzakis (1883-1957) is de meest vertaalde Griekse auteur. Christus en Nietsche vormden voor hem belangrijke in­spiratiebronnen en de verfilming in 2004 van zijn boek “the last temptation of Christ” uit 1951 deed in de hele westerse wereld stof opwaaien. Al veel eerder werd zijn roman Zorba de Griek verfilmd. Kort na de 2e wereldoorlog en tijdens het kolonels­regime leefden veel auteurs als banneling in het buitenland (vaak in Frankrijk). De modernist George Seferis (1900-1971) en Odysseus Elytis (1911-1996) zijn Griekse dichters die in respec­tievelijk 1963 en 1979 een Nobelprijs wonnen. Een zeer productieve hedendaagse schrij­ver is Vassilis Vassilikos (1934). Internationaal werd zijn boek Z (waarin het kolonelsregime aan de kaak werd gesteld) het meest bekend vanwege de verfilming. Van de Griekse dichter en arts Dimitris P Kraniotis bestaan 3 bundels in het Nederlands.

Volksmuziek en volksdans

De meest voorkomende instrumenten in de Griekse volksmuziek zijn gitaren, violen, klarinetten en tamboerijnen. De belangrijkste genres zijn de akritische heldenliederen, kléftiko en de rebetiko. De akritische heldenliederen over de grenswachten van Akra zijn een Byzantijnse erfenis uit de 9e of 10e eeuw en de zangers zijn de Griekse equivalent van Franse troubadours  In de eenstemmige vocale kléftiko (tevens stamwoord van het begrip kleptomaan en de naam van een Griekse lamschotel) worden de kleften bezongen. Deze bandieten met een Robin Hood imago leefden tijdens de Turkse bezetting in de bergen als vrijbuiters en maakten de Ottomanen het leven zuur. De Grieken die m.n na 1915 uit Turkije kwamen, namen als cafémuziek rebetiko (Griekse blues) mee. Daarbij werd een zangeres begeleid door violen en snaarinstrumenten als de Hindoestaanse santoor en de mandolineachtige bouzouki. Het genre verspreidde zich via cafés in Atheense achterbuurten waar hasj werd verkocht. Belangrijke vertolkers waren Marika Papagika, één van de eerste Griekse zangeressen die op platen was te horen, de sefardische jodin Rosa Eskenazi en Vassilis Tsitsanis (1915-1984) die eigen teksten schreef en het genre toegankelijker maakte. Ook de componisten Mikis Theodora­kis (geboren in 1925) en Manos Hadzidakis (1925-1994) droegen sterk bij aan de status van het genre en van de bouzouki. Dit is terug te vinden in de muziek voor de film Zorba de Griek van Theodorakis (zie http://www.youtube.com/watch?v=cXNApZ2ALiQ voor het historische fragment uit deze film waarmee de sirtaki dans werd geïntroduceerd).

Mede vanwege zijn verzet tegen het kolonelsregime groeide Theodorakis uit tot nationaal symbool. Hij was vele jaren parlementslid, enkele jaren mi­nister en weigerde het presidentschap vanwege zijn leeftijd. Zijn geestverwante; ac­trice, zangeres en politiek activiste Melina Mercouri (1920-1994); werd ook een na­tionaal symbool. Na het opstappen van de kolonels was ze lang minister van cultuur. De klassieke en popcomponist Thanos Mik­routsikos bezette tussen 1994 en 1996 eveneens deze post.

Op de Aegeïsche eilanden en rond Kreta is naast de eerdergenoemde instrumenten de lier populair met Kostas Mountakis (1926) als meest gerespecteerde expert. Op het eiland Karpathos en in Tracië en Macedonië bespeelt men ondermeer doedelzakken. Onder de volksmuziek van Epirus vallen klaag en drankliederen en als instrument vervult de klarinet een belangrijke rol. De muziek van de Ionische eilanden kent Italiaanse en de volksmuziek van Macedonië Slavische invloeden. Tal van voorbeelden van Griekse folk zijn te beluisteren via http://en.wikipedia.org/wiki/Greek_folk_music).

Al sinds mensenheugenis is dans in de Griekse cultuur erg belangrijk. In de oudheid was het als uitvinding van de goden onderdeel van erediensten (dansende muzen) en de opvoedkundige waarde ervan werd hoog ingeschat. Uit de Byzantijnse tijd resteren levendige beschrijvingen van volksdansen. Veel instrumenten en een aantal stijlen uit die periode bestaan nog. Volksdans is voor Grieken geen oubollige folklore maar alledaagse expressie. Het hoort behalve bij alle grote feestdagen als carnaval en Pasen en bij bruiloften en partijen bijv ook min of meer bij het menuaanbod van Griekse taveernes. De sirtaki is lang niet de enige, maar wereldwijd wel de bekendste Griekse dans. In 1964 werd ze in het leven geroepen voor de verfilming van de roman Zorba de Griek en gebaseerd op de Grieks Turkse Hasapiko dans. Op 16 juli 2004 kwam ze in het Guiness World record book omdat 1280 mensen haar in Australië 10 minuten lang in een kring dansten. Verschillen in geschiedenis, klimaat, landschap, levensonderhoud en sociale klasse hebben geleid tot de ontwikkeling van meer dan 4000 vaak regio gebonden dansstijlen. De sinds de klassieke oudheid bestaande Kalamatiano en Syrtos (uit Kreta) en de Albanees Griekse Tsamikos of Kleftikos (de dans bij het Griekse volkslied) vallen onder de Pan-Helleense dansen die men in alle emigranten gemeenschappen aantreft en bijv ook de Pentozalis van Kreta (naar verluidt een oorlogsdans die de Minoïsche beschaving al kende) en de Ballos van de Aegeïsche eilanden hebben hun regiogrens overschreden. In Tracië kent de Turkse gemeenschap de uit Turkije verbannen Halay nog waarbij de dansers elkaar bij de pink vasthouden. Thessalië kent een oude traditie van langzame statige dansen op a capella zang (koorzang zonder instrumenten).

Choreograaf Dimitris Pappaioannu was verantwoordelijk voor de dans bij de opening en sluiting van de Olympische spelen van 2004. Daarbij wilde hij de klassieke invloed op moderne en experimentele Griekse dansvormen uit de verf laten komen.

Overige muziek en zang

Qua klassieke muziek was in het oude Griekenland koorzang erg belangrijk. In de muziek waren fluiten en snaarinstrumenten als de lier toonaangevend. Daarnaast werden waterorgels, een soort trompet en schelpen als instrument gebruikt, maar er is weinig over bekend hoe de muziek klonk. Wel werden kinderen er al jong vertrouwd mee gemaakt. De gewijde Byzantijnse koorzang en muziek kende joodse en vroeg christelijke invloeden (bijv eenstemmige zang) en was onderworpen aan strenge regels. Men geloofde dat de koorzang door engelen aan mensen was overgeleverd. De gezangen uit de Byzantijnse liturgie liggen aan de basis van de renaissance muziek. Nikolaos Mantzaros, Spyridon Xindas en Spyrifdon Samaras zijn 19e eeuwse operacomponisten. Ma­ria Callas (1923-1977) is een wereldberoemde Griekse operasopraan.

Na de 4 eeuwen Ottomaanse bezetting kwamen muziekinvloeden uit de rest van Europa het land binnen via de Ionische eilanden die nooit bezet waren geweest door de Turken en Italiaanse invloeden kenden. Dat begon met de verspreiding van de kantádhes vanuit deze eilanden naar Athene. Deze ontwikkelden zich tot Atheense serenades die op hun beurt tussen de beide wereldoorlogen vermengd raakten met tango, samba en Wals. Daarnaast droeg de rebetiko bij aan de identiteit van de Griekse popmuziek. Van hieruit ontwikkelde zich in de 50er en 60er jaren de nogal Turks klinkende laïkó met Stelios Kazantzidis (1931-2001) als grote vertolker (http://www.youtube.com/pushergr). Componist Vangelis (1943; echte naam: Evangelos Odysseas Papathanassiou) begon net als Mozart al op 4 jarige leeftijd met componeren en werd wereldberoemd met zijn New-Age- en elektroni­sche composities. Popzanger Demis Roussos (1946), die tussen 1967 en 1972 onderdeel was van de rockgroep Aphrodites Child, werkte wel met hem samen. Een ander beroemd Griekse popidool is Nana Mouskouri (1934). Ze zong in 15 talen, er werden meer dan 300 miljoen albums van haar verkocht en in 2008 gaf ze in Athene haar afscheidsconcert. Van Vicky Leandros (1949, echte naam Vassiliki Papathanasiou), die in Duitsland opgroeide, werden 150 miljoen muziekschijven verkocht. In 1972 won ze voor Luxemburg het songfestival met het liedje Après toi. Mikis Theodorakis rekende haar tot zijn beste vertolkers. In 2005 won Helena Paparizou het songfestival met my number one. Laïka, de popmuziekstijl die nu populair is, is een mengsel van traditionele Griekse muziek met pop, rock en dance. Zanger, componist en tekstschrijver Nikos Karvelas (1951), de op Cyprus geboren zangeres Anna Vissi (1957), tekstschrijver Phoebus en zangeres Despina Vandi (1969, ze droeg o.m bij aan een fusie van Griekse, Turkse en Arabische muziek) behoren tot de belangrijke representanten.

Cinema

De in 1942 door Philopemen Ginos opgerichte maatschappij Finos films werd belangrijk in de Griekse commerciële filmproductie. De 50er jaren vormden met ruim 60 films per jaar het gouden decennium van de Griekse cinema. In 1960 bracht Finos Pote ton Kyriaki (Nooit op zondag) uit met Melina Mercouri in de thans clichématige hoofdrol van hoer met een gouden hart. Al eerder (in 1955) vertolkte ze in Stella van de Grieks Cyprioot Michael Cacoyannis (1922) de titelrol van rembetika zangeres (toen ook een verworpene der aarde). Andere beroemde producties van Cacoyannis zijn de verfilmingen van Zorba de Griek (1964) en van de Griekse tragedies van Euripides Electra (1962), Trojaanse vrouwen (1971) en Iphigenia (1977). Als enige Griekstalige ooit kreeg hij 5 nomaties voor de Academy Award. Een andere beroemde Griekse filmster met wie hij werkte was Irene Papas (1926). Ze vervulde bijv hoofdrollen in Zorba de Griek, The Trojan women, de verfilming uit 1969 door Costa Gavras van het boek Z van Vassilis Vassilikos (een satire op de Griekse politiek van de 60er jaren die uitmondde in het kolonelsregime) en de film “Mohammed, messenger of god” uit 1977 over de oorsprong van de Islam. Papas werd ontdekt door de in Istanbul uit Griekse ouders geboren Elia Kazan (1909-2003). Kazan werd één van de meest bekende en omstreden regisseurs van Hollywood, mede vanwege zijn communistische sympathieën. Met zijn films “gentleman’s agreement” en “on the waterfront” won hij Oscars. Zijn vakgenoot Theodoros Angelopoulos (1935) ver­wierf roem via zijn langzame, lange en gedetailleerde opnames.

Vanaf 1999 volgde een opleving van de Griekse film met o.m de taboekomedie safe sex (1999) en Politiki Kouzina (keuken van Istanbul; 2003; Engelse titel: A touch of spice) met Georges Corraface in de hoofdrol. Corraface won in 2001 voor zijn rol in Ta Tama (Woord van eer) de Thessaloniki filmprijs voor beste acteur. In  2005 werd hij president van het internationale filmfestival van Thessaloniki. Ook de film Nyfes (bruiden) uit 2004 over een postorderbruid in 1922 trok meer dan een miljoen bioscoopbezoekers. De jaarlijkse productie van films (fictie en documentaires) lag in Griekenland tussen 2001 en 2007 tussen 20 en 25. Daarmee nam men naar EU27 maatstaven een middenpositie in. Grieken gaan relatief weinig naar de bioscoop (gemiddeld 1,15 keer p/j in 2007, 6 na laagste EU27; bron http://www.culturalpolicies.net/web/statistics.php).

Cultuurbestedingen, beleid en deelname

In 2009 nam Griekenland met 17 objecten een gedeelde 11e plaats in op de lijst van landen met Unesco werelderfgoed en een 6e plaats binnen de Eu27. Op 2 gemengde objecten na met tevens landschapswaarde (Meteora Thessalië; Athos berg Macedonië) betrof het cultuurerfgoed. Tussen 2000 en 2004 waren de overheidsuitgaven aan recreatie, cultuur en religie met 0,4% van het BBP per jaar (EU15 0,9 à 1% p/j) het laagste binnen de EU. Volgens compendium betrof het in 2006 met €295 miljard echter bijna 0,6% van het BBP en werd verder nog €200 in cultuur geïnvesteerd via publieke investeringen. Ook kwam veel geld binnen via de voetbaltoto en Europese fondsen. Per hoofd daalden de overheidsuitgaven tussen 2001 en 2006 van €37,56 naar €32,04 (bij laagste 5 EU27). In 2006 was het deel daarvan voor musea, archieven en monumenten (59,1%) veruit het groots binnen de EU. Daardoor bleef er relatief weinig over voor podiumkunsten (14,3%; bij 5 laagste aandeel EU; in 2001 17,8%: d.w.z -3,5%); bibliotheken en literatuur (4,7%; bij 5 laagste EU: +2,7%), film en video (2,7%; bij 10 laagste; -0,9%) of visuele kunsten (2,4%; rond EU normaal; +0,7%). Het deel van het huishoudbudget voor recreatie en cultuur was in 2005 met 4,2% ook het kleinst binnen de EU25 (EU27 8,4%). Wel gingen deze huishouduitgaven tussen 2000 en 2006 het sterkst omhoog binnen de EU (+78%, EU15 +21%). In 2005 was de sector goed voor 2,1% van de werkgelegenheid (een vrij klein deel naar EU27 maatstaven). Het aandeel zelfstandigen hierin (35%) was toen naar dezelfde maatstaf aan de grote kant.

De Grieken associëren cultuur het vaakst van alle EU Europeanen met landsaard en beschaving (38%, EU27 13% in 2007; bron EB 278, wave 67). Daarbij koestert men de eigen historische bijdrage aan de westerse cultuur en het eigen erfgoed. Dit vormt tevens een belangrijke toeristische bron van inkomsten. Daarom heeft qua beleid behoud en restauratie in Griekenland een erg hoge prioriteit. De overheid ziet beschaving  als tegenpool van commercie. Daarom vallen massavermaak en cultuurindustrie (reclame, media, kijkcijfers etc) bijv niet onder cultuur. Op tv is bulkamusement echter veruit het populairst, de publieke omroepen trekken erg weinig kijkers (zo’n 10%), op de radio luistert men het vaakst naar popmuziek en het aandeel cultuurbarbaren behoort tot de EU27 top (cultuur totaal onbelangrijk 15%, hoogste EU, EU 5%; geen actieve deelname aan enige artistieke activiteit 61%, 4 na hoogste EU, Eu 38%, NL en BE 22% in 2007). Tegelijk is het volksdeel dat informatiegebrek opgaf als reden om niet aan cultuur te doen (29 om 17%) of dat de overheid de aangewezen instantie vond om cultuuractiviteit te lanceren (65 om 50%) het grootste binnen de EU. Hier wacht het ministerie dus nog een schone taak. Het ministerie staat open voor culturele identiteit, subculturen van de Grieken zelf en minderheden, zij het met een nadruk op tradities als volksmuziek en dans e.d. Men stelt zich wel te weer tegen vreemdelingenangst en generalisaties. Om de integratie te bevorderen zijn er gemeentelijke Griekse taalprogramma’s voor immigranten in het onderwijs en voor werkende volwassenen. Griekenland kent naast subsidies en prijzen voor theater, literatuur en film bijv ook speciale pensioenen voor schrijvers. Tegelijk is het ministerie bezig met decentralisatie naar regio en gemeenten en met uitbesteding van culturele activiteiten aan private clubs.

Om cultuur toegankelijker te maken heeft men rond 2000 op werkdagen de toegang tot cultuurinstellingen en exposities e.d gratis gemaakt voor scholieren, studenten en groepen overheids­dienaren en voor bejaarden werd de toegangsprijs gereduceerd. Op zondagen buiten het hoogseizoen mocht iedereen toen voor niks naar binnen. Ook nu nog maakt een aanzienlijk deel van de Griekse bezoekers gebruik van reducties. De tabel hieronder geeft een indruk van de cultuurdeelname (minstens eens per jaar in %) in Griekenland, Nederland, België en de EU27 in 2007. Bij de meeste activiteiten behoorde de deelname in Griekenland ook toen tot de 5 laagste binnen de Eu27.

Bezoek in 2007 in %

Griek

NL

BE

EU

Ballet, dans, opera

12

18

17

18

Bioscoop

46

62

54

51

Theater

30

58

33

32

Sportevenement

32

49

43

41

Concert

21

43

40

37

Openbare bibliotheek

15

24

37

35

Historisch monument

33

71

54

54

Museum of galerie

25

39

42

41

Deelname in 2007 in %

Cultuur op radio/ tv meebeleven

64

84

79

78

Boek lezen

59

84

65

71

Muziekinstrument bespelen

7

19

11

10

Zingen

11

21

15

15

Acteren

1

7

3

3

Dansen

18

22

20

19

Schrijven (tekst, poëem)

4

25

19

12

Handenarbeid, tuinieren

11

43

52

36

Fotograferen, filmen

16

36

32

27

Tekenen, schilderen, ontwerpen

7

31

21

16

Tot de belangrijke jaarlijks terugkerende cultuurevenementen behoort het Helleens festival. Daarvan maakt het Atheense festival met dans, muziek, theater, exposities en workshops en het Epidaurus festival met klassiek theater deel uit. Ook het Rhetymnon festival op Kreta is erg veelzijdig. Rockwave is het grootste rockfestival. Verder zijn er in de zomermaanden tal van eiland en regiofestivals.