Cultuur in engere zin (vruchten der beschaving)

Erfgoed, architectuur, beeldende en volkskunst

O.m. via http://en.wikipedia.org/wiki/Culture_of_Ireland is gedetailleerde info op te halen over deze thema’s. Op de Unesco werelderfgoed lijst staan 2 definitieve en 7 voorlopige Ierse objecten. De definitieve zijn de 3 megalithische (graf)monumenten Newgrange, Knowth en Dowth aan de noordoever van de Boyne rivier 50 km ten noorden van Dublin en het moeilijk toegankelijke goed bewaarde eilandje Skellig Michael 12 km uit de zuidwestkust met een klooster uit de 7e eeuw. In 2010 zijn daar 7 voorlopige objecten bij gekomen. Daaronder vallen een 5tal koningskastelen uit de Keltische tijd. In West Ierland kwamen de Céide velden en moerassen in het graafschap Mayo, het natuurgebied de Burrens met haar prehistorische vondsten en de 7 best bewaarde onder de 45.000 Ierse ring en heuvelforten op de voorlopige lijst. Dit zijn restanten van omheinde woonoorden, boerderijen of forten uit de periode tussen 200 v Chr. en 1500 na Chr. In centraal Ierland werden het Keltisch christelijke kloosterstadje Clonmacnoise en een 6 tal andere dito kloosters opgenomen en in het oosten van het land het historische centrum van Dublin. Ierland beschikt over de National Heritage Council die over het cultureel en natuurlijk erfgoed gaat, een erfgoedweek organiseert en subsidies toekent.

Via http://www.heritageireland.ie/en/ is veel info te vinden over Iers erfgoed. Onder de  prehistorische artefacten zijn de Céide fields, restanten van de 1e landbouw pioniers uit de steentijd, tot 6000 jaar oud. De kunst van het rietdekken (thatching) wordt aan hen toegeschreven. De vele witgepleisterde gerestaureerde optrekjes met een rieten dak van nu zijn vaak vakantiehuisjes. Ze kunnen wel een paar honderd jaar oud zijn. Rond 1978 woonden er vaak nog staartarme en kinderrijke landarbeider gezinnen in. De grafmonumenten uit de bronstijd dateren van rond 3000 v Chr. Ze tonen ondermeer geheimzinnig cirkelvormige inscripties. Uit dezelfde periode resteren de hunebedachtige dolmens met de die van Poulnabrone in de Burrens als bekendste. Deze waren nog niet van Kelten. De eerste Kelten kwamen op zijn vroegst rond 2000 v Chr. Rond 600 v Chr. was hun cultuur bepalend. Een bekend Keltisch heuvelfort met een verdedigende functie is Dún Aengus op de Aran eilanden buiten de westkust. Het dateert uit 200 v Chr. De langwerpige Ogham obelisken, die als landmarketing werden gebruikt, zijn ook in het westen te zien. Ze zijn vernoemd naar de Keltische godin van de welsprekendheid Oghma. Er staan inscripties op in een Keltisch alfabet van 25 runen. Tot in de 7e eeuw sluit de kunst in Ierland (sieraden, metaalwerk) aan bij de Keltische La Téne cultuur van het Europese vasteland. Daarna komen er invloeden van het christendom en van achtereenvolgens Angelsaksen en Vikingen. Zo ontstond in Groot Brittannië en Ierland de insulaire kunst die in Ierland tot rond 1200 toonaangevend was. Versierde manuscripten, metaalwerk en sculpturen (m.n. in stenen  kruisen) gelden als meest karakteristieke uitingsvormen. Na 1100 kwamen Normandische invloeden op.

Uit het vroeg middeleeuwse Ierland van het Keltische christendom resteren kloosters, kerkjes en oude kerkhoven met grote oud christelijke kruisen met een Keltisch zonnewiel en met inscripties om het evangelie te verduidelijken aan Kelten. Ook zijn er door de Vikingen geïnspireerde potloodvormige ronde uitkijktorens te zien. Bekende exemplaren staan bij de vroeg gotische St. Canice kathedraal in Kilkenny en bij de romaanse kapel en gotische kathedraal van St. Patrick op Cashel rock bij Tipperary. Ze zijn ouder dan de kathedralen, want veroveraars vonden ze bijv. handig om de oorspronkelijke bouwsels die er bij stonden ongestoord te kunnen vernielden. Een opmerkelijk artefact met een voorchristelijke Keltische achtergrond vormen de sheela na gigs op kastelen en kerken van na de 12e eeuw. Dit zijn in steen gegraveerde uitdagend poserende naakte vrouwenfiguurtjes die wellicht bedoeld waren om boze geesten af te leiden. Ierland telt veel kasteelruïnes, vaak uit de vroege middeleeuwen. Tot de redelijk tot goed bewaarde Normandische kastelen in de republiek behoren het slot in Cahir uit 1142 en het King John’s castle in Limerick van rond 1200. In de 12e eeuw brachten de Normandiërs de gotiek met als voorbeelden de Christ church en de St. Patrick kathedraal in Dublin.

Architect Edward Lovett Pierce (1699-1733) bracht vanuit Italië het palladianisme, een bouwstijl die klassieke eenvoud als reactie op de barok als kenmerk draagt. Tot zijn belangrijkste nalatenschap behoren het oude Ierse parlementsgebouw in Dublin waar nu de Bank of Ireland en het College Green zijn gevestigd en de vleugels van het landgoed Castletown house in Celbridge in het graafschap Kildare. De gebroeders Lafrinchini uit Zwitserland, waarvan er één werkte voor de oorspronkelijk Duitse architect Richard Cassels, introduceerden in de 18e eeuw rijke rococo interieurs in Ierse landhuizen met bloempatronen, jachtbuit en flora en fauna op muren en plafonds. Deze combinatie wordt wel geduid als Ierse palladianisme. De Georgiaanse architectuur, die vigeerde tussen 1720 en 1840 onder de Britse koningen George I t/m IV, sloot hierbij aan. De stijl werd in Dublin zo toonaangevend dat wel wordt gesproken van Georgian Dublin. Onder de nalatenschap van Engelse architect James Gandon in de hoofdstad vallen het neoklassieke Custom house waar enkele ministeries zijn gevestigd en het belangrijkste gerechtsgebouw de Four Courts en King’s Inn waar advocaten worden opgeleid. De Ier Francis Johnston (1760-1829) ontwierp o.m. het hoofdpostkantoor (GPO) dat een hoofdrol vervulde in de Paasopstand van 1916 en nadien werd gerestaureerd. Ook had hij een belangrijk aandeel in het ontwerp van het presidentiële paleis in het Phoenix parc, het stadspark van Dublin. Dit wordt echter ook toegeschreven aan zijn opdrachtgever, de 18e eeuwse politicus en rijkaard Nathaniël Clements die tevens amateurarchitect was.

Het witte huis in Washington is een ontwerp van de in Ierland geboren en geschoolde architect James Hoban (1758-1831). Het Leinster house (sinds 1922 het parlementsgebouw van de Ierse republiek) werd ontworpen door Richard Cassels.

De nalatenschap uit de Victoriaanse tijd (1837-1901), vaak in neoklassieke stijl, komt m.n. van Britse architecten. Daaronder vallen bijv. het nationaal museum, de nationale galerie en de nationale bibliotheek in Dublin, standbeelden van de 18e/ 19e nationale figuren Daniel O’Connell (voorvechter voor de roomse emancipatie) en Henry Grattan (protestant en voorvechter voor meer macht van het Ierse parement) en de neogotische St. Mary cathedral in Killernay (lancetboog gotiek) van August Pugin (hij vond net als de Ierse roomse kerk van die tijd de neoklassieke stijl godslasterlijk). In de 20e eeuw volgde de architectuur in Ierland de internationale trend naar glad en modern. De in 1928 gereed gekomen betonnen Christ the King church in Art Deco stijl in Cork van de Amerikaanse architect Berry Byrne werd aanvankelijk koel ontvangen. Michael Scott (1905-1989) werd vooral bekend door het Busáras gebouw (het hoofd busstation) en het Nationaal theater (Abbey Theatre) in Dublin. In 2003 werden 2 opvallende objecten, het IFS centre en de Spire of Dublin opgeleverd. Het financiële dienstencentrum IFSC, waar 14.000 mensen werken, is een geesteskind van zakenman Dermott Desmond (één van de rijkste Ieren). De spire of Dublin, een 121 meter hoge roestvrij stalen pilaar op O’Çonnell street in Dublin, is een ontwerp van het Engelse bureau Ian Ritchie architects. Het item verscheen op de plek waar in 1996 de Nelson Pillar was opgeblazen door de IRA. Onder de Ierse beeldende kunst vallen de geïllustreerde manuscripten uit de vroege middeleeuwen (zie onder literatuur) en het werk van 19e en 20e eeuwse schilders John en Jack Butler Yeats (respectievelijk vader en broer van schrijver William Butler Yeats), portretschilder William Orpen en het erg karakteristieke werk van de veelzijdige en internationaal gelauwerde Louis le Broquy (geb. 1916). Waterford kent een traditie van sierglas. De productie was eind 18e eeuw opgezet door de gebroeders Penrose en werd in 1947 met veel succes nieuw leven ingeblazen (Waterford Glass house).

Met steun van de Ierse kunstraad (Arts council of Ireland) werd in 1981 de Aosdána in het leven geroepen. Deze club van maximaal 250 leden nodigt schrijvers, dichters, podium en beeldende kunstenaars en filmmakers die zich onderscheiden uit om lid te worden. Van het selecte gezelschap zijn er maximaal 7 tegelijk bekleed met de eretitel Saoi (wijze). Het 10 leden tellende bestuur (toscaireacht) wordt om de 2 jaar gekozen. Sommigen weigeren het lidmaatschap, bijv. omdat ze elitaire vriendjespolitiek vermoeden.

Muziek en dans

Qua klassieke muziek kent Ierland al bijna sinds mensenheugenis harpspelers. Ook in middeleeuwse annalen duiken ze regelmatig op. Ze werden onderhouden door de aristocratie. Tot de beroemde componisten behoort de blinde harpspeler en zanger Turlough Carolan (rond 1700) die vaak beschreven is als nationale componist. Zijn oeuvre kent continentale barokke en Keltische invloeden (bijv. Ierse teksten) en is terug te vinden in het werk van volksmuziek verzamelaar Edward Bunting (rond 1800). Componist en entertainer Thomas Moore (1779-1852) wordt naast William Butler Yeats beschouwd als nationale bard (dichter zanger). Veel van zijn poëzie is op muziek gezet door beroemde buitenlandse componisten. Tot zijn beroemdste klassiekers en evergreens behoren het patriottische “The minstrel boy” en “The last rose of summer”. Pianist componist John Field beïnvloedde collega’s als Chopin, Brahms, Schumann en Liszt. Hij introduceerde de nocturne, een romantisch genre dat bij de sfeer van de nacht past en waar m.n. Chopin via zijn pianocomposities en muziek beroemd mee werd. Michael W Balfe (rond 1840) componeerde 38 opera’s voor operahuizen in Londen, Parijs, Milaan en Wenen en was 7 jaar dirigent bij het operatheater van het Britse koningshuis. De veelzijdige Charles Villiers Stanford (1852-1924) werd vooral beroemd met zijn koormuziek. Aloys Fleischmann (1910-1993) is een bekend musicoloog die ook zelf componeerde. Gerald Berry is de bekendste hedendaagse componist. Beroemde Ierse operazangers zijn Catherine Hayes (rond 1835), tenor John McCormack (1884-1945) en zijn tijdgenote Margaret Burke-Sheridan. Ook concertfluitist Sir Janmes Galway en pianist Barry Douglas werden over de eigen grens veelvuldig gelauwerd. De koorgroep Anúna (sinds 1991) werd in 1987 door componist Michael Mc Glynn opgericht als Ann Uaithne, een verzamelnaam voor de 3 genres binnen de traditionele Keltische muziek.

De Ierse volksmuziek (traditional music) heeft zich beter staande weten te houden t.o.v. uitzendmedia dan de volksmuziek uit de meeste EU landen. De geïsoleerde ligging, het enorme aandeel emigranten (die sterker aan tradities van hun land van herkomst hechten dan autochtonen) en de platteland en pubcultuur van Ierland hebben hieraan bijgedragen. In de 17e eeuw dienden het Schotse type doedelzak en de bodhrán als muziek instrument bij oorlogen. De bodhrán (uitspraak bauwron), een trommel die bespeeld worden met een tipper (de drumstok met 2 slageinden waar een kippenbot naar is vernoemd), stamt als oorlogstrommel wellicht van de Kelten. In de 19e eeuw werd volksmuziek o.m. begeleid door de zo karakteristiek klinkende tinnen fluiten (tinwhistles) en uillean pipes (de Ierse doedelzak waarbij de lucht door een zittende muzikant met de ellebogen wordt aangepompt) en door violen. Begin 20e eeuw kwamen daar verschillende typen accordeons bij. De banjo kwam wellicht via Amerikaanse Ieren in de Ierse folk terecht en de Ierse bouzouki werd in de 70er jaren geïntroduceerd door Johnny Moynihan van Sweeny’s men. Tot in de 19e eeuw werden vrijwel alle ballades mondeling doorgegeven. Mee daardoor geldt sean nós (oude stijl) zang, veelal solo gezongen teksten (uiteraard het liefst in het Iers) zonder instrumentele begeleiding, als summum van authenticiteit. Hetzelfde geldt voor de caoineadh song (klaagzang). Onderwerpen zijn de wandaden van de Britse onderdrukker, de hongersnood, de emigratiegolf (tussen 1820 en 1920 gingen 4,4 miljoen Ieren naar de VS en Canada) en de troubles in Noord-Ierland. Zulke thema’s vormden behalve voor geweeklaag ook een voedingsbodem voor romantiek en voor de Ierse rebelse muziek met o.m. de Dubliners, Éire Óg, Wolftones en Ravens (de voorloper van de Kinks) als exponenten.

Tijdens de Ierse vrijstaat mochten om de zedigheid te bewaken na 1935 vrijwel alleen parochiepriesters publieke muziek en dans evenementen organiseren. Tot rond 1960 bleef de volksmuziek daardoor vrijwel beperkt tot besloten culturele bijeenkomsten waar ook gedanst kon worden (céilids), bruiloften, partijen en heiligendagen. In 1951 werd de Ierse muzikanten sociëteit CCË opgericht (Comhaltas Ceoltóirí Éireann, thans met 30.000 leden). Deze organiseert sinds het begin van haar bestaan jaarlijks het Fleadh Cheoil (muziekfestival), een wedstrijd voor traditionele muzikanten. Eind 50e jaren hadden de Clancy Brothers veel succes in de VS. In Ierland kwamen zanger Seán O’ Riada, de Chieftains en de Dubliners op. Ook showbands Ierse stijl (staande optredens) met de Freshmen en zanger Dickie Rock als exponenten droegen bij aan de revival. Ze combineerden traditionele muziek met popcovers en traden buiten op of in vrolijk gekleurde hallen met sprookjesnamen waar geen alcohol werd geschonken. In de 60er jaren vond de traditionele muziek geleidelijk ingang in pubs doordat muzikanten die in Amerika waren geweest pubhouders aanmoedigden. De groepen Planxty, Clannad en Dé Danann met o.m. Dolores Keane begonnen in de 70er jaren en de bands Altan en Dervish in de 80er jaren. Onder de Ierse volksdansen vallen de horlepiep (hornpipe) en de tragere highlands, de zwier (reel), de erg snelle gigue (jig) en de uit hofdansen, quadrilles (koppels opgesteld in een vierkant waardoor weinig ruimte nodig was) en reidansen ontwikkelde caili dans (met 2 rijen t/o elkaar) en setdans. De stepdance werd m.n. beroemd via de Riverdance theatershow van traditionele Ierse tapdansen in de pauze van het Eurovisie songfestival 1994 in Dublin.

De Ierse volksmuziek raakte meer en meer verweven met popmuziek. Zo sluiten de romantische Sinéad O’Connor (van Nothing compares to you) en punkband Pogues aan bij de rebelse muziek en via Seanchai en Unity squad ontstond protestmuziek met hiphop kenmerken. De muziek van Clannad kan betiteld worden als folkrock, Hothouse flowers combineert traditionele muziek met soul, gospel en rock en Afro Celt sound System en Kíla vormen een fusie met wereldmuziek. Uit Ierse muziek met heavy metal ontstond Celtic metal (Cruachan; Geasa). Zangeres Enya die vanuit Clannad in 1982 voor zichzelf begon, werd met ruim 80 miljoen albums Ierlands meest verkochte soloartiest. Ze zong in wel 10 talen, maar het vaakst in het Iers (http://new.music.yahoo.com/oige/). Haar muziek kan worden gekarakteriseerd als rustgevend, Keltisch en spiritueel. Veel van haar clips op Youtube werden miljoenen keren bekeken. Onder de grote Ierse pop en rockbands uit de flowerpowertijd vallen Van Morrison (speelde veel in showbands; met ruim 55 miljoen albums 3e in de top5 van best verkochte Ierse popgroepen) en Rory Gallagher (1948-1995, 30 miljoen albums). Midden 70er jaren tijdens de opkomst van de punkrock werd U2 bekend met zanger Bono (echte naam: Paul Hewson) als boegbeeld. De groep positio­neerde zich tegen de burgeroorlog in Noord-Ierland en voor de vrede en de strijd tegen aids en armoede in m.n. Afrika. Het is de meest gelauwerde en veruit best verkochte Ierse groep (180 miljoen albums). Ook in 2010 waren de optredens erg imposant. Een icoon uit dezelfde tijd die veel met U2 samenwerkte is Bob Geldof (Ier met een Belgische vader, bijgenaamd Sir Bob) die in Boomtown Rats speelde. Hij werd beroemd (en gelauwerd) door zijn activisme tegen de honger in de wereld, bijv. via de Band Aid groepen met veel beroemde popsterren. Van de veelzijdige groep Cranberries met leadzangeres Dolores O’Riordan, die in 1989 begon, waren in 2009 ruim 50 miljoen albums verkocht en van Boyzone rond 30 miljoen. Grote bands uit de 90er jaren zijn verder The Corrs (Keltische poprock) en Westlife (veel stijlen). Van beide gingen rond 45 miljoen albums over de toonbank.

Theater en toneelschrijvers

Het theater staat in Ierland op een hoog niveau. Het oudste script is een voorchristelijke Keltische dialoog tussen een man en een roofvogel uit de 14e eeuw. Toen waren er ook al religieuze opvoeringen. Na 1600 begon het wereldse theater op te komen. Van de 4 Ierse schrijvers die een Nobelprijs wonnen (NL 0) schreven er 3 ook theater, al maken de Britten er vaak goede sier mee. De Engelse bezetter bleef bepalend tot begin 20e eeuw en veel toneelschrijvers maakten carrière in Engeland. Zo werd Richard Brinsley Sheridan de belangrijkste 18e eeuwse toneelschrijver in Londen. Boucicault (19e eeuw) wordt beschouwd als de geestigste Ierse schrijver tussen Sheridan en Oscar Wilde (1854-1900). Hij nam in zijn toneelwerk zwakheden en hypocrisie van de Victoriaanse samenleving op de hak. Wilde was toonaangevend in het laat Victoriaanse Britse theater. Zijn geboortehuis is nu onderdeel van hat Trinity college in Dublin en opleidingsinstituut voor schrijvers. Het stuk Pygmalion van zijn extreem productieve tijdgenoot socialist en vegetariër George Bernhard Shaw ligt aan de basis van de film My fair lady. De National gallery of Ireland profiteerde van de opbrengsten omdat Shaw de royalty’s naliet. Hij liet zich inspireren door de Noorse toneelschrijver Henrik Ibsen. Saint Joan wordt beschouwd als zijn meesterstuk. In 1924 won hij de Nobelprijs. De oprichting in 1899 van de Ierse literaire sociëteit (sinds 1904 het Abbey theatre of nationale Ierse theater), vormde een podium voor nationalistische toneelschrijvers als William Butler Yeats (1865-1939, Nobelprijs winnaar in 1923), Lady Gregory (1852-1932), John Millington Synge (1871-1909) en Seán O’Casey (1880-1964) en schiep zodoende ruimte voor de eigen Ierse identiteit in het theater. Er verscheen ook toneelwerk in het Iers. Van de 50er jaren tot 1979 bestond in de Unitarian Church in Dublin het Damer theatre dat plaats bood aan opvoeringen in de taal. Hier beleefden bijv. stukken in het Ierse Keltisch van Brendan Behan (1923-1964) hun première. In het in 1928 geopende Gate theatre werden klassiekers opgevoerd van het Europese vasteland. Samuel Beckett (1906-1989; veel absurdistisch werk, Nobelprijs in 1969) geldt als grootste 20e eeuwse toneelschrijver. Sinds 1975 kent Galway de Druïd theatre company. Hier is sinds 1929 ook het Ierstalige theater TnaG (thive-yark nah galyiveh in fonetisch Engels) gevestigd.

Literatuur en dichtkunst

De oudste teksten in Ierland zijn inscripties op stenen in het primitief Keltische Ogham alfabet uit de 4e tot de 6e eeuw. Meestal betreft het namen van overledenen en hun (voor)ouders en soms grensmarkeringen. In de 5e eeuw deed met de komst van het christendom het Latijn zijn intrede. Van St. Patrick zijn uit die tijd 2 geschriften bewaard gebleven, een autobiografie en een protest tegen rooftochten van een Britse koning naar Ierland voor slaven. Ze staan o.m. in het 9e eeuwse Book of Armagh uit een bloeiperiode van de Keltische cultuur. Tot de versierde handschriften (illuminated manuscripts) uit die tijd behoren “the Book of Durrow” uit 675 en het rijk geïl­lustreerde “Book of Kells” (9e eeuw). Hierin worden Latijnse teksten (bijv. de 4 evan­geliën) gelardeerd met Keltische invloeden, bijv. via tekeningen met in elkaar overvloeiende ontwerpen van dierfi­guren.

Het oudste geschrift in het Ierse Keltisch (eind 6e eeuw) was een ode aan Colum Cille (de latere heilige Columba) van bard (zanger) en nationale dichter Dallan Forgaill (ook heilig verklaard). Veel teksten in het Iers verschenen als kanttekening in Latijnse geschriften. In de 12e eeuw kwam het book of Leinster, een geschiedschrijving, uit. Mythen over de oorsprong van de Ierse cultuur zijn terug te vinden in de 4 cycli over de overgang van de pre-Keltische naar de Keltische periode. Vaak zijn het heldenverhalen en gedichten van Keltische barden die mondeling waren overgeleverd. De mythische cyclus bevat verhalen over invasies in Ierland vanaf de zondvloed en over voorchristelijke goden (door monniken die het schreven omgezet in vorsten). De hoofdbronnen werden in de 11e/ 12e eeuw opgetekend, maar er worden ook 17e eeuwse compilaties toe gerekend van bijv. Geoffry Keating. De Ulster cyclus beschrijft de geschiedenis van Ulster en de westelijke provincie Connaght en de Finn cyclus (Fenian cycle, m.n. in dichtvorm) die van de zuidwestelijke provincie Leinster en de zuidoostelijke provincie Munster. In de historische cyclus staan stambomen van en verhalen over Keltische koningen. Veel van dit soort manuscripten zijn nog terug te vinden in bi­bliotheken en musea. De grootste bibliotheek van het land is die van het Trinity College in Du­blin.

Tijdens de 16e en 17e eeuw probeerde de Engelse overheerser de greep op Ierland te verstevigen door het stichten van protestante kolonies van Engelsen en Schotten. Hierdoor won de Engelse taal aan invloed (zij het met Ierse kenmerken: Hiberno English) en hielden de Ierse bardenscholen op te bestaan. Rond 1775 componeerde Eilbhlín Dubh Ní Chonaill (Eileen O’Conell) echter een 390 regels tellende klaagzang in het Iers die omschreven wordt als het grootste 18e eeuwse poëem van Groot Brittannië en Ierland. De aanleiding was de moord op haar geliefde door een Engelsman aan wie hij zijn renpaard niet wilde verkopen. Haar tijdgenoot Brian Merriman liet het Ierstalige gedicht van 1000 regels Cúirt an Mgeán Oiche (het middernachtelijk hof) na dat beschouwd wordt als het beste komische poëem in de taal. Het gaat over een rechtszaak rond de liefde met een jonge vrouw die als klaagster een metafoor is voor Ierland. Ook dit poëem  werd aanvankelijk mondeling overgeleverd. Frank O’Connor maakte er in 1850 een Engelse vertaling van die tot 1946 was verboden vanwege de seksuele openhartigheid en Saemus Heany (geb. 1936, Nobelprijswinnaar in 1995) vertaalde het gedeeltelijk. Brian O’Nolan (tevens columnist) schreef zijn romans zowel in het Engels als in het Iers (vaak onder pseudoniem). De in Engeland geboren Cathal Ó Sándair (1922-1996; o.m. detectives) geldt als één van de meest productieve auteurs in het Iers.

De Engelstalige Ierse literatuur deelt met Britse literatuur een nadruk op overdrijving tot in het absurde en gevoel voor satire. Het fantasierijke kan worden gezien als typisch Iers. Het is bijv. ook terug te vinden in “Gulliver’s travels” van Jo­nathan Swift; een priester van de St. Patrick kathedraal in Dublin. Deze satiri­sche beschrijving van een reis naar een gefantaseerd land verscheen in de 18e eeuw. In de 19e eeuw namen dichters en schrijvers in het Engels steeds meer Iers Keltische elementen op in hun werk. Dit was al goed merkbaar bij Thomas Moore (1779-1852) en bereikte een apotheose bij William Butler Yeats. In 1842 richtten Charles Gavan Duffy, Thomas Davis en John Blake Dillon de nationalistische krant The Nation op. De groep auteurs rond deze krant, met dichter James Mangan als belangrijkste, werden bekend als Young Irelanders. De Schot uit Ulster Samuel Ferguson was sterk geïnteresseerd in Ierse mythologie en geschiedenis. Hij geldt als voorloper van de Ierse literaire wederopstanding die ook bekend staat als Celtic Twilight met exponenten als Yeats, lady Gregory en James Joyce. Joyce liet onder meer “Ulysses” het daglicht zien, een Ierse vertaling van de Odyssee van Homeros via het leven van 3 Dubliners gedurende één enkele dag in 1904. M.n. tijdens de Ierse republiek kwamen schrijvers op die niet uit de maatschappelijke bovenlaag kwamen zoals John McGahern (1934-2006). Hij diepte aspecten uit het leven van gewone Ieren uit die als taboe onderwerp golden zoals seks, verslaving, huiselijk geweld en IRA lidmaatschap. De in Noord-Ierland geboren en in Dublin wonende dichter Seamus Heamy (1939) won in 1995 de Nobelprijs. Grote kinderboeken schrijvers zijn Patricia Lynch (1898-1972) en Eoin Colfer (1965, bekend van zijn serie over de jonge criminele genie Artemis Fowl).

Onder de hedendaagse Ierse literatoren de Man Bookerprice wonnen (de prijs voor de beste Engelstalige roman in het Britse gemenebest, Ierland of Zimbabwe) zijn Roddy Doyle (geb. 1958; thema’s: m.n. overlevingsstrategieën van arme Ieren; winnaar 1993 met “Paddy Clarke Ha Ha Ha”), John Banville (geb. 1945; koel, exact, inventief, zwarte humor; winnaar 2005 met The sea) en Anne Enright (geb. 1962, thema’s: familiebanden, liefde & seks, verleden en tijdgeest in Ierland; winnaar 2007 met The gathering). Sebastian Barry (geb. 1955) werd enkele keren genomineerd en won in 2008 met The secret scripture de Costa Book Award voor werk van Britse en Ierse auteurs met toegankelijkheid als hoofdcriterium. Tot de nog toegankelijkere schrijvers van nu met internationaal succes behoren Marian Keynes (geb. 1963; een Ierse Heleen van Royen) en dochter Cecilia van voormalig taoiseach (premier) Bertie Ahern (geb. 1981; tevens popzangeres en schrijfster van een populaire Amerikaanse TV sitcom).

Eind juli 2010 werd Dublin gekozen tot 4e Unesco stad van de literatuur ter wereld. Alle 4 de Ierse prijswinnaars van de Nobelprijs voor literatuur woonden er en 3 van hen zijn er geboren. Bekende literaire monumenten in de hoofdstad zijn de Chester Beatty Library en de James Joyce Tower.

Cinema

M.n. voor 2000 was de Ierse filmkeuring berucht vanwege haar veelvuldig toegepaste rooms geïnspireerde censuur. Na 2000 groeide de filmindustrie sterk door belasting faciliteiten (waardoor ook meer films in Ierland werden opgenomen) en promoactiviteiten van de Ierse filmraad. Ierland kende in 2007 het op 2 na hoogste bioscoopbezoek in de Eu en er worden veel films verhuurd. In 2008 won de muziekfilm Once van regisseur John Carney (ook ex popmuzikant) een Oscar. De film werd voor slechts €130.000 geschoten. Jim Sheridan (geb. 1949, bekendste titels: In the name of the father over 4 ten onrechte veroordeelden voor IRA aanslagen en My Left foot over een spastische jongen die alleen zijn linker voet onder controle heeft) en Neil Jordan (geb. 1950, emotioneel en politiek geladen films met Mona Lisa uit 1986, The Crying Game uit 1993 en Intermission uit 2003) zijn ook bekende Ierse filmregisseurs. “The wind that shakes the barley”, een aangrijpende film rond de Ierse vrijheidsstrijd en burgeroorlog in de 20er jaren van de Brit Ken Loach, won in 2006 een gouden kalf. Samen met de verfilming door De Brit Alan Parker van de roman “The commitments” van Roddy Doyle vallen deze titels onder de hoogst aangeschreven films onder Ieren. In 2010 won “The Eclipse” van Conor McPherson de jaarlijkse IFTA (Irish Film & TV Award). Dublin kent sinds 03 een jaarlijks internationaal filmfestival met whiskystoker Jameson als sponsor.

Onder de filmacteurs speelde Killian Murphy de hoofdrol in “The wind that shakes the barley. Stephen Rea deed dit o.m. in The Crying Game en de Iers Nederlandse film Nothing personal (4 Gouden kalveren in 2009). Pierce Brosnan (1953) speelde o.m. de titelrol in 4 Bondfilms. Daniël Day-Levis (1957; o.m. 2 Oscars) werd bekend door tal van rollen in films en TV series. Andere grote filmacteurs zijn Colin Farell (won zowel een Golden Globe als een Razzie award; o.m. de hoofdrol in Intermission), Richard Harris (1930-2002, ook ex Rugby speler en zanger, rollen in bijna 80 films), Colm Meany (geb. 1953, o.m. bekend van Star Trek), Maureen FitzSimmonss (geb. 1920, o.m. rollen in westerns), Peter O’Toole (geb. 1932. 8 Oscar nominaties, hoofdrol in Lawrence of Arabia) en golden Globe winnaar Jonathan Rhys-Meyers (geb. 1977).

Denkers en wetenschappers

De filosoof George Berkeley (1685-1753) geldt als uitgesproken exponent van het idealisme of subjectivisme dat er vanuit gaat dat de stoffelijke werkelijkheid zonder de menselijke waarneming weinig voorstelt. Hoewel hij uit een Brits milieu kwam sluit zijn visie aan bij het feit dat Ieren fantasie hoog in het vaandel dragen. Ierland bracht een hele serie botanici en plantentekenaars voort. Onder de beroemde wetenschappers valt hydrograaf Francis Beaufort (van de windschaal; 1774-1857). Zijn tijdgenoot Aenenas Coffey vond een destilleertechniek uit die erg belangrijk werd voor het stoken van (Ierse) whisky. Nobelprijswinnaars buiten de 4 literatoren die de prijs wonnen zijn natuurkundige Ernest Walton (1903-1995) en politicus Seán MacBride (1904-1988; medeoprichter en van 1961 tot 1975 voorzitter van Amnesty International, Nobelprijs voor de vrede 1974). Mary Ward (geb. 1827) uit een geniale familie leefde in een tijd dat Ierse vrouwen niet konden studeren, maar ze kreeg erkenning voor haar uitzonderlijke talenten. Doordat zij in 1869 werd overreden door een stoomvoertuig dat een neef van haar had ontworpen werd ze het 1e verkeersslachtoffer ter wereld. Harry Ferguson (1884-1960; bekend van de landbouw tractoren) en William Thomson (1824-1907, beter bekend als Lord Kelvin vanwege zijn temperatuurschaal) waren Noord-Ieren. Een belangrijke hedendaagse linkse denker uit Ierland is John Holloway (1947). In zijn “Change the world without taking power” uit 2001 propageert hij niet het veroveren van de macht, maar het creëren van een alternatieve levensstijl als revolutie. Hij ziet de opstand in 1994 van de Zapatisten, Mexicaanse indianen die eigen autonome gebieden begonnen, als voorbeeld. In 2010 verscheen een soort praktische uitwerking in “Crack capitalism”. 

Cultuurbeleid, bestedingen, betekenis en deelname

Op http://www.culturalpolicies.net/web/index.php (compendium) is gedetailleerde info te vinden over het Ierse cultuurbeleid. In de eerste 30 jaar van het bestaan van de Ierse republiek werd cultuur vooral als luxe gezien. Men wilde er geen geld aan uitgeven (of het moest gaan om het Keltisch erfgoed) en er werd geen beleid ontwikkeld. In 1951 werd via een wet op de kunst een kunstraad ingesteld. Van daaruit startte In 1983 de Aosdána voor de kunstelite. Voor de 250 leden staat de overheid garant voor een minimum inkomen (€18.000 p/j in 2009, de helft haalde dat niet op eigen kracht). In de 90er jaren kwam via loterij opbrengsten meer geld beschikbaar voor de kunst. De instelling in 1993 van een ministerie van kunst, cultuur en Keltische taal stimuleerde gericht beleid. Deze droeg de planning over aan de kunstraad. Thans valt cultuurbeleid onder 3 ministeries, dat van kunst, sport en toerisme (algemeen beleid), communicatie en natuurlijke hulpbronnen (media) en milieu, erfgoed en locale overheden (erfgoed, plaatselijke voorzieningen). Men steekt veel geld in erfgoed en promotie van het Ierse Keltisch. In 2005 werd Culture Ireland in het leven geroepen om de eigen cultuur over de grens te promoten. De kunstraad kan autonoom allerlei kunstvormen met geld steunen (beide vallen onder het algemene ministerie). Tussen 1996 en 2008 kwamen er veel voorzieningen bij, maar de cultuurdeelname bleef over de hele linie gelijk. Wel gingen tussen 2002 en 2008 de bezoekersaantallen met 30% omhoog. In 2009 werden de top5 gevormd door de National Gallery of Ireland (782.000), het Iers museum voor moderne kunst (IMMA, 418.000), het Nationaal museum Kildare Street (370.000), de National Concert Hall (343.000) en het Nationaal Museum Collins Barracks (314.000, bron: jaarverslag 2009 van het hoofdministerie). In de beleidsplannen van 2008 lag nadruk op eigen inkomsten verwerving binnen de sector (bijv. via koppeling aan toerisme) en toegankelijkheid voor iedereen (incl. immigranten). De kredietcrisis had in 2009 en 2010 ingrijpende bezuinigingen tot gevolg. Men wil het hoofdministerie en een aantal instanties opheffen en de kunstraad en gemeenten krijgen minder geld (in 2009 kreeg de kunstraad 10% minder dan in 08, de raad krijgt haar geld uit loterijen). Men vreest dat kortere openingstijden en hogere entreegelden bezoekersaantallen zullen doen dalen.

In 2009 werkten relatief veel Ieren in de kunst, recreatie en amusementssector (2,2% van de werknemers, EU15 1,7%; 3% van de zelfstandigen, EU15 2,8%; Eurostat). Tussen 2002 en 2008 lagen de overheidsuitgaven p/j aan recreatie, cultuur en religie met 0,6 of 0,7% van het BBP flink onder het Eu15 gemiddelde (0,7% in 08; EU15 1,1%; bron Eurostat). In 2008 ging 0,3% naar recreatie en sport en 0,4% naar culturele diensten. De uitgaven bedroegen toen €1,35 miljard (-4% t.o.v. 07, cultuur kreeg volgens Compendium €221 miljoen). In 2007 lagen ze per hoofd p/j op ruim €52 (weinig naar de maatstaf van de 15 oude EU lidstaten) en in 2008 op €49,80. Van 2001 op 2002 zakte het aandeel van de overheidsuitgaven voor bibliotheken van 26,5% maar 5,5% en het bleef daar hangen (5,3% in 2007, gemiddeld naar EU maatstaf). Verder ging 6,6% naar film/video (relatief veel). In 2004 kregen de podiumkunsten 13% (in 2001 nog 7%, maar nog steeds erg weinig naar EU maatstaf) en beeldende kunsten 3% (gemiddeld). In 2008 kreeg volgens Compendium erfgoed het meeste (33,4%), gevolgd door de kunstraad (20,3%), cultuurinstellingen 14%, cultuurprojecten 12%, overige 8%, film 6,5%, bibliotheken 4,5% en buitenland promo 1,4%. Huishoudens gaven in 2008 naar EU maatstaf weinig uit aan recreatie en cultuur (7,1% van hun budget; EU15 9,5%), maar na 2000 gingen deze uitgaven wel relatief sterk omhoog (+51%, 3 na grootste stijging Eu15; Eurostat annual national accounts detailed breakdown).

Qua betekenis associëren naar EU maatstaf veel Ieren cultuur met geschiedenis (19%, EU27 13%); tradities, talen of gewoonten van groepen (33 om 24%), overige zaken (9 om 7%) en waarden en geloof (11 om 9%) en naar verhouding weinigen met kennis en wetenschap (6 om 18%), de literaire wereld (12 om 24%), onderwijs en opvoeding (12 om 20%), optredens (30 om 39%), musea (9 om 11%) of beschavingen (11 om 13%), bron EB 278, wave 67, veldwerk in 2007). Het volksdeel dat cultuur voor zichzelf belangrijk vond lag onder EU27 normaal (66 om 76%) en het deel dat er in geïnteresseerd was lag daar verder onder naarmate de cultuur verder van het eigen bed af was (eigen cultuur 66 om 69%; Europese cultuur 50 om 57%; wereldcultuur 45 om 56%). Op een 6 tal redenen om niet aan cultuur deel te nemen scoorden de Ieren behalve op gebrek aan interesse (30%, EU 27%) overal onder gemiddeld (gebrek aan: geld 11%, EU 29%; info 12 om 17%, achtergrond/ kennis 9 om 13%, tijd 33 om 42%; beperkte keus of slechte kwaliteit in eigen omgeving 14 om 16%). Verder scoorden weet niet (6 om 1%) en geen (12 om 8%) ook hoog. Het internet werd opvallend weinig gebruikt voor culturele activiteiten (info over: evenementen/ cultuurproducten 18%, laagste EU, EU 42%, sport of vrijetijdsactiviteiten 24 om 41%, specifieke cultuurkennis 16 om 24%; downloaden film/TV 10 om 16%, muziek/ radio luisteren 22 om 28%, krant lezen 26 om 39%, aankoop cultuurproducten 20 om 30%). Slechts op eigen website maken en TV kijken scoorde men gemiddeld (beide 9%). Het gedeelte voorstanders van gratis culturele activiteiten om cultuurdeelname te stimuleren (69 om 82%) was het kleinst binnen de EU na dat in Bulgarije. De tabel hieronder geeft info over cultuur deelname (minstens eens p/j in %) in Ierland, NL, België en de EU27 in 2007. Sport evenementen, concerten, bioscopen en bibliotheken worden in Ierland relatief goed bezocht en naar verhouding velen maken zelf muziek of theater.

Bezoek in 2007 in %

Ier

NL

BE

EU

Ballet, dans, opera

13

18

17

18

Bioscoop

66

62

54

51

Theater

26

58

33

32

Sportevenement

62

49

43

41

Concert

49

43

40

37

Openbare bibliotheek

47

24

37

35

Historisch monument

51

71

54

54

Museum of galerie

38

39

42

41

Deelname in 2007 in %

Cultuur op radio/ tv meebeleven

64

84

79

78

Boek lezen

75

84

65

71

Muziekinstrument bespelen

14

19

11

10

Zingen

16

21

15

15

Acteren

5

7

3

3

Dansen

16

22

20

19

Schrijven (tekst, poëem)

12

25

19

12

Handenarbeid, tuinieren

31

43

52

36

Fotograferen, filmen

12

36

32

27

Tekenen, schilderen, ontwerpen

10

31

21

16

http://www.irelandby.com/travel-guides/ biedt veel info onder arts & culture en events. Op http://goireland.about.com/ staat onder what to do een evenementen top10.