Economie, infrastructuur, arbeid en sociale zekerheid

Bestaansmiddelen en buitenlandse handel

In 2008 werkte onder de 15plussers met een betaalde baan van minstens 1 uur p/w naar EU maatstaven een gemiddeld deel in de landbouw (4,5 om 4,6%), een groot deel in de industrie (39,5 om 26,5%) en een klein deel in de dienstensector (56%: EU 67,3%; Eurostat LFS 2008). Tussen januari en november 2009 steeg het aandeel geregistreerde werklozen van 9,7 naar 13,6% (EU27 van 8 naar 9,5%). Belangrijke industrie (CIA worldfactbook): transportmiddelen, metaal en metaalproducten, elektri­sche en optische instrumenten; voedingsmiddelen en drank, elektriciteit, gas, cokes, olie, kernenergie, chemicaliën en kunstvezels, machines, papier en drukwerk, rubberwaren, keramiek, textiel. Belangrijke landbouw produc­ten: gra­nen, aardappelen, suikerbieten, hop, fruit, varkens, koeien, pluimvee, bosproducten.

Tekort op de handelsbalans 2008: €1,65 miljard (€1,53 miljard in 07; d.w.z. +7,5%, bron Eurostat). Invoer goederen 2008 (waarde €49,9 miljard; +13% t.o.v. 2007): machines/ transportmiddelen 43% (+10% in waarde), aardolieproducten (brandstof/ smeermiddel) 12,6% (+34%) chemische producten 8,6% (+12%), voeding en genotsmiddelen 5% (+15%), grondstoffen 3% (+16%). Invoerpartners 2008: EU27 landen 73% (75% in 07; d.w.z. -2%; EU27 gemiddelde 63%). Duitsland 19,5%; Tsjechië 11%, Rusland 11%, China 5,7%; Hongarije 5%, Frankrijk 4%, Polen 4%, Italië 3,7%, Oostenrijk 3% (bron Slovak republic in figures 2009). Uitvoer 2008 (waarde €48,25 miljard; +13%): machines/ transportmiddelen 54% (+15%), aardolieproducten 5% (+20%), chemicaliën 5% (+9%), voeding en genotsmiddelen 3% (+1%), grondstoffen 2% (+18%). Uitvoerpartners 08: EU27 landen 85% (-1%; EU 67,5%): Duitsland 20,5%; Tsjechië 13%, Frankrijk 6,7%; Polen 6,5%; Hongarije 6,3%;  Italië 5,7% (-7%); Oostenrijk 5,6 (+3%), VK 4,7%; Rusland 3,7%; NL 3%.

T/m november 2009 lag volgens het Slowaakse CBS de totale waarde van de invoer ruim 25,5% lager dan in dezelfde periode van 2008 en de export was 21,5% gezakt. In november 09 was t.o.v. een jaar eerder de export 2,7% hoger en de import 8,7% lager, gunstige cijfers voor deze maand t.o.v. de EU27 normaal (respectievelijk -2,2% en -16,6%).

Infrastructuur en vervoer

In 2009 telde Slowakije 20 vliegvelden met verharde landingsbanen. Het grootste vliegveld is het M.R Štefánik vliegveld 9 km van het centrum van Bratislava. De belangrijkste regio vliegvelden liggen bij Kosiče en Poprad. De landelijke luchtvaart maatschappijen zijn Air Slovakia (5 toestellen) en Danube Wings (4). In 2007 waren er volgens Eurostat 6 vliegvelden met meer dan 15.000 passagiersbewegingen p/j en telde de vloot 25 toestellen. In 2008 verwerkten de vliegvelden 2,6 miljoen passagiers (+16,5% t.o.v. 2007) en 7.400 ton vracht en post (bijna 3,4 keer zoveel dan in 07; bron Eurostat). In de 1e helft van 09 kwam men op 26% minder passagiers en zo’n 80% meer vracht/post dan in de 1e helft van 08. De hoeveelheden luchtvracht wisselen echter sterk door de jaren heen. Landweg 2008: 38.085 km verhard (incl. 384 km snelweg). In 2008 werd 199 miljoen ton vracht over de weg vervoerd (+11% t.o.v. 2007; in kilometerton +8%). In 2007 beschikte de Slowaakse NS ŽSSK over 3622 km spoorweg, waarvan 1577 km (43%) geëlektrificeerd. In 2007 vervoerde men 51,8 miljoen ton vracht (-1,2%; in kilometerton +3%). Met de trein werden 47 miljoen reizen gemaakt (-2% t.o.v. 06) waarbij 2,2 miljard passagierskilometers werden afgelegd (-2%). In 2008 had men aan pijpleidingen 6770 km gasleiding en 460 km olieleiding. Het land heeft 172km commercieel bevaarbare waterweg over de Donau en een handelsvloot van 51 schepen (47 onder vreemde vlag). De belangrijkste havens zijn Bratislava en Komarno. In 2008 werd in de havens 1,8 miljoen ton goederen verwerkt (+3% t.o.v. 2006).

In 2007 ging qua verdeling van het vervoer (in kilometerton) van het vrachtvervoer 71,8% over de weg (68,8% in 2006, d.w.z. +3%, EU27 76,5% in 2007). Tussen 1996 en 2003 lag het aandeel van wegvervoer nog tussen 50 en 62%. Het aandeel van transport via het spoor is sterk gezakt (25,5% in 2007, -5,4% t.o.v. 05; voor 2002 tussen 33 en 43%) evenals het aandeel van vervoer over water (2,7% in 07: +2,4% t.o.v. 06: tussen 1996 en 2001 tussen 4 en 6%). Binnenlands vrachtvervoer in 2008 t.o.v. 2000: -8% in BBP waarde (EU25 +5%); binnenlands passagiersvervoer over land in waarde in 07 t.o.v. 00: -33% (EU25 -6,2%). Van het passagiers vervoer over land (in passagiers kilometers) ging naar EU maatstaf een klein deel met de auto (72,4%; EU27 83,4%) of trein (6%, EU 7%) en een groot deel met de bus (21,6%; EU 9,5%). Tussen 1996 en 2002 steeg het aandeel van de auto van 55 naar 70%, dat van de bus zakte van 34 naar 23% en dat van de trein van 11,5 naar 7%. Het aantal personenauto’s per 100 inwoners ging van 19 naar 25% waar het t/m 06 ongeveer bleef hangen. Het bleef wel ver onder de Eu normaal (EU27 47; +9% t.o.v. 1995). Mobiele tele­foondichtheid 2006: 91% (EU27 106%). Internetdichtheid 2009: huishoudens 62% (EU27 65%), bedrijven met 10 of meer personeelsleden 98% (EU27 94%, Eurostat: industry, trade and services).

Economie

Op http://www.evd.nl/home/landen/ is veel recente info te vinden over economie. Privatiseringen en buitenlandse investeringen hebben in Slowakije voor 1998 weinig plaatsgevonden. Omdat het land ook nog relatief agrarisch georiënteerd was liep het ten opzichte van de meeste andere voormalige Oostbloklanden die nu in de Eu zitten een economische ach­terstand op. Deze werd na 1998 echter snel ingelopen. Een aantal oude, inefficiënte en ver­vuilende zware industrieën werden ontmanteld. Van 2003 naar 2004 daalde door BTW verhoging en bezuini­ging het begrotingste­kort van 5 naar 3,8% van het BBP, maar de inflatie was hoog. De waarde van de Slowaakse kroon steeg t.o.v. de Euro. In 2005 was men bezig met de laatste grote privatiseringen in ener­gie­sector en ver­voer, maar in de 2e helft van 2006 werden ze door de nieuwe (voornamelijk socialistische) regering stopgezet. Men stopte met de verkoop van aandelen in vervoerssector en nutswezen en men nam het staataandeel van 49% in Transpetrol (olie en gas) terug.

Tussen 2000 en 2006 groeiden de buitenlandse investeringen (FDI) met 600%. Ze stegen bijv. van $0,76 miljard in 2003 naar $1,7 miljard in 06. In 2004 en 2005 werd door het Franse Peugeot-Citroën en het Zuid Koreaanse Kia Huyndai (€171 miljoen) veel geld gestoken in de bouw van nieuwe autofa­brieken. Tussen 1996 en 2008 kwam het grootste deel van de FDI uit Nederland (19,9%; m.n. van buitenlandse bedrijven met een Nederlands adres), gevolgd door Oostenrijk 14,2%; Italië 13,5%; Duitsland 13% en Hongarije en Tsjechië (beide 7,7%). Qua bedrijven stond tussen 1996 en 2005 Deutsche Telecom bovenaan, gevolgd door Neusiedler (Oostenrijk), Gaz de France en het Russische Gazprom en naar sectoren de industrie (38,5%), banken en verzekeringen (22%), groot en kleinhandel 13%, elektriciteit, gas en water (10,5%) en transport/ telecom (9%). De investeringen zijn ongelijk over het land verdeeld. Ze vinden vooral plaats rond Bra­tislava (68% t/m 2007), op afstand gevolgd door Košice (9%), Trnava en Žilina (6%). Dit draagt bij aan grote regioverschillen in welvaart en werkgelegenheid (het oosten komt er het slechtst vanaf). Als aantrekkelijke punten voor buitenlandse investeerders golden goedkope en geschoolde vakmensen, lage belastingen, zwakke arbeidscode en gunstige ligging. Geschoolde vakmensen zijn moeilijker te vinden omdat de vraag veel sneller is gegroeid dan het aanbod  De FDI vanuit Slowakije steeg tussen 2003 en 05 van $22 miljoen naar $146 miljoen. Het meeste gaat naar Tsjechië.

Ontwikkelingen vanaf 2007

Vanwege de sterke economisch groei (8,5% in 06; 10,6% in 07) is Slowakije wel betiteld als de economische tijger van Centraal Europa. Door een sterke munt en goede economi­sche vooruitzichten slaagde men erin de inflatie te beteugelen en het begrotingstekort te verkleinen en zodoende mocht men per 1-1-09 de € invoe­ren. In 2008 kwam 80% van het BBP uit de private sec­tor. Ruim 70% van de beroepsbevolking werkte in midden en kleinbedrijf en ruim 80% van de bedrijven telt minder dan 10 werknemers. Velen zijn geregistreerd als zelfstandige of freelancer en veel bedrijven nemen freelancers in dienst vanwege sociale lasten en papierwinkel. De buitenlandse investeringen in m.n. de auto-industrie deden de werkloosheid sterk dalen (tussen 2000 en 2008 van 18 naar 8%), maar door de afhankelijkheid van de 3 grote autofabrieken Volkswagen, Peugeot en Hyundai en hun toeleveranciers heeft de kredietcrisis het land flink geraakt. De voor 2008 en 2009 geplande productieverhoging van de nieuwe fabrieken ging in rook op.

De BBP groei lag voor 2008 op 6,4% en voor 2009 verwachtte men dat het BBP zou zakken. Men kende al een aantal jaren een negatieve handelsbalans die m.n. op rekening kwam van de import van olie en gas uit Rusland. In de eerste 11 maanden van 2009 zakte de export met 21,5% naar €36,6 miljard, maar doordat de import nog sterker zakte (-25%, €35,2 miljard) ontstond een overschot op de handelsbalans (€1,4 miljard; €1,65 miljard tekort in 08). De werkloosheid ging vanaf 2009 weer flink omhoog. De afnemende vraag in eigen land en dalende olie en voedselprijzen waren gunstig voor de inflatie (2,8% in 07; 4,6% in 08; 1,6% in 09). Het doel van de regering is om banen, koopkracht en pensioenen en verzekeringen te behouden. In januari 09 kondigde ze aan dat ze €332 miljoen in de economie ging investeren. Ze wilde dit bedrag vrijmaken via bezuiniging op defensie, ambtenaren salarissen, cofinanciering van EU fondsen en verplichte overdrachten en prioriteiten programma’s. Ook garandeert ze onder voorwaarden leningen aan bedrijven tot 55%. Uiteraard werkt dit alles een groeiend begrotingstekort in de hand. In 2008 lag het met 2,3% van het BBP (€704 miljoen) ruim binnen de 3% norm, maar in 09 zal het rond €1 miljard liggen bij een kleiner BBP.

De waarde van het Slowaakse BBP tegen marktprijzen (met vereffening koopkracht) lag in 2008 volgens Eurostat op €58,3 miljard (+6,1%) en werd voor 2009 geschat op €59,3 miljard (1,7% meer; EU27 -4%; Eurostat). In 2008 lag het BBP per inwoner op €12.000 (EU25 €25.100). De economische groei over 2008 lag boven de EU27 standaard (6.2%; EU27 0,8%). Het zag er in februari 2010 naar uit dat de door Eurostat voor 2009 verwachtte relatief sterke daling (-5,8%; EU -4,1%) mee zou vallen. In 2008 lagen de uitgaven en inkomsten van de overheid onder de EU normaal (inkomsten 32,5% BBP; EU15 45%: uitgaven 34,8 om 47,2% BBP). De inflatie lag in 2008 een fractie boven het EU27 gemiddelde (3,9 om 3,7%) en in februari 2010 werd ze voor 2009 geschat op 0,9% (EU27 1%). De consumentenprijzen (alle items) stegen tussen februari en december 09 niet en lagen rond 11% boven het niveau van 2005 (EU27: van 9 naar 10,5% boven dat niveau). Het begrotingstekort over 2008 was 2,3% van het BBP (3,5% in 07; tekort EU27: 0,8% in 07 en 2,3% in 08; EU norm 3%). De overheidsschuld daalde in 2008 naar 27,7% van het BBP (in 07: 29,3%: d.w.z. -1,7%; EU27 61,5% in 08, +2,8%). Ze bleef daarmee ver onder de door de EU regering voorgestelde standaard (60%). De bruto binnenlandse investeringen (overheid +privaat) lagen in 2008 met 24,9% van het BBP boven het EU gemiddelde (EU27 21,1%; Eurostat). Ook het zakelijk aandeel daarin was aan de grote kant naar EU27 maatstaf (23 om 18,4%). Volgens de landen website van de EVD krijgt men tussen 2007 en 2013 €13,3 miljard uit EU fondsen en men wil daar zelf €2,7 miljard bijleggen. Van het totaal bedrag van €16 miljard gaat het grootste deel (24%) naar transport en infrastructuur, gevolgd door platteland (16%) en milieu (13%). In 2008 werd voor €916 miljoen geïnvesteerd, hetgeen de totale waarde van de FDI rond €28 miljard bracht. In dat jaar kwam het grootste deel uit Tsjechië 54%, gevolgd door Cyprus 20% en Polen, Oostenrijk en Frankrijk (alle drie rond 4%). Slowakije investeerde in 2008 voor €150 miljoen (voor tweederde in Tsjechië).

Arbeid is in Slowakije relatief goedkoop, maar de lonen stegen naar verhouding sterk. Tussen 1998 en het 1e kwartaal van 2008 gingen de arbeidskosten sterker omhoog dan in de EU27, maar in het 2e en 3e kwartaal van 2009 minder sterk (2e kwartaal 3 om 4,2%; 3e kwartaal 1,9 om 3,1% stijging). De arbeidsproductiviteit per gewerkt uur (gecorrigeerd voor koopkracht) steeg tussen 1997 en 2008 van 43 naar 66% van het EU15 gemiddelde. De kostenbaten analyse van arbeid werd in 2007 en 2008 in Slowakije  iets ongunstiger (07: -1,5%, Eurozone -0,8%; 08: -0,3 om +0,9%). Men verwacht dat deze balans in 2009 en 2010 iets gunstiger uitvalt dan gemiddeld in de Eurolanden.

Vertrouwen in de economie in 2008 en 2009

De Slowaken reageerden in het jaar voor januari 2010 naar EU27 maatstaven wat flegmatisch op de economische crisis. De reactie varieerde wel sterk per sector. Het pessimisme over de economie zakte net als elders na januari 2009 naar een dieptepunt. Het dal werd echter iets later bereikt dan gemiddeld in de EU (EU rond maart). Op de door Eurostat gehanteerde ESI (Economic sentiment indicator); een uit de 5 indicatoren vertrouwen in industrie, diensten, bouw en detailhandel en consumenten vertrouwen samengestelde index; zakte men tussen februari en april 09 van 30% onder de uitgangsbasis (het gemiddelde niveau van 1990 t/m 2007) naar 33% daaronder (-3%). Daarna steeg het vertrouwen naar 8% onder dit uitgangsniveau in januari 2010 (+25%). Het herstel was naar EU/ Eurolanden maatstaven gemiddeld (EU27 +29%, Eurolanden +25%) en in januari 2010 bleef, mede doordat het wat later inzette, het eindniveau iets onder dat in de EU (8%, EU27 3%, Eurolanden 5% onder de uitgangsbasis). De reactie was het heftigst in de bouw. Hier werd het dieptepunt pas bereikt in juli 09. Het lag veel lager dan gemiddeld in de EU en het herstel t/m januari was aarzelend en gering. In het MKB was sprake van een vergelijkbare ontwikkeling, maar dan veel minder heftig. De middenstand eindigde in januari 10% onder het basisniveau van 90-07 (EU 13%). Het consumenten vertrouwen steeg van 45 naar 25% onder het basisniveau, maar eindigde lager dan gemiddeld in de EU (Eurolanden 16%, EU27 13% er onder). Onder de industriëlen bleef het pessimisme iets minder wijdverbreid dan in de EU, het dal werd al in maart bereikt (net als in de EU) en in januari 2010 waren minder industriëlen pessimistisch dan een jaar eerder en dan in de EU (2 om 14% onder het basisniveau). In de dienstensector kwam het dieptepunt in mei (25% onder het basisniveau), maar daarna trad een sterk herstel op en in januari 2010 lag het vertrouwen hier zelfs 15% boven het basisniveau (Eurolanden 1%, EU27 2% onder de basis in januari).

Economische sectoren

Via http://www.statistics.sk/ (het Slowaakse CBS), de landenwebsite van de EVD en Eurostat is actuele info te vinden over de economische sectoren. Het aandeel van de landbouw, bosbouw en visserij in de werkgelegenheid daalt naar EU maatstaven sterker dan gemiddeld. Het zakte tussen 1997 en 2008 van 8,2 naar 3,7% en kwam daarmee onder de EU27 normaal (5,6% in 2007). Ook de bijdrage aan het BBP zakt relatief snel (van 5,4 naar 3,1% tussen 1997 en 2008), maar eindigde boven de EU27 standaard (EU van 2,6 naar 1,8%). De waarde van de landbouw productie was in 2009 met €2,06 miljard (plantaardig 45%, dierlijk 40%) rond 9% lager dan in 08. De sector kende in 2008 een omzet van €700 miljoen, waarvan 40% uit de Nitra regio. De omzet van bosbouw en houtbewerking was met €3,8 miljard veel groter. De staatslandbouwcoöperaties uit de communistische tijd zijn geprivatiseerd. In 2007 was nog geen 1% van de 69.000 bedrijven een coöperatie. Boerenbedrijven hadden gemiddeld veel grond (rond 30 ha), maar de bosbouw en houtindustrie is juist kleinschalig. Het meeste bos is van Staatsbosbeheer. De landbouwsector heeft geen prioriteit in het regeringsbeleid. Ze krijgt relatief weinig subsidie en er wordt weinig in geïnvesteerd. Slowakije is met graan, aardappels, suikerbieten, rund en varkensvlees, melk, pluimvee en oliehoudend zaad vrijwel zelfvoorzienend. Verder produceert men o.m. scha­penkaas en bier. In het zuid­westen van het land zijn veel wijngaarden. Het areaal in gebruik voor biologische landbouw lag in 2007 boven het EU15 gemiddelde (6.1 om 4,7%; in 2003 nog 2,3 om 4%). Het aandeel boerenbedrijven met neveninkomsten buiten de landbouw (bijv. uit toerisme) is klein (4,5% in 07; EU15 9,8%).

De bijdrage van mijnbouw, bouw, industrie en nutsvoorzieningen qua banen was in 2008 de grootste binnen de EU27 (39,5 om 26,5%). De bijdrage van de industrie en energie aan het BBP lag sinds 2004 rond 30% (29,7% in 08) en ook de bijdrage van de bouwsector aan het BBP was relatief groot (8,3% BBP, 6,1% in 03, d.w.z. +2,2%; EU 6,4% in 08, +0,7% t.o.v. 03). De omzet van de sector kwam in 2007 op ruim €63 miljard (+19% t.o.v. 06; industrie 77%, +26%; nutswezen 13,5%, +15%; bouw 8,5%, +10%, mijnbouw 1%, +30%; Eurostat) en de bruto winst op €12,6 miljard (+24%). Voor 2008 werd een omzet verwacht van €82,9 miljard (+30%; industrie +11%, nutswezen +29%, bouw +40%). De auto industrie is het belangrijkst (35% van de industrieproductie, 40% van de export; omzet 07 €17,8 miljard volgens de EVD). Ze vormt o.m. een stimulans voor de chemische en machine industrie. Toeleveranciers zijn hier goed voor zo’n 40% van de omzet. Bijna de hele productie wordt uitgevoerd (veel Slowaken rijden rond in geïmporteerde 2e handsauto’s). Qua omzet volgden in 07 de productie van elektriciteit, gas en water; elektrische/optische instrumenten, metaal (€8,5 miljard; metaalbewerking: €4,5 miljard, een verdubbeling t.o.v. 03; machinebouw €4 miljard), brandstoffen (olieraffinaderij, kernenergie) en voeding en genotsmiddelen. In de metaal verplaatsten veel bedrijven uit de EU15 (o.m. uit NL) hun productie naar SK.

Door de kredietcrisis kregen m.n. de auto-industrie en de bouw het zwaar voor de kiezen. In de eerste 11 maanden van 2009 was de industriële productie 15,8% lager dan in de eerste 11 maanden van 08. In de maakindustrie was de achteruitgang het grootst bij transportmiddelen (-31%), gevolgd door machines en uitrusting en kunststoffen (23%) en overige metaalproducten 19%. Alleen de productie van elektronica (+4%), mijnbouw en olieraffinaderij (beide +1%) ging licht vooruit. De productie van de bouwsector zakte met 10,7% naar een waarde van €5,8 miljard. T/m november 2009 had de Slowaakse industrie als geheel minder last van de crisis dan gemiddeld in de EU/ Eurolanden. De industriële productie, omzet en orderpositie bleven boven het niveau van 2005 en verbeterden, terwijl ze daar in de EU net iets onder bleven. De bouwproductie kende in het 1e kwartaal van 2009 een dieptepunt (12% onder het niveau van 2005), maar herstelde zich tot 39% boven dat niveau in het 3e kwartaal.  Tot de grote bedrijven in de industrie en dienstensector behoren de autoproducenten Volkswagen (in Bratislava), KIA (Žilina) en PSA Peugeot (Trnava); de olieraffinaderij Slovnaft, SE (Slovenské Elektrarne, 80% van de elektriciteitsproductie), het staatsbedrijf SPP en Transpetrol (aardgas en olie), de banken SLSP, VUB en Tatra bank en verzekering maatschappij Allianz. In de voedingsmiddelen industrie speelt o.m. het Nederlandse Heineken een belangrijke rol (Pivovary Topvar is de 2e brouwerij). Tot de grote vracht vervoerders over de weg behoren naast NAD 830 en Steeltrans de Nederlandse bedrijven Frans Maas en Hoek Transport (zie ook de landenwebsite van de EVD).

De bijdrage van de dienstensector aan de werkgelegenheid ligt flink onder de EU15 normaal (56%: EU 67,3% in 07). Daarbij was het aandeel van de commerciële dienstverlening groot (60%, EU15 56% in 07). De bijdrage van de sector aan het BBP is klein (58,9% in 2008; EU15 72,4%) en was kleiner dan in 1998 (toen 60%; d.w.z. -1,1%; EU15 +3,5%). Het BBP aandeel van handel, vervoer en communicatie bleef tamelijk groot (25,9% in 2008; EU 20,6%) maar zakte m.n. tussen 1998 en 2000 (-1,3% t.o.v. 1998; EU27 -0,6%). Het aandeel van het openbaar vervoer is nog groot en goederen vervoer via het spoor is relatief belangrijk. Het vrachtvervoer over spoor en water en het openbaar vervoer zijn na 2000 naar EU maatstaven flink gedaald. Het BBP aandeel van de zakelijk financiële DV is erg klein (18,5%, Eu27 28,2% in 08) en de stijging na 1997 relatief gering (+2,1%: EU +3,3%). De BBP bijdrage van de overige DV lag in 2008 ook flink onder de Eu standaard (14,5 om 22,5%). Ze steeg naar 17,4% in 05 en zakte daarna, terwijl ze in de EU nauwelijks veranderde. De tabel hierna beidt info over omzet, winst (in €miljard) en bijdrage aan de werkgelegenheid van de belangrijkste subsectoren in zakelijk/overige DV in 2008.

Deelsector

Omzet

Winst

Banen

Transport, opslag, communicatie

7,2

2,4

108.600

Groot/detailhandel/reparatie/

37,1

4,5

214.000

Horeca

0,6

0,21

23.800

Onroerend goed/zaken

6,7

2,8

132.500

In 2008 groeiden omzet en werkgelegenheid in de groot/ kleinhandel en reparatiesector (incl. voertuigen) nog t.o.v. 07. De daling die vanaf het 4e kwartaal inzette t/m het 3e kwartaal van 09 was echter fors naar EU maatstaf (17 om 7% tussen het 1e en het 3e kwartaal van 09) en ook de werkgelegenheid daalde hier naar verhouding flink. De omzet in de transportsector zakte in 2008 naar €5,9 miljard (-18%), maar in de horeca ging ze bijna 15% omhoog (€0,68 miljard). Hier steeg het aantal banen nog met bijna 8%, maar in transportsector daalde het al met ruim 7%. In de eerste 3 kwartalen van 2009 zakten  omzet (-16%, EU -6%) en werkgelegenheid ook in de dienstverlening buiten de groot en kleinhandel en reparatie relatief sterk in (Eurostat).

Nederland en Slowakije

Vanuit Nederland is tussen 1998 en 2008 het meeste geïnvesteerd in Slowakije, maar dat gebeurde voor een groot deel door in Nederland gevestigde multinationals en buitenlandse bedrijven. Onder Nederlandse multinationals met vestigingen in het land vallen Aegon, Ahold, Heineken en ING. Voor 2004 kende NL een positieve handelsbalans met Slowakije, maar daarna werd de waarde van de import groter dan die van de export. In 2008 daalde de import uit Slowakije met 6% t.o.v. 2007 naar €1,18 miljard (0,4% Nederlandse importwaarde; 3,6% Slowaakse exportwaarde) en de export naar Slowakije steeg met 28% naar €1,1 miljard (0,3% Nederlandse exportwaarde, 1,4% Slowaakse importwaarde). Tussen januari en november 09 voerde NL in ter waarde van €1,03 miljard. Het betrof m.n. telecom toestellen (61%), auto’s (9%) en elektrische apparaten (5%). De waarde van de Nederlandse uitvoer lag per 1 december 09 nog maar op €0,8 miljard. Hier waren kantoormachines en apparaten (±40%), farmaceutica en chemicaliën (±15%) en agrarische producten (±10%) belangrijk. De bijdrage van wegvoertuigen was nog maar een kwart van die van 08 (van 12 naar 3% totale waarde). Begin mei 2009 zagen de EVD en de Nederlandse ambassade in Slowakije kansen liggen voor het NL bedrijfsleven in watervoorziening en zuivering, hydraulische constructies als bescherming tegen overstromingen en verwerking van niet chemisch afval.

Arbeidsmarkt en beroepssectoren

Volgens Eurostat (labour market latest trends 1st quarter 2009 en EU LFS survey 2008) was in het 1e kwartaal van 2009 van de 3,9 miljoen Slowaken tussen 15 en 65 jaar (de beroepsbevolking) een naar EU maatstaf tamelijk klein deel (68,1%; 2,66 miljoen, EU27 70,8%); als werknemer of werkzoekende actief op de arbeidsmarkt. De rest was scholier/ student, zelfstandig, pas moeder, huisvrouw, afgekeurd, pensionado of rentenier. Daarbij werkte 61% (2,38 miljoen) betaald in loondienst (1 uur p/w of meer; EU 64,6%). Van het loondienstige volksdeel was het segment met een deeltijdbaan het kleinst binnen de EU na dat in Bulgarije (3,3%, 80.000 in getal; m 2,5%; v 4,4%; EU 18,6%; m 8,1%, v 31,4%). Het gemiddelde aantal gewerkte uren per persoon p/w kwam zo op 39,2 (m 40u; v 38,2u; EU27 37u; m 39,9u, v 33,3u). Over heel 2008 werkten voltijdwerkers gemiddeld 40,8 uur en deeltijdwerkers 21,4u (EU 40,5 en 20,1 uur). Het aandeel werknemers met een tijdelijk contract (uitzendbureau, stagiaire etc.) was in het 1e kwartaal van 2009 klein naar EU maatstaf (3,9%; m 4,1%, v 3,7%; EU27 12,7%, m 11,9%, v 13,7%). In 2008 had 1% van de actieve beroepsbevolking een bijbaantje (25.700 in getal; -4% t.o.v. 2007; Eu27 3,7%, +2%). Het aandeel zelfstandigen (financiële sector niet meegerekend) kwam in 05 op 15% (224.000; EU25 16%) en lag in 07 met 13,3% onder de EU27 normaal van 16,9% (ZZP 9,7%, werkgever 3,1%; familiebedrijf 0,4%  http://www.eurofound.europa.eu/eiro/ annual reports, industrial relations development). Familiewerkers zijn vaak boer.

In 2008 lag het gedeelte werkende 55plussers op 39,3% (+17,9% t.o.v. 2000, grootste stijger EU27; EU27 45,6%, +8,7%; EU streefdoel 50%). In 2007 was de gemiddelde leeftijd waarop men stopt met werken 58,7 jaar; 1,2 jaar hoger dan in 02 (EU27 61,2 jaar: +1,3j). Eind 2006 waren om het pensioenstelsel betaalbaar te houden in Slowakije relatief weinigen voorstander van langer werken (14%, EU 22%) of pensioenleeftijd handhaven en minder krijgen (9 om 12%). Pensioenleeftijd handhaven en sociale bijdragen verhogen kreeg relatief veel steun (42 om 32%). Een vrijwel gemiddeld deel kruiste een combinatie van de 3 (5%) of geen van de 3 aan (19%).

In 2009 lag het aandeel geregistreerde werklozen op 11,9% (+2,4% t.o.v. 08: EU27 van 8,9%; +1,9%). Bij de leeftijdsgroep t/m 24 jaar was het niveau hoog en de stijging sterk (van 19 naar 27,4%; EU27 van 15,4 naar 19,9%). De manvrouw verschillen in werkloosheid waren in 09 relatief groot (EU: 0,1% en SK 1,5% ten nadele van vrouwen). Slowakije kende tussen 2000 en 2008 veel langdurig werklozen (langer dan een jaar), maar de daling was aan de grote kant (EU27 van 4 naar 2,6%: Slowakije van 10,3 naar 6,6%). De regionale en etnische verschillen in werkloosheid behoren tot de grootste binnen de EU. Begin 2009 varieerden ze van 3% rond Bratislava tot 20 à 25% her en der in het zuiden en oosten. M.n. onder de Roma zigeuners is de werkloosheid enorm (weinig tot geen scholing). In 2008 telde Slowakije naar EU maatstaven relatief weinig hoog en laag geschoolde hoofdwerkers (hoog 35,1%, EU27 39,1%; laag 20,4 om 24,3%) en laag geschoolde handwerkers (8,8 om 9,8%) en erg veel goed geschoolde handwerkers (35,7 om 25,1%). De vraag naar goed geschoolde handwerkers overtrof tot voor kort echter het aanbod. Na veel klachten van werkgevers hebben scholen meer vrijheid gekregen in het vaststellen van onderwijsprogramma’s. In de dienstensector was een relatief groot segment werkzaam in de commerciële dienstverlening (59%, EU15 56%).

Arbeidsmoraal, arbeid en inkomensverhoudingen

Meer dan in Nederland zijn werknemers gewend aan afgebakende gezagsverhoudingen en posities met eigen plichten en verantwoordelijkheden. Naar Nederlandse maatstaven manifesteren veel Slowaken zich indirect, hoffelijk en beleefd. Men uit ongenoegens in bedekte termen of in werkgerelateerde gezondheidsklachten. De Nederlandse directheid wordt al snel als bot ervaren zodat Nederlanders Slowaken op hun beurt moeilijk te doorgronden of aanstellers vinden. Slowaken vinden seksegebonden presentatie belangrijk (beide geslachten geven er veel geld aan uit) en men is gevoelig voor statussymbolen. Ook is men in wezen prestatie en competitiegericht en daardoor vatbaar voor gevoelens van achterstelling en jaloezie. Eind 2006 lag het Slowaakse volksdeel dat werk belangrijk vond qua grootte vrijwel op de EU27 normaal (86%, Eurobarometer 273, wave 66.3), maar het deel dat vond dat vrije tijd belangrijker gevonden hoort te worden dan werk was ook groot (62%; BE 50%; EU 48%; NL 43%; standard EB 66). Het deel dat de wat naïeve Amerikaanse droom van hard werken als manier om vooruit te komen onderschrijft was relatief klein (35 om 45%, NL 36%, BE 49%).

In Slowakije zakte tussen 2003 en 1995/96 en 2005/06 het vakbond lidmaatschap onder de actieve beroepsbevolking van 22 naar ruim 14% (EU25 van 35 naar 27%; bron http://www.eurofound.europa.eu/ eiro/ annual reports). In 2008 telden de vakbonden 379.000 leden (-34% t.o.v. 03; grootste achteruitgang EU, 22 EU landen: -0,4%), waarbij 96% lid was van de grootste bond KOZ SR. De georganiseerde werkgevers hadden in 2007 rond een kwart van de werknemers in dienst. In 2007 dekten CAO onderhandelingen zo’n 40% van de werknemers. In 2008 waren 37 sector CAO’s afgesloten. In 2009 was er veel gesteggel tussen sociale partners en overheid over looneisen en maatregelen om de groeiende werkloosheid te bestrijden. Wel werd men het eens over beperkte verhoging van de ambtenaren salarissen (+1%). Landelijk kwam men in 08 een gemiddelde reële loonstijging van 1,6% overeen (4,3% in 07: EU27 +1,3 en +3,6%). Voor 2007 kende men een strenge stakingswetgeving en bij buitenlandse bedrijven was nog nooit gestaakt. Het is geprobeerd bij Volkswagen, maar de betreffende werknemers werden direct ontslagen. Tussen 2004 en 2007 telde men slechts 2 echte stakingen, één in de zorgsector (in 2006 over de lonen) en één in de burgerluchtvaart (in 07 over veiligheid) Het aantal door stakingen verloren werkdagen per 1000 werknemers lag tussen 2003 en 2006 dan ook onder het gemiddelde van de EU15 en van de 12 nieuwe lidstaten (9,6 om 43 om 12).

De lonen in Slowakije behoren tot de laagste in de 12 nieuwe EU landen. Het doorsnee huishoudinkomen lag in 2006 naar koopkracht op de helft van het EU27 gemiddelde (NL 135%; BE 131%; bron EQLS 07) en in 2008 lag het consumenten prijsniveau naar koopkracht op 70% van de EU27 normaal (NL 104%; BE 111%; in 2004 nog 55%). Het minimumloon per 1-1-2010 bedroeg €307,70 p/m (+4,1%). In 2009 werd het nog met bijna 18% verhoogd (EU +9,4%). In 2007 bedroegen de arbeidskosten per uur €6,41 (EU27 €19,85; EU15 €25,79 in 06; NL €27,41 in 2005) en in 2008 €7,44. In het 3e kwartaal van 2009 waren ze 3% hoger dan in 2008 (Eurolanden +3,8%). Het bruto modale maandloon (incl. toeslagen ed.) lag in 2008 op €723 p/m (+9% t.o.v.07: reëel +3,3%). Het beste wordt verdiend in de financiële dienstverlening (arbeidskosten p/u €13,78) en de telecom en energiesector en het slechtst in de horeca (€4,48), agrarische sector en overige commerciële dienstverlening. De lonen in zorg en onderwijs zijn in 07 iets bijgetrokken. Bij dit alles zijn de regioverschillen groot. In 2008 lagen in de regio Bratislava de brutolonen ruim 35% boven het landsgemiddelde en in de regio Prešov lagen ze daar 31% onder. In de eveneens oostelijke regio’s Banská Bystica en Nitra zijn de lonen ook laag. De inkomensverschillen zijn naar EU maatstaven klein. In 2008 verdienden de 20% hoogste inkomens 3,4 x zoveel dan de 20% laagste (EU15 5 x zoveel; NL en BE 4x zoveel) en 11% moest rondkomen van minder dan 60% van modaal (EU27 16%; BE 15%, NL 10% in 07). Het volksdeel met armrijk spanningen was in 07 gemiddeld naar EU27 maatstaven (30%, EU15 27%; EU12 36%, NL 12%, BE 23%), evenals het aandeel huishoudens dat veel verschil ervoer tussen aspiraties en levensomstandigheden (22%, NL 10%, BE 14%). Het deel dat moeite had om de eindjes aan elkaar te knopen was niet al te groot (15%, EU15 10%, EU12 25%; bron EQLS 2007). Wie als alleenstaande overging van een uitkering op een laag betaald wit baantje hield in 2007 van de extra verdiensten relatief veel over (56%, NL 19%; EU 25%; BE 17%), maar de uitkeringen zijn erg laag.

Arbeidsomstandigheden

Qua werktijden was bij een Eurofound onderzoek van 2005 (4th EWCS, statistical annex) de 5 daagse werkweek in Slowakije naar EU maatstaven sterk ingeburgerd (73 om 66%) en het doorsnee aantal werkuren was hoog naar EU maatstaf (43,1; hoogste na Polen, EU 38,2). Er waren veel banen met regelmatig werkdagen van meer dan 10u (21 om 16%) en erg veel banen met ploegendiensten (28%, Eu 17%). Ook hadden velen meer dan één baantje (10 om 6%). Banen met vaste begin en eindtijden kwamen wat meer dan gemiddeld voor (64 om 61%) en banen met elke week een zelfde aantal werkdagen minder (65 om 74%). Banen met minder flexibele tijdsschalen waren er erg veel (80%, hoogste EU; EU 65%). Slowaakse werknemers hadden, net als in NL en BE, recht op 4 weken vakantie p/j (als ze meer dan 15 jaar in loondienst zijn geweest 5 weken). In 2008 lag in de praktijk de gemiddelde voltijd werkweek op 39,5u (EU15 en NL 39,9u; EU12 41u; BE 38,6u). Men kende een maximale werkweek van 48 u (NL ook 48u: België 38u) en een langste werkdag van 9 uur (NL 12u, BE 8 u). De tabel hieronder biedt info over gemiddelde CAO afspraken qua werktijden in 08 (bron Eurofound).

Onderwerp CAO 2008

SK

NL

België

EU12

Werkweek in uren (voltijd)

38,4

37,5

37,6

39,5

Vakantiedagen

21,2

25,6

20,9

Feestdagen

14

6

10

10,9

Netto werkjaar in uren

1727

1713

1730

1804

Qua werkorganisatie en werkplek waren er in 2005 naar EU maatstaf veel Slowaken die buitenshuis werkten (85%, Eu 73%) of thuis telewerk deden (12 om 8%). Het aandeel banen waarin computers (36 om 47%) of het internet (27 om 38%) toonaangevend zijn lag onder het EU gemiddelde. In Slowakije had men in relatief weinig banen te maken met een direct vragende partij (klanten, leerlingen ed. 50 om 64%), maar er werd tamelijk veel in een team gewerkt (61 om 55%). Het werktempo hing  vaker dan gemiddeld af van collega’s (45 om 42%) of een directe superieur (45 om 35%) en niet zo vaak van klanten ed. (64 om 69%). Men kon bij relatief veel banen met succes hulp vragen van collega’s (82 om 67%) of een superieur (71 om 56%) of van buiten (50 om 32%). Numerieke productiedoelen bepaalden bij weinig banen het werktempo (35 om 42%), maar het werd wat vaker dan gemiddeld bepaald door automatische productieprocessen (23 om 19%). Men kon wat minder vaak dan gemiddeld in de EU zelf de volgorde van taken (55 om 63%), de manier van werken (63 om 67%) of het werktempo bepalen (75 om 69%) of zelf werkpartners (23 om 17%) of pauzemomenten kiezen (33 om 44%). Ook kon men bij relatief weinig banen zelf de kwaliteit van het eigen werk beoordelen (52 om 73%) of eigen ideeën toepassen (49 om 58%). Taken roteren kon wel weer iets vaker dan gemiddeld (47 om 43%).

M.b.t. werkinhoud en behoefte aan scholing had men bij wat minder banen dan gemiddeld genoeg tijd om klussen te klaren (63 om 69%) en er waren relatief veel banen met een nu en dan moordend werktempo (67 om 59%). Banen waarin strikte deadlines de toon aangeven waren er echter wat minder (55 om 62%) evenals banen waarin moest worden voldaan aan precieze kwaliteitseisen (70 om 75%). Men hoefde in relatief weinig banen taken te onderbreken omdat er plotseling wat anders gedaan moest worden (23 om 33%) en ook banen waarin men vaak onvoorziene problemen moest oplossen kwamen wat minder voor dan gemiddeld in de EU (75 om 80%). Relatief weinigen vonden hun baan complex (62 om 69%) en naar verhouding velen waren in het jaar voor de vraagstelling bijgeschoold op kosten van de baas (34 om 27%). Eind 2006 was het deel dat vond dat hun baan het leren van nieuwe vaardigheden vereist aan de kleine kant (64%, EU25 71%).

Van de 24 fysiek en psychisch moeilijke werkomstandigheden die in het Eurofound onderzoek de revue passeerden kwamen er 8 naar EU maatstaven minder vaak voor dan gemiddeld. De vermeldingwaardige afwijkingen in gunstige zin zaten bij klachten over tabaksrook van anderen 17 om 20%, vermoeiende of pijnlijke houdingen 33 om 45% en tillen of slepen met mensen 5 om 8% en verder bij 4 van de 6 onderzochte manieren waarop mensen elkaar op de werkvloer het leven zuur kunnen maken (dreigen met fysiek geweld 3,6 om 6,1%; fysiek geweld van collega’s 0,5 om 1,9%; pesten en lastig vallen 3,6 om 5,1%; ongewenste intimiteiten 1,2 om 1,8%). Te midden van de 17 bovenscores vormden klachten over herrie (46 om 30%), hitte (34 om 24%); rook, poeier of stof (29 om 19%), kwalijke dampen (16 om 11%), contact met chemische stoffen (17 om 14%), straling (5,8 om 4,6%), besmettelijk materiaal (13 om 9%), beschermende kleding of uitrusting (48 om 34%) en leeftijdsdiscriminatie (3,9 om 2,7%) de noemenswaardige afwijkingen in ongunstige zin.

Qua werkgerelateerde gezondheidsrisico’s lag in 2005 het aandeel Slowaken dat de voorlichting op het werk over gezondheid en veiligheidsrisico’s voldoende achtte vrijwel op het Eu gemiddelde (81 om 83%). Het contingent dat de bevinding deelt dat men via het eigen werk de gezondheid of veiligheid in de waagschaal stelt (34 om 28%) of dat het werk de gezondheid negatief beïnvloedt lag daar boven qua grootte (52 om 34%). Veel minder Slowaken dan EU Europeanen schatten in dat ze hun baan van nu wel tot het 60e zouden kunnen volhouden (58%, laagste EU, Eu 83%). Dat komt deels doordat Slowaken toen gemiddeld op hun 58e stopten met werken, maar ze scoorden ook op 15 van 16 door Eurofound onderzochte werkgerelateerde gezondheidsklachten boven het EU gemiddelde. Dikwijls gaat het daarbij om forse bovenscores. De enige onderscore zat bij angsten; 5% van de Slowaken had daar op het werk last van tegen 8% van de EU Europeanen. De noemenswaardige bovenscores werden gevormd door klachten m.b.t. horen 13 om 7%, zien 20 om 7%, huidproblemen 12 om 6%, rugklachten 39 om 24%, hoofdpijn 26 om 15%, spierpijn 30 om 22%, maagklachten 10 om 5,5%; ademhaling problemen 12 om 4%, hartklachten 5 om 2%, kwetsuren 18 om 10%, stress 31 om 22%, algehele vermoeidheid 39 om 21%, slaapproblemen (mede vanwege de vele ploegendiensten) 11 om 8%, allergieën 8 om 4% en geïrriteerdheid 20 om 10%. Veel Slowaken vinden fysieke klachten meer toelaatbaar dan onvrede of emotionaliteit.

Het volksdeel dat tevreden tot erg tevreden was met hun werkomstandigheden (76 om 83%) lag onder het Eu gemiddelde en het deel dat tevreden was over de verdiensten (25 om 44%) en de carrièreperspectieven (18%, laagste EU, EU 32%) lag daar ver onder. Het aandeel dat zich in het jaar voor de vraagstelling ziek had gemeld was gemiddeld (23%) en het doorsnee aantal ziektedagen iets boven gemiddeld (23 om 20 dagen). Hetzelfde gold voor het contingent werknemers dat bang was om binnen een half jaar hun baan te verliezen (15%, EU15 13%; nieuwe EU landen: 25%). Eind 2006 scoorde men qua tevredenheid over het werk het laagst binnen de Eu27 (Eurobarometer 273/ wave 66.3). Het deel met vertrouwen in baanbehoud was het kleinst binnen de landengroep (63 om 85%) en de inschatting van de kans om bij ontslag een baan te vinden die vergelijkbare ervaring/ vaardigheden vereist was gemiddeld. Het deel dat het werk te stressvol en veeleisend vond lag boven de EU normaal (47 om 41%)

In 2005 lag qua verhouding werk privéleven het aandeel dat de werkuren goed in te passen vond in het privéleven iets onder het EU gemiddelde (78 om 80). Het contingent dat vond dat het werk hen genoeg tijd overliet voor koken en huishouden was ook aan de kleine kant (40 om 46%), maar de groep die vond dat het werk hen genoeg tijd overliet voor de kinderen was relatief groot (35 om 28%). In 2007 hadden naar EU maatstaf tamelijk veel Slowaken moeite met de balans tussen werk en gezinsleven. Het deel dat zich door het werk regelmatig te moe voelden voor het huishouden (45%) of moeite had met voldoen aan familieplichten (31%), dat op het werk werd afgeleid waren door private beslommeringen (10%) of dat vond dat men door het werk te weinig tijd overhield voor hobby’s (m 45%, v 59%) week weinig af van de Eu27 normaal. Het deel dat te weinig tijd overhield voor contact met familieleden was bij mannen gemiddeld, maar bij vrouwen groot (m 28%, v 14 om 27%) en relatief velen hielden naar eigen smaak door het werk te weinig tijd over voor andere sociale contacten (m 44 om 34%, v 47 om 38%) of vrijwilligerswerk (m 69 om 48%, v 74 om 53%).

Effecten van de kredietcrisis

In juni 2009 lag het volksdeel dat inschatte dat het ergste van de crisis nog moest komen boven het EU27 gemiddelde (66 om 61%). Het deel dat door de economische crisis bij zichzelf (9%) of bekenden (intimi/ vrienden 37%) met baanverlies in aanraking was gekomen lag vrijwel op de EU27 normaal, maar relatief velen werden er bij collega’s mee geconfronteerd (38 om 24%, special EB 316; wave 71.2). Ook maakten relatief velen zich zorgen over ontslag van zichzelf (45%, EU 32%) of de partner (51 om 38%), maar m.b.t. kinderen was het aandeel vrijwel gemiddeld (45%). Het verlies aan inkomen bij ontslag werd naar EU maatstaf gematigd ingeschat (meer dan 70% behoud: 13%, EU 20%; 51-70% behoud 38 om 28%; minder dan 51%: 26 om 28%, weet niet 24 om 23%). In Slowakije vertrouwde slechts 48% op baanbehoud (EU 80%), maar dit aandeel was wel relatief weinig gezakt t.o.v. 06 (-1 om -4%). Bij ontslag dacht 38% binnen een half jaar weer werk te kunnen vinden (echter: -10% t.o.v. 06; EU27 39%, +5%) en 33% binnen 2 jaar (EU 66%). Zich profileren met ervaring, talenkennis of computer vaardigheden werd daarbij tamelijk vaak hoog ingeschat en aanpassingsvermogen en diploma’s niet zo hoog. Het deel dat voor zichzelf zou willen beginnen was aan de kleine kant (11 om 13%), maar relatief velen zagen dat als reële optie (18 om 12%). Hetzelfde geldt voor alles aannemen (45 om 38%). Ook in de eigen woonplaats naar hetzelfde of heel ander werk zoeken had nogal vaak de voorkeur en daarbij werd de kans van slagen bij het zoeken van ander werk naar EU maatstaf hoog ingeschat. Naar een andere plaats verhuizen was weinig populair en relatief weinigen geloofden dat dit de kansen zou verhogen. Dit brengt ons op het sociale stelsel.

Sociaal stelsel: inkomsten en uitgavenpatroon

In 2007 droegen in Slowakije volgens Eurostat (living conditions/ social protection) naar EU25 maatstaven de werkgever (44,2 om 38,5), de beschermde persoon (21 om 20%) en andere bronnen (9 om 3,4%) naar verhouding veel en de overheid (26,8 om 38,1%) relatief weinig bij aan de sociale zekerheid. In de Eu ging het aandeel van de overheid omhoog (+2,7% vanaf 2000) m.n. ten faveure van de beschermde persoon (-2,2%), maar in Slowakije werd onder de toen nog rechtse regering de bijdrage van overheid (-4,2%) en werkgevers (-4,1%) kleiner en die van de beschermde persoon (+2,5%) en m.n. andere bronnen (+7,7%) groter. De totale uitgaven aan het sociale stelsel lagen met 16% van het BBP onder de EU normaal (EU25 26,2%). In de Eu veranderde dit cijfer weinig, maar in Slowakije zakten de uitgaven tussen 01 en 07 van 19,4 naar 16% (-3,4%). Naar koopkracht lagen ze per inwoner op 41% van het EU25 gemiddelde. Het aandeel aan uitkeringen voor pensioenen en arbeidsongeschikten was met 7,3% klein naar EU25 maatstaf (vrijwel gelijk aan 2000: Eu 11,8%) en het deel voor voorzieningen voor thuis wonende bejaarden aan de kleine kant (0,4%; EU 0,5%). Van de sociale uitgaven ging naar EU maatstaven relatief veel naar bestrijding van sociale uitsluiting (3,3 om 1,3%), gezinsuitkeringen (10% om 7,9%) en arbeidsongeschikten (8,5 om 7,6%), een vrijwel gemiddeld deel naar zorg (30,8 om 29,2%) en ouderenpensioenen (38,3 om 39,5%) en een klein deel naar nabestaanden (5,5 om 6,7%), werklozen (3,6 om 5,1%) en huisvesting (0 om 2,2%). Tegen de EU trend in steeg het aandeel voor pensioenen, arbeidsongeschikten, nabestaanden en gezinnen en daalde het gedeelte voor zorg en huisvesting (dit viel zelfs weg). Conform de Eu trend gaf men minder uit aan werklozen doordat de werkloosheid daalde.

Sociaal stelsel: voorzieningen

Op http://www.ssa.gov/policy/docs/progdesc/ssptw/, een site van de Amerikaanse overheid, staat veel informatie over sociale stelsels. Het stelsel ressorteert onder het ministerie van arbeid, sociale zaken en gezin. Bij de wetten over ziekte, zwangerschap en arbeidsletsel zijn ook het ministerie van gezondheid en het sociale verzekering agentschap betrokken. De 1e wet op arbeidsletsel kwam in 1887 en de 1e ziektewet in 1888. De meeste wetten van nu zijn ingevoerd tussen 1991 (werkloosheid) en 2005 (nieuw pensioenstelsel). Gezinsuitkeringen worden door de overheid betaald aan iedereen die (pleeg)kinderen heeft. Ook vult de overheid her en der leemten op. De begrafenisvergoeding valt daar ook onder. Voor pensioenen en uitkeringen bij ziekte en werkloosheid geldt een minimale premieperiode. De pensioenwet en ziektewet kennen inkomensgrenzen voor premies, maar arbeidsletsel niet (hiervoor geldt ook geen premieperiode). De ondergrens ligt op het minimumloon (€308 per 1-1-2010, bij jongeren en gehandicapten minder) en de bovengrens op 3 x het minimum, bij ziekte uikeringen op 1,5 x modaal (modaal was €723 p/m in 08). Zelfstandigen die minder dan het minimumloon verdienen zijn vrijwillig verzekerd voor pensioen en ziekte.

Ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden

De pensioenge­rechtigde leeftijd ligt voor mannen op 62 jaar en voor vrouwen op 56 jaar en 9 maanden bij minstens 10 premiejaren (bij arbeidsongeschiktheid 1 tot 5 jaar, afhankelijk van de leeftijd). In 2015 zal ze zijn gelijkgetrokken op 62 jaar. Men kent een VUT regeling (maximaal 2 jaar tegen 0,5% minder p/m) en een uitgesteld pensioen tegen 0,5% meer p/m. Pensioengerechtigden (incl. afgekeurd) mogen in Slowakije doorwerken (en dus ook bijverdienen) en kunnen met behoud van pensioen in het buitenland gaan wonen. Met ingang van 2005 is een nieuw pensioenstelsel ingevoerd met een basispensioen van de overheid (rond een kwart van modaal) en een opgebouwd deel. Voor nieuwe werknemers gold het met onmid­dellijke ingang maar bestaande werknemers mogen kie­zen tussen het oude en het nieuwe stelsel. Bij minstens 70% arbeidsongeschiktheid wordt de uitkering berekend op basis van het overheids­deel en de pensioenopbouw die had mogen worden verwacht. Bij minder dan 70% onge­schiktheid volgt een gedeeltelijke uitkering of een afkoopsom ter grootte van een jaarloon. Qua nabestaanden lag de weduwe-uitke­ring op 60% van het pensioen van de overledene voor weduwen die gehandicapt zijn, kinderen onder hun hoede hebben of zelf de pensioengerechtigde leeftijd hebben. De wezenuitkering bedroeg 30% (met een maxi­mum van 100% per huishouden). Bij hertrouwen vervalt het nabestaandenpensioen. Aan bedragen kreeg in 2008 bij overlijden na een arbeidsongeval de directe nabestaande 2 jaarlonen van de overledene uitbetaald tot een maximum van €33.000 en de begrafenis werd door de staat betaald tot een maximum van bijna €1700. Bij andere sterfgevallen kreeg degene die de begrafenis betaalde €80 terug van de overheid. Een gepensioneerde ontving in dat jaar gemiddeld p/m rond €320, een invalide rond €230, een weduwe ongeveer €200 en een wees rond €100 (bron Slovak republic in figures 2009).

Ziekte, kinderen en werkloosheid

De uitke­ring in geval van ziekte bedroeg in 2008 tot de 3e dag 25% en vanaf de 4e dag 55% van het laatst­ver­diende loon met een maximum van 1½ keer modaal. De eerste 10 dagen kwamen op rekening van de werk­gever en de duur was maxi­maal een jaar. Bij tijdelijke ar­beidsongeschiktheid door ar­beidsonge­vallen lag de uit­kering op 80% van het laatstverdiende loon en bij revalidatie werd extra betaald. Bij zwangerschap werd 55% van het laatstver­diende loon uitgekeerd gedurende 28 weken (bij alleenstaande moeders en/ of meerlingen 37 weken). Zwangere vrouwen die overgeplaatst worden naar een lager betaald baantje kunnen het verschil deels vergoed krijgen. Kin­derbijslag (€18 per maand per kind in 2008) werd betaald zo lang het kind op school zat of studeerde. Ook kende men een geboortevergoeding (± €150), een zorgvergoe­ding voor ouders met een  kinderen tot 3 of zieke kinderen tot 6 (± €150 p/m) en een met de leeftijd van de kinderen oplopende meer­lingenvergoe­ding (bij de geboorte van 2 tweelingen binnen 2 jaar of van meerlingen). De werkloosheid uitkering (50% laatstverdiende loon met modaal als maximum) gold voor maximaal 6 maanden.

Beoordeling van het sociale stelsel

Het volksdeel dat in 2003 weinig tot geen ver­trouwen had in het staatspensioenstelsel (70 om 54%) was het grootste binnen de EU en het deel dat dezelfde bevinding deelde met betrekking tot het sociale zekerheidsstelsel (73 om 45%) was het grootste na dat van Litouwen. In dat jaar gaven de Slowa­ken hun pensioenstelsel en hun sociale zeker­heidsstelsel een zware onvoldoende en het laagste cijfer binnen de EU25 (respectievelijk een 3,3 en een 3,6; nieuwe Eu landen: 4,5/ 5). In 2007 kreeg het staatspensioenstelsel een minder slechte beoordeling (een 4,6; EU15: 5, EU12: 4,2). Het deel dat vond dat het sociale stelsel voldoende dekking biedt lag eind 2006 onder op de Eu25 normaal (30 om 51%) en het segment dat vond dat het Slowaakse stelsel andere landen tot voorbeeld zou kunnen dienen lag daar verder onder (10 om 42%). Het gedeelte dat het stelsel te duur vond was daarbij vrijwel gemiddeld qua grootte (52%).