Economie, infrastructuur, arbeid en sociale zekerheid

Grieks Cyprus

Bestaansmiddelen en buitenlandse handel

In 2007 werkte onder de 15plussers met een betaalde baan van 1 uur p/w of meer naar EU maatstaven een groot deel in de dienstensector (73,1%: EU 66,7%) en een klein deel in de industrie (22,5 om 27.7%) of landbouw (4,4 om 5,6%; Eurostat LFS 2007). Tussen juli 2008 en mei 2009 steeg het aandeel geregistreerde werklozen volgens Eurostat van 3,6 naar 5,3% (EU27: van 7 naar 8,9%). Belangrijke industrie (CIA worldfactbook): toerisme, voeding en genotsmiddelen, cement en gips, scheepsbouw en reparatie, textiel, lichte chemicaliën, metaalproducten, hout, papier, producten uit steen en klei. Belangrijke landbouwproducten: citrusvruchten, groente, gerst, druiven, olijven, pluimvee, varkens en lamsvlees, zuivel en kaas. Zoals de meeste eilanden voert Cyprus veel meer goederen in dan uit. Het tekort op de handelsbalans lag in 2008 rond €6,11 miljard; €0,84 miljard hoger dan in 2006 (+15%). Invoer goederen 2008 (waarde volgens Eurostat: €7,2 miljard; +14,5% t.o.v 2007): machines/ transportmiddelen 27% (+6% in waarde), aardolieproducten (brandstof/ smeermiddelen) 20% (+35%), voeding en genotsmiddelen 12% (+14%), chemische producten 9%  (+10%), grondstoffen 2% (+8%). Invoerpartners: EU27 landen 67,7% in 2008 (EU gemiddelde 64%; bron Eurostat). Griekenland 17,7%; Italië 10,2%, VK 9,6%; Duitsland 9,4%; Israël 6,5%; Frankrijk 5,4%; China 5,3%; Nederland 4.1% in 2007 (CIA worldfactbook). Uitvoer 2008 (waarde €1,09 miljard; +7%): aardolieproducten 21% (+35%), voeding en genotsmiddelen 20% (+0%), chemicaliën 17,5% (+15%), machines/ transportmiddelen 16,5% (-28%), grondstoffen 6% (+0,0%). Uitvoerpartners: EU27 landen 68,4% in 2008 (EU 68,1%). Griekenland 21,1%, VK 14,3%: Duitstand 6,6% in 2007.

Infrastructuur en vervoer

In 2008 telde heel Cyprus 13 vliegvelden met verharde landingsbanen. Grieks Cypriotische vliegvelden verwerkten toen 7,22 miljoen passagiers (+3%; NL 50,5 miljoen met 16 keer zoveel inwoners; +4%) en 42,8 miljoen ton vracht (+2%; bron Eurostat). Het belangrijkste vliegveld is Larnaka (74% van de passagiers, 95% van de vracht in 2007), gevolgd door Pafos. In 2007 kwam 46% van de passagieren en 5% van de vracht met een charter. Op Cyprus zijn geen spoorwegen en bevaarbare waterwegen. In 2006 telde men op heel Cyprus 14.630 km landweg, waarvan 84% op Grieks Cyprus (60% van het oppervlak). Er reden toen per 100 inwoners 48 auto’s rond met een Grieks Cypriotisch kenteken (EU27 47). In 2007 was van de 3300 bussen op het eiland bijna 40% in privé eigendom. In 2008 maakte 19,8% van de Cyprioten gebruik van openbaar vervoer en daarmee werd 1,5% van de reiskilometers afgelegd. Vrouwen namen daarvan tweederde voor rekening. In 2007 bedroeg volgens Eurostat (transport) het goederenvervoer over de weg 1,3 miljard kilometerton (+9%).

De handelsvloot was in 2008 qua grootte de 13e ter wereld. Ze telde 858 schepen boven 1000 ton BRT; waaronder 690 buitenlandse schepen onder Cypriotische vlag en 256 Cypriotische schepen onder buitenlandse vlag (worldfactbook CIA). In 2007 stonden volgens het Grieks Cypriotische CBS 1790 schepen in Cyprus geregistreerd met een laadvermogen van bijna 20 miljoen ton. In dat jaar deden 4279 vrachtschepen daar een haven aan. Bij 75% was dat Limassol en bij 18% Larnaca. De havens verwerkten 7,5 miljoen ton goederen (-2,5% t.o.v 2006). Mobiele tele­foondichtheid 2006: 113% (EU27 106%). Internetdichtheid 2008: huishoudens 43% (EU27 60%), bedrijven met 10 of meer personeelsleden 89% (EU27 93%).

Economie van GrieksCyprus

Na de onafhankelijkheid in 1960 ontwikkelde de Cyprische economie zich, met name dankzij een deskundig gebruik van ontwikkelingsgelden, voorspoedig. De werkloosheid nam af en er vertrokken steeds minder Cyprioten naar het buitenland. Vooral het Griekse deel van de bevolking profiteerde van de welvaartstoename. Op GrieksCy­prus is met het volwassen worden van de economie de economische groei ge­leidelijk ge­daald; van ruim 6% in de 80er jaren via ruim 4% in de 90er jaren naar zo’n 3% vanaf 2000. In 2003 was sprake van een dip die ondermeer werd veroorzaakt door het afne­mende toerisme in de jaren daarvoor. Het BBP groeide slechts met 1,9%; de in­flatie kwam boven 4% en het begrotingstekort steeg naar 6,3%. In 2004 herstelde de eco­nomie zich weer. Het investe­ringsklimaat werd beter door over­heidsmaatregelen en de buitenlandse investeringen namen toe met 22% tot zo’n 1 mil­jard Euro. Het meeste werd geïnvesteerd in onroerend goed en zaken (41%), gevolgd door financiële bemidde­ling (25%) en vervoer en commu­nicatie (11%). Ook het toerisme begon weer aan te trekken. De grote dienstensector komt m.n op het conto van toerisme, financiële dienstverlening en de onroerend goedsector. Cyprus moet veel voeding en ge­notsmiddelen, brandstoffen, grondstoffen, transport uitrusting en zware machines invoe­ren. Zoals gebruikelijk bij kleine eilandeco­nomieën weegt de export (farma­ceutica, cement, kleding, landbouw en ambachtelijke producten) hier bij lange na niet tegenop.

Ontwikkelingen vanaf 2007

Via een strikt financieel beleid slaagde Cyprus er in om te voldoen aan de voorwaarden voor invoering van de Euro. Deze werd per 1-1-2008 een feit. De waarde van het Grieks Cypriotische BBP tegen marktprijzen (met vereffening van koopkracht) lag in 2008 op €18,81 miljard (+6%) en werd voor 2009 geschat op €18,24 miljard (-3%; EU27 -1,3%; bron Eurostat). In 2008 bedroeg ze per inwoner €23.800 (EU25 €25.100); 94,6% van het EU27 gemiddelde (in 2007 nog 90,8%). De economische groei over 2007 en 2008 lag boven de EU27 normaal (2007 4,4%, EU27 2,9%; 2008 3,7 om 0,9%) en men verwachtte voor 2009 nog een geringe stijging (+0,3%, EU15/27: -4%). In 2008 lagen in vergelijking met het BBP de uitgaven van de overheid iets onder de EU normaal, de inkomsten lagen daar vrijwel op (inkomsten 44,9% BBP, EU27 45%: uitgaven 44 om 45,8% BBP) en de uitgaven van huishoudens en stichtingen liggen er boven (68,4% BBP; EU27 57,5%; Eurolanden 56,5%). De inflatie wisselde op Cyprus relatief sterk (2007 2,2%; Eu27 2,3%; 4,4 om 3,7% in 2008; Eurolanden 3,3%), net de consumentenprijzen tussen juli 2008 en juni 2009 (alle items). Al met al kwamen ze een fractie hoger uit (+0,7%). Het begrotingstekort zakte en was in 2007 omgebogen in een overschot (2007: 3,4% overschot: Eurolanden 0,6% tekort; 2008: +0,9% om -1,9%). Ook de overheidsschuld is flink gezakt en lag in 2008 op 49% van het BBP (-10% t.o.v 2007; EU27 61,5%, Eurozone 69,6%). Doordat in 2008 de waarde van de invoer veel sterker steeg dan die van de uitvoer steeg het tekort op de handelsbalans met 15%.

De bruto binnenlandse investeringen (overheid +privaat) lagen in 2008 met 20,9% van het BBP vrijwel op de EU standaard (EU27 21,3%; Eurostat). Het zakelijk aandeel daarin was aan de grote kant naar EU27 maatstaven (20,3 om 18,5%). In 2007 bereikten de directe buitenlandse investeringen (FDI) een piek van €1,59 miljard (voor 61% uit de Eu en voor 34% uit de rest van Europa, bijv Rusland; verder: onroerend goed en zaken 47,6%, handel en reparatie 25%, financiële bemiddeling 15%; vervoer en communicatie 3,4%; bouw 3%). In 2008 lagen ze op €1,26 miljard. De achteruitgang kwam m.n op het conto van de onroerend goedsector. Grieks Cyprus investeerde in 2008 voor ruim €900 miljoen in het buitenland (bron CIPA). In 2007 en 2008 groeide de Grieks Cypriotische werkgelegenheid sterker dan in de Eurolanden (2007: 3,2 om 1,8%; 2008: 2 om 0,8%). Tussen het 1e kwartaal van 2008 en het 1e kwartaal van 2009 zakte het aandeel vacatures van 4,3% van het aantal bezette banen naar 2,5% daarvan. De daling was wat sterker dan in de Eurolanden (van 2,1 naar 1,5%). De werkloosheid steeg tussen juli 2008 en mei 2009 van 3,6 naar 5,3% (Eurolanden van 7,5 naar 9,5%). Ook de jeugdwerkloosheid en de werkloosheid onder vrouwen bleven relatief laag. In Grieks Cyprus verloopt de groei van de arbeidskosten tamelijk gelijkmatig, maar sterker dan gemiddeld in de EU en de eurozone. In het 1e kwartaal van 2009 ging het om een toename van 4,8% ten opzichte van een jaar eerder (Eurozone +3,7%; EU27 +1,5%). Per gewerkt uur bleef de arbeidsproductiviteit in 2007 laag naar EU maatstaven (66,9% van het Eu15 gemiddelde). De kostenbaten analyse van arbeid werd in 2008 iets ongunstiger, terwijl ze in de eurozone iets gunstiger werd (-1,8%; Eurozone +0,9%). Men verwacht dat door het grote belang van toerisme, bouwsector en financiële sector in de economie van Grieks Cyprus de kredietcrisis zijn sporen zal nalaten.

Vertrouwen in de economie in 2008 en 2009

De Grieks Cyprioten reageren heftig op de kredietcrisis. Op de door Eurostat gehanteerde ESI (Economic sentiment indicator); een uit de 5 indicatoren vertrouwen in de industrie, diensten, bouw en detailhandel en consumentenvertrouwen samengestelde index; zakte men tussen juli 2008 en maart 2009 met 54% (van 9% boven het gemiddelde niveau van 1990 t/m 2007 naar 45% daaronder), terwijl in de EU27 de daling veel kleiner was (31%; van 9% naar 40% onder dit normniveau). In Grieks Cyprus was het herstel dat optrad tussen april en juni ook relatief groot (GrCy +12%: EU +7%). Onder de Grieks Cypriotische industriëlen was het patroon van de ontwikkeling conform aan het hierboven geschetste, ook in verhouding tot de EU. In de voor Cyprus belangrijke bouwsector ging het surplus aan pessimisten van 4% in juli 08 naar 51% in maart 09 (-47%). Daarna schoot het nogal heen en weer en in juni lag het op 49% (+2%). In de Eu steeg het overwicht aan pessimisten van 17% in juli 08 naar 38% in februari 09 (-21%) om daar tot juni te blijven hangen (+1). Binnen de Grieks Cypriotische detailhandel werd de piek in maart/april 09 bereikt (29% meer pessimisten dan optimisten; -35%) en het herstel t/m juni bedroeg 8%. In de Eu kwam het surplus aan pessimisten in januari 09 op 25% (-14% t.o.v juli 08) en in juni 09 lag het weer op 17% (+8%). In de dienstensector van Grieks Cyprus was sprake van een wat vertraagde reactie. Een surplus aan optimisten groeide in juli en september 08 nog met 4% naar 22%. Daarna trad een forse daling in naar 21% meer pessimisten dan optimisten in juni 09 (-43%). In de Eu veranderde een neutrale situatie in juli 08 in een overschot aan pessimisten van 31% in maart 09 (-30%), waarna t/m juni 8% herstel optrad. Qua consumenten vertrouwen ging in de EU tussen juli 08 en maart 09 het overschot aan pessimisten van 20 naar 32% (-12%), maar daarna trad t/m juni 9% herstel op (23% meer pessimisten). Op Cyprus lag het overwicht aan pessimisten van juli t/m maart tussen 25 en 42% en daarna leek sprake te zijn van herstel (28% meer pessimisten in juni 09: +14%).

Economische sectoren GrieksCyprus

Zowel in de landbouw als in industrie en dienst­verlening zijn kleine bedrijfjes (minder dan 5 werknemers) veruit in de meerderheid. Het aandeel van de landbouw, bosbouw en visserij in de be­roepsbevol­king is na 2003 gezakt en bleef ook in 2007 onder de EU normaal (4,4%; -0,6% t.o.v 2004; EU 5,6%). De bijdrage aan het BBP zakte tussen 1997 en 2008 relatief sterk (van 4 naar 2,1%; Eu27 van 2,8 naar 1,8%). De Cypriotische landbouw is sterk afhankelijk van irrigatie. De sector is relatief belangrijk voor de uitvoer met citrusvruchten, aardappelen, halloumi kaas en tabak als hoofdproducten. Relatief nieuw zijn de kwekerijen van zeebrasem en zeebaars aan de zuidkust die voornamelijk de Cyprioten zelf tot voedselbron dienen. In 2007 lieten ze met een productie van 3200 ton vis (400 ton minder dan in 2006) een 6tal EU landen achter zich. In 2007 was 1,6% van het landbouwoppervlak in gebruik voor biologische landbouw (EU15 4,7%; NL 2,5%) en 6,6% van de bedrijven deed aan nevenactiviteiten buiten de landbouw (EU27 9,9%).

Het aandeel van mijnbouw, bouw, industrie en nutsvoorzieningen qua werk was in 2007 3,5% groter dan in 2003, maar bleef klein naar EU maatstaven (22,5 om 27,5%). De groei kwam vooral op het conto van de bouw. Industrie, mijnbouw en nutswezen droegen in 2008 slechts 10,2% bij aan het BBP (met Luxemburg laagste EU: Eu 20,1%: -3,2% t.o.v 1997) en deze bijdrage ging in Grieks Cyprus ook nog relatief sterk naar beneden (ook -3,2% t.o.v 1997). Het aandeel van de bouw in het BBP bleef er naar verhouding groot (9,4%: +1,5%: EU 6,5%: +0,9%). Daarmee kwam de sector als geheel in 2008 op een aandeel van 19,6% aan het BBP (EU27 26,6%). De lichte industrie overheerst. Volgens Cyprus in figures 2008 bedroeg de waarde van de industriële productie in 2007 €3,32 miljard (+23% t.o.v 2000) en waren toen ruim 37.000 mensen in de sector werkzaam. Het grootste aandeel hierin heeft de voeding en genotsmiddelen industrie (37%; +21% t.o.v 2000; met KEO in Limassol met 720 werknemers als grootste), op afstand gevolgd door metaalproducten, machines en uitrusting (18%; +75%), minerale producten (16,4%: +117%), chemicaliën en kunststoffen (9%; -40%) en drukwerk (7,5%; +35%). De productie van de bouwsector groeide tussen 2000 en 2007 sterk. Het grootste bedrijf hier is multinational J & P (Joannou & Paraskevaides) met 16.000 werknemers. Tussen juli 2008 en mei 2009 zakten de industriële productie (-11%; Eurolanden -17%) en de industriële omzet (-20 om -28%) buiten de bouw minder dan in de Eurolanden. Voor de bouw en de orderpositie in de industrie waren voor Cyprus bij Eurostat geen cijfers voor handen. Tot de belangrijke industriële exportproducten van Cyprus behoren voeding en genotsmiddelen, farmaceutica en lichte chemicaliën, kleding, aluminiumproducten, cement en plezierboten.

In 2007 vulde de dienstensector 73,1% van de banen in; 3% minder dan in 2003, maar naar EU maatstaven nog wel veel (EU 66,7% in 2007). Daarbij was het aandeel van de commerciële dienstverlening relatief groot (59%, Eu 55%). Ook de bijdrage van de sector aan het BBP is naar verhouding fors (78,3%: +3,7% t.o.v 1997; EU 71,5%: +3,1%). Het aandeel van handel, vervoer en communicatie daarin was groot (26,7%; EU 21,1%). Dat van de zakelijk financiële dienstverlening is op Grieks Cyprus sterker gestegen dan in de EU (Cyprus +6%; EU +3.2% t.o.v 1997) en benaderde in 2008 het EU27 gemiddelde (27,5%: EU 28%). De bijdrage van de overige dienstverlening bereikte in 2003 op Cyprus een piek van ruim 25%, maar lag in 2008 op 24,1% (EU 22,4%, vrijwel onveranderd). Zwakke schakels in de economie waren de afhankelijk­heid van toerisme en de concurrentie van goedkope vakantielanden als Turkije en Egypte en van Aziatische lage lonenlanden voor m.n. de textielindustrie. Om e.e.a het hoofd te bieden wilde men de strategische ligging uitbuiten en zich m.n. toeleg­gen op rijkere toeristen en zakenmensen uit de EU, Rusland of het nabije oosten (Cyprioten veraf­schuwen openlijke criminaliteit en dronken herrie). Moge­lijkheden lagen in bouw en financiële sector (bijv via een gunstig belasting en investeringsklimaat). Naast toerisme (zie onder cultuur en leven van alledag) zijn onroerend goed met Georepa Estate Agents als adverteerder, vervoer en communicatie (offshore; handelsvloot met http://www.thas-maritime.com/ als internationaal opererend bedrijf) en financiële dienstverlening belangrijk; sectoren die nogal gevoelig zijn voor de effecten van de kredietcrisis. M.n in de steden zijn veel éénmanszaakjes. METRO is met 4 hypermarkten de grootste grootgrutter van het eiland.

Grieks Cyprus en Nederland

In 2007 was Nederland de 8e invoerpartner van Cyprus. In 2008 was de invoer uit Nederland €338,5 miljoen waard en de uitvoer naar NL €78,3 miljoen. In haar voor de kredietcrisis geschreven pagina’s over Cyprus van eind juli 2009 vond de EVD het toerisme de meest interessante sector voor de Nederlandse ondernemer.

Arbeidsmarkt en beroepssectoren

Volgens Eurostat (labour market latest trends 3rd quarter 2008 en EU LFS survey 2007) was in het 3e kwartaal van 2008 van de 524.000 Grieks Cyprioten tussen 15 en 65 jaar (beroepsbevolking) 73,7% (385.000) als werknemer of werkzoekende actief op de arbeidsmarkt (EU27 71,3%). De rest was scholier/ student, zelfstandig, huisvrouw, afgekeurd, pensionado of rentenier. Daarvan verrichten 271.000 (71%) betaald werk in loondienst (1 uur p/w of meer; EU 66,4%). Van het loondienstige volksdeel had 7,5% (29.000; EU 18,2%) een deeltijdbaan; 4,6% van de mannen en 11,2% van de vrouwen (EU m 7,7%, v 30,5%). Het gemiddelde aantal gewerkte uren per persoon p/w kwam daarmee op 40,5 (m 42,5u, v 37,9u; EU 38u; m 41,4u, v 34,1u). In 2007 werkten voltijdwerkers gemiddeld 40,4 uur en deeltijdwerkers 21,1u (EU 40,5 en 20,2 uur). Het aandeel werknemers met een tijdelijk contract (uitzendbureaus, stagiaires etc) lag vrijwel op de EU27 normaal (3e kwartaal 2008: 13,8%; m 8,3%, v 19,7%; EU 14,2%, m 13,6%, v 15%). In 2007 had 6% van de werknemers een bijbaantje (16.100 in getal; evenveel als in 2007; Eu27 4,5%, +2%). Volgens Eurostat lag het aandeel zelfstandigen (financiële sector niet meegerekend) in 2005 op 24% (51.000 in getal; EU: 16%). Voor 2007 kwam eurofound (zie de link hierboven) op 20,3% zelfstandigen (zzp, werkgever, familiebedrijf; EU27 16,9%); 1,3% minder dan in 2004 (EU -0,2%).

In 2008 werkte van de 55plussers onder de beroepsbevolking 54,8% nog (+5,4% t.o.v 2000; EU27 45,6%; +8,7%; EU streefdoel 50%). In 2007 was de gemiddelde leeftijd waarop men stopt met werken 63,3 jaar (EU 61,2 jaar); in 2002 nog 61,4 jaar (EU 60,1). Eind 2006 was op Grieks Cyprus slechts 12% voorstander van langer werken om het pensioenstelsel betaalbaar (EU 22%) te houden. Het deel dat pensioenleeftijd handhaven en sociale bijdragen verhogen koos was het grootst binnen de EU (55 om 32%) en het deel voorstanders van pensioenleeftijd handhaven en minder krijgen hoorde bij de 2 kleinste (3 om 12%). Het aandeel geen van de 3 lag op 17% (EU 19%). Verder koos 6% voor een combinatie van de 3 (EU 6%) en 7% wist het niet (EU 8%).

Tussen juli 2008 en mei 2009 liep het aandeel geregistreerde werkzoekenden in de actieve beroepsbevolking op van 3,6 naar 5,3% (EU27 van 7 naar 8,9%). Onder 15-25 jarigen steeg het tussen juli en maart relatief weinig (van 9 naar 11%; EU van 15,3 naar 18,8%). Deze jeugdwerkloosheid is na het piekjaar 2005 (14%) weer bijna terug op het niveau van daarvoor. De manvrouw verschillen in werkloosheid zijn op Grieks Cyprus erg klein. Tussen 2000 en 2008 zakte het gedeelte langdurig werklozen (langer dan een jaar) van 1,2 naar 0,5% (met dat van Denemarken het kleinste aandeel in de EU27; EU van 4 naar 2,6%). In 2007 telde Grieks Cyprus naar EU maatstaven qua hoofdwerkers weinig hoog geschoolden (30,9 om 38,3%) en erg veel laag geschoolden (31,3%, hoogste aandeel EU; EU 24,4%). Qua handwerkers lag het aandeel goed geschoolden ook onder de Eu normaal (22,8 om 27,4%) en het aandeel laaggeschoolden lag daar flink boven (mede door de grote horeca; 15,1 om 9,9%). In de dienstensector lag het gedeelte commerciële dienstverleningsberoepen boven de EU normaal (60 om 55%).

Arbeidsmoraal, arbeid en inkomensverhoudingen

Omdat de arbeidsverhoudingen op Cyprus vaak hiërarchisch zijn willen veel werknemers duidelijke instructies. Ook nemen ze dan weinig eigen initiatief. Verder bestaat bij velen de neiging om in een baan te blijven plakken, ook al is men niet tevreden met het werk. Wie uiteindelijk wel van baan verandert kiest of zoekt naar verhouding vaak iets totaal anders. Onder baanveranderaars is de groep duizendpoten/ 12 ambachten 13 ongelukken relatief groot. Werkomstandigheden en betaling vormen belangrijke keuzecriteria en persoonlijke bevrediging is relatief onbelangrijk. Op Grieks Cyprus was eind 2006 het volksdeel dat werk belangrijk vindt relatief groot (88%; EU25 84%: NL 81% eind 2006). Het deel dat vond dat vrije tijd belangrijker gevonden hoort te worden dan werk was het echter tegelijk het grootst binnen de Eu (69%; EU 48%; NL 43%) en het deel dat de wat naïeve Amerikaanse droom onderschrijft van hard werken als manier om vooruit te komen lag rond de Eu normaal (46%, EU 45%, NL 36%; BE 49%).

Op Grieks Cyprus zakte tussen 1995/96 en 2005/06 het vakbond lidmaatschap van 76 naar 72%, maar het bleef naar EU maatstaven het op 2 na grootste (EU27 van 38 naar 28%; bron http://www.eurofound.europa.eu/ eiro/annual reports/). Arbeidsrelaties en inkomsten worden in Cyprus veelal vastgesteld via CAO’s. Voor 5 beroepsgroepen die daar buiten vallen heeft de overheid minimum lonen vastgesteld. Het aantal door stakingen verloren werkdagen per 1000 werknemers wisselt nogal op Cyprus en tussen 2003 en 2007 lag het gemiddeld op 50 (6e Eu25). Arbeidsconflicten vinden veelal plaats in de dienstensector en soms in de bouw. Ze gaan meestal over het niet tot stand komen van een CAO of schendingen van CAO’s. In 2006 stegen (met inflatiecorrectie) de CAO lonen met 1,1% (EU25 +1,7%) en in 2007 daalden ze met 1,6% (EU27 +2,3%).

Het doorsnee huishoudinkomen lag in 2006 naar koopkracht 32% boven het EU27 gemiddelde en was daarmee bijna net zo hoog als in Nederland (NL +35%; bron EQLS 07). Wel zijn de huishoudens gemiddeld iets groter dan in NL. De arbeidskosten per uur bedroegen toen bijna €12 (EU25 €21,49; NL €27,41 in 2005). In het 1e kwartaal van 2009 waren ze 5% hoger dan een jaar eerder (Eurolanden +3,7%). In 2008 lag het consumenten prijsniveau rond 90% van het EU27 gemiddelde (NL 103%). De inkomensverschillen zijn naar EU maatstaven gemiddeld. In 2007 verdienden de 20% hoogste inkomens 4,5 x zoveel dan de 20% laagste (EU 4,8 x zoveel; NL 4x) en 16% moest rondkomen met minder dan 60% van modaal (EU gemiddelde; NL 10%). Het volksdeel met armrijk spanningen behoorde tot de kleinste binnen de EU (11%, EU15 27%; NL 12%, BE 23%), maar het aandeel huishoudens dat veel verschil ervoer tussen aspiraties en levensomstandigheden was wel groot (39%, NL 10%, BE 14%) en het deel dat moeite had om de eindjes aan elkaar te knopen was met 26% het op 5 na grootste binnen de EU27 (EU27 13%, EU15 10%; bron EQLS 2007). Wie als alleenstaande overging van een uitkering op een laag betaald baantje hield in 2007 van de extra verdiensten wel relatief veel over (gemiddeld 39%; EU 25%, NL 19%).

Arbeidsomstandigheden in GrieksCyprus

Volgens het Eurofound onderzoek had in 2005 de 5daagse werkweek tamelijk breed ingang gevonden (68% werknemers, EU 66%) en qua werktijden was de regelmaat opvallend groot. Het deel van de werknemers dat geregeld dagen 10 of meer uren maakte lag iets onder het EU25 gemiddelde (14 om 16%) en het deel dat elke dag hetzelfde aantal uren werkte lag daar flink boven (77 om 59%). Het aandeel werknemers dat iedere dag vaste begin en eindtijden (79 om 61%) en elke week hetzelfde aantal werkdagen kende (89 om 74%) was zelfs het grootste binnen de EU25. Ploegendiensten kwamen dan ook weinig voor (12 om 17% van de werknemers). In CAO’s was volgens http://www.eurofound.europa.eu/ (eiro/annual reports, latest studies) in 2008 een werkweek van 38 uur norm (EU27: 38,6). In de praktijk lag in het 3e kwartaal van 2008 de gemiddelde voltijd werkweek op 40,8u (EU27 en NL 39,9u; België 38,6u). Het wettelijke minimum aan verlofdagen lag, net als in Nederland en België, op 20 (EU27 21,4 dagen). Men kende, net als NL, een maximale werkweek van 48 u (België 38u) en een langste werkdag van 13 uur (NL 12u; België 8 u). De tabel hieronder biedt info over gemiddelde CAO afspraken qua werktijden in 2008 (bron eurofound).

Onderwerp CAO 2008

GRCY

NL

België

EU27

Werkweek in uren (voltijd)

38

37,5

37,6

38,6

Vakantiedagen

20

25,6

25,2

Feestdagen

13

6

10

10,5

Netto werkjaar in uren

1725

1713

1730

1744

Qua werkplaats en organisatie van het werk valt op dat de gemiddelde reistijd van en naar het werk de kortste was binnen de EU (32 om 41 minuten). Opvallend weinig Cyprioten (39%, laagste EU25; EU 73%) werkten op het terrein van een baas, bedrijf of instelling. Telewerken van huis uit kwam ook niet zoveel voor (5 om 7%) en het computergebruik op de werkvloer (31 om 47%) of het gebruik van het internet (23 om 37%) lag flink onder het EU25 niveau. Het deel van de werkenden dat rechtstreeks te maken had met klanten (57%) was kleiner dan binnen de Eu15 (66%) maar groter dan binnen de EU10 (52%). Velen hadden in hun baan te maken met een hoog werktempo (73%, EU25: 60%) of met deadlines (69 om 62%). Het werktempo werd relatief vaak rechtstreeks bepaald door klanten ed. (74% om 69%) en opvallend vaak door een baas (53 om 35%). Die baas was echter maar zelden een vrouw (15%, laagste EU25, EU 24%). Er waren ook relatief weinig werknemers die de volgorde van taken (53 om 64%) of hun werkwijze (56 om 67%) zelf konden uitmaken. Wel had men naar verhouding vaak invloed op de keus met wie men samen wilde werken (31 om 24%) en velen konden met succes een appèl doen op collega’s (72 om 67%) of op superieuren (65 om 56%) voor hulp of steun. Met externe steun lag het moeilijker (22 om 32%). Wel had men vaak het idee dat men voldoende werd geraadpleegd over veranderingen in de werkorganisatie (57 om 47%). Het gedeelte werkenden in teamverband lag wat onder de EU25 normaal (50 om 55%). M.b.t. werkinhoud en behoefte aan scholing hadden relatief veel Cyprioten het gevoel dat ze onder hun niveau werkten (41 om 34%). Het deel dat zelf de kwaliteit kon bepalen (65 om 73%), onvoorziene problemen moest oplossen (72 om 81%) en complexe taken had (50 om 60%) lag onder de EU normaal. De behoefte aan bijscholing (8 om 13%) werd weinig gevoeld en ook weinigen hadden in het jaar voor de vraagstelling opleiding gehad op kosten van de baas (19 om 27%).

Over hun fy­sieke arbeidsomstandigheden waren de Grieks Cyprioten in 2005 naar EU25 maatstaven tamelijk tevreden. Op slechts 5 van de 16 moeilijke omstandigheden die door Eurofound werden onderzocht scoorden men bovengemiddeld. De meest in het oog springende scores in negatieve zin lagen bij last van trillingen (28 om 24%), hitte (37 om 24%), kou (33 om 21%) en vermoeiende en pijnlijke posities (59 om 45%). Klachten over herrie (25 om 30%), giftig materiaal (6 om 11%), tillen of slepen met mensen (6 om 8%) of zware voorwerpen (30 om 35%), veel staan of lopen (62 om 73%) of beschermende kleding/ uitrusting moeten dragen (17 om 34%) kwamen duidelijk minder vaak voor dan in de EU25. Qua werkgerelateerde gezondheidsrisico’s vond een wat groter deel dan gebruikelijk in de EU25 (34 om 28%) dat het werk gezondheid of veiligheidsrisico’s mee­bracht en 43% (om 34%) vind dat hun gezondheid er in negatieve zin door werd beïn­vloed. Op 15 van de 16 door Eurofound meegenomen klachten scoorde men boven het EU25 gemiddelde. De grootste afwijkingen zaten bij rugklachten (33 om 24%), hoofdpijn (23 om 15%), spierpijn (32 om 23%), ademhalingsproblemen (9 om 5%), allergie (8 om 4%), algehele vermoeidheid (36 om 21%), stress (33 om 22%), angst (18 om 8%) en prikkelbaarheid (16 om 6%). Desondanks lag het gedeelte dat zich in het voorafgaande jaar ziek gemeld had onder het EU25 gemiddelde (17 om 23%). Wel lag het gemiddelde aantal ziektedagen daar iets boven (22 om 20 dagen). Slechts weinig werknemers (2 om 4%) hadden klachten over geweld, pesten en discriminatie op de werkvloer. Het totaal roept beelden op van een expressieve cultuur met hiërarchische werkverhoudingen waarbij het personeel, dat veel de klanten tevreden moet stellen, achter de vodden gezeten wordt door superieuren. Het feit dat relatief velen in horeca of midden­stand werkten past in dit plaatje.

Het gedeelte dat redelijk tot erg tevreden was over werk (83%) of de carrière perspectieven (33 om 32%) lag in 2005 rond het EU25 gemiddelde en de tevredenheid over de betaling was tamelijk wijd verbreid naar EU maatstaven (55 om 44% redelijk tot erg tevreden). Ook eind 2006 scoorde men qua tevredenheid met werk vrijwel op het Eu gemiddelde (Eurobarometer 273/ wave 66.3) en het aandeel Grieks Cyprioten dat vond dat hun baan het leren van nieuwe vaardigheden vereiste lag toen iets onder de EU normaal (69%, EU25 71%). Het deel dat hun werk te stressvol en veeleisend vond was het op 3 na grootst binnen de EU (62 om 41%). Het deel dat vertrouwen had in baanbehoud lag ook boven de EU normaal (90 om 85%) en de kans om bij ontslag een baan te vinden die vergelijkbare vaardigheden en ervaring vereist werd relatief optimistisch ingeschat. In juni 2009 lag het volksdeel dat door de economische crisis bij zichzelf of bekenden met baanverlies in aanraking was gekomen in Grieks Cyprus onder de EU normaal (special EB 216; wave 71.2), maar de bezorgdheid daarover lag daar iets boven. Zo was het deel dat inschatte dat het ergste nog moest komen relatief groot (73%, Eu 61%) net als het deel dat bang was bij ontslag geen ander werk te kunnen vinden. Het volksdeel dat dacht dat diploma’s doorslaggevend zijn was met 70% het grootst binnen de Eu (EU 52%) en het deel dat computervaardigheden aangaf als zodanig het op één na grootst (30%, EU 19%). Het deel dat ieder baantje aannemen (25%, EU 38%) of elders op zoek gaan naar hetzelfde werk (9 om 21%) als mogelijke oplossing zag was relatief klein op Cyprus. Op dezelfde plaats naar hetzelfde werk zoeken, voor zichzelf beginnen of heel iets anders gaan doen zagen relatief velen als mogelijke uitweg, maar voor de laatste 2 opties voelden weer weinigen.

In 2005 lag qua verhouding werk privé-leven het aandeel werkenden dat vond dat de werkuren goed in te passen waren in het privé-leven iets onder de EU25 normaal  (78 om 80%), maar tegelijkertijd was het deel van hen dat aangaf iedere dag minstens een uur aan de kinderen te kunnen besteden daar flink boven (40 om 28%) en het gedeelte dat in hun vrije tijd vanuit het werk werd benaderd was erg klein (10 om 23%). Het deel dat tijd genoeg overhield voor koken en huishouden (46%) was vrijwel gemiddeld. De tabel hieronder geeft info over de stand van zaken in 2007 m.b.t het in balans brengen van werk en gezinsleven. Relatief veel Grieks Cyprioten hadden door het werk dat ze zich te moe voelden voor het huishouden, moeite hadden met voldoen aan familieplichten en geen tijd overhielden voor vrijwilligerswerk of politieke activiteiten. Uiteraard heeft dit ook te maken met prioriteiten die men stelt. De manvrouw verschillen vielen op Grieks Cyprus erg mee, behalve bij tijd voor hobby’s (ten nadele van de werkende vrouw: bron EQLS 2007). In de tabel wordt het woord familie gebruikt i.p.v gezin omdat op Cyprus de uitgebreide familie een veel belangrijkere rol vervult dan in NL en België.

  Door het werk regelmatig (%):

GRCY

NL

BE

EU27

Te moe voor huishouden

69

37

37

48

Moeite met vervullen familieplichten

42

29

28

29

Concentratieproblemen op werk door familieverantwoordelijkheden

8

6

8

12

Aandeel werknemers met te weinig tijd voor:

Contact met familieleden

11

37

30

28

Andere sociale contacten

27

44

38

36

Eigen liefhebberijen

47

47

51

52

Vrijwilligerswerk/ politieke activiteit

88

39

42

51

Uitgavenpatroon voor sociale zekerheid

In 2006 droegen volgens Eurostat (living conditions/ social protection) naar EU25 maatstaven werkgevers (24 om 38,2%) en de beschermde persoon (15,1 om 20,6%) naar verhouding weinig en overheid (48,1 om 37,6%) en andere bronnen (12,8 om 3,5%) relatief veel bij aan de sociale zekerheid. In dat jaar lagen de totale uitgaven aan het sociale stelsel met 18,4% van het BBP ver onder de EU normaal (EU25 27%). Naar koopkracht was dit per inwoner 63% van het EU27 gemiddelde. Het aandeel aan uitkeringen voor arbeidsongeschikten en pensioenen lag met 6,8% onder de EU25 normaal (11,9%) en het deel voor voorzieningen voor thuis wonende bejaarden was met dat in Luxemburg het kleinst binnen de Eu (0,003%; Eu27 0,48%). Bejaarden worden op het collectivistische Cyprus veel door de familie opgevangen en verzorgd. Van de sociale uitgaven ging naar EU25 maatstaven relatief veel naar bestrijding van sociale uitsluiting (4,7 om 1,3%), gezinnen (10,8% om 8%), werklozen (6,1% om 5,6%) en huisvesting (2,7 om 2,3%), een gemiddeld deel naar pensioenen (39,8 om 40%) en nabestaanden (6,3 om 6,2%) en naar verhouding weinig naar ziekte en gezondheidszorg (25,7 om 29,2%) en arbeidsongeschikten (3,9 om 7,5%).

Het sociale stelsel: algemene kenmerken

Veel informatie over sociale stelsels op culturescope.nl komt van de site van de Amerikaanse overheid http://www.ssa.gov/policy/docs/progdesc/ssptw/. Het huidige sociale verzekeringsstelsel van Grieks Cyprus is grotendeels bij wet vast­gelegd in 1957 en 1980 met aanvullingen tussen 1995 en 2003. Meestal geldt als basisvoorwaarde voor het mee-eten uit de ruif van de staatsvoorzieningen dat men over een be­paalde periode niet teveel heeft verdiend (minder dan €885 p/w in 2008; dit was tevens het maximum aan uitkeringsgeld dat men per huishouden binnen mocht halen) en via inkom­sten minimaal 26 weken premies heeft afgedragen, waarvan 20 weken in het afgelopen jaar. Bij ar­beidsletsel en voor gezinsuitkeringen geldt geen premieperiode. Het sociaal minimum voor 65plussers lag in 2008 op €287 p/m. Het z.g.n verzekerbare inkomen (€147 p/w in 2008) dient vaak als uitgangspunt. Veel uitke­ringen kennen een basisbedrag (vaak 60% van het verzekerbare inkomen, bij zwangerschap 75%) met een aanvulling tot 2 maal het verzekerbare inkomen. Men kent een 13e maand. De bedragen worden jaarlijks aangepast aan prijsontwikkelingen. Wie onder een uitkeringsregeling valt, een laag inkomen heeft (in 2008 €15.377 p/j voor alleenstaanden; €30.7545 excl. kinderbijslag voor gezinnen) of aan bepaalde chronische aandoeningen lijdt is verzekerd tegen ziektekosten en heeft recht op ba­sisbehandelingen en dito medicij­nen. Wie niet onder regelingen valt kan soms aanspraak maken op een eenmalige af­koopsom.

Voorzieningen

Het pensioen (incl. arbeidsongeschiktheid en nabestaandenuitkeringen) bestaat in Grieks Cy­prus uit een staatspensioentje en een ge­deelte eigen pensioenopbouw. De pensioenge­rechtigde leeftijd is meestal 65 jaar, maar soms vroeger en men kent een flexibele pensi­oenregeling. Wie minimaal 156 weken (bij arbeidsongeschiktheid 20 we­ken) premies heeft afgedragen voor minstens een kwart van het basisinkomen en onder de inkomens­grens valt komt voor staatspensioen in aan­merking ter hoogte van 60% van het verzekerbare inkomen. De aanvulling bedraagt 1,5% van wat men meer verdiende dan het verzekerbare inkomen. Volledig afgekeurden kregen in 2008 een basispensioen van €354 p/w met een mogelijke aanvulling voor constante zorg van €192 p/w of tot 60% van de verdiensten in de 2 jaar voor intrede. De weduwe-uitkering lag ook €192; opnieuw met de mogelijke aanvulling. Bij hertrouwen wordt ze afgekocht met een bedrag ineens ter hoogte van een jaar pensioen. De wezenuitkering hangt af van het aantal wezen. Er bestaat op Grieks Cyprus ook een pensioen voor afhankelijke ouders die inwonen en buiten andere regelingen vallen. Men kende een begrafenisvergoeding van €607 voor verzekerden en van €304 voor wie direct afhankelijk was van een verzekerde.

Voor tijdelijke arbeids­ongeschikt­heid en ziekte staat maximaal een jaar uitkering en voor werkloosheid bui­ten eigen schuld in principe maximaal een half jaar. De ziekte-uitkering en de werkloosheidsuitkering lagen ook op 60% van het verzekerbare inkomen, aangevuld met de helft van wat men over het jaar vooraf meer verdiende tot maximaal het dubbele. Medio 2009 was op Grieks Cyprus het deel dat na ontslag rekende op een uitkering ter hoogte van 51 tot 70% van het laatst verdiende loon het grootst (41%, EU 29%) gevolgd door 71-100% (12 om 20%) en minder dan 50% (9 om 28%). In 2008 lag de uitkering bij zwangerschap op driekwart van het verzekerd inkomen gedurende 18 weken. Daarnaast kreeg de nieuwe moe­der een eenmalige geboortevergoeding van €446. De jaarlijkse kinderbijslag varieerde in 2008 van €392 voor 1 kind tot €1293 per kind voor 4 of meer kinderen tot 18 (indien studerend of in militaire dienst tot 25). Voor inkomens onder €17.086 p/j is er een aanvulling die op vergelijkbare wijze met het kindertal oploopt van €97 naar €431 p/j. Inkomens tussen €17.086 en €34.172 kregen de helft van deze aanvulling.

GrieksCyprus kent als enig EU land binnen haar sociale voorzieningen een huwelijkssubsidie. Deze subsidie ter hoogte van €607 per maand (hetzelfde bedrag als de eenmalige begrafenisvergoeding) gedurende een jaar wordt over beide pasgetrouwden verdeeld wanneer ze aan de voorwaarden voldoen.

Beoordeling van het sociale stelsel

In 2003 hadden relatief weinig Grieks Cyprioten weinig tot geen ver­trouwen in het staatspensioenstelsel (39%, EU25 54%), maar naar verhouding velen hadden weinig tot geen vertrouwen in het sociale zekerheidsstelsel (52 om 45%). Het deel dat vond dat het sociale stelsel voldoende dekking biedt lag eind 2006 met 20% ver onder het Eu25 gemiddelde (51%) evenals het segment dat vond dat het Grieks Cypriotische stelsel andere landen tot voorbeeld zou kunnen dienen (11 om 42%). Het gedeelte dat het stelsel te duur vond was het kleinst binnen de Eu (25 om 53%).

TRNC economie

Na de Turkse invasie van 1974 raakten, mede door de inter­nationale handelsboycot, de ontwikkelingen in de TRNC steeds verder achterop. De landbouw bleef erg belangrijk, de werkloosheid bleef hoog, er heerste een inflatie van zo’n 75% per jaar en het tekort op de handelsbalans was eveneens erg hoog. Door in­vesteringen en goedkope le­ningen uit Turkije, maar ook door de versoepeling van reis­beperkingen in 2003 (TRNC ingezetenen konden in Grieks-Cyprus gaan werken) en van de Eu regels in 2004 (TRNC producten mogen in Grieks-Cyprus worden verkocht) trad herstel op. De aanpassing van TRNC reguleringen aan die van de Eu in mei 2005 droeg hier verder toe bij. In 2003 groeide de TRNC economie met 11% en in 2004 met 10%. De inflatie van de Turkse Lira was ingedamd tot 12,3% in 2003 en het gemid­delde jaarinko­men per hoofd ging in deze 2 jaar van €4400 naar €6000.

In 2007 was in de TRNC de mobiele telefoondichtheid met 141% hoger dan in enig EU land

De TRNC is economisch sterk afhankelijk van Turkije. Men heeft als munteenheid het nieuwe Turkse pond en Ankara vergoed rond eenderde van het overheidsbudget (tussen 2005 en 2007 ruim $400 miljoen p/j). In 2006 lag volgens het CIA worldfactbook de economische groei (10,6%) net onder de inflatie (11,4%). Ze kwam m.n op conto van bouw en onderwijs. In 2007 zakte volgens het CIA worldfactbook het BBP 2%. Volgens het statistisch bureau van de TRNC (http://www.devplan.org/Frame-eng.html) groeide het BBP in 2006 met 13,2% bij een inflatie van 19,2% en in 2007 met 1,5% bij een inflatie van 9,4%. Onder de werkzame bevolking (95.000 in 2007) droeg in 2005 de landbouw 14%; de industrie 29% en de dienstensector 57% bij aan de werkgelegenheid (CIA worldfactbook). Bijdrage van de sectoren aan het BBP in 2007 (statistisch bureau TRNC): landbouw 6,3%; industriesector 17,3% (bouw 7.9%); dienstensector 76,4%. Volgens dit bureau werkten toen 8700 mensen in de industrie, 14.300 in de bouw, 21.000 in het toerisme; 21.000 in de publieke DV, 19.800 in zakelijke/ persoonlijke DV en ruim 8.600 in financiële DV en vervoer. De werkloos­heid lag in 2006 en 2007 op 9,4%. Men kent een enorm tekort op de handelsbalans en dat groeide tussen 2005 en 2007 m.n doordat de import toenam. De import was in 2007 VS $1,5 miljard waard (+12,5%) en de export $83,7 miljoen (+22%). Doorgaans komt zo’n 60% van de import uit Turkije en gaat 40% van de export daar heen. Het aandeel van landbouwpro­ducten in de export daalde tus­sen 1977 en 2002 van 78 naar 42%. Naast citrusvruchten, zuivel en aardappels is textiel een belangrijk exportitem. Havens: Famagusta en Kyrenia. Thans vormt het toerisme (m.n de komst van Turken en Engelsen)  een belangrijke bron van inkomsten. Hierdoor en door de afhankelijkheid van Turkse banken verwachtte het CIA worldfactbook een flinke klap van de kredietcrisis. Uit de voorlopige economische cijfers voor 2008 kwam reeds een gevoelige daling naar voren.