Economie, infrastructuur, arbeid en sociale zekerheid

Bestaansmiddelen en buitenlandse handel

Bulgarije en Roemenië zijn de armste EU landen. In 2007 (jaar van de EU toetreding) bedroeg het Bulgaarse bbp per hoofd naar koopkracht 40% van het EU27 gemiddelde, tussen 2008 en 2010 44% en in 2011 45% (NL toen 131%, BE 118%, Eurostat, economy & finance, national accounts). In 2009 zakte het bbp met 5,5% (EU27 gemiddeld -4,3%), in 2010 ging het 0,4% omhoog (EU27 +1,8%) en in 2011 lag de groei op 1,7% (om 1,5%). Naar sectoren (meer details verderop onder economische sectoren) lag de bijdrage van de landbouw aan de Bulgaarse economie (bbp bijdrage) in 2008 op 7,2%, in 2009 en 2010 op 4,8 en 4,9% en in 2011 op 5,6% (EU 1,7% tussen 08 en 011; voor 2005 in Roemenië en Bulgarije nog boven 10%). Voormalige Oostbloklanden kennen veelal ook een grote bbp bijdrage van de industrie sector (mijnbouw, industrie, energie & bouw). Deze kwam in 2008 in Bulgarije op 31,1% bbp (EU 26,6%) en ging via 30,3% en 29,4% in 2009 en 2010 naar opnieuw 31,1% in 2011 (EU toen 25,8%). De bouw geraakte in een vrije val (van 9,3 naar 6,5% bbp) en de rest van de sector herstelde zich enigszins. Met dit alles bleef voor de Bulgaarse diensten sector 61,7% over in 2008 en 63,3% in 2011. Daarmee viel ze onder de kleinere binnen de EU27 (71,7 en 72,5%), maar men was wel enigszins met een inhaalrace bezig (groei 2,5%, EU 1%). Volgens de FAO (Production) bestond in 2010 (naar waarde) de top10 van landbouw producten uit tarwe, zonnebloempitten, melk, maïs, tuinkruiden, kip, koolzaad, druiven, varkensvlees en eieren. Met tuinkruiden (5), zonnebloempitten (6), ezelsvlees (8) en cranberry’s (9) viel men onder de wereld top10 (andere bessen scoren ook hoog). Men valt ook onder de grootste producenten ter wereld van parfums en rozenolie. De visserij productie kwam in 2010 op 18.700 ton (7 EU landen minder; België 22.000t) waarvan een groot deel (42%) uit kwekerijen. Industriële productie (CIA worldfactbook): elektriciteit, water & gas; olieraffinaderij, kernenergie; voeding & genotsmiddelen; machines & uitrusting, basismetalen, chemicaliën, cokes.

Qua werk (details onder “arbeidsmarkt en beroepssectoren”) kwam het deel van de 15-65 jarigen dat minstens 1 uur p/w wit betaald werkte in 2006 boven de EU normaal en in 2008 bereikte het een piek (65,4%, EU 62,8%). De daling daarna was relatief sterk (61,2% in 2011, -6,5%; EU 62,3%, -0,8%). Naar Eu maatstaf werkt (zelfstandigen + werknemers) een groot segment in de landbouw (19,9 om 5,3% in 2011) en in de industrie en bouw (26,4 in 22,9%), zodat voor de dienstensector weinig overblijft (53,7 om 71,8%; Eurostat, population and social conditions, employment, employment growth and activity branches). De daling in werkgelegenheid na 2008 was sterk (-2,6%, Eu -1,8% in 09; -4,7 om -0,5% in 010; -4,2 om +0,2% in 2011). De industriële werkgelegenheid heeft het sterkst te leiden onder de recessie (daling: 7,9 om 5,6% in 2009; 10,4 om 3,5% in 2010; in 2011: landbouw -3,7 om -1,2%; industrie -4,2 om -0,7%; diensten -4,4 om +0,7%). Het segment zelfstandigen zakte tussen 2002 en 2008 van 29,2 naar 26,4% en lag in 2011 weer op 27,3% van degenen met betaald werk (3e EU, EU 14,6% in 2011). Het aandeel geregistreerde werklozen zakte in Bulgarije tussen 2000 en 2008 enorm (van 16,4% naar 5,6%; EU van 8,8 naar 7,1%), maar lag in 2011 weer op 11,3% (+100% t.o.v. 2008; EU 9,7%, +37%; juni 2012: 12,2%, EU 10,4%).

Via Eurostat, de wereldbank en het Bulgaarse CBS zijn recente gegevens te vinden over de buitenlandse handel van Bulgarije. Volgens de wereldbank (Bulgaria Data) lag in 2011 de waarde van de uitvoer van goederen & diensten op 63,4% van de bbp waarde ($33.9 miljard, rond €27m) en de waarde van deze invoer op 65% bbp ($34.8m, rond €28m). Zoals alle zuid Europese landen kent het land qua handel in goederen een tekort op de handelsbalans. In 2009 kelderde t.o.v. 2008 deze invoer met 33% en de uitvoer met 24%. De export had zich in 2011 hersteld tot flink boven het niveau van 2008 en de import bleef nog onder dat niveau. Daardoor nam het tekort op de handelsbalans af. In 2010 bedroeg het €3,7 miljard (ruim 10% bbp waarde) en in 2011 €3,1m (8% bbp waarde, EU 1,3% bbp). De waarde van invoer aan goederen lag in 2011 op €23,3 miljard (+21% t.o.v. 2010, EU +12%). Naar Eu maatstaf was het aandeel klein bij machines & transport uitrusting (23,4% invoerwaarde, EU 30%), aardolie producten (brandstof: 23,5 om 25,5%) en overige goederen (23,5 om 25%) en groot bij grondstoffen (9,5 om 4,8%), voeding & genotsmiddelen (9 om 5,5%) en chemicaliën (11,3 om 9%). T.o.v. 2010 steeg de importwaarde van brandstof het sterkst (+25%), gevolgd door voeding etc. en machines etc. (beide 20%), overige (18%), chemicaliën (17%) en grondstof (14%). Uitvoer 2011 (waarde €20,2m; +28% t.o.v. 2010, EU +20%). Men voerde naar EU maatstaf veel uit aan grondstof (12 om 3%), brandstof (13,8 om 6%), voeding & genotsmiddelen (11,6 om 6%) en overige goederen (36,6 om 23%) en weinig aan machines & transport middelen (17 om 42%) en chemicaliën (8 om 16%). Het export aandeel van overige goederen steeg het sterkst (47%), gevolgd door grondstof (39%), brandstof (32%), machines etc. (31%), chemie (28%) en voeding etc. (16%). Tussen 2000 en 2005 steeg de bijdrage van EU27 landen in de handel en daarna veranderde ze weinig. De invoer uit EU landen ging van 53% in 2000 via 62,6% in 2005 naar 59% in 2011 (EU27 61% in 2011). De uitvoer steeg van 56% in 2000 naar 62% in 2004. Daarna lag het EU aandeel tussen 60 en 65% (62,5% in 2011, EU normaal toen 64%). Top10 uitvoerpartners 2010 (Foreign Trade): Duitsland 11%, Italië 10%, Roemenië 9%, Turkije 8.6%; Griekenland 8%, Frankrijk 4%, België 3,8%, Servië 3,4%, Rusland 2,8%, Spanje 2,6% (NL 14e met 1,5%). Invoerpartners: Rusland 16%, Duitsland 11,5%, Italië 7%, Roemenië 7%, Griekenland 6%, Turkije 5,4%, Oekraïne 4%, Frankrijk 3,3%, Hongarije 3%, Oostenrijk 3,4% (NL 11e met 2,8%, BE 14e met 1,9%).

Infrastructuur en vervoer

Volgens Transport in Bulgaria is de vervoersinfrastructuur flink geprivatiseerd. Op het vlak van luchtvaart gebeurde dit in 2006 met de nationale luchtvaartmaatschappij Bulgaria Air. In augustus 2012 beschikte men over 18 toestellen van gemiddeld 12,2 jaar oud (er waren er 4 in bestelling) en men vloog op 22 bestemmingen, waarvan de 2 kustbestemmingen Burgas en Varna in eigen land in de zomer en de rest (op Israel en Libanon na) binnen Europa. Nazomer 2012 stonden op de lijst van de Bulgaarse luchtvaartautoriteit 18 namen van Air carriers en op List was een 9tal maatschappijtjes te vinden. Bij 4 ervan (samen 14 toestellen) was vrachtvervoer corebusiness en de andere 5 (33 toestellen) deden vooral chartervluchten, dikwijls met vervoer van en naar de kust als aanleiding. De grootste Bulgarian Air Charter beschikte over 8 toestellen en vloog in de zomer op 32 bestemmingen in 14 landen. De luchtvaartautoriteit telde 5 internationale vliegvelden en 15 vliegveldjes met vergunning voor passagiersvluchten. Voor 2011 kwam men tot 7 miljoen passagiers bij de internationale vliegvelden met het leeuwendeel op conto van de 3 grootste (Sofia  passagiers 3,5m, +5,4% t.o.v. 2010, vracht 1.900 ton, +3,7%; Burgas p 2,2m, +19%; Varna p 1,18m, -2,9%). Eurostat kwam landelijk voor 2011 op 6,7m passagiers (+8%) en 21.900 ton vracht (+4%).

Het CIA worldfactbook telde voor 2008 (buiten straten in woonoorden) 40.200 km landweg, waarvan 39.600 km verhard. Transport and Communications kwam voor 2011 op 19.500 km, waarvan 458km snelweg. President Boyko Borishov (sinds 2009) neemt de aanleg van nieuwe snelwegen voortvarend ter hand en in juli 2012 was 554 km snelweg beschikbaar. Buiten dat is een groot deel van de verharde wegen nog van slechte kwaliteit. In 2011 werd 135,3 miljoen ton vracht over de weg vervoerd, 4% meer dan in 2010 maar nog altijd 23% minder dan in piekjaar 2008. In km ton ging de hoeveelheid na 2008 echter alleen maar omhoog en in 2011 was het aldus gemeten 40% meer. Eurostat kwam voor 2010 op 4098 spoorweg (driekwart enkelspoor, bijna 70% geëlektrificeerd). Ook Bulgarije sluit zich aan bij de vaart der volkeren en recentelijk zijn de eerste hoge snelheidslijnen (tot rond 200 km/u) geopend. In 2014 verwacht men 461km gereed te hebben. BDZ, de Bulgaarse NS (Bulgarian State Railways) bestaat sinds 1885. De EU regels indachtig kwam er in 2002 een aparte poot voor infrastructuur. Sinds 2007 zijn het er 4, waaronder 1 voor personen en 1 voor goederenvervoer en sinds 2010 is het bedrijf een holding. In Bulgarije is vaak moeilijk hoogte te krijgen van jaarcijfers. Wel is bekend dat BDZ eind 2011 van de 13.000 werknemers minstens 2000 wilde ontslaan om te bezuinigen (met proteststakingen als gevolg) en dat men de kaartjes duurder ging maken (+9%, zakelijk +15%). Private maatschappijen zijn vooral actief in het vrachtvervoer. In 2011 vervoerde men over spoor 14,1 miljoen ton vracht, 9% meer dan in 2010 (in km ton +7%), maar nog steeds 37% minder dan in piekjaar 2007 (toen 21,9m ton, in km ton 30% minder). Het vrachtvervoer over spoor heeft toenemend last van achterstanden in onderhoud van de infrastructuur. In 2011 werden per trein 2,06 miljard passagiers kilometers afgelegd (-1,5% t.o.v. 2010). Het aantal passagiers km daalde sinds 2006 met 17%. Sofia heeft een uitgebreid netwerk van trams, bussen en trolleybussen en sinds 1998 ook een metro. Landelijk zijn er veel opvallen veel busmaatschappijtjes, vaak met maar 1 bus. Onder de kunstwerken in het bergachtige land vallen het 120 km hoge Brebesh viaduct 60km ten oosten van Sofia (o.m. populair bij bungee jumpers), de overdekte voetgangersbrug bij Lovech en de 2 Donau bruggen (de 2e sinds eind 2012). De langste spoorwegtunnel meet bijna 6km. Buiten dat zijn er tal van antieke bruggen en viaducten uit de Romeinse en Ottomaanse tijd.

Voor 2010 telde de CIA in Bulgarije aan pijpleidingen 2844km gasleiding, 346km olieleiding en 156km leiding voor raffinage producten. Voor 2009 kwam men op 470 km commercieel bevaarbare waterweg (m.n. de Donau, maar ook delen van de Maritska en de Iskar rivier). In 2011 werd hierover volgens Eurostat 14,5 miljoen ton goederen vervoerd, zo’n 22% minder dan in piekjaar 2010. Het Bulgaarse CBS kwam voor 2011 echter niet verder dan 4,2m ton. De belangrijkste Donau havens zijn Ruse en Lom.  Volgens het CIA worldfactbook beschikte men in 2010 met 22 zeeschepen van meer dan 1000 ton (9 bulkcarriers, 8 vrachtschepen, 2 gastankers, 1 olietanker, 2 veerboten) over de 93e handelsvloot ter wereld. Verder waren er 14 buitenlandse schepen (Duitsland 12, Rusland 2) en stonden er 30 Bulgaarse schepen geregistreerd in andere landen (Saint Vincent 9, Malta 8, Panama 6). In 2010 verwerkten de beide grootste zeehavens Burgas en Varna 22,9 miljoen ton goederen (5% meer dan in 09, maar 13% minder dan in 08, Burgas 12,8m t, Varna 10,1m ton). Na 2006 werd Varna belangrijker ten koste van Burgas. Landelijk kwam het Bulgaarse CBS voor 2011 op 25,7m ton (+12% t.o.v. 2010), waaruit blijkt dat andere zeehavens weinig gewicht in de schaal leggen. In 2009 ging qua verdeling van het vervoer (in kilometerton) van het vrachtvervoer nog maar 10,7% over het spoor (EU 17,1%; 45,2% in 2000, EU toen 19,7%), 68% over de weg (52% in 2000, EU27 van 73,7 naar 76,4%) en 21,2% over binnenwater (2e EU na Roemenië; in 2000 nog maar 2,6%, EU 6,5% in 2000 en 2010). Van het passagiers vervoer over land (in passagiers kilometers) ging in 2010 naar EU maatstaf een klein deel per trein (3,7 om 7,1%; 7,7 om 7.1% in 2000), een iets onder gemiddeld deel per auto (echter wel van 58 naar 79%, EU van 83 naar 84%) en een groot deel met de bus (17 om 8,8%, in 2000 nog 32,4 om 10%). Het aantal personenauto’s per 100 inwoners ging tussen 2000 en 2010 van 24 naar 33 (kleinste EU na Roemenië en Slowakije, EU27 van 40 naar 47). Mobiele tele­foondichtheid 2009: 139% (EU 125%). Internet dichtheid 2011: huishoudens 45% (laagste EU, EU27 73%), bedrijven met 10+ personeel 84% in 09 (EU 94%, Eurostat: industry, trade and services).

Economische ontwikkeling t/m 2008

Via Economy of Bulgaria is het meeste over dit onderwerp wel te achterhalen. Rond 1900 bestond 80% van de bevolking uit veelal arme boeren. Omdat de Ottomaanse landadel was vertrokken viel het grootgrondbezit mee. Ook tijdens het interbellum bleef de agrarische sector dominant. De eerste communistische partijleider Georgi Dimitrov (1946-1949) legde het fundament voor een snelle industrialisatie. Onder Todor Zhivkov (1954-1989) steeg de levensstandaard. Qua repressie liet hij in politieke en economische  zin de teugels wat vieren zodat de vrije markt enige ruimte kreeg. De industrie werd het belangrijkst en men stak (uiteraard wel binnen de ideologische marge) veel geld in onderzoek & ontwikkeling. Na 1989 moest na het ineenstorten van de economische structuur van het Oostblok (de Comecon) alles weer van de grond af aan worden opgebouwd. Daarbij had de economie tot 1997 zwaar te leiden onder de beperkingen bewerkstelligd door de oorlog in voormalig Joegoslavië en de VN sancties tegen Servië en onder halfslachtige beleid van de eigen regering (de communisten bleven gewoon aan het bewind onder een andere naam). Men had enkele jaren te maken met hyperinflatie. Rond 1997 was de levensstandaard met 40% gezakt en ze bereikte in 2004 pas weer het niveau van voor 1989. Rond 1998 was de informele economie (grotendeels ruilhandel) goed voor 18 tot 30% van het BBP. In 1998 kwam er een regeringswisseling en met hulp van IMF en wereldbank werd de economie rigoureus gesaneerd via ontmantelingen, privatiseringen en liberaliseringen (o.m. in landbouw en grondpolitiek). Men kreeg een flinke lening los van het IMF en buitenlandse investeringen begonnen aan te trekken omdat het investeerders makkelijker werd gemaakt. Tussen 1997 en 2006 namen ze gemiddeld met 11% p/j toe. Er werd m.n. geïnvesteerd in financiën, onroerend goed, energie, chemie, telecom, bouw, metaal en MKB. Ook werden de sociale zekerheid en het contractrecht hervormd en de strijd tegen misdaad en corruptie werd opgevoerd.

De regering van National Movement met ex koning Simeon II als premier tussen 2001 en 2005 betekende een voortzetting van het nieuwe beleid. In de industriesector probeerde men upgraden tot westerse standaarden in verband met het komende EU lidmaatschap te combineren met samenwerking met Rusland. Zo kocht het Russische Lukoil bijv. de olieraffinaderij van Burgos. Het bbp groeide tussen 2002 en 2008 met 5 tot 7% p/j (EU 1 tot 3,3%) en het bbp per hoofd naar koopkracht ging van 32 naar 44% van het Eu gemiddelde. Het bleef het laagste binnen de Eu, maar er zijn grote regioverschillen. Men kende in 2002 en 2003 een klein begrotingstekort en tussen 2004 en 2008 een overschot van 1 à 2% bbp (Eu tussen 1 en 2,5% tekort, EU norm: maximaal 3% tekort). De overheidschuld zakte van 52% bbp in 2002 naar 14% bbp in 2008 en kwam daarmee bij de kleinste binnen de EU (EU rond 62% bbp, norm 60% bbp). In 2006 was 85% van de te privatiseren bedrijven (incl. koopvaardijvloot Navybulgar en Bulgaria Air) verkocht. Spoorwegen en nutsector bleven grotendeels in handen van de overheid en in veel bedrijven hield de staat een belang. De buitenlandse schuld van de overheid zakte zo van 60% naar 10% bbp, maar de buitenlandse schuld van m.n. bedrijven steeg van 15 naar 80% bbp. Ook bleef de inflatie tot de hoogste in de Eu behoren (behalve in 2003 tussen 6 en 7,5% en 12% in 2008; EU ruim 2% en 3,7% in 2008) en dat stond invoering van de € in de weg. De werkloosheid zakte in 2005 voor het eerst sinds lange tijd onder de 10% en kwam in 2008 rond 6% uit. Vanwege het EU lidmaatschap (in 2007 een feit) werd de strijd tegen corruptie bij de douane opgevoerd en werd met wisselend succes gepoogd meer belasting, btw en accijns te innen. De georganiseerde criminaliteit bleef dusdanig verweven met politiek en economie dat ze een factor van betekenis bleef. Per 1/1-2007 is de vennootschapsbelasting van 10% ingevoerd en een jaar later een vlaktaks van 10% bij de inkomstenbelasting. Beide vallen onder de laagste binnen de EU.

De koers (Valuta koersen) van de Bulgaarse munt de Lev (oud Bulgaars voor leeuw, meervoud Leva; notatie BGN) werd in 2001 vastgezet op 1,956 BGN/€ (0,51 €/BGN). De munt is erg stabiel.

Investering

Bulgarije kent 2 internetadressen die info bieden, het Invest Bulgaria Agency van de overheid (Home) en de particuliere site Invest Bulgaria. Op beide sites presenteert men zich uiteraard met voordelen die het land biedt. Op de site van de overheid zijn de 4 kernthema’s in deze politieke & monetaire stabiliteit, goedkoop zakendoen, centrale geografische ligging & toegang tot markten en vak & talenkennis van de mensen. De meer jonge hondachtige particuliere site gaat direct in detail in op een reeks van voordelen en werkt bijv. ook lage lonen en levenskwaliteit uit. De FDI info ging echter niet verder dan t/m 2006. Via de link van de overheidsite Statistics from the Bulgarian National Bank about foreign direct investment (English) zijn nieuwste gegevens te vinden over de FDI. Men kwam t/m 2011 in Bulgarije op een totaal van €36,8 miljard. Na 2001 liep de FDI p/j snel op; van €0,9m in 2001 naar €9 miljard in 2007. Daarna zakte ze snel naar €1,2m in 2010 (2011: €1,3m). Tussen 2001 en 2006 bedroeg de FDI €16 miljard en tussen 2007 en 2011 €20,6m. De top10 van landen van inschrijving van investeerders (die er niet noodzakelijkerwijs vandaan komen) wordt aangevoerd door NL (€8,1m), gevolgd door Oostenrijk €6,1m, Griekenland €2,8m, UK 2,4m, Cyprus 2,1m, Duitsland €1,9m, Rusland €1,4m, Hongarije €1m, Luxemburg €1m en Spanje (€0,94m; vanuit België was €0,39m geïnvesteerd). Naar top10 sectoren van de economie was de verdeling vastgoed (€8,1m), financiële bemiddeling €6,5m, maakindustrie €6,2m, groot & detailhandel €4,9m, transport, opslag & communicatie €4,7m, bouwsector €2,8m, nutswezen €1,7m, horeca €0,68m, mijnbouw €0,28m en overige dienstverlening €0,22m. De overheidssite biedt jaarlijsten vanaf 2005 met type FDI, investeerder, bedragen & banen die de investering oplevert (Certified investors according the Investment Promotion Act) en een lijst met 107 adressen etc. van investeerders.

Info over de FDI door Bulgarije is op Statistics from the Bulgarian National Bank about foreign direct investment (English) te vinden onder “abroad”. In 2011 stond hier de teller op €1,3 miljard met naar landen als koploper Italië (€183 miljoen), gevolgd door Malta (€145m), Marshall eilanden €119m, Servië €115m en Roemenië €107m. Eurostat had voor Bulgarije geen info over de bruto binnenlandse investeringen.

Ontwikkelingen vanaf 2009

In het laatste kwartaal van 2008 hielden via invloed van de internationale kredietcrisis bbp, werkgelegenheid en vastgoedmarkt op met groeien. Door het afsnijden van de gastoevoer in verband met het conflict tussen Rusland en Oekraïne beleefden de Bulgaren en hun economie daarna een moeilijke winter waarin ze met de neus op de afhankelijkheid van Russisch aardgas werden gedrukt. Consumentenbestedingen en FDI zakten in de loop van 2009 verder in en de werkloosheid kwam weer rond en boven de 10%. M.n. in de industrie & bouwsector steeg ze sterk. De beleidsplannen van de regering van Boiko Borisov (juli 2009), waarin economische groei (o.m. door verbetering van de infrastructuur) werd gecombineerd met bezuinigen en bestrijding van corruptie, droegen er toe bij dat rond de jaarwisseling van 2010 de grootste kredietbeoordelaars de kredietwaardigheid van Bulgarije (als enige EU land) opwaarden (S&P van negatief naar stabiel, Moody’s van stabiel naar positief). Het aandeel bedrijven met schulden was medio 2010 echter opgelopen naar 60% (bouw & meubelindustrie 90%). De totale schuld kwam op €51 miljard (mede doordat de staat slecht van betalen is), steeds meer bedrijven gingen op de pof werken en bij faillissementsverkopen werden de opbrengsten door gebrek aan liquide middelen soms belachelijk laag. Onder de sterke kanten van de economie vallen een beperkte overheidsschuld & een klein begrotingstekort, een stabiele munt en een gunstig belasting & zakenklimaat. Mijnbouw & metallurgie, machinebouw, toerisme en landbouw gelden als sectoren met potentie, al leden m.n. de mijnbouw, bouw en industrie sterk onder de kredietcrisis.

De economische groei vanaf 2009 bleef iets onder het EU gemiddelde. In 2009 zakte het bbp met 5,5% (EU27 -4,3), in 2010 ging het 0,4% omhoog (EU27 +1,8%) en in 2011 lag de groei op 1,7% (om 1,5%). De waarde van het bbp tegen marktprijzen (met vereffening koopkracht) werd in 2011 geschat op €83,8 miljard, 7% meer dan in 2009 en 1% meer dan in 08 (toen €82,9m; EU gemiddeld 8% meer in 2011 dan in 2009; bron Browse, economy & finance, annual national accounts). Het bbp per hoofd (naar koopkracht) kwam in 2008 op €10.900 (EU €25.000), zakte daarna wat minder dan in de EU (-5%, €10.300: EU -7%, €23.500 in 09) en herstelde sterker (€11.400 in 2011, +10%; €L €27.100; +5,8%). In 2007 (jaar van de EU toetreding) bedroeg het Bulgaarse bbp per hoofd naar koopkracht 40% van het EU27 gemiddelde, tussen 2008 en 2010 44% en in 2011 45% (NL toen 131%, BE 118%). De inflatie was in 2009 gezakt naar een meer acceptabel niveau (2,5%, EU 1%; 3 om 2,1% in 010; 3,4 om 3,1% in 2011). De inkomsten/uitgaven van de overheid zijn het laagst binnen de EU. De inkomsten zakte tussen 2009 en 2011van 36 naar 33% van het BBP (EU rond 44,5%) en de uitgaven van 40,7 naar 35,2% (EU van 51,1% via 49,1%). Het begrotingstekort werd kleiner (van 4,3% naar 2,1%) en kwam daarmee onder Zalmnorm (3%) en EU normaal (EU van 6,9 naar 4,5% tekort). De staatsschuld van het land bleef bij de kleinste binnen de EU (van 14,6 naar 16,3% bbp, EU van 75 naar 82,5%; EU norm: 60%).

Naar werkduur bleef de lengte van de werkweek tussen 2009 en 2011 flink boven de EU normaal (veel zelfstandigen & bijbaantjes, weinig deeltijdwerk), maar ze zakte van 41,4u naar 40,9u (EU van 37,8 naar 37,4u; details onder “arbeidsmarkt & beroepssectoren”). Er wordt weinig efficiënt gewerkt, want de arbeidsproductiviteit p/u (gecorrigeerd voor koopkracht) is het laagst binnen de Eu. Wel steeg ze tussen 2009 en 2011 van 40 naar 43,5% van de EU27 normaal. De arbeidskosten p/u (buiten de landbouw) zijn veruit het laagst binnen de EU en stegen tussen 2008 en 2011 van €2,50 naar €3,50 (+40%, EU van €21,60 naar €23,10, +7%; Hourly labour costs). Qua werkgelegenheid werkt maar een relatief klein deel van de 15-65 jarigen 1u p/w of langer wit betaald. Het deel van de inkomsten uit andere bronnen (incl. pensioenen & uitkeringen) is in Bulgarije relatief groot. Na de piek van 64% in 2008 zakte het naar 58,5% in 2011 (-8%, EU van 65,8 via 64,1% in 2010 naar 64,3%; -2%). De geregistreerde werkloosheid steeg van 6,8% in 2009 via 10,3% in 2010 en 11,3% in 2011 naar 12,4% in juni 2012 (+82%, EU van 9 via 9,7 naar 10,4%, +15%), wel met grote regioverschillen. De jeugdwerkloosheid (15-24j) ging tussen augustus 2011 en maart 2012 van 23,4 naar 29,6% waar ze in juni nog op lag (EU van 21,5 naar 22,6%; details onder “arbeidsmarkt en beroepsectoren”).

Qua bijdrage van de schaduweconomie werd in Bulgaria de waarde van de zwarte markt in 2011 geschat op $4,7 miljard (±€3,8m, rond 5% bbp waarde). Daarmee was men op de ranglijst die deze site hanteert 6e EU land en het eerste kleine land na de 5 volkrijkste EU landen. De grootste bijdrage aan de georganiseerde misdaad komt in Bulgarije van mensenhandel (geschatte omzet €0,75 miljard) & prostitutie (€0,6m).  Smokkel levert ook een groot aandeel (olie & gas €0,8m; sigaretten €0,5m). Het bedrag aan gederfde btw inkomsten werd voor 2005 t/m 2009 geschat op €1,5m. Volgens General features (blz. 100) schatte de wereldbank de waarde van de schaduw economie voor 2004/05 op 36,5% bbp (4e voormalige Oostblok EU landen; EU15: 18,2%) en komt 5,5% van het bbp uit inkomsten van Bulgaren die in het buitenland werken (hoogste aandeel NLS met Roemenië). In sept. 2011 was 75% van de Bulgaren er stellig van overtuigd dat corruptie in hun land meer wijdverbreid is dan in andere EU landen (2 na hoogste EU, EU 36%, Report, QC1.7). Via in-depth national studies van anticorruptie ngo TI (Transparency International) zijn details en aanbevelingen voor verbetering te vinden. In 2011 stond Bulgarije op de CPI (Corruption Perceptions Index), die openheid en betrouwbaarheid meet naar westerse maatstaven, gedeeld 86e van ruim 200 landen (laagste van de EU27). Daarmee viel men in de gevarenzone (rood tussen 2008 en 2011; NL groen, BE lichtgeel). Bulgarije heeft het gepresteerd dat de EU vanwege de corruptie afzag van toekenning van toegezegde fondsen. Op andere graadmeters van de economie zakte Bulgarije tussen 2009 en 2012 op de Ease of doing business index van plek 42 naar plek 59 op de wereldranglijst (21e EU land in 2012). Het slechts waren de scores op stroomvoorziening & bouwvergunning en het beste die op krediet, bescherming van investeerders & opzetten van een zaak. Op de Index of Economic Freedom, die economische vrijheid meet naar klassiek kapitalistische maatstaf (Adam Smith), viel men in 2012 met plek 61 (20e EU) onder gematigd vrije landen. Op de ranglijst van het WEF (world economic forum) voor concurrerendheid scoorde men als 74e van 144 landen 2 na laagste van de EU (Global Competitiveness Report 2011/12) en ook hier zakte men.

In 2009 steeg het aantal faillissementen in Bulgarije met 29% en in 2010 met 28%. Met het aandeel betrokken bedrijven (0,19%) scoort men echter goed naar Oost Europese maatstaven (4e na Polen, Rusland en Slowakije; The Flagships in Eastern Europe )

Vertrouwen in de economie

Op de ESI (Economic sentiment indicator) van Eurostat; die vertrouwen in industrie, diensten, bouw en detailhandel en van consumenten meet; kende Bulgarije tussen aug. 2011 en juli 2012 een klein overwicht aan pessimisten (tussen 3 en 7% meer dan optimisten, in juli 3% meer), terwijl in de EU de stemming zakte van 3% naar 11% meer pessimisten dan optimisten (Browse, EU policy, short term indicators, business and consumer surveys). In de bouwsector was het overwicht aan pessimisten relatief groot. Tussen augustus en februari groeide het van 29 naar 49%, maar daarna zakte het naar 38% in juli (EU willekeurig fluctuerend tussen 26 en 31%). Onder de industriëlen bewoog het overwicht aan pessimisten tussen 3 naar 8% (7% in juli, EU: van 3 naar 13%, grootste daling tussen mei en juli). In het MKB ging de score van 13% meer optimisten dan pessimisten in augustus 2011 naar een overwicht aan pessimisten (7%) in januari. Daarna verbeterde de stemming (11,5% meer optimisten in juli 2012). In de EU fluctueerde in het MKB het overwicht aan pessimisten tussen 9 naar 14% (juli 10%). In de Bulgaarse dienstensector hielden tussen augustus en december pessimisten en optimisten elkaar in evenwicht. Daarna diende zich een klein maar stabieler wordend overwicht aan optimisten aan (9% in juli 2012) terwijl in de EU de stemming gestaag zakte van 1 naar 10% meer pessimisten in juli. Het consumenten vertrouwen was naar EU maatstaf erg laag (vergelijkbaar met NL). Het overwicht aan pessimisten bewoog hier tussen 39 en 44% (43% in juli 2012) en in de EU tussen 17 en 22% (20% in juli).

Economische sectoren

O.m. via Economy of Bulgaria, Eurostat en de EVD landenwebsite is actuele info te vinden over dit onderwerp. Na de val van het communisme ging de privatisering van de landbouwsector met de nodige moeite gepaard. Rond 2004 speelde zich 98% van oogsten en arbeidsplaatsen in de private sector af, incl. een aantal grote private coöperaties. De bijdrage van landbouw, bosbouw en visserij aan de arbeidsplaatsen (zelfstandigen + werknemers) is het grootst binnen de Eu na die in Roemenië (buiten dat hebben erg veel Bulgaren een eigen moestuin). Ze zakte tussen 2004 en 2008 van 23,7 naar 19,3%, om daarna weer wat te stijgen (19,9% in 2011; EU27 van 6,6% in 2002 naar 5,4% in 2011). Toch zakte ook na 2008 het aantal banen in de sector relatief sterk (-0,9 om -1.9% in 09; -3,7 om +0,1% in 2010; -3,7 om -1,2% in 2011; Browse, population, labour market, employment). In 2011 betrof het 63% van de zelfstandigen (EU 25%) en 3,5% van de werknemers (EU 1,5%). De BBP bijdrage zakte tussen 2000 en 2010 van 13,6 naar 5,3% (EU van 2,3 naar 1,7% BBP; economy and finance, national accounts detailed breakdown). In 2011 bedroeg de BBP waarde €1,86 miljard (€2,11m in 2008). Volgens Browse (agriculture, forestry, fishing) bedroeg in 2011 de productie waarde van de landbouw €4 miljard en die van de legale bosbouw €306 miljoen (7% van de hele sector, EU 11%). In 2004 was vanwege corruptie naar schatting bijna de helft van de houtkap illegaal. Van de legale kap was toen 44% brandhout en 20% pulp. De bijdrage van de visserij lag in 2009 op €22,5 miljoen (0,5%, EU 3,5%: open water €3,1 miljoen, kwekerijen €19,5m). De visserij productie kwam in 2010 op 18.700 ton (7 EU landen minder; België 22.000t) waarvan een groot deel (42%) uit kwekerijen. De waarde van kwekerij productie ligt zo hoog door de bijdrage van steur en kaviaar.

De landbouw is belangrijk voor de economie. In 2011 was het aandeel van voeding & genotsmiddelen in de exportwaarde met 11,6% bijna het dubbele van het EU gemiddelde (6%). Volgens National Strategic Reference Framework 2007-2013 krijgt Bulgarije tussen 2007 en 2013 bijna €7 miljard (onder aftrek van de eigen bijdrage €5,6m) uit EU structuurfondsen voor plattelandsontwikkeling. In 2009 werd volgens de FAO 35% van het Bulgaarse grondoppervlak ingenomen door bos (EU 36%), werd 46% ervan agrarisch gebruikt (EU 45%; FAOSTAT) en was van het agrarisch gebruikte land 34% weiland (EU 36%). Volgens Eurostat (View publication) was daarvan 26% bos en 1% braakliggend. De rest was voor 90% akkerland, 8% weiland en 2% tuinbouwgrond (wijngaard 54%, fruit & bessen 40%, moestuin 6%). Tussen 2005 en 2008 verzesvoudigde het aantal wijnboeren, verdrievoudigde het oppervlak voor veeteelt en verdubbelde het aantal fruitkwekers. Het aantal boeren bedrijven lag tussen 2005 en 2007 rond 118.000. Het gebruikte grondgebied steeg met 15,3% en de veestapel (pluimvee niet meegerekend) groeide met 5,6%. De doorsnee grootte van bedrijven ging van 21 naar 24ha, waarbij 92% kleiner was dan 20ha en 5% groter dan 50 ha. Van de 118.000 bedrijven leefde bij 30% minder dan 1 persoon ervan terwijl 27% meer dan 2 personen levensonderhoud verschafte. Het deel met bijverdienste was dan ook groot (44%, bij tweederde was de bijverdienste feitelijk hoofdverdienste). Van de bedrijven had 14% zuivel als core business en 9% schapen & geiten of andere levende have; 11% combineerde levende dieren met veldgewassen, 10% verbouwde gemengd en 21% gespecialiseerd gewas. Naar methode paste 21,5% irrigatie toe, deed 4,9% glastuinbouw en stond de biologisch landbouw nog in de kinderschoenen. Aan bedrijfsmenagerie telde men 14,4 miljoen kippen, 0,9m schapen, 0,67m varkens, 0,5m runderen, 0,14m geiten, 55.000 konijnen, 51.000 paarden en een onbekend maar niet onbeduidend aantal ezels en waakhonden. In 2009 namen veestapel & zuivelproductie af en de vleesproductie steeg.

Volgens de FAO (Production) bestond in 2010 (naar waarde) de top10 van landbouw producten uit tarwe, zonnebloempitten, rundmelk, maïs, tuinkruiden, kip, koolzaad, druiven, varkensvlees en eieren. Met tuinkruiden (5), zonnebloempitten (6), ezelsvlees (8) en cranberry’s (9) viel men onder de wereld top10 (andere bessen scoren ook hoog). Men valt onder de grootste producenten ter wereld van parfums en rozenolie. De totale waarde van de productie & diensten van land & tuinbouw en veeteelt (dierlijk & plantaardig) kwam in 2011 op €4 miljard (Browse). Daarin was naar EU maatstaf het aandeel plantaardig groot (65 om 54%; dierlijk 28,5 om 41%, diensten 6,5 om 4%). Plantaardige items (€2,6m, +18% t.o.v. 2010) waren granen (€1,2m, tarwe, maïs, gerst), industriële teelt €0,42m (m.n. zonnebloemen, raapzaad en tabak); voedergewas €0,23m, fruit €0,13m en tuinbouw producten €0,11m. Fruitteelt en tuinbouw verloren flink terrein ten gunste van industrieteelt, voedergewassen en granen. Bij de dierlijke productie (€1,15 miljard, +5% t.o.v. 2010) kwam de waarde van levende dieren op €0,57m (pluimvee €0,2m en stijgend; schapen/ geiten 0,14m, rundvee 0,11m en varkens 0,11m; alle 3 dalend) en die van dierproducten ook op €0,57m (zuivel zoals Bulgaarse yoghurt €0,43m; eieren 0,11m). Het areaal biologische landbouw lag in 2010 op 0,5% (EU 5,1%, NL 2,5%, BE 3,6%). Het segment bedrijven met neveninkomsten buiten landbouw is ook klein (2% in 2007; EU 10%, BE 3,9%, NL 18,5%). Volgens Bulgarian wine liggen de wijn regio’s verspreid over het land. Ook de rozenvallei ten zuiden van de Balkan bergen midden in Bulgarije valt er onder (Rose Valley). Hier komt 85% va de wereldproductie aan rozenolie vandaan. Granen en zonnebloemen worden vooral verbouwd in de Donau vlakte in het noorden en fruit komt vaak uit het zuiden. De Brochure “Agriculture in Bulgaria” bevat gedetailleerde info voor rond 2009.

De bijdrage van mijnbouw, bouw, industrie en nutsvoorzieningen aan werk en economie bleef ook groot naar EU maatstaf, maar zakte wel flink. Het aandeel van de hele sector in de werkgelegenheid (werknemer + zelfstandig) bereikte in 2008 een piek (29,5%, EU 24,7%) en ging naar 26,4% in 2010 en 2011 (EU 22,9% in 2011; daling 7,5 om 5,6% in 09; 10,4 om 3,5% in 2010; 4,2 om 0,7% in 2011). De bbp bijdrage van industrie, energie & mijnbouw bereikte in 2007 reeds haar piek (24,5%, EU 20,2%) en kwam in 2008 op 22% (EU 19,8%) om daarna iets te herstellen (23,1% in 2010, EU 18,7%). De bouw bijdrage verdubbelde tussen 2004 en 2009 bijna (van 5,6 naar 8,5%) en lag in 2010 op 8,1% (EU 6%). Daarmee kwam voor 2010 de bijdrage van de hele sector aan het bbp op 31,1% (EU 24,8%). De omzet van de industrie en mijnbouw bereikte in het 3e kwartaal van 2008 een piek (162% van het niveau van 2005), viel terug naar niveau 2005 in het kwartaal1 van 2009 en herstelde vervolgens (k3 2011: 168%, k1 2012 146%, k2 2012 168%, EU rond 118% in 2011/12; Browse, industry, trade & services, short term business indicators). In de maakindustrie zakte de index voor nieuwe orders van 156% in k1 2008 naar 105% in k2 2009 (EU van 120 naar 85%). Daarna volgde een naar EU maatstaf flink herstel (163 om 113% in k3 2011, 160 om 11% in k1 2012). Het herstel ging, net als gemiddeld in de Eu, echter niet gepaard met meer banen. Het aantal werknemers zakte van het niveau van 2005 in k1 en k2 van 2008 (EU ook dat niveau) naar 78,5% in k1 van 2012 (EU toen op 89%). De productie in de bouwsector bereikte een piek in k3 van 2008 (178%, EU toen 102%), zakte naar 111% in k2 van 2011 (EU 90%) en lag in k2 van 2012 op 113% (EU 86%). Het aantal werknemers zakte hier van 142% (k3 2008, EU 109%) naar 81% (k1 2012, EU 87%).  Eurostat had geen Bulgaarse cijfers over de orderpositie in de bouw.

In 2009 lag de omzetdaling in de hele industriesector t.o.v. 2008 met 16% op het EU gemiddelde. Aan de nieuwe omzet (€38,1miljard) leverde de mijnbouw (O €0,96m) een boven gemiddelde bijdrage (2,6 om 2,1%). De bijdrage van nutsector (energie, water, zuivering van €8,2 naar €7,6m) bleef relatief groot (van 18 naar 20%), maar de daling was naar verhouding sterk (-6 om -1%) en de bijdrage van de bouwsector (van €10,3m naar €9,8m) bleef groot (26 om 18%) bij een kleine daling (-5 om -15%). De omzet van de maakindustrie ging van €25,6 naar €19,7m (-23%, EU -18%). Bij de omzetcijfers miste Eurostat voor Bulgarije de omzet van de (voor het land belangrijke) olieraffinaderij en van de farmaceutische industrie. Buiten dat was in 2009 de volgorde voeding & genotsmiddelen €4,9m; basismetalen/ metaalproducten €3,5m; chemie/kunststof €1,6m, mineralen €1,2m; machines, uitrusting & voertuigen €1,2m; textiel, kleding & schoeisel €1,1m; hout, papier & drukwerk €0,9m en elektronica €0,9m (meer details bij “merken & bedrijven”). Grote klappen vielen vooral bij mineralen/ metaalbewerking en in de chemie.

De bijdrage van de dienstensector aan de werkgelegenheid valt onder de kleinste binnen de EU, maar groeide tussen 2004 en 2010 van 50,9 naar 53,8% (+6%, EU -1%). In 2011 lag ze op 53,7% (EU 71,8). Hetzelfde geldt voor de BBP bijdrage (63,5 om 73,5% in 2010) en deze groeide met 2,5% (rond EU normaal). Het aandeel van handel, vervoer en horeca in de werkuren lag in 2010 op 21,8% (EU 26,5%) bij een sterke groei t.o.v. 2004 (+20%, EU +1,5%). Het BBP aandeel bleef boven gemiddeld. In 2004 en 2007 lag het op 26,5% en in 2006 op 23,6% (EU van 21,5 naar 20,8%). De bijdrage van de zakelijk financiële DV aan de werkuren was ook het kleinst (5,4 om 15,3%) bij een relatief sterke groei t.o.v. 2004 (15 om 9%). De bbp bijdrage groeide relatief sterk (van 19,4 maar 23.6%, +23%; Eu van 27,5 naar 29%, +5%). Vooral de bijdrage van ambtenarij en overige DV aan de werkuren was gering (16%, veruit kleinste EU, EU 27,2%) en groeide t.o.v. 2004 nauwelijks (+1,5%; EU +9%). De BBP bijdrage bleef ongeveer gelijk. Met de beschikbare Bulgaarse gegevens bij Eurostat was bij de dienstensector geen inzicht in verdere details mogelijk.

Merken en bedrijven

O.m. de top 500 lijsten van centraal en oost Europese bedrijven van Deloitte & Touche (bijv. Central Europe 2011 – Deloitte met de ranglijst voor 2011) bieden openingen naar de multinationals in de regio. In The Flagships in Eastern Europe staat een top 500 op basis van omzetten en met gegevens over branche, winst/verlies en personeelsbestand voor 2010 en 2009 en info rond ontwikkelingen voor elk land. Aanvullende info (bijv. over de afzonderlijke concerns) kan worden gevonden via Economy of Bulgaria. In “Flagships” stonden 17 Bulgaarse bedrijven met 10 namen uit de energiesector (olie & gas 6x, overige energie 4x; telecom 3x, metaal 2x, groot en kleinhandel ieder 1x) en met een totale omzet van €15,5 miljard (43% landelijke bbp waarde). In 2010 maakten ze  21,9% meer winst dan in 2009 (netto €279 miljoen). In een tabel met landenvergelijking had men Bulgarije en Litouwen verwisseld qua personeelsbestand en beroepsbevolking. Het Bulgaarse personeelsbestand zakte met 10,8% en dekte met 29.800 arbeidsplaatsen nog maar 0,9% (1% in 2009) van de actieve beroepsbevolking van 3,4 miljoen (1 na laagste aandeel van de 10 voormalige communistische landen in de EU van 2010).

In de energiesector kocht in 1999 de Russische multinational Lukoil voor $101 miljoen een belang van 58% in de grootste olieraffinaderij van Bulgarije in de havenstad Burgas (later betiteld als privatiseringsdeal van het jaar) die sindsdien LUKOIL Neftochim Burgas heet. Men investeerde flink in het bedrijf en in 2010 stond de raffinaderij op plek 29 van de vlaggenschiplijst (35 in 2009, +6). Daarmee voerde men de lijst voor Bulgarije aan met een omzet (O) van €2,8 miljard (+31%), €61,6 miljoen verlies (W/V -€62m; in 09 nog -€90m, d.w.z. +32%) en 2040 personeelsleden (P; 2700 in 2009, d.w.z. -24%). In 2011 lag de omzet met €3,4m 23% hoger. Het verlies na belasting bedroeg €68m. De pompen poot van het concern heet LUKOIL Bulgaria (plek 71, -16; 300 tankstations, O €1,7m, +5%; W €3m, -11%; P 3020, -1%). Het hele concern was naar eigen zeggen goed voor 9% van het Bulgaarse bbp en een kwart van de Bulgaarse belastingopbrengst. Het bedrijf scoorde in de Bulgaarse top qua betaling van personeel en maatschappelijke verantwoordelijkheid. De nationale stroomproducent en distributeur NEK EAD (85e, 16 plaatsen gezakt: -16; Sofia, 1990; O 2011 €1,6m, +5,8%; netto W €35m, -32%, P 2010: 2620, -1,8%) had in 2012 het beheer over een hele grote kerncentrale (AEC Kozloduy, 462e, -103; O €0,38m, W €31m, -7%, P 4168, -5%), 3 grote bruinkool centrales en 30 waterkracht centrales. De Bulgaarse poot van de Oostenrijkse olie, gas & chemie multinational OMV (186e, +21; O €0,89m, +29%; W €17m, +52%) had weinig personeel nodig (P 82) om haar omzet te halen. Hetzelfde geldt voor aardgasdistributeur Bulgargas (250e, -25; sinds 1963, O €0,65m, +7%, W 2009; €13,8m, P 39), CEZ electro (278e, -43; O €0,59m, +1%; W €1,6m, -45%, P 80, tweederde Tsjechisch, 1/3e van de Bulgaarse overheid), distributeur van importbrandstof Naftex Petrol (316e, +13; sinds 1999, Varna, O €0,55m, +20%, W €8,7m, -62%, P 285), het grootste private gasbedrijf van Bulgarije Overgas (sinds 1991, Sofia, Brits Russisch; 357, +13; O €0,49m, +21%; W €7,1m, +72%; P 251). E.On Bulgaria met 1,1m klanten in noord Bulgarije (O €0,37m, +2%; W/V -€0,1m, -111%, P 2044) is van het Duitse moederbedrijf E.on.

In de metaal sector nestelde de kopersmelterij van Pirdop Cumerio med (78e, -23; 2010 O €1,6m, +35%, W €23m, -70%, P 780, -1%) in de buurt van Sofia zich in 2011 qua omzet in tussen de beide toppers van Lukoil. Het in 1958 opgerichte staatsbedrijf werd in 1997 geprivatiseerd en is nu van het Duitse Aurubis. De 325m hoge schoorsteen ten spijt is de Bulgaarse vestiging nog steeds vervuilend. Staalfabrikant Stomana industry (2011 O €0,47m, +32%, W €6,6m, -12%, P 2010: 715) werd in 2001 geprivatiseerd, is thans volledig van de Griekse Sidenor groep en kwam in 2010 de lijst binnen op plek 491. Bulgarije kende al voor de communistische tijd een behoorlijke wapenindustrie (Defense). De oudste exponent Arsenal AD in Kazanlak (sinds 1878) had in 2012 7500 mensen in dienst. VMZ Sopot (1936) was grootste in het militair industriële complex. Van bedrijfsresultaten is moeilijk hoogte te krijgen. Van de 13 bierbrouwerijen (Beer) waren er 8 in buitenlandse handen, w/o 2 van Heineken. Bij de winkelketens is de Duitse inbreng het grootst en zijn andere Europese winkelketens in opkomst. De Duitse horeca en bedrijfskantine leverancier Metro cash & carry had in 2010 in Bulgarije 13 verkoopcentra in 11 steden (417, -97; 2010: O €0,42m, -10%, W €35,3m -13%, P 2635). Hypermarkt keten Kaufland (oorspronkelijk Oost Duits, later onderdeel van de Lidl groep) kwam in 2010 met Kaufland Bulgaria (O €0,36m, +28%, P5156, +22%) de Flagship lijst binnen op 495. In 2012 had Lidl 60 winkels in Bulgarije. Het Hongaars CBA telde 170 filialen in 42 plaatsen, Billa uit Oostenrijk had er 88, Penny market (uit DL) was in opkomst met 47 en de Maxima groep uit Litouwen kwam tot 42. Technomarket begon in 1992 als Bulgaarse elektronicaketen en had in 2009 in Bulgarije 42 vestigingen.

De grootste in de telecom sector Mobiltel (M-Tel in het spraakgebruik, plek 307, -90, P 2400 in 2010; 1994, Sofia; 2011: O €0,5m, -10%, W €39 miljoen, -65%) was met een marktaandeel van tegen de 50% (5,3m klanten in 2010) de grootste GSM aanbieder van Bulgarije. Het grootste telecom bedrijf begon in 1992 als BTC, de geprivatiseerde opvolger van het staatstelefoonbedrijf, en heet sinds 2009 Vivacom (Sofia, 302, -8, P3141, -52% in 2010; 2011 O €0,45m, -1,2%: netto W €4,3m, -93%). Men biedt ook internet en satelliet & digitale Tv en had in 2011 4 miljoen klanten. De 2e GSM aanbieder GLOBUL (Sofia, 410, -79; O2011 €412m, -2%; P 2360 in 2010) is in 2001 opgestart door het Griekse Cosmote, had 4 m klanten en stond in 2012 te koop. Qua zakelijke financiële instellingen blijkt uit List of banks in Bulgaria dat de buitenlandse invloed erg groot is. Een aantal ervan staan op de SOFIX lijst met beursgenoteerde bedrijven, waaronder ook een aantal holdings en relatief grote industriële bedrijven.

Bulgarije en Nederland

Volgens de overheidsite Statistics from the Bulgarian National Bank about foreign direct investment (English) voerde NL in 2011 met €8,1 miljard de top10 aan van landen van inschrijving van buitenlandse investeerders (ze komen niet noodzakelijkerwijs uit NL). De ING groep heeft bankfilialen in Bulgarije en Heineken heeft er 2 brouwerijen. Verder zijn de meeste grote Nederlandse multinationals wel aanwezig in het land, soms met een hoofdkwartier in een naburige hoofdstad (bijv. Unilever) en al dan niet via een Bulgaarse partner (bijv. in de logistiek, door loonverschillen en contractuele constructies in het internationale vrachtvervoer raken veel vrachtwagen chauffeurs uit rijke EU landen hun baan kwijt aan o.m. Bulgaren). Ook groeit het toerisme vanuit NL sterk, want Bulgarije is goedkoop, mooi en gastvrij en Nederlanders zijn een zuinig volk, vooral in deze tijden van crisis (bron Bulgaria). Op Ontdek kansen in Bulgarije staat info over kansrijke sectoren die de EVD ziet voor het Nederlandse bedrijfsleven.

Op http://statline.cbs.nl/StatWeb/default.aspx zijn de meest recente cijfers te vinden over de buitenlandse handel met NL. In 2010 was qua handel in goederen NL voor Bulgarije met 2,8% van de totale invoerwaarde (€538 miljoen) 11e invoerpartner en met 1,5% van de uitvoerwaarde (€234m) 14e uitvoerpartner. De handelsbalans was daarbij voor Bulgarije negatief. Wel nam het tekort in 2011 af doordat de uitvoerwaarde meer steeg dan de invoerwaarde. In 2010 bedroeg het €286 miljoen en in 2011 €182m. De waarde van invoer aan goederen vanuit NL lag in 2011 op €526 miljoen (+9% t.o.v. 2010) met als grootste sectie machines en transportmiddelen (40%, +14%; 27% kantoormachines; 25% wegtransportmiddelen, +68%; 16% telecomtoestellen, 14%, elektrische apparaten), gevolgd door chemicaliën 19% (+24%, 43% farmaceutica, 13% kunststoffen), voedingsmiddelen 16,5% (+5%, 32% vleesproducten, 19% koffie/thee, 14% groente/fruit), diverse fabricaten 8% (-19%, 27% kleding & schoeisel, 25% beroepinstrumenten), halffabricaten 7,1% (+7%, rubberwaren, garens, ijzer/ staal), aardolie producten 1,8% (+158%), genotsmiddelen 1,8% (+85%, bijna allemaal tabak), grondstof 1,6% (+6%) en olie & vet 0,6% (+56%). De waarde van de uitvoer naar NL bedroeg in 2011 €344m (+76%) met als grootste sectie grondstoffen 38,5% (+225%, 90% oliehoudend zaad) en daarna machines & transport 21,2% (+9%, 40% elektrische apparaten en verder relatief veel telecom, wegvervoer en machines en onderdelen), diverse fabricaten 12% (48% kleding; 22% meubels), voedingsmiddelen 9% (38% veevoer, 33% graan), halffabricaten 8% (+43%, metalen/ metaalwaren 40%, rubberwaren 35%), chemicaliën 6% (+74%), aardolieproducten 2,5% (in 2010 nog vrijwel niks), olie & vet 2,3% (ook vrijwel nihil in 2010, veelal zonnebloemolie), drank & tabak 1,5% (-24%, verhouding ongeveer 50/50).

Arbeidsmarkt en beroepssectoren

Volgens Eurostat waren in 2011 van de 7,4 miljoen Bulgaren van alle leeftijden 3,3m betaald werkend of werkzoekend actief op de arbeidsmarkt (44,6%; EU bijna 50%). Onder 15 t/m 65 jarigen was 66% op die wijze actief (EU 71,2%). Bij die leeftijdgroep werkt een onder gemiddeld deel in loondienst (1 uur p/w of meer; 63,9%, EU 68,6% in 2011; 65,4 om 68,6% in 2010; 70,7 om 70,3% in 2008). Daarbij is de teruggang bij buitenlanders het grootst (van 61% in 2006 naar 51% in 2011, Bulgaarse nationaliteit in 2011 gelijk aan 2006). Van het loondienstige volksdeel was het segment met een deeltijdbaan het kleinst binnen de EU en tussen 2008 en 2011 groeide het 4% (van 2,3 naar 2,4%; EU van 18,2 naar 19,5%, +7%, BG: m van 2 naar 2,2%; v van 2,7% naar 2,6%; onvrijwillig 58%, NL 7%). Het segment werknemers met een tijdelijk contract is ook klein (4,1% in 2011, EU 14%) en slonk na 2006 (toen 8 om 13,5%). In 2011 had 0,4% een (wit) bijbaantje (EU 3,9%; 0,8 om 3,8% in 08). Het segment zelfstandigen is groot en ging tussen 2008 en 2011 van 26,4 naar 27,3% (EU van 15,4 naar 15,6%). Van hen had 67% geen personeel (ZZPer, EU 70%; de rest was werkgever). Een relatief groot deel van de zelfstandigen werkte in de landbouwsector (31%, EU 19%). Het gemiddelde aantal gewerkte uren per persoon p/w in de hoofdbaan lag in 2011 op 40,9 (EU 37,4), bij loondienst in voltijd ook 40,9u (EU 40,4u) en in deeltijd 20,4u (EU 20,2u) en bij zelfstandigen en werkgevers 43,7u (EU 43,5u). In 2010 telde Bulgarije naar soort van scholing weinig hoog geschoolde hoofdwerkers (30,4%, EU 39,9%; laaggeschoold 24,8 om 24,9%) en veel handwerkers (geschoold 32,5 om 25,5%; elementair baantje 12,5 om 9.8%). In de dienstensector werkte een relatief groot deel in de commerciële dienstverlening (63,6%, EU 55,5%).

Het gedeelte in loondienst werkende 55plussers steeg tussen 2000 en 2009 sterk (van 20,8 naar 46,1%, EU van 37,8 naar 46%; 43,9 om 47,4% in 2011; EU streefdoel 50%). In 2006 lag de doorsnee leeftijd waarop de Bulgaarse loondienstige afscheid nam van de werkvloer met 64,1j boven de EU normaal (61,2j). Ze lag in 2003 op 58,7j (EU toen 61,4j). Eind 2006 was om het pensioenstelsel betaalbaar te houden een doorsnee segment voor langer werken en bijdragen (21%) of pensioenleeftijd handhaven & sociale bijdragen verhogen (31%). Minder krijgen & leeftijd handhaven (3 om 12%) of “geen van dezen” (16 om 20%) scoorden laag en een combi van de 3 (13 om 6%) en “weet niet” (16 om 8%) relatief hoog (European). Het segment dat de pensioenvoorzieningen goed vindt was medio 2011 klein naar EU maatstaf (10 om 39%) en het was 1% geslonken  t.o.v. een jaar eerder (EU niet veranderd). Het deel dat ze slecht vond (77 om 53%) was 5% gegroeid (Report, QB 2.3). De ontevredenheid over de werkloosheid uitkering was wijdverbreid en ook gegroeid (goed 12 om 37%, +3 om +2%, slecht 74 om 48%, +6 om -1%). Na 2009 werden om de werkloosheid niet verder op te laten lopen velen met vervroegd pensioen gestuurd.

Tussen 2007 en 2011 steeg de geregistreerde werkloosheid op jaarbasis relatief sterk (van 6,9 naar 11,3%, +64%; EU van 7,2 naar 8,7%, +20%; 12,4 om 10,4% in juli 2012). De jeugdwerkloosheid (t/m 24j) steeg tussen 2008 en 2011 ook flink (van 11,9 naar 25%, +108%; EU van 15,8 naar 21,4%; +35%; 29,5 om 22,5% in juli 2012). De regioverschillen gingen van 7,5% in het westen naar 15,5% in het noordoosten. Bij 55plussers is het cijfer lager (van 8,2% in k1 van 2010 naar 10% in k1 van 2012; EU van 7,1 naar 7,4%). De langdurige werkloosheid (langer dan een jaar) zakte tussen 2001 en 2008 van 12,1 naar 2,9% (EU van 3,9 naar 2,6%) en lag in 2011 op 6,3% (EU toen 4,1%). De werkloosheid is bij mannen hoger dan bij vrouwen (in juli 2012: m 14%, v 10,6%; EU 10,5 om 10,4). De investering van de overheid in arbeidsmarkt maatregelen steeg tussen 2007 en 2009 van 0,48 naar 0,65% bbp (EU27 2,2% bbp in 09) en lag in 2010 weer op 0,58%. Het leeuwendeel van het extra geld ging naar vervroegd pensioen en uitkeringen. Wie als alleenstaande zonder kinderen overging van een uitkering van 33% modaal op een wit baantje van 67% hield in 2010 van de extra verdienste relatief weinig over (19%, BE 7%, NL 16%, EU 24%). Dat komt mede doordat er bij uitkeringen weinig extra voorzieningen zijn die men zelf moet gaan betalen als men meer verdient.

Arbeidsmoraal, arbeid en inkomensverhoudingen

Uit COUNTRIES (de cultuurdimensies van Geert Hofstede) kunnen redenen worden gedestilleerd waarom Bulgaren in NL in trek zijn als seizoenarbeider. Deze liggen in de sfeer van acceptatie van leiding & gezag en de plek in de hiërarchie (hoge machtsafstand, NL juist laag) met voorkeur voor duidelijke instructies, zekerheid & voorspelbaarheid (hoge onzekerheidsvermijding; NL lager); betrokkenheid, zorgzaamheid & bereidheid tot overleg (licht feminien, NL sterk F) en groep & familie als norm (collectivistisch, NL sterk IDV). Werklust staat onder Bulgaren hoog aangeschreven, al werkt men wel om te leven (feminien, menswaardige werkomstandigheden). In 2005 viel het volksdeel dat werklust een belangrijke opvoedingswaarde vond onder de EU top (90%, EU 47%, NL 38%, EB225). Zulke cultuurverschillen met Nederlanders ziet menig werkgever in NL graag.

Eind 2006 vond een onder gemiddeld volksdeel in Bulgarije werk belangrijk (74 om 84%, European), maar het deel dat vrije tijd als zodanig uitkoos was ook klein (70 om 90%) evenals het segment dat vond dat vrije tijd meer aandacht verdient dan werk (34%, BE 50%; EU 48%; NL 43%; 66). Bij dit alles was het segment dat hard werken zag als manier om vooruit te komen aan de kleine kant (38%, NL 36%, EU 45%, BE 49%). Een doorsnee volksdeel voelde veel verschil tussen levensomstandigheden en aspiraties (9%, NL 10%, BE 14% in 2007). Zeker vanuit Nederlandse normen laten loon en werkomstandigheden in Bulgarije te wensen over. Het deel dat hun baan te stressvol vond viel in 2007 onder de EU top (70 om 41%), het deel dat vond dat deze voldoende carrière perspectief bood was aan de kleine kant (35 om 40%, European QA 9) en het segment dat vond dat hun werk genoeg kans bood voor balans tussen beroep, privé & gezinsleven (58 om 69%) of dat men mee kon beslissen over werkcondities (42 om 65%) was relatief klein. In 2010 was dat nog zo (EWCS 2010: meer onder het kopje arbeidsomstandigheden). Qua werkverhoudingen was in 2009 ook het segment dat veel spanning ervoer tussen leidinggevenden en werk­nemers klein (16%, NL 18%, BE 27%, EU 33%, Annexes, QA15).

De inkomens naar koopkracht vallen in Bulgarije onder de laagste binnen de Eu. In 2006 bedroeg het doorsnee netto huishoudinkomen naar koopkracht (mean equivalised income PPS) 34% van het EU27 gemiddelde (NL 135%; BE 131%; EQLS 2007). Het lag p/j op €3654 (EU €14.409). Wel was men bezig met een inhaalrace, want in 2010 bedroeg het €6815 (+86%, EU €16.659, +15%; BE €19.032, NL €21.049). In 2009 dacht de Bulgaar €1400 p/m netto nodig te hebben om van te leven (EU €1594, BE €1807, NL €1850; EB 321, wave 72.1, QA42) en het volksdeel dat minder verdiende was het grootst binnen de EU (86%, NL 32%, BE 20%, nazomer 2010: 85%, EU 40%, NL 11%, BE 24%; Report QA43; men legde in Bulgarije wellicht mede vanwege de snelle stijging de lat dan ook relatief hoog). In 2011 lagen de arbeidskosten p/u (buiten de landbouw) op €3,50 (laagste EU, NL €31, BE €39, EU €23; Hourly labour costs). De Bulgaarse belasting op lage inkomens is laag en lag tussen 2002 en 2010 tussen 31 en 36% (32% in 2010; EU toen 39%). In sept. 2009 had een boven gemiddeld volksdeel veel belastinggeld over voor het sociale, zorg en onderwijsstelsel (74 om 63%, Annexes QA25c) en een relatief  klein segment achtte inkomensverschil nodig voor economische ontwikkeling (28%, EU 44%, BE 50%, NL 60%, QA14.7). Dit verschil was t/m 2005 klein, maar schoot in 2007 en 2008 omhoog naar de Eu top. Daarna werd het weer wat kleiner. In 2010 verdiende de 20% topinkomens 5,9 x zoveel dan de 20% laagste (EU 5x; NL 3,7x, BE 3,9x zoveel), 20,7% moest rondkomen van minder dan 60% van modaal (EU 16,4%; BE 15%, NL 10%) en van de werkenden bleef 7,7% onder deze grens (EU 8,4%). Sterke armrijk spanningen kwamen in 09 niet al teveel voor (24%, EU27 32%, NL 14%, BE 29%), maar het segment met moeite om de eindjes aan elkaar te knopen was met 40% het grootst binnen de EU (NL 8%, EU27 12%, BE 11%, QA35). In sept. 2009 was het aandeel voorstanders van een wettelijk minimumloon iets aan de kleine kant (58 om 62%, Annexes QA25e). In k2 van 2012 bedroeg dat p/m €148 (naar koopkracht €291, NL €1348, BE €1317 naar koopkracht). Het zakte tussen 2008 en 2011 van 40 naar 34% van modaal (NL van 44 naar 45%).

Rond 2008 was in Bulgarije de organisatiegraad bij werknemers/ werkgevers gemiddeld (Industrial relations in Europe 2010: EN – English). Onder de 3 centrale bonden had de grootste 70% en de 2e 19,5% van alle vakbondsleden. Het gezag van bonden over werknemers lag iets onder het EU gemiddelde, maar was voor een nieuw Eu land (NLS) aan de hoge kant. Het segment vakbondsleden zakte tussen 2000 en 2008 van 28 naar 20% (NLS 33 naar 24%, NL 23 naar 19%). In 08 telde Bulgarije 7 clubs van werkgevers. Hun organisatiegraad lag rond 55% (EU 58%, NLS 35%, NL 85%). Het aandeel werknemers dat wordt gedekt door cao onderhandelingen zakte tussen 2000 en 2008 van 40 naar 30% (NLS van 44 naar 47%); via 20% van de werknemers en 55% van de werkgevers (EU27 61%, NLS 47%). Het aandeel werknemers onder cao’s op bedrijfsniveau is relatief groot (65%, EU 38%) en onder cao’s op een hoog niveau (meerdere sectoren) klein (20 om 50%). Volgens Eurofound > EIRO (land kiezen) werden eind juli 2012 regering, werknemers & werkgevers het eens over plannen de jeugdwerkloosheid te verlagen en op 1 juni maakten 2 Bulgaarse bonden met o.m. Duitse bonden afspraken rond samenwerking m.b.t. rechten van werknemers in DL. In februari en maart waren er stakingen van spoorweg medewerkers en mijnwerkers van kolenmijnen vanwege mislukt cao overleg en protesten tegen pensioenhervormingen.

Volgens de Europese werkgeversorganisatie Fedee (Bulgaria) was naar schatting 18% van de werknemers vakbondslid en waren er 2 grote vakbonden, mogen volgens de wet ambtenaren in Bulgarije niet staken en is staken voor anderen pas toegestaan nadat andere middelen hebben gefaald. Volgens industrial relations in Europe 2010 was tussen 2000 en 2008 de doorsnee deelname p/j per 1000 werknemers met 3 tot 6% het hoogst binnen de NLS (4e EU, EU 2 à 3%. NLS rond 1%). Bij Eurostat of Eurofound zijn geen gegevens bekend voor Bulgarije over het aantal dagen per 1000 werknemers p/j dat verloren gaat door stakingen. De toepassing van variabele beloning lag in 2009 in Bulgarije onder de EU normaal; op basis van individuele prestaties op 37% (EU 47%), via winstdeling op 9% (om 21%) en via aandelen in het bedrijf op 2% van de werkplekken (om 8%). Wel was rond 60% van de werknemers voorstander.

Arbeidsomstandigheden

Op EWCS 2010 Survey Results zijn alle resultaten te vinden van het 5e onderzoek naar werkomstandigheden van Eurofound (veldwerk 2010; men kan thans ook zelf de taal kiezen, waaronder Nederlands). Hieronder zijn vooral Bulgaarse uitslagen verwerkt die van het EU gemiddelde afwijken en dat zijn er naar verhouding veel. Qua werkplek was het volksdeel dat buiten (13,5%, Eu 8%, veel boeren) of in een voertuig (7 om 4%) werkte relatief groot en het deel dat bij klanten werkte klein (5,3 om 9,7%). Ook het segment dat van huis uit internette voor werk was in 2006 klein (26 om 47%, 16 om 21% van de werkplekken met 10 of meer werknemers). In het EWCS onderzoek was in Bulgarije het deel met een vast contract (83%) aan de grote kant en het aandeel zelfstandigen relatief klein (11 om 15%), terwijl dat naar Eu maatstaf groot is (27 om 16% in 2011, Browse). Het deel dat al meer dan 10 jaar bij dezelfde organisatie werkte was aan de kleine (33 om 40%, minder dan 5j: 45 om 40%) en het segment met een vrouw als supervisor aan de grote kant (m 16 om 12%, v 49 om 47%). Qua werktijden werkte in 2010 een groot segment meer dan 40u p/w (29 om 24%, minder dan 30u: 5 om 18%, weinig deeltijdbanen), waren vaste werktijden gangbaar (zelfde aantal uren dagelijks 72 om 58%, wekelijks 73 om 67%, vaste begin/eind tijden 73 om 62%) en was de tevredenheid met werktijden wijdverbreid (71 om 55%, liever minder werkuren 17 om 31%). Een iets onder gemiddeld segment (29%) kende werkdagen van meer dan 10 uur. Dit alles is te plaatsen binnen de context van Eurostat. Volgens deze bron is het segment met een deeltijdbaan in Bulgarije erg klein (2,4 om 19,5%) en het deel bij wie dat onvrijwillig is groot (58%, EU 26%, NL 7%). Het gemiddelde aantal gewerkte uren per persoon p/w in de hoofdbaan kwam in 2010 op 40,9 (EU 37,5, loondienst in voltijd 40,9 om 40,4u, deeltijd 20,4 om 20,3u; zelfstandigen en werkgevers 43,7 om 43,5u). Asociale werktijden komen in Bulgarije relatief weinig voor en na 2008 werd het segment kleiner. In 2011 was alleen het deel met ploegendienst aan de grote kant (18,7%, EU 17,6%, NL en BE rond 8%) en alle andere vormen scoorden laag (zondag 8,1 om 13,6%; zaterdag 19 om 26,1%, avonden 11,9 om 19,8%, nachten 4.6 om 7,4%). Wettelijk was in 2011 de maximale werkweek 40u (in de praktijk 48u; NL 48u: BE 38u), de langste werkdag 8 uur (in beperkte mate tot 10u, NL 12u, BE 8u) en het minimum aan verlofdagen 20 (NL en BE ook 20, EU15 22d; http://bit.ly/WTupd12). De tabel hierna biedt info over cao afspraken in Bulgarije, BE, NL en de nieuwe Eu (NLS).

Onderwerp cao 2011

BG

NL

BE

NLS

Werkweek in uren (voltijd)

40

37,1

37,6

39,7

Vakantiedagen

20

25

20

20,8

Feestdagen

10

6

10

8,6

Netto werkjaar in uren

1832

1699

1730

1831

Volgens EWCS 2010 was qua werkdruk het deel dat bij hun werk minstens een kwart van de tijd onder tijdsdruk stond het kleinst binnen de EU (29 om 59%) en ook het deel met veelvuldig deadlines viel onder de kleinste (48 om 62%). Tegen de EU trend in verbeterde de situatie na 1995 in dezen. Bij relatief veel banen hing het tempo af van collega’s (50 om 39%) of een superieur (50 om 34%), bij weinig banen van directe vragen van klanten etc. (56 om 67%) en bij erg weinig banen van productiedoelen (24 om 40%). Het deel dat vond meestal genoeg tijd te hebben de klus te klaren was dan ook relatief groot (87 om 76%). Cognitief gezien was het deel dat bijna altijd met computers werkte van doorsnee grootte (30%), maar het segment dat bijna altijd internette was aan de kleine kant (16 om 21%). Een onder gemiddeld deel had te maken met precieze kwaliteitseisen (63 om 74%) of onvoorziene problemen (70 om 82%) en relatief weinigen konden zelf de kwaliteit van hun werk bepalen (55 om 73%). Zowel eentonig (60 om 45%) als complex werk (63 om 58%) scoorden boven gemiddeld en velen moesten veel switchen naar verschillend werk (41 om 34%). Het deel dat nieuwe dingen moest leren (57 om 68%) was relatief klein. Psychosociaal had een groot deel (46 om 33%) bijna nooit rechtstreeks te maken met mensen, maar het segment dat bijna voortdurend met boze klanten had te stellen was ook groot (11 om 6%) en relatief velen moesten meestal gevoelens verbergen (m 29 om 23%, v 39 om 29%). Qua banen waarbij fouten vaak fysiek letstel kunnen veroorzaken viel het MV verschil andersom op (m 32 om 22%, v 6 om 13%). Weinigen hadden werk dat bijna voortdurend spanning oproept met eigen waarden (4 om 9%). Qua samenwerking moedigde bij relatief veel banen de supervisor deelname aan belangrijke beslissingen aan (71 om 63%) en ook het deel dat hulp en steun ervoer van de supervisor was groot (70 om 60%). Bij een iets onder gemiddeld deel was overleg over vast te leggen doelstellingen gebruik (43 om 47%). Naar organisatie van het werk kon een relatief klein deel zelf volgorde van taken (33 om 66%), werkmethode (52 om 67%), werktempo (59 om 70%) of pauzes (37 om 48%) kiezen en werden relatief weinigen betrokkenen in veranderingen (39 om 47%). Een iets boven gemiddeld deel had zelden/ nooit inspraak in keus van werkpartners (65%) of invloed op werkbeslissingen (40%). Wel werkten velen in een team met eigen planning en gedeelde taken (68 om 58%). Het segment in een autonoom team is nog klein, maar na 2005 flink gegroeid (van 12 naar 18%, EU 22% in 05 en 2010).

Relatief velen vonden in Bulgarije dat men over de juiste vaardigheden beschikte voor het werk (64 om 55%, meer training nodig 7,5 om 13%). De groep die in het jaar voor de vraagstelling bijgeschoold was viel onder de kleinste binnen de EU (op kosten van de baas 9,5 om 34%; op eigen kosten 3,5 om 9%, door collega’s/ supervisor 22 om 32%). Bij degene die getraind voelden velen zich zekerder over baanbehoud (87 om 69%) of toekomstperspectief (83 om 71%). Een iets onder gemiddeld deel (29%) schatte de promotiekansen bij hun baan rooskleurig in. Qua vervulling gaf het werk m.n. bij mannen veelal voldoening (m 90 om 83%, v 85 om 84%) of een gevoel van nut (m 92 om 84%, v 87 om 84%). Slechts weinigen waren erg tevreden met hun betaling (29 om 41%) of arbeidsvoorwaarden (18 om 25%). Naar balans werkprivé en sociale zekerheid was het deel bij wie de werkgever het werkrooster bepaalt het grootst binnen de EU (79 om 59%). Een wat onder gemiddeld segment vond dat werktijden heel goed in het privéleven in te passen waren (25 om 30%), maar het deel dat regelmatig over moest werken viel ook mee (25 om 31%; regelmatig onbetaald 15 om 22%) en tamelijk velen konden makkelijk een paar uur vrij krijgen bij een onverhoopte privé calamiteit (38 om 33%). Wel konden erg veel huishoudens moeilijk rondkomen (33 om 12%).

Naar gezondheid en veiligheidsrisico’s is de bevinding dat men via het werk de eigen gezondheid of veiligheid in de waagschaal stelt wijdverbreid (m 49 om 29%, v 27 om 19%) en vonden velen dat hun werk de gezondheid negatief beïnvloedt (m 39 om 27, v 28 om 22%). Toch was het deel dat in het jaar vooraf geen ziekteverzuim kende groot (73 om 57%) terwijl weinigen bij ziekte doorwerkten (23 om 39%). Van de 16 fysiek of psychisch moeilijke werkomstandigheden die in het onderzoek de revue passeerden kwamen 8 minder vaak voor dan gemiddeld in de EU en 5 vaker. De onderscores betroffen naast verplaatsen van mensen (4,5 om 9%), besmettelijk materiaal (8,5 om 15,3%), chemicaliën (13 om 15%) en beschermende kleding (33 om 40%) 4 van de 5 nagevraagde zaken die het werk psychisch kunnen verpesten (discriminatie 4,4 om 6,2%; dreigen/ beledigen 3,8 om 5%, fysiek geweld 0,7 om 1,9%, pesten 0,6 om 4,1%). De bovenscores vielen bij tabaksrook (17 om 11%), moeilijke houdingen 21 om 16%, repeterende bewegingen 40 om 33%, herrie 33 om 29% en trilling 25 om 22,5%. In 2005 (4th EWCS) scoorden de Bulgaren op 1 van 16 onderzochte werkgerelateerde gezondheidsklachten onder de EU normaal (stress 18 om 22% van de ondervraagden) en op 14 ervan zat men daar soms flink boven. De vermeldenswaardige bovenscores waren angsten 17 om 8%, hartklachten 4 om 2%, ademhalingsproblemen 9 om 5%, klachten bij het zien 12 om 8%, hoofdpijn 22 om 16%, slaapproblemen 13 om 9%, allergieën 6 om 4%, spierpijn 30 om 23%, rugklachten 30 om 25%, kwetsuren 13 om 10%, algehele vermoeidheid 40 om 23% en geïrriteerdheid 14 om 11%. Bij het Bulgaarse waardepatroon hoort dat men fysieke klachten uitdrukt i.p.v. onderdrukt.

Effecten van de kredietcrisis

In juli 2009 was de werkloosheid in Bulgarije nog niet zo gestegen en het volksdeel dat door de crisis bij zichzelf (10 om 9%), collega’s (29 om 24%) of familie/ vrienden (31 om 36%) met baanverlies in aanraking was gekomen viel nog mee (Report, QB1). Een ruim gemiddeld segment (13%) maakte zich ernstig zorgen over ontslag van zichzelf, maar voor de rest viel ook deze zorg mee (partner 8 om 16%, kinderen 5 om 14%). Wel heerste veel onzekerheid rond behoud van inkomen bij ontslag (meer dan 70% behoud: 10%, EU 20%; 51-70% behoud 14 om 28%; minder dan 51%: 40 om 28%, weet niet 36 om 23%, zie sociaal stelsel). In sept. 09 (Annexes QA 40) vreesde een flink boven gemiddelde segment baanverlies (32 om 18%) en het segment dat tevreden was met de kansen op werk in hun omgeving was begin 2009 al erg klein (14%, EU 31%, Annexes; QA20.6). De kans om na ontslag binnen redelijke tijd weer werk te vinden werd in juni pessimistisch ingeschat (binnen ½ jaar 32%, EU 60%; binnen 2j 39 om 43%, Report). Zich profileren met taal (25 om 17%) of computer vaardigheid (22 om 19%) scoorden daarbij wat boven gemiddeld. Diploma’s (54%), beroepservaring (53%) en bereidheid over de grens te werken (5%) kwamen rond gemiddeld uit en weinigen verwachtten dat opvallen met aanpassingsvermogen zou helpen (17 om 34%). Als voorkeursmanieren om nieuw werk te vinden na ontslag scoorden in eigen woonplaats zelfde werk bij andere baas (55 om 47%) of geheel ander werk zoeken (28 om 19%) relatief hoog en elders zelfde (16 om 32%) of ander werk zoeken (6 om 9%) en zelfstandige worden (10 om 13%) laag. Qua vertrouwen op succes scoorden elders ander werk (6%) en alles aanpakken (40%) ruim gemiddeld en de rest onder gemiddeld (voor zichzelf beginnen 10 om 12%, zelfde werk elders 9 om 14%; eigen plaats zelfde werk 17 om 19%, ander werk 8 om 9%; niet zoeken 24 om 29%, QD17).

Sociaal stelsel: inkomsten en uitgavenpatroon

De Bulgaarse uitgaven aan sociale zekerheid waren in 2009 het laagst binnen de EU. Naar koopkracht bedroegen ze per inwoner nog geen 26% van de EU normaal. In de Eu gingen ze van 2008 op 2009 van 26,7 naar 29,5% van het BBP (+10%) en in Bulgarije van 15,5 naar 17,2% (+11%; Browse living conditions/ social protection). In 2009 kwam relatief weinig uit sociale bijdragen (49,5 om 56,8%, in 2005 nog 61%; NL 65,3%; werkgevers 31,2 om 36,7%, beschermde persoon 18,4 om 20%) en overige bron (1,8 om 4,1%, NL 10%) en veel van de overheid (48,6 om 39%, 35,9% in 05; NL 24,7%). Het BBP aandeel voor pensioenen en arbeidsongeschikten was klein (8,8 om 13,1%) en dat voor voorzieningen voor thuis wonende bejaarden erg klein (0,04 om 0,4% in 08). Van de sociale uitgaven ging in 2009 relatief veel naar ouderenpensioen (46,8 om 39%), gezin/kinderen (12 om 8%) en arbeidsongeschikten (8,3 om 8%) en weinig naar bestrijding sociale uitsluiting (1,2 om 1,4%), zorg (23,5 om 28,6%), nabestaanden (5 om 6%), werklozen (3,1 om 6%) en huisvesting (0,03 om 2%).

Opzet en voorzieningen

Op Program Descriptions is onder international veel landeninfo te vinden over sociale stelsels, waaronder links naar belangrijke instanties en de nieuwste bedragen (onder international kan men via country index bij elk land recente updates vinden: zie Bulgaria). Bij gidsen over de nationale socialezekerheidsstelsels; heeft de Europese commissie “uw sociale zekerheidsrechten in Bulgarije”. De afstudeerscriptie van okt. 2011 General features biedt veel inzicht in de achtergrond van de stelsels van Roemenië en Bulgarije. Het sociale stelsel van beide landen is in opbouw en qua visie neoliberaal. De hierna te noemen bedragen (p/m en voor 2012 indien niet anders vermeld) zijn gebaseerd op een koers van 0,51€/ leva (naar koopkracht is de leva in Bulgarije  naar de maatstaf van NL en BE echter vergelijknaar met de €). Uitkeringen die ervoor bedoeld zijn, zijn veelal te laag om bijv. zonder eigen moestuin, hulp of improvisatie te voorzien in basaal levensonderhoud. Beleid en supervisie komen op conto van het ministerie van arbeid & sociaal beleid. Er is een nationaal sociaal verzekeringsinstituut en een zorgverzekeringsfonds voor ziektepremies. Men een kent minimum en maximum inkomen voor het berekenen van premies (€212 en €1023). Wie er onder zit en verder niks heeft komt in aanmerking voor een sociaal minimum (€37 p/m, AOW €100) en wie er boven komt moet zichzelf bedruipen, ook bij ziekte (bijv. sparen of particulier verzekeren). Gezinsuitkeringen zijn er alleen voor lage inkomens. De huidige wetten kwamen tot stand tussen 1998 en 2002. Werkgevers/ zelfstandigen betalen de hoogste premies voor pensioenen (ouderdom, invaliditeit, nabestaanden) en uitkeringen bij ziekte/ zwangerschap en arbeidsletsel en werkloosheid. Werknemers betalen verplicht mee aan pensioenen en uitkering bij ziekte/ zwangerschap en werkloosheid. De overheid betaalt ambtenaren, gezinsuitkeringen en sociale minima en vult tekorten aan bij pensioen en ziekte. Het bestaansminimum (bijstand) lag rond €1,20 pp p/d. Voor de meeste van de rond 0,5 miljoen Bulgaarse zigeuners (naast Roma veel andere zigeuner volken) is dit de enige officiële bron van inkomsten. Ondanks dat het land ruim de helft goedkoper is dan NL en BE (op 51% van het EU gemiddelde in 2011, NL 108%, BE 112%) maakt dit improviseren om te overleven tot een gevleugelde term en dat gebeurt dan ook volop. Aan het krijgen van uitkeringen gaat een enorme papierwinkel vooraf waardoor het er bij veel analfabete zigeuners niet eens van komt. Het volksdeel dat officieel van een uitkering leefde steeg tussen 2005 en 2010 van 25 naar 33%.

Ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden

Pensioenen en invaliditeitsuitkeringen van EU landen zijn betaalbaar buiten het eigen land. In 2012 was in Bulgarije de pensioenleeftijd deels afhankelijk van het aantal premiejaren (deels ook leeftijd afhankelijk bij afgekeurden en gehandicapten). Ze varieerde tussen 63j en 4m voor mannen en 60j4m voor vrouwen. Men wil haar met 4 maanden p/j optrekken naar 65j voor m en 63j voor v bij minimaal 37 premiejaren of 65j4m voor beide geslachten bij minimaal 15 jaren. Men onderscheidt een sociaal pensioen (niet gekoppeld aan arbeidsverleden) en verder een minimum (€69 p/m in 2012, zonder het minimum aan premiejaren €59), een opgebouwd en een maximum pensioen (€358, wie meer wil moet zich particulier verzekeren of sparen). Het sociaal pensioen voor 69plussers zonder arbeidsverleden of andere inkomen/ bezit bedroeg €50. Uitgesteld pensioen is mogelijk en sommige beroepsgroepen (bijv. zware beroepen) kennen een VUT regeling. Voor afgekeurden lag het sociale pensioen tussen €56 en €62 (afhankelijk van de mate van) en het minimum pensioen tussen €58 en €79 en bij permanent arbeidsletsel tussen €58 en €86 met een mogelijke aanvullende zorgtoeslag van €38. Bij overlijden krijgen de nabestaanden een begrafenisvergoeding (€265 ineens). Pensioenen zijn er voor de langstlevende partner, kinderen tot 18 (26 indien studerend) en ouders van de overledene. Ze zijn op basis van het invaliditeit of ouderenpensioen waar de overledenen recht op zou hebben gehad en lopen op van 50% bij 1 nabestaande naar 100% bij 3 of meer. Voor oudere langstlevende partners die niet kunnen werken is er een nalatenschap pensioen en voor gepensioneerde nabestaanden een nabestaanden toeslag van 20 tot 40% van het pensioen van de overledene (uiteraard allemaal onder voorwaarden; details in “uw sociale zekerheidsrechten”).

Ziekte, kinderen en werkloosheid

Uitkeringen bij ziekte & bevalling gelden voor wie minstens 40u/maand betaald werkt. Verder geldt bij ziekte 6 en bij bevalling 12 premiemaanden als minimum. Zelfstandigen en werkende gepensioneerden moeten zich vrijwillig verzekeren. De eerste 3 dagen ligt de ziekte uitkering op 70% (op rekening van de werkgever) en daarna op 80% (bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid na een bedrijfsongeval 90%). De uitkering rond geboorte lag op 90% gedurende 410 dagen, waarvan 45 voor de berekende datum van bevalling. Daarna was er een zorgvergoeding van €125 p/m tot het kind 2 wordt. Studenten krijgen een bedrag ineens + een maandgeld tot het kind 1 is. Men kende een eenmalige geboortevergoeding van €130 bij een 1e kind, €306 bij een 2e en €101 bij elk volgend kind (bij gehandicapte kinderen €50 extra). Aan gezinsuitkeringen is er kinderbijslag voor kinderen tussen 7 en 20j (€18, €180 indien gehandicapt) en een verzorgingstoeslag voor kinderen tot 1j (indien invalide 2j, €51). Om in aanmerking te komen voor de werkloosheidsuitkering moest men minstens 9 maanden verzekerd zijn geweest. De minimum uitkering bedroeg €3,60 p/d (op basis van een voltijdbaan). Verder lag de uitkering op 60%, bij minimaal 3 premiejaren gedurende 4 maanden en oplopend tot 12 maand bij meer dan 25 premiejaren.

Beoordeling sociale stelsel tussen 2007 en 2011

De waardering voor de eigen voorzieningen was in Bulgarije erg laag. In 2007 kregen  pensioen (2,7; EU15 5; NLS 4,2) en zorgstelsel (4,7 om 6,4 om 5,3) het laagste cijfer binnen de EU en het volksdeel dat vond dat het eigen sociale stelsel genoeg dekking biedt (8 om 51%; European QA20) of andere landen tot voorbeeld zou kunnen dienen (2 om 42%) was in 2007 het kleinst binnen de landenunie. Wel gold dat laatste ook voor het segment dat het stelsel te duur vond (24 om 53%). In sept. 2009 gaf men de zorg een 3,5 (EU27 5,8) en het pensioenstelsel een 2,9 (EU27 4,8; beide opnieuw veruit laagste; Annexes QA57). Juni 2010 lag het deel dat de zorgvoorziening slecht vond op 71% (EU 34%, Report) en juni 2011 op 70% (Report; EU van 34 naar 53%). Voor de pensioenvoorziening ging het segment van 72 naar 77% (EU van 52 naar 53%) en voor de werkloosheid uitkering van 68 naar 74% (EU van 49 naar 48%). Het volksdeel met een negatieve waardering viel veelal onder de EU top5. Tussen 2008 en 2011 steeg het deel van alle huishoudinkomens uit pensioenen van 22,1 naar 30,1% en uit werkloosheid uitkering van 0,3 naar 0,7%. Het deel uit gezinsuitkering lag op 0,8% en dat uit overige sociale vergoedingen op 1,7% (3,1% in 09).