Economie, infrastructuur, arbeid en sociale zaken

Bestaansmiddelen en buitenlandse handel

Tussen 2000 en 2008 groeide het Kroatische bbp per hoofd naar koopkracht van 50 naar 63% van het EU27 gemiddelde. In 2009 lag het op 62%, in 2010 op 59% en in 2011 op 61%. Daarmee liet men Roemenië, Bulgarije en Letland achter zich (in 2011: NL 131%, BE 118%, Statistics, economy & finance, national accounts). In 2009 zakte het bbp met 6,9% (EU27 gemiddeld -4,3%) en in 2010 met 4,3% (EU27 +1,8%) en in 2011 bleef het gelijk (EU +1,5%). Naar sectoren (meer details onder economische sectoren) zakte tussen 2000 en 2007 de bijdrage van de landbouw aan de Kroatische economie (bbp bijdrage) volgens Eurostat van 6,2 naar 4,9%. Daarna groeide ze weer naar 5,7% in 2010 (EU van 2,3 naar 1,7% tussen 08 en 010). De bbp bijdrage van de industrie sector (mijnbouw, industrie, energie & bouw) ging van 28,9% in 2000 via 27,1% in 2009 naar 26,5% in 2010 (EU van 18 via 24,3 naar 24,6%). De bijdrage van de bouw hierin steeg van 5,1% naar 8,2% in 2009, maar lag in 2010 nog op 6,9% (EU van 5,6 via 6,4 in 08 naar 6%). Met dit alles bleef voor de Kroatische diensten sector 64,9% over in 2000 en 67,8% in 2010 (EU27 72 en 75,5%), een naar EU maatstaf gemiddelde groei. Volgens de FAO (Production) bestond in 2011 (naar waarde) de top10 vanlandbouw producten uit rundmelk, druiven, varkensvlees, tarwe, maïs, suikerbieten, appels, eieren, kip en sojabonen. Met cichoreiwortel (6), blauwmaanzaad (7), hazelnoten (12), gemengd graan (13) en boekweit 14) viel men onder de wereld top15. De visserij productie kwam in 2010 op 66.800 ton (10 EU landen minder) waarvan 21% uit kwekerijen. Productiemaakindustrie 2011 (verkoopwaarde €17,5 miljard, +7% t.o.v. 2010; Statistical2012 pag. 293): voeding & genotsmiddelen 22,2%; olieraffinaderij 11,7%; chemisch farmaceutisch 10,1%; machines & (transport)uitrusting 8,7%; hout, meubels en papier & drukwerk 6,8%; metalen & metaalproducten 6,5%; apparaten 5,2%; textiel, kleding & schoeisel 3,7%.

Qua werk (details onder “arbeidsmarkt en beroepssectoren”) groeide het deel van de 15-65 jarigen dat minstens 1 uur p/w wit betaald werkte tussen 2002 en 2008 relatief sterk (van 53,4 naar 57,8%; EU van 64,2 naar 65,8%), maar daarna zakte het naar verhouding fors (met 9% naar 52,4% in 2011; EU met 2,3% naar 64,3%; Statistics, population and social conditions, employment). Gegevens over employment growth and activity branches had Eurostat in febr. 2013 nog niet bijgewerkt voor Kroatië zodat teruggevallen moest worden op het Kroatisch statistisch jaarboek (Statistical2012 pag. 154) met het risico dat bijv. qua definitie van een betaalde baan appels met peren worden vergeleken. Onder dit voorbehoud werkte naar Eu maatstaf (zelfstandig + werknemers) een groot segment in de landbouw (15,4 om 5,3% in 2011) en in de industrie en bouw (26,5 in 22,9%) zodat voor de dienstensector weinig overblijft (58,1 om 71,8%). De industriële werkgelegenheid heeft het sterkst te leiden onder de recessie (-12,4%, EU -4,3% tussen 2009 en 2011; landbouw -6,8 om -0,8%; diensten -2,7 om +1,2%). Het segment zelfstandigen bleef tussen 2009 en 2011 liggen op ruim 19% van degenen met betaald werk (EU 14,6% in 2011). Het aandeel geregistreerde werklozen zakte tussen 2002 en 2008 flink (van 14,8% naar 8,4%; EU van 8,9 naar 7,1%), maar steeg daarna sterker naar 15,8% in 2012 (+123 t.o.v. 2008; EU 10,5%, +48%).

Via de wereldbank en het Kroatische CBS zijn recente gegevens te vinden over debuitenlandse handel van Kroatië. Ook hier liet Eurostat het in febr. 2013 nog afweten (met voornoemd risico bij de EU vergelijking). Volgens de wereldbank (Economic) lag in 2011 de waarde van zowel de uitvoer als de invoer van goederen & diensten op 42% van de bbp waarde ($27,2 miljard, rond €21m). Conform alle zuid Europese landen kent Kroatië qua handel in goederen een tekort op de handelsbalans. Volgens het Kroatische CBS (Statistical 2012 pag. 69 e.v.) steeg tussen 2009 en 2011 de waarde van deze invoer met 7% van €15,2 miljard naar €16,3m en die van de uitvoer met 27% van €7,5m naar €9,6m. Daardoor werd het relatief grote tekort op de handelsbalans wat kleiner. In 2009 bedroeg het €7,7 miljard (ruim 17% bbp waarde) en in 2011 nog €6,7m (bijna 15% bbp waarde, EU 1,3% bbp). Bij de invoer aan goederen (€16,3m 2011, +7%, EU +12%) was naar Eu maatstaf het aandeel klein bij machines & transport uitrusting (22,2% invoerwaarde, EU 30%), aardolie producten (brandstof: 21,7 om 25,5%) en grondstoffen (2,1 om 4,8%) en groot bij voeding & genotsmiddelen (10,3 om 5,5%), chemicaliën (14,8 om 9%) en overige goederen (29 om 25%). T.o.v. 2010 steeg de importwaarde van brandstof het sterkst (+22%), gevolgd door voeding etc. en grondstoffen (beide 13%), overige (+10%) en chemicaliën (+5%) en die van machines etc. zakte (-7%). Uitvoer 2011 (waarde €9,6m; +27% t.o.v. 2010, EU +20%). Men voerde naar EU maatstaf veel uit aan grondstof (7,9 om 3%), brandstof (12,1 om 6%), voeding & genotsmiddelen (10,6 om 6%) en overige goederen (27,5 om 23%) en weinig aan machines & transport middelen (30 om 42%) en chemicaliën (11,5 om 16%). Het export aandeel van grondstof steeg het sterkst (23%), gevolgd door overige en voeding etc. (+11%), chemie (9%), brandstof (5%) en machines etc. (1%). English biedt onder “foreign trade” een wat concreter overzicht van goederen categorieën. De bijdrage van EU27 landen in de handel was naar EU maatstaf vrijwel gemiddeld. In 2009 kwam 62%, in 2010 60% en in 2011 weer 62% van de invoer uit EU landen (EU27 gemiddelde in 2011: 61%) en van de uitvoer ging rond 61% naar de EU (EU normaal 64% in 2011, Statistical 2012 pag. 71). Top10 uitvoerpartners 2011 (Statistical2012 pag. 377): Italië 16%, Bosnië-Herzegovina 12%, Duitsland 10%, Slovenië 8,3%, Oostenrijk 5,7%, Servië 4%, Frankrijk 2,9% (+130% t.o.v. 2010!), VS 2,7%, Hongarije 2,5%, Luxemburg 2,5% (NL 1,3% en 16e met €129miljoen, Be 0,9% met €87m). Invoerpartners: Italië 16,5%; Duitsland 12,5%; Rusland 7%, China 7%, Slovenië 6,2%; Oostenrijk 4,5%; Azerbeidzjan 3,5% (+70% door een olie & gasdeal met de Azeri’s), Bosnië H 3,3%; Hongarije 3%, Frankrijk 3% (NL 13e met €315 miljoen en 1,9%; BE €195m en 1,2%).

Infrastructuur en vervoer

Volgens Transport in Croatiais qua vervoersinfrastructuur het openbaar vervoer nog veelal in handen van staatsmaatschappijen. Qua luchtvaart (Aviation) is de nationale luchtvaartmaatschappij Croatia Airlines(opgericht 1989) als staatsmaatschappij onderdeel van StarAlliance, het grootste samenwerkingsverband ter wereld van luchtvaart maatschappijen met het Duitse Lufthansa als hoofdmaatschappij. Nov. 2012 beschikte men over 13 toestellen van gemiddeld 7,3j oud en er waren er 4 in bestelling. Men vloog op 43 bestemmingen (2x Midden-Oosten, de rest Europees, w.o. Schiphol en Zaventem; 22 seizoensbestemmingen; 7 in eigen land). De lijst van de Kroatische luchtvaartautoriteit telde nog 2 private maatschappijtjes. Daarvan deed ECA (European Coastal Airlines; sinds 2000) met 4 watervliegtuigen binnenlandse kust en eiland bestemmingen aan en Trade Air (1994) profileerde zich met haar 2 Fokker100 toestellen (18j oud in 2012) als specialist in risicovolle charters en vrachtvluchten (er gaat dan ook wel eens wat mis). In febr. 2013 telde de luchtvaartautoriteit 22 vliegvelden met verharde landingsbanen, waarvan 10 met vergunning voor passagiersvluchten (8 internationaal; LIST). Voor 2011 kwam Eurostat (Statistics) voor Kroatië tot 5 miljoen passagiers (+7% t.o.v. 2010) en 7228 ton vracht (-3%). Het leeuwendeel komt op conto van Zagreb (2,34m passagiers, +1% t.o.v. 2011, 8133t vracht, +1,5%); Dubrovnik 1,48m p, +11%; 357t vracht, -14%) en Split (1,43m p, +9%).

Vanwege het kandidaat EU lidmaatschap kreeg Kroatië veel geld uit EU fondsen voor verbetering van de infrastructuur (EU funds). M.n. voor een voormalig communistisch land heeft het land een goed weggennet. Tussen 2001 en 2009 ging het aantal km snelweg van 411 naar 1250. In febr. 2013 maakte het transportministerie gewag van bijna 27.000km landweg, waarvan 1413km snelweg (merendeels tolwegen), 6742km rijksweg, bijna 9800km gemeenteweg en bijna 9000km lokale weg (Tran). In 2011 werd 74,7 miljoen ton vracht over de weg vervoerd, 0,5% minder dan in 2010 en 32% minder dan in piekjaar 2008 (in km ton bijna 2% meer dan in 2010 en bijna 20% minder dan in 2008). Het ministerie en Eurostat kwamen tot 2722km spoorweg (9% dubbel, 91% enkelspoor en 35% geëlektrificeerd). Sinds 2004 rijden op het traject Zagreb-Split een 8tal Duitse kantelbak treinen die sneller door de bocht kunnen (toch zijn er intussen een paar ontspoord) en de aanleg van een HSL van Zagreb naar Rijeka was voorjaar 2013 ver gevorderd. Sinds 1991 kent Kroatië een eigen NS, die op zijn Kroatisch Hrvatske željeznice (HŽ) heet (Croatian). EU regels en verliezen indachtig is er in 2005 een opsplitsing geweest in 5 divisies en waren er in 2012/13 plannen voor hernieuwde opsplitsing waarvoor financiers werden gezocht. In 2011 vervoerde men over spoor 11,8 miljoen ton vracht, 4% minder dan in 2010 (in km ton -7%) en 26% minder dan in piekjaar 2007 (toen 15,7m ton, in km ton -32%). In 2011 werden per trein 1,46 miljard passagiers kilometers afgelegd (-9% t.o.v. 2010; -19% t.o.v. 2009). Zagreb kent een uitgebreid netwerk van forensenlijnen, trams en bussen (Transport). Ook in andere grote steden rijden trams (Tram). In het interlokale openbaar vervoer over land zijn bussen nog steeds belangrijker dan treinen (goed en goedkoop netwerk, goed geoutilleerde bussen met airco; kaartje in de bus zelf kopen!). Onder de vele kunstwerken in het bergachtige land zitten de meeste in de A1snelweg van Zagreb naar Split in Dalmatië (466km; wordt nog door getrokken naar Dubrovnik). Daartoe behoren bijv. 2 tunnels van bijna 6km die beide een overgang vormen tussen 2 klimaatzones (van land naar bergklimaat en van berg naar mediterraan klimaat) en het 2,5km lange Drežnik viaduct. Onder de aansprekende bruggen vallen de Franjo Tuđman tuibrug bij Dubrovnik en de brug naar het eiland Krk (Krčki Most).

Voorjaar 2013 beschikte Kroatië aan pijpleidingen over 622km olieleiding vanaf Krk en 2113km aardgasleiding. Voor 2009 kwam men op 785 km commercieel bevaarbare waterweg (de Donau bij Vukovar en de benedenloop van de Sava rivier met o.m. Osijek en Zupanja). In 2011 werd hierover volgens Eurostat 5,2 miljoen ton goederen vervoerd, bijna 30% minder dan in piekjaar 2010. Vanwege de 66 bewoonde eilanden en het toerisme zijn veerboot verbindingen (ook internationaal) erg belangrijk. Zo vervoerde Jadrolinija in 2007 met 56 schepen 9,4m passagiers en 2,4m auto’s (Ferry). Het Kroatische CBS kwam voor 2011 op 12,9m passagiers over zee (+4% t.o.v. 2010; Statistical2012 pag. 347). Volgens het CIA worldfactbook beschikte men in 2010 met 77 zeeschepen van meer dan 1000 ton (27 passagier & vrachtschepen, 24 bulkcarriers, 7 vrachtschepen, 8 gastankers, 10 olietankers, 1 vriesschip) over de 57e handelsvloot ter wereld. Verder waren er 2 Noorse schepen in Kroatië ingeschreven en stonden er 31 Kroatische schepen geregistreerd in andere landen (Marshall eilanden 12, Saint Vincent 8, Malta 6, Panama 2). In 2010 verwerkten de zeehavens 24,3 miljoen ton goederen (4% meer dan in 09, maar 19% minder dan in 07) met de grootste bijdragen van de havens Omišalj 24% (de haven van de olieterminal van Rijeka), Ploče bij Dubrovnik 18%, Split 11%, Bakar (ook onderdeel havengebied Rijeka) 10% en Rijeka 9% (Port). Landelijk kwam het Kroatische CBS hoger uit dan Eurostat; i.e. op 30,3m ton (-5% t.o.v. 2010); waarvan internationaal 29,6m ton (-5%; Statistical2012 pag. 347).

In 2010 ging qua verdeling van het vervoer (in kilometerton) van het vrachtvervoer 21,2% over spoor (EU 17,1%; 25,2% in 2007, EU toen 17,9%), 71,2% over de weg (76,7% in 2004, EU27 76,1% en 76,4% in 2010) en 7,6% over binnenwater (0,8% in 2007, EU 5,8% in 2007 en 6,5% en 2010). Van het passagiers vervoer over land (in passagiers km) ging in 2010 naar EU maatstaf een iets onder gemiddeld deel per trein (5,6 om 7,1%; 4,2 om 6,8% in 2004) en een ruim gemiddeld deel per auto (85,4 om 84,1%; 81,4 om 83% in 2000) of bus (9 om 8,8%, 13,6 om 9,5% in 2003). Het aantal personenauto’s per 100 inwoners ging tussen 2002 en 2010 van 28 naar 34,5 (EU27 van 44 naar 47). Mobiele tele­foondichtheid 2009: 91% (EU 125%; 110 om 122% in 2008). Internet dichtheid 2012: huishoudens 66% (EU27 76%), bedrijven met 10+ personeel 96% in 09 (EU 94%, Statistics: industry, trade and services).

Economische ontwikkeling t/m 2008

Via Economy of Croatia is het meeste over dit onderwerp wel te achterhalen. Voor de 2e wereldoorlog kwam ruim de helft van het bbp uit landbouw. De industrie lag m.n. in het verlengde daarvan (voedingsmiddelen, houtzagerijen, steen en textiel fabrieken). Na de oorlog werd in de socialistische republiek Kroatië als onderdeel van het Joegoslavië van Josip Broz Tito (partijleider van 1953-1980, geboren Kroaat) de economie gevarieerder, in eerste instantie door industrialisatie en na 1965, toen deelrepublieken meer autonomie kregen, ook door toerisme. Reeds vanaf het begin ging een onevenredig deel van de industriewinsten naar armere Joegoslavische regio. Na het overlijden van Tito in 1980 kwamen daar bezuinigingen en hyperinflatie bij. Deze combi vormde in de beide meest welvarende deelrepublieken Slovenië en Kroatië een extra voedingsbodem voor het streven naar onafhankelijkheid. Toen het uiteenvallen van Joegoslavië op gang kwam begon men met privatiseren, maar toenmalig president Franjo Tuđman (1991-1999) deed dat via een ondoorzichtig beleid van vriendjespolitiek (Croatian) zodat (anders dan in Slovenië) slechts enkele honderden families profiteerden. Daarnaast gooiden tussen 1991-1995 de gevolgen van de onafhankelijkheidsoorlog met Servië (vernietiging van een groot deel van de economische infrastructuur, honderdduizenden vluchtelingen, tweespalt, mijnenvelden) enorm veel roet in het eten. Eén en ander leidde ertoe dat bij de rest van de bevolking vooral bankroet, werkloosheid, inkomensverlies en wantrouwen tussen etnische groepen de toon gingen zetten. In 1994 is de eigen munteenheid, de Kuna ingevoerd. In 1998 probeerde men het tij te keren door de centrale bank meer controle te geven over de 53 handelsbanken en een handels innovatiecentrum te beginnen. De inflatie stagneerde, maar industrie productie en kooplust van consumenten bleven achter en de staatsschuld nam niet af. In 2000 maakte een frisse politieke wind een nieuwe aanpak mogelijk. Eerst herstelde het toerisme en daarna de industrie productie zodat de economie een fundament kreeg om het hele jaar door te groeien. Ondanks dat de hele dienstensector belangrijker werd, gold dat laatste m.n. voor het toerisme. In 2005 was men 18e toeristische bestemming ter wereld.

In 2003 bereikte het bbp voor het eerst weer het niveau van 1990. Tussen 2002 en 2008 daalde de werkloosheid van 14,8 naar 8,4% (-43%; wel met naar EU maatstaf grote verschillen naar regio en seizoen; EU van 8,9 naar 7,1%; -20%; Statistics). Ook de meeste andere indicatoren van de economie zagen er rooskleurig uit. Wel bleef de buitenlandse schuld erg groot, want de groei werd vooral gefinancierd met geleend geld en private investeringen en groei van de binnenlandse consumptie leverden niet genoeg op om dat te compenseren. Begin 2005 zakte de schuld van de overheid aan het buitenland en ze werd ingehaald door schulden van banken aan buitenlandse banken. Ook het juridisch systeem bleef achter in ontwikkeling en de publieke sector bleef erg inefficiënt (corruptie, landeigendom). De Eu verving voormalig Joegoslavië en de Comecon landen als belangrijkste handelspartner, maar het tekort op de handelsbalans werd groter. In febr. 2005 trad het stabilisatie en associatie verdrag met de Eu in werking zodat men EU geld kreeg in ruil voor aanpassing aan EU voorwaarden. Vooral regio, landbouw en infrastructuur profiteerden hier van. Sinds 2000 investeerde de Eu voor rond €1,3 miljard in projecten in Kroatië (Central). Het bbp per hoofd p/j groeide volgens het Kroatische CBS tussen 2005 en 2008 met maar liefst 35% van €7038 naar €10.890; zij het met enorme regio verschillen (Zagreb van €12.908 naar €19.207, +47%, Brod-Posavina langs de noordgrens met Bosnië-Herzegovina: van €3785 naar €6250; +65%). Volgens Eurostat ging het bbp per inwoner naar koopkracht landelijk van €12.800 naar €15.800 (+23%, EU27 van €22.500 naar €25.000: +11%; Statistics).

De Kroatische munt, de Kuna (Croatian   kuna; Kroatisch voor marter omdat   in de middeleeuwen martervelletjes dienst deden als betaalmiddel; notatie HRK)   bestaat sinds 1994. De koers per €   (Valuta koersen) ging   van 7,45 HRK in 2005 via 7,0 in   2009 naar 7,55 HRK eind 2012. Eén kuna is dus 13 tot 13,5 eurocent waard.

Investering

O.m. bij de Kroatische KvK’s (Croatian) is info te vinden voor potentiële investeerders. In de 90er jaren werd vooral geïnvesteerd in de maakindustrie en na 2000 werd het aandeel van de dienstensector steeds groter. Omdat Kroatië niet onder de laagste lonenlanden binnen de EU valt wordt opleiding en vakkennis belangrijker. Zo groeiden investeringen in de ICT sector (Foreign). De nationale bank van Kroatië (Publications, external sector) kwam tussen 1993 en het 3e kwartaal van 2012 op een totale FDI in Kroatië van €26,24 miljard. Het meeste werd geïnvesteerd tussen 2006 en 2009 (rond €14m). Verder kwam 75,8% uit oude EU landen (EU15), 14,9% uit nieuwe EU landen (van na 2004) en 1,1% van internationale financiële instellingen. T/m kwartaal 3 van 2011 werd de top10 van landen van inschrijving van investeerders (die er niet noodzakelijkerwijs vandaan komen) gevormd door Oostenrijk (€6,4m), NL €3,8m, Duitsland €3m, Hongarije €2,4m, Luxemburg €1,5m, Frankrijk €1,4m, Italië €1,2m, Slovenië €1,1m, NL Antillen €0,9m en België €0,56m (English, foreign investment; het geschrift biedt o.m. info over beloning voor investeerders). T/m k3 2012 waren de grootste sectoren financiële bemiddeling (excl. verzekering & pensioenfondsen) 33,7%, groothandel 10,1%, vastgoed activiteit 6,9%, post & telecom 6,6%, kolen & aardolie 6,1%, chemie 5,1%, detailhandel 4,9%, mineralen 3%, overige zakenactiviteit 3% en investering in vastgoed 2,5%.

Tussen 1990 en 2011 werd vanuit Kroatië rond USA $4,5 miljard in het buitenland geïnvesteerd met als piekjaren 2008 ($1,4m) en 2008 ($1,2m; Foreign onder stock). Eurostat (Statistics) kwam op de volgende waarden voor de voorraad: 2009: €4,6 miljard of 10,2% bbp; 2010 €3,3m of 7,3% bbp en 2011 €3,5m of 7,8% bbp. Men kwam naar regio voor 2011 op de verdeling Europa €2,1m (binnen Eu €1m, buiten EU €1,1m); Azië €0,6m en Afrika €0,4m en voor 2010 naar sectoren op mijnbouw €0,24m; maakindustrie €1,4m en dienstensector €1,3m. Volgens Eurostat bereikte de waarde van bruto binnenlandse investeringen in kapitaalgoed en vastgoed in 2008 een piek van 27,4% bbp (EU 21,1%) en zakte ze daarna naar 18,2% in 2012 (EU ook 18,2%).

Ontwikkelingen vanaf 2009

Een rapport van de wereldbank (Croatia) biedt een overzicht van ontwikkelingen vanaf 2009 en van pogingen van regering en internationale gemeenschap om deze ten goede te keren. In het laatste kwartaal van 2008 trad via invloed van de internationale kredietcrisis een abrupte stagnatie op in de economische groei. De haperende FDI en internationale vraag versnelden de groei van de schulden en ondermijnden het vertrouwen van de internationale markt in het land. De voor het land o zo belangrijke toeristen bleven weg en alras merkten ook bouw en industrie de gevolgen. De toch al onzekere werkgelegenheid had hier zwaar onder te leiden. De Kroatische nationale bank slaagde er lang in de inflatie te keren, maar het geld dat commerciële banken aan het begin nog wel uitleenden leverde minder op en kwam vaker niet terug. Mensen kregen minder geld, werden onzeker over de toekomst, gingen creatief inkomsten verwerven en boekhouden, begonnen (voor zover ze die nog niet hadden) eigen moestuinen en kochten alleen het hoogst noodzakelijke zodat de binnenlandse vraag instortte. De overheid zag zijn schulden verder stijgen door minder belastinginkomsten. Ze moest lonen en uitkeringen verlagen en belastingen verhogen hetgeen de vicieuze cirkel slechts versterkte. De internationale kredietbeoordelaars verlaagden de status van het land naar het laagste waarop men investeren nog raadzaam acht (BBB-). Het uitblijven van privatiseringen en een rigide arbeidsmarkt maakten het er niet beter op.

In april 2010 lanceerde de overheid plannen om te privatiseren, het ambtenarenapparaat efficiënter te maken, het rechtswezen te hervormen, corruptie te bestrijden, onderwijs af te stemmen op de arbeidsmarkt, de arbeidsmarkt te versoepelen en innovatie te steunen. Dankzij steungeld van EU en wereldbank gaan een aantal infrastructurele bouwprojecten nog door, kan ook de landbouw zich redelijk handhaven en komen er voorzieningen bij in de regio waarmee men hoopt de drempel voor toeristen te verlagen. Via Economyis info te vinden over het beleid van het in dec. 2011 aangetreden centrum linkse kabinet Milanović. Daarin liggen accenten op stabiele markteconomie, stimuleren van buitenlandse investering & export en aansluiting bij de EU. In april 2012 werd qua kredietwaardigheid de BBB- status bevestigd (Standard) en in dec. werd de status verlaagd naar BB+, het eerste niveau waarbij men investeren afraadt (Croatia). In de eerste helft van 2013 werd gevreesd dat op handen zijnde privatiseringen (zoals die van de 7 staatscheepswerven in Rijeka) tot duizenden ontslagen zullen leiden.

De economische “groei” vanaf 2009 bleef iets onder het EU gemiddelde. In 2009 zakte het bbp met 6,9% (EU27 -4,3) en in 2010 met 1,4% (EU27 +2,1%). In 2011 bleef het gelijk (0 om +1,5%) en voor 2012 werd een daling verwacht van 1,9% (EU -0,3%). De waarde van het bbp tegen marktprijzen (met vereffening koopkracht) werd in 2011 geschat op €65,9 miljard, 3,3% meer dan in 2010 en 5,8% minder dan in 08 (toen €70,1m; EU gemiddeld 1% meer in 2011 dan in 2008 (Statistics, economy & finance, annual national accounts). Het bbp per hoofd (naar koopkracht) kwam in 2008 op €15.800 (EU €25.000), zakte daarna wat sterker dan in de EU (-8%, €14.500: EU -7%, €23.500 in 09) en herstelde daarna weer iets sterker (€15.400 in 2011, +6,2%; €L €27.100; +5,8%). In 2008 bereikte het Kroatische bbp per hoofd naar koopkracht een voorlopige piek van 63% van het EU27 gemiddelde. Daarna zakte het naar 59% in 2011 en in 2011 lag het weer op 61% (3 EU landen lager; NL toen 131%, BE 118%). De inflatie was in 2009 gezakt naar een acceptabel niveau (2,2%, EU 1%) en bleef in 2010 en 2011 onder de Eu normaal (1,1 om 2,1% en 2,2 om 3,1%). In 2012 kwam ze daar echter boven (3,4 om 2,6%). De inkomsten/uitgaven van de overheid zijn naar EU maatstaf laag. De inkomsten zakte tussen 2009 en 2011 van 38,9 naar 36,4% van het BBP (Croatia pag. 37; EU rond 44,5% volgens Eurostat) en de uitgaven van 38,5 naar 37,9% (EU van 51,1% via 49,1%). Het begrotingstekort steeg van 1,4% bbp in 2008 via 4,1% in 2009 (Eu 6,9%) naar 5,5% in 2011 (EU 4,4%; Eu norm 3%) en de staatsschuld van het land bleef relatief klein (in 2008: 29% bbp, Eu 62% bbp; 2009 35 om 75%, 2010 41 om 80%, 2011: 48 om 83% bbp; EU norm: 60%).

Naar werkduur bleef de lengte van de werkweek tussen 2009 en 2011 boven de EU normaal (veel zelfstandigen & bijbaantjes, weinig deeltijdwerk), maar ze zakte van 40,2u naar 39,6u (EU van 37,8 naar 37,4u; details onder “arbeidsmarkt & beroepssectoren”). De arbeidsproductiviteit p/u (gecorrigeerd voor koopkracht) lag in 2008 op 75% van de EU27 normaal, in 2009 op 73% en in 2011 weer op 75%. De arbeidskosten p/u (bruto verdiensten buiten de landbouw) lagen in 2009 landelijk rond €7, maar wel met grote regioverschillen (EU rond €22; Hourly labour costs). Qua werkgelegenheid werkt maar een klein deel van de 15-65 jarigen 1u p/w of langer wit betaald. Het deel van de inkomsten uit andere bronnen (incl. pensioenen & uitkeringen) is in Kroatië erg groot. Na de piek van 57,8% in 2008 (lager dan in enig EU land) zakte dit wit werkend volksdeel naar 52,4% in 2011; flink wat minder dan in alle Eu landen (-9,5%, EU van 65,8 via 64,1% in 2010 naar 64,3%; -2%). De geregistreerde werkloosheid steeg van 8,4% in 2008 naar 15,8% in 2012 (+88%, EU van 7,1 naar 10,5%, +48%), in Kroatië met relatief grote regio en seizoensverschillen. De jeugdwerkloosheid (15-24j) ging in de loop van 2012 van 38 naar 46% (in de EU Griekenland en Spanje hoger; EU van 22,4 naar 23,4%; details onder “arbeidsmarkt en beroepsectoren”).

Qua bijdrage van de schaduweconomie zat Kroatië (HR) in febr. 2013 niet in de landenlijst van Havocscope. Wel meldde de site toen dat een voetbaluitslag in de eredivisie ritselen er relatief weinig kost ($25.600) en dat rond de helft van de Kroatische wijn (30 miljoen liter p/j) zwart wordt verkocht. Ook bijv. wapens zijn er volop zwart te koop. Op een wereldranglijst van het USA ministerie van BuZa over schaduweconomie (Home) viel HR met een 119e plek onder de 137 landen met een gematigd risico, wel ver achter alle 27 EU landen (NL viel hier als 21e land en als 16e EU land op de ranglijst ook net onder en België hoorde als 7e Eu land bij de 20 meest frisse landen). De waarde van de schaduweconomie werd tussen 2008 en 2011 voor HR geschat rond 30% van het bbp (in geld €13,5 à €14 miljard, EU27 gemiddelde 19,5% bbp; The pag. 14). In de in febr. 2012 uitgekomen Eurobarometer over corruptie (Report) was HR helaas nog niet opgenomen. Uit een in 2012 afgenomen enquête door de Kroatische afdeling van anticorruptie ngo TI (Transparency International; english) kwam naar voren dat corruptie bij politici (44% vinkte dit aan), rechters (2e met 26%) en ambtenaren (17%) het vaakst werden genoemd. Als oorzaak werd straffeloosheid het meest aangevinkt (49%). Kroaten hadden het vaakst zwart geld aangeboden voor een betere behandeling of om straf te voorkomen (beide 27%) en om een proces te versnellen (21%) en 13% gaf toe zelf wel eens onder tafel geld aangeboden te hebben gekregen voor diensten (here). In 2010 was het volksdeel dat onofficiële betaling nodig achtte naar west Europese maatstaf groot, maar naar de maatstaf van de 10 centraal en Oost Europese EU lidstaten (NLS) viel het mee (publieke zorg 17%, West Europa 3%, 6 van 10 NLS minder; verkeerspolitie 8 om 1%, 6 minder; burgerrechter 6 om 1%, 5 minder; vakonderwijs 8 om 1%, 7 minder; basis & voortgezet onderwijs 4 om 1%, ook 7 minder; sociale zekerheid 3 om 1%, 3 minder; werkloosheidsuitkering 3 om 1%, 3 minder; officieel document 2 om 1%, 2 minder; Read p32). Tussen 2006 en 2010 werd het volksdeel dat zulke betaling nodig leek in HR zo’n 70% kleiner (2 na grootste daling t.o.v. de 10 centraal en oost Europese Eu lidstaten, p39). In 2012 stond HR op de CPI (Corruption Perceptions Index), die naar westerse maatstaven openheid en betrouwbaarheid meet, samen met Slowakije met een score van 4,1 op plek 62 van ruim 200 landen (22 van de EU27 scoorden hoger). Daarmee viel men in de risicozone (oranje tussen 2008 en 2011; NL lichtgeel met 8,8, BE okergeel met 7,1). De positie was gelijk aan die van 2010 en 2011.

Op andere graadmeters van de economie staag Kroatië tussen 2009 en 2012 op de Ease of doing business index van 110 naar 80 op de wereldranglijst (84 in 2013, 26 EU landen scoorden hoger; slechtste scores: bouwvergunning (143e), bescherming van investeerders, registratie eigendom en buitenlandse handel (105); beste: krediet krijgen (40), belasting betalen en contracten sluiten (50e, Croatia). Op de Index of Economic Freedom, die economische vrijheid meet naar klassiek kapitalistische maatstaf (Adam Smith), viel men in 2012 met plek 83 (25 EU landen hoger) onder gematigd vrije landen. Op de ranglijst van het WEF (world economic forum) voor concurrerendheid scoorde men in 2012/13 als 81e van 144 landen (pag. 13 e.v.) lager dan de Eu landen (http://www3> op pag. 146) en hier zakte men iets (76 in 2011/12).

In 2011 verdubbelde het aantal faillissementen in Kroatië ruim t.o.v. 2010 (+103%; The Flagships pag. 22). Hiermee scoorde men het hoogst van 13   centraal en oost Europese landen. Qua aandeel betrokken bedrijven (0,88%; InsolvenciesInsolvencies) liet men 3 van de 13 landen achter zich.

Vertrouwen in de economie

Op de ESI (Economic sentiment indicator) van Eurostat (Statistics, EU policy, Euro indicators, business and consumer surveys); die vertrouwen in industrie, diensten, bouw en detailhandel en van consumenten meet; was Kroatië in juni 2013 niet opgenomen. Volgens de Europe Consumer Confidence Indicatortelde het land in jan. 2013 46,8% meer pessimisten dan optimisten (in 3 Eu landen meer; Eurolanden 23,9% meer). In
Croatian CFO Surveyis een opinieonderzoek te vinden onder financiële topfiguren in o.m. Kroatië over de verwachte financieel economische ontwikkelingen.

Economische sectoren

O.m. via Economy of Croatia, Eurostat, de EVD landenwebsite en de Kroatische KvK (Enter) is actuele info te vinden over dit onderwerp. De uitgave Croatian Agriculture van het ministerie van landbouw en Enter (agriculture & forestry) bieden zeer leesbare en redelijk actuele (medio 2013 gegevens t/m 2009) info over de landbouwsector. De bijdrage van landbouw, bosbouw & visserij aan de arbeidsplaatsen (zelfstandigen + werknemers) is naar EU maatstaf groot (buiten dat hebben erg veel Kroaten een eigen moestuin). Ze steeg tussen 2008 en 2011 van 11,2 naar 13% (EU27 van 6,6% in 2002 naar 5,4% in 2011;Statistics, population, labour market, employment, LFS series detailed). In 2011 betrof het 53% van de zelfstandigen (EU 25%) en 2,6% van de werknemers (EU 1,5%). De BBP bijdrage lag tussen 2003 en 2011 tussen 4,9 en 5,6% (5,1% in 2011; EU van 2 naar 1,7% BBP; economy and finance, national accounts detailed). In 2011 bedroeg de BBP waarde €1,98 miljard (€2,03m in 2008). De houtindustrie was goed voor 7% van de exportwaarde, 1,4% van het bbp en 33% van de industriële werkgelegenheid (Wood). Volgens de FAO (Employment and GDP) zakte de bbp bijdrage van de bosbouw tussen 2000 en 2006 van 1,6 naar 1,3% en die aan de werkgelegenheid van 1,4 naar 1,2%. Voor de meubelindustrie lagen deze cijfers op 0,5% bbp (beide jaren) en 0,6 en 0,5% van de banen.De visserij productie kwam in 2010 op 66.819 ton (9 EU landen minder) waarvan 21% uit kwekerijen (Production).

De landbouw is belangrijk voor de economie. In 2011 lag het aandeel van voeding & genotsmiddelen in de exportwaarde met 10,6% flink boven het EU gemiddelde (6%; invoer echter 10,3 om 5,5%). De exportwaarde van hout en houtproducten (4,6%) en meubilair (3,1%) was ook aanzienlijk. Volgens EU funds was voor Kroatië tussen 2007 en 2013 bijna €1 miljard beschikbaar uit het fonds voor kandidaat leden. Vanaf juli 2013 kan de Kroatische landbouw steun krijgen uit de Eu structuurfondsen. In 2009 werd volgens de FAO 33,5% van het Kroatische grondoppervlak ingenomen door bos (EU 36%), werd bijna 24% ervan agrarisch gebruikt (EU 45%; FAOSTAT) en was van het agrarisch gebruikte land ruim een kwart weiland (EU 36%). Voor 2008 kwam Croatian Agricultureop 44% bos en bij de landbouwgrond op 67% akkers (het meest in Slavonië; de graanschuur van Kroatië) en tuinen, 26% weiland (veel in bergachtig Kroatië) en 7% gaarden (3% wijngaard, 3% boomgaard, 1% met olijfbomen). De landbouw is in Kroatië kleinschalig (63% van de bedrijven < 3ha, 33% 3-20ha, 3,6% > 20ha; gemiddeld 5,3ha, in Slavonië meer; NL en BE 20-40 ha). In 2010 bestond van de 514.000 personen die werkzaam waren in de sector 97% uit familieleden en 44% was enige eigenaar. Slechts 7% werkte in voltijd en 50% werkte minder dan een kwart van voltijd op de boerderij (enige eigenaren 43%). Op akkerland is graan het hoofdgewas (qua oppervlak 62%: maïs, 27% tarwe, 8% gerst in 2008) met daarna suikerbieten (het land exporteert o.m. tarwe en suiker). Bij oliehoudend zaad betrof het voor 50% soja (zonnebloem 34%, raapolie 16%), bij groenten zijn velden met kool 13%, paprika 11%, meloen 9%, ui 8% en tomaat 7% het meest beeldbepalend en bij fruitteelt appels 23%, mandarijnen 17% en olijven 12%. Van de 190.000 boerenbedrijven hadden 150.000 (ook) een wijngaard (voor 95% minder dan een halve hectare; vaak als hobby en zwarte bijverdienste). Qua veeteelt zijn rundvee en melk het belangrijkst. in 2003 waren er 77.000 bedrijven met gemiddeld slechts 3 koeien. In 2008 telde men er 52.500 met minder dan 10 runderen en 4400 met meer (gemiddeld 24). Hoewel koemelk in 2011 naar waarde het 2e product was moet Kroatië melk importeren. Varkensvlees heeft terrein gewonnen op rundvlees, met pluimvee en eieren werd men bijna zelfvoorzienend (veel legbatterijen & plofkippen) en honing wordt al jarenlang geëxporteerd. Bij de kweekvis werd m.n. het vetmesten en aan Japan doorverkopen van gevangen tonijn lucratief. Verder kweekt men o.m. zeebaars, mossels, oesters, forel en karper.

Volgens de FAO (Production) bestond in 2011 (naar waarde) de top10 vanlandbouw producten uit rundmelk, druiven, varkensvlees, tarwe, maïs, suikerbieten, appels, eieren, kip en sojabonen. Met cichoreiwortel (6), blauwmaanzaad (7), hazelnoten (12), gemengd graan (13) en boekweit 14) viel men onder de wereld top15. Volgens Statistical 2012 pag. 271 bestond qua verkoopwaarde van de landbouwproductie van 2011 (rond €1,25 miljard) de top10 uit granen (16,2%), hout 15,5%, koemelk 15%, varkens 10%, runderen 9%, oliehoudend zaad 7,3%, pluimvee 5,5%; wijn 4,5%, visserij producten 3,4% en vers fruit 2,8%. Volgens Eurostat (Statistics;agriculture, forestry, fishing) kwam de totale waarde van de productie & diensten van land & tuinbouw en veeteelt (dierlijk & plantaardig) in 2012 op €2,73 miljard (piekjaar 2008: €3,06). Daarin was naar EU maatstaf het aandeel plantaardig groot (61 om 54%; dierlijk 36,3 om 42,5%, diensten 3,7 om 4%). Naar plantaardige items (€1,65m, /0,6% t.o.v. 2010) was de verdeling granen (€0,7m; m.n. consumptiemaïs, tarwe, gerst), tuinbouw producten €0,22m; industriële teelt €0,21m (m.n. soja, suikerbieten, zonnebloemen); voedergewas €0,18m, wijn €0,16m en fruit €0,13m. Vooral granen wonnen veel terrein, na 2009 herstelde de industriële teelt en groenten, fruit & wijn verloren terrein. Bij de dierlijke productie (€0,98 miljard, -5% t.o.v. 2011) kwam de waarde van levende dieren op €0,66m (rundvee €0,23m en dalend na 08, varkens €0,27m, herstellend; kippen 0,11m, dalend) en die van dierproducten op €0,32m (-25% t.o.v. 2011; €0,41m in 2008; melk €0,25m, eieren €0,06m in 2012). Het areaal biologische landbouw lag in 2008 rond 1% (Croatian; EU 5,1%, NL 2,5%, BE 3,6%: Eurostat). Het segment bedrijven met neveninkomsten buiten landbouw is ook klein (6%; BE 8%, NL 25% in 2010; EU: 10% in 2007). Volgens Croatian wine telt het land naar type wijnen 2 regio’s. Uit het binnenland (Slavonië) komen veelal witte wijnen die doen denken aan wijn uit Oostenrijk, Hongarije en Slovenië. De wijn uit kustregio is vaker rood en lijkt op Italiaanse wijn.

De bijdrage van mijnbouw, bouw, industrie en nutsvoorzieningen aan werk en economie bleef ook groot naar EU maatstaf, maar zakte wel flink. Het aandeel van de hele sector in de werkgelegenheid (werknemer + zelfstandig; 15-65j) bereikte in 2008 een piek (31,7%, EU 27,6%) en ging naar 28,1% in 2011 (EU 22,9% in 2011; daling 18 om 16% t.o.v. 08; Statistics, population, labour market, employment, LFS series detailed). De bbp bijdrage van industrie, energie & mijnbouw zakte tussen 2000 en 2009 geleidelijk van 23,4 naar 18,9% (EU 22,4 naar 18,1%) en kwam in 2010 op 19,6 (EU 18,7%). De bouw bijdrage ging intussen van 5,1 via 8,2% naar 6,9% (EU van 5,6% via 6,3% naar 6%). Daarmee kwam voor 2010 de bijdrage van de hele sector aan het bbp op 26,5% (EU 24,7%). De omzet van de industrie en mijnbouw bereikte in het 3e kwartaal van 2008 een piek (158% van het niveau van 2005), viel terug naar 118% in kwartaal1 van 2010, herstelde naar 155% (k4 2010), stortte een kwartaal later in naar 127%, herstelde in 2012 weer en eindigde op 140% in k4 van 2012 (EU rond 118% in 2011/12; Statistics, industry, trade & services, short term business indicators). In de maakindustrie bereikte de index voor nieuwe orders in k1 van 2009 een voorlopige piek (228%; in de Eu was ze toen al gezakt naar 86%). Een kwartaal later lag ze nog maar op 126%, maar daarna trad herstel op (242% in k1 van 2012: EU toen 111%; vanaf toen stopte Eurostat met deze indicator). Het herstel ging, net als gemiddeld in de Eu, echter niet gepaard met meer banen. Het aantal werknemers zakte van 105% het niveau van 2005 in 2008 (EU rond 100%) naar 86% in k4 van 2012 (EU 90% in k3 van 2012). De productie in de bouwsector bereikte een piek in de k4 van 2008 (127%, EU toen 98%), en zakte gestaag naar 78% in k3 van 2012 (EU naar 84%). Het aantal werknemers zakte hier van 128% (k4 2008, EU 106%) naar 88% (k4 2012, EU 88% in k3).

In 2009 lag de omzetdaling in de hele industriesector t.o.v. 2008 met 8% flink onder het EU gemiddelde (16%), maar anders dan in de Eu was van herstel daarna nauwelijks sprake (2010: 1,5 om 19,6%, 2011: 1,7 om 9,1%). Aan de omzet van 2010 (€32,85 miljard) leverde de mijnbouw (O €3,7m) een boven gemiddelde bijdrage (11,6 om 2,1%; +5% t.o.v. 2009; EU +15%). Volgens Statistical2012 (pag. 293) bedroeg de verkoopwaarde €0,75m (4,2% industrieproductiewaarde). De bijdrage van nutsector (energie, water, zuivering; van €4,2 naar €4,55m; verkoopwaarde €1,9m; 11%) bleef aan de kleine kant (van 12,3 naar 13,8%; EU rond 15%), bij een stijging in geld van ruim 8% (EU ook 8%). De bijdrage van de bouwsector (van €9,3m naar €7,4m) bleef groot (27,5% in 2009, 22% in 2010, EU 18 om 16%) bij een forse daling (-26 om -4% in geld). De omzet van de maakindustrie zakte iets (van €17,4 naar €17,2m, -1%, EU: herstel +10% in 2010). Naar verkoopwaarde (±€17,5 miljard, +7% t.o.v. 2010; Statistical2012 pag. 293) was de volgorde voeding (17,2%) & genotsmiddelen (5%) 22,2%; olieraffinage 11,7%; chemisch farmaceutisch 10,1% (chemisch 5%, farma 2,6%, kunststof 2,3%); machines & uitrusting 8,7% (transport uitrusting 5,7%); hout (2,1%), meubels (2,1%) en papier & drukwerk (2,6%) 6,8%; metalen (1,9%) & metaalproducten (4,6%) 6,5%; apparaten 5,2% (computers & instrumenten 1,2%; elektronica 4%); textiel (0,8%), kleding (1,7%) & schoeisel (1,2%) 3,7%. Gedetailleerde info over industrie/ bouw is te vinden op Enteronder industry & technolgy en Construction & utiliy.

De bijdrage van de dienstensector aan de werkgelegenheid ligt onder de EU normaal, maar groeide tussen 2004 en 2011 van 62% naar 66,3% (+6,3%, EU van 72,6 naar 71,7%; -1%). Ook qua bbp bijdrage was sprake van een inhaalrace (tussen 2004 en 2010 van 65,3 naar 71,1%, +9%: Eu van 71,7 naar 73,5%; +2,5%). Het aandeel van handel, vervoer en communicatie (incl. horeca) in de werkgelegenheid ging tussen 2004 en 2010 van 29 naar 29,7% (Statistical; EU van 25,1 naar 25,3%; in 2010: handel & reparatie 15,7 om 14,8%; transport & opslag 5,3 om 5%, horeca & toerisme 5,8 om 4,8%; informatie & communicatie 2 om 2,7%). Het BBP aandeel bleef boven gemiddeld, maar lag in 2010 10% lager dan in 2004 (van 26,3 naar 23,6%; EU va 21,5 naar 20,8%; -3,5%). De bijdrage van de zakelijk financiële DV aan de banen ging naar 10,5% (EU 15,9%; banken & verzekeringen 2,6 om 2,7%; vastgoed 0,5 om 1%, wetenschap & techniek 4,8 om 5,6%, administratief & overige 2,7 om 5,5%) bij een relatief sterke groei t.o.v. 2004 (30 om 10%). Ook de bbp bijdrage groeide relatief sterk (van 21,1 maar 28,2%, +34%; Eu van 27,5 naar 29%, +5%;). De bijdrage van ambtenarij en overige DV aan de banen ging van 24,6 naar 25,5% (EU 30,2% in 2010; overheid 8 om 6,6%; onderwijs 7,4 om 6,8%, zorgsector 6,6 om 9,8%; kunst & amusement 1,6 om 1,7%; overige + huishoudens 2,5 om 4,6%) en groeide t.o.v. 2004 gemiddeld (+4%; EU +5%). De BBP bijdrage ging van 17,9 naar 19,3% (+8%; 22,7 naar 23,7%; +4,5%). In 2011 zakte in Kroatië de werkgelegenheid in handel, vervoer en communicatie, die in de financieel zakelijke sector bleef ongeveer gelijk en die in de overige dienstverlening steeg wat (m.n. in ambtenarij, onderwijs en zorg). Via Enter is onder banking & finance, transport etc., trade en tourism gedetailleerde info te vinden.

Merken en bedrijven

Veel grote concerns in Kroatië staan genoteed bij de beurs van Zagreb (CROBEX). Ook top 500 lijsten van centraal en oost Europese bedrijven bieden openingen naar regionale multinationals. Die van Deloitte & Touche (Central Europe 2012) bieden info per land rond branche ontwikkelingen. In Top 500 staat de ranglijst over 2011 incl. branche, omzetten, resultaten en veranderingen t.o.v. 2010). In The Flagships staat een top 500 van de regio met vergelijkbare info + info over personeelsbestanden voor 2011 en 2010. Aanvullende informatie kan worden gevonden via Economy of Croatiaen via Croatia (o.m. omzet/ resultaten, personeelsbestand & CEO’s). In “Central” stonden 12 Kroatische bedrijven (13 in 2010; 25% met een dalende omzet, 5 van 10 EU landen meer) en in “Flagships” 10 (om 14) met een gezamenlijke omzet van €11 miljard en een winst van €702 miljoen (9% minder dan in 2010). Ze waren goed voor 35% van de industrieomzet, 24,5% van de bbp waarde en 2,3% van de werkgelegenheid van Kroatië (44.000 banen; in 2010 nog 3,3%). Naar sectoren waren bij Flagships de olie & gas en de energiesector beide 3x en telecom en detailhandel ieder 2x present. Bij Top 500 kwamen de sectoren energie & hulpbronnen en consumentenhandel & vervoer beide 5 x en techniek, media & telecom en Publieke sector elk 1 x voor. In de lijst hierna staan deze 12 bedrijven met hun positie in de top 500 (R) en omzet (O, in miljard €), resultaat (W/V; in miljoen €) en personeelsbestand (P x 1000) in 2011 en de veranderingen t.o.v. 2010 (+/-; bij positie: + gestegen, – gedaald; ± onbekend; steeds in hele procenten). De concerns zijn, op Podravka na, allemaal gevestigd in Zagreb. Prirodni Plin (Kroatisch voor aardgas) is de aardgaspoot van INA. HEP proizvodnja is de centralepoot en HEP operator de distributiepoot van de nationale elektriciteitmaatschappij HEP (Chart).

R

Naam

O

+/-

W/V

+/-

P

+/-

26

INA

4,03

14

242

78

14,2

+

29

Agrokor

3,91

8

26

20

35,5

+

107

Konzum

1,64

4

46

-18

12,7

±

116

HEP (Hrvatska)

1,58

-3

-0

-100

14,3

±

183

T-HT (T-Hrvatski)

1,08

-6

244

-3

6,0

-5

229

Prirodni Plin   (INA)

0,92

16

0

100

±

304

Orbico

0,72

4

3

36

0,5

±

366

0,64

104

7

-50

4,2

+5

437

Zagreb Holding

0,55

-2

-7

65

13

441

“HEP-Proizvodnja

0,54

1

-1

-101

2,3

-1

490

Podravka

0,49

1

9

-19

3,7

495

HEP-Operator

0,48

-2

37

9,3

-2

In de energiesector is INAin 1964 gevormd uit een fusie van een maatschappij voor olie & gas exploitatie in Zagreb met 2 olieraffinaderijen (in Rijeka en in Sisak). Voorjaar 2013 waren de belangrijkste eigenaars het Hongaarse oliebedrijf MOL (47,2%), de Kroatische staat (44,8%) en institutionele en private investeerders (7,9%). De hoofdtak, INA d.d. zoekt, produceert, verwerkt en verhandelt olie en gas (ze bezit o.m. 454 benzinestations in Kroatië, Slovenië, Bosnië H en Montenegro). De INA groep bestaat uit een 5tal dochtermaatschappijen, waaronder lpg poot Prirodni Plin, boor en bronnenpoot Crosco en technische dienst STSI. Lukoil Croatia kende in 2011 een goed jaar (O €212m, +60%, W €3,5m, +40%, En). Het nationale elektriciteitsbedrijf, de HEP (Hrvatska elektroprivreda) groep (Company website), is een staatsbedrijf. Met de ingebruikname van de eerste waterkrachtcentrale in 1895 (Jaruga) is men het oudste elektriciteitsbedrijf van Europa. De huidige structuur is er ook één van een moederbedrijf (HEP d.d.) met dochters (in dit geval maar liefst 15). Onder de grootste vallen HEP Proizvodnja (opwekken van elektriciteit en warmte via 8 olie, gas of kolen en 25 waterkracht centrales) en HEP Operator die zich onledig houdt met distributie (met een poot voor centrales/ leidingen en een klanten poot; Croatia).

In de sector consumentenhandel en voeding/ genotsmiddelen is de Agrokor groep (Official) de grootste en daarmee is het tevens de grootst privé onderneming van Kroatië. Men begon in 1976 met een bloemen en zaden negotie en men verruimde het perspectief door het opkopen van andere bedrijven in Kroatië en de regio. Daarbij verdiende de aankoop van Kroatische staatsbedrijven niet altijd de schoonheidsprijs van de mededingingsautoriteit. De huidige corebusiness wordt omschreven in termen van productie, distributie en handel in voeding & dranken. Onder de belangrijkste dochters vallen de grootste supermarktketen van Kroatië Konzum (men is voor 81% eigenaar; ruim 700 vestigingen in Kroatië, incl. drogisterijketen KOZMO, omzet €2,67miljard volgens de Agrokor website), diepvries en ijsproducent Ledo (79%) en mineraalwater producent Jamnica (80%). Bij Atlantic Grupa(sinds 1991) ligt nadruk op sportvoeding, voedingssupplementen en drogisterij (op de beurs van Zagreb valt het concern onder de noemer frisdranken). Men had voorjaar 2013 vestigingen in 11 landen en men was actief in 30 landen. Podravkabegin in 1934 als een familiebedrijf uit Koprivnica in noord Kroatië dat inkomsten verwierf met de verwerking van fruit. Men nam ook allerlei bedrijven over en werd multinationaal. Thans is de eigen vinding, het Condiment Vegeta het bekendste merk. Het wordt verkocht in 40 landen. Onder de beursgenoteerde bedrijven in de sector vallen ook producent van snoepgoed (m.n. chocola) Kraš en tabakshandelaar Adris groep (O 2011 bijna €400 miljoen, W rond €70m; 2011). Orbico is distributeur/ importeur van consumentengoederen en speelgoed. De grootste bierbrouwer Zagrebačka pivovara (Beer, 2011: O €125m, +16%; W €40m, +29%, En; bekendste merk Ožujsko pivo, maart bier; sponsor Kroatische voetbalteams:) kwam in 2012 in handen van Molson Coors uit de USA.

In de maakindustrie is de scheepsbouw (Shipbuilding) belangrijk. De grootste werf Brodosplitbij Split had in 2011 vergeleken met 2010 een goed jaar (O €410m, +114%, W €2,5m, P 2800, En). De oudste werf ter wereld Kraljevica vlakbij Rijeka (in publieke handen) draaide minder verlies (O €290m, +2%; Verlies €8m, +66%, P 500; En) en de Viktor Lenac werf in Rijeka maakte minder winst bij meer omzet (O €46m, +8%, W €3m, -81%, P 600; En). De werven van de Uljanik groep in Pula op Istrië hadden geen best jaar (O €220m, -51%, W €3,3m, -92%, P 2046 na massaontslag; En). De 3 mei werf in Rijeka gaf voorjaar 2013 alleen cijfers voor 2010 (O €130m, +30%; Verlies €3,6m, +90%, P 2000); maar de kranenbouw divisie had wel info over 2011 (O €28m, +150%, W €12m, P 400; En). Grote beurs genoteerde materiaal en bouw ondernemingen zijn de Končar groep (1921; 2011: O €0,4miljard, W 2,7miljoen; P 3956: o.m. trein en tramstellen, hoogspanning leidingen en catering uitrusting) en Institut IGH (2011: O €52m, -15%, W €1,8m, +5%); een bouwbedrijf met een aandeel in de aanleg van wegen & vliegvelden. Andere weg en waterbouw concerns zijn Viadukt (O €100m, Verlies €7m; En); Konstruktor (2011 O €100m, -€8m; En; bouwde o.m. de Franjo Tuđman brug bij Dubrovnik) en Tehnika (€100m, -€1,6m). In de metaal & wapen industrie begon de Đuro Đaković holding in 1921 met metaalconstructie. De holding (sinds 1991, in 2012: 7 dochterbedrijven; 72% staatseigendom; Croatia) maakt naast railvoertuigen o.m. bruggen, kranen en militaire voertuigen, bijv. tanks en voertuigen om mijnen te vegen (O €89m, +463%, W €8m, P 425; En). DOK-ING(O €24m, +8%, W €4,4m, +90%, En) verkoopt naast onbemande voertuigen die mijnen vegen elektrische auto’s. Rimac heeft eveneens een elektrische auto ontwikkeld. Ook wapenproducent HS Produkthad geen slecht jaar (2011: O €46m, +16%, W €15m, +19%, P 1034).

In de telecom en media sector bleef T-HT (T-Hrvratski Telekom; sinds 1998; O 2012 €0,99m, -7,6%) marktleider in de telecom. Het Zweedse Ericsson is in Kroatië beursgenoteerd met Nikola Tesla (2012: O €26m, W €17m; P 1450 in 2009). Optima Telekom, de 2e provider van vaste telefonie (2012: O €78m, +16%) staat ook beursgenoteerd. Een andere grote bij de mobiele netwerken is Vipnet. Europapress holding is de grootste persuitgever (O 2011: €20 miljoen; En). Meer info over massamedia is te vinden via Croatian media.

In de transport sector waren in de scheepvaart aan vrachtrederijen Atlantskaplovidba uit Dubrovnik (2011 O €63m, -23%, W €6m, -7%; En) met 21 schepen en Uljanikplovidba uit Pula op Istrië (O €6,8m) beursgenoteerd evenals de havens van Rijeka (Luka Rijeka, O €22m) en Ploče (Luka Ploče; O €17m en verliesgevend, beide grotendeels staatsbedrijven, Croatia). Onder Ports is info te vinden over geplande investeringen in havens (vaak met geld van EU of wereldbank). Het vervoer is in Kroatië ook grotendeels in staatshanden. Veel maatschappijen zijn verliesgevend, vooral sinds 2009. De grootste veerboot maatschappij Jadrolinija(sinds 1947; 9.7m passagiers en 2,4m voertuigen in 2012; 2011: O €120m, +7%; W €3,5m, +364%, En) onderhoudt met een vloot van rond 50 vaartuigen veel eilandverbindingen. Croatia Airlines(ook van de staat: 2012: O ±€240m, Verlies €63m; News) vervoerde in 2012 1,9m passagiers (+4%). De Kroatische spoorwegen (Croatian) waren in 2012 ook verliesgevend (m.n. de passagiers en vrachtdivisie: Croatia onder Hz) en werden opnieuw gereorganiseerd. In Zagreb zijn de meeste publieke diensten (w.o. vervoer) verenigd in de Zagreb Holding (En).

De Kroatische toerisme sector (Tourism) is kleinschalig georganiseerd. Plava Laguna (Blue Lagoon, 2011: O €60 miljoen, +7,5%; W €8,6m, +18%) beschikte met 20.000 hotelbedden en 5000 campingplaatsen over 17% van de capaciteit van Istrië. Verder zijn er een 6tal grotere hotelketens met ieder een omzet van rond €10 miljoen (te vinden op Croatia onder “hoteli”). In 2013 telde men qua zakelijke financiële instellingen (Financial) 30 officiële banken. De Kroatische PTT (Hrvatska pošta, 2011 O €220m, W ruim €2m, P10.700; En) is nog steeds een staatsbedrijf en was in 2012 hoofdeigenaar van de Kroatische Postbank (Activa 2011 rond €2 miljard, P 904; En). De Kroatische nationale bank kende eind 2011 een reserve van €11,4 miljard. De grootste private bank Zagrebačka banka (A €14 miljoen, W €1,8m; P 4300; En) is sinds 2002 van de Italiaanse UniCredit groep. Ook de 2e bank, Privredna banka Zagreb (A €9m, W €1,5m) is in Italiaanse handen. Van verzekeraar Croatia osiguranje waren alleen gegevens voor 2009 bekend maakte (A €1 miljard, W €8 miljoen, P 2850).

Kroatië en Nederland

Volgens de Nationale bank (Foreign) was NL tussen 1993 en het 3e kwartaal van 2012 met een totaal van €4,04 miljard na Oostenrijk het 2e land van inschrijving van buitenlandse investeerders (ze komen niet noodzakelijkerwijs uit NL; piekjaren 2007 en 2008 met samen €3 miljard). Luxemburg was 9e met een totaal van €1,55m en België 14e met €574 miljoen. Vanuit Kroatië stond NL bovenaan met €1,3 miljard aan FDI (piekjaren 2008 en 2009 met samen €1,5m, maar in 2010 een desinvestering van €787 miljoen). In Luxemburg had het land voor €36,5 miljoen geïnvesteerd (18e) en in België voor €7.7m (31e). Op selectie staat een lijst met branchekantoren van Nederlandse bedrijven die investeerden in Kroatië. Onder de bekendste namen vallen multinationals als Unilever, Philips, Organon en DAF. Naast deze lijst staan nog de nodige andere nuttige links voor wie vanuit NL in het land is geïnteresseerd.

Via http://statline.cbs.nl/StatWeb/default.aspxzijn (met de nodige moeite) recente cijfers te vinden over de handel met NL. In 2011 was volgens het Kroatische CBS qua handel in goederen NL voor Kroatië met 1,9% van de totale invoerwaarde (€315 miljoen) 13e invoerpartner en met 1,6% van de uitvoerwaarde (€189m) 16e uitvoerpartner. Voor België was volgens deze bron het aandeel bij de invoer 1,2% (€195 miljoen) en bij de uitvoer 0,9% (€87m; Statistical2012 pag. 377). De handelsbalans was daarbij voor Kroatië dus negatief. Wel nam het tekort in 2011 af doordat de uitvoerwaarde meer steeg dan de invoerwaarde. In 2010 bedroeg het voor NL €196m en in 2011 €187m (BE €137m en €108m). Het Nederlandse CBS kwam op 1 maart 2013 met andere cijfers, bijv. een afname van het Kroatische tekort op de handelsbalans van €386m naar €351m. Men had eind febr. 2013 voor Kroatië alleen nog info over secties en niet over subsecties daarbinnen en men kwam qua invoer aan goederen vanuit NL voor 2011 op een waarde van €445 miljoen (-7% in waarde t.o.v. 2010) met als grootste sectie machines en transportmiddelen (22,4%, -20%), gevolgd door chemicaliën & farmacie 21,3% (-8%), voedingsmiddelen 19% (-0,7%), genotsmiddelen 10% (+32%); diverse fabricaten 9% (-9%), halffabricaten 6,4% (-14%), grondstof 4,7% (+0,5%); aardolie producten 3% (+14%) en olie & vet 0,9% (+9%). Voor 2012 kwam de waarde op €436m (-2% t.o.v. 2011). De waarde van de uitvoer naar NL bedroeg in 2011 €93m (+1,7) met als grootste sectie machines & transport 34,6% (-30% in waarde) en daarna chemicaliën/ farmacie 26,4% (+82%), diverse fabricaten 16,6% (+13%), halffabricaten 13,8% (+17%), grondstoffen 7,6% (+26%) en voeding en genotsmiddelen rond 2%. T/m oktober 2012 nam de uitvoer naar NL flink toe. Ze lag al op €101 miljoen, 9% meer dan in heel 2011. De grootste toename was bij brandstof (van vrijwel niks naar €17m), chemicaliën en diverse fabricaten. In 2012 kwam de waarde op €114m (+23%).

De waarde van diensten vanuit Kroatië naar NL van €187m in 2010 naar €154m in 2011 (-12%). Daar vallen de uitgaven van toeristen uit NL in Kroatië ook onder. De waarde van diensten in omgekeerde richting ging van €107m naar €95m (-11%). Daarmee werd het handelsvoordeel voor Kroatië kleiner (van €80m naar €59m, bron CBS).

Arbeidsmarkt en beroepssectoren

In 2011 waren van de 4,4 miljoen Kroaten van alle leeftijden 1,96m betaald werkend of werkzoekend actief op de arbeidsmarkt (45,4%; EU bijna 50%; Statistics). Onder 15 t/m 65 jarigen was 60,8% op die wijze actief (63,4% in 2008; EU 71,2 om 70,8%). Bij die leeftijdgroep werkt een onder gemiddeld deel in loondienst (1 uur p/w of meer; 57%, EU 68,6% in 2011; 58,7 om 68,6% in 2010; 62,9 om 70,3% in 2008).Van het loondienstige volksdeel groeide het segment met een deeltijdbaan tussen 2007 en 2011 van 8,6 naar 9,9% (+15%; EU van 18,2 naar 19,5%, +7%, KR: m van 6,4 naar 7,9%; v van 11,3% naar 12,4%; in 2011: onvrijwillig 23%, EU 26%, NL 7%). Het segment werknemers met een tijdelijk contract is vrijwel gemiddeld (12,7% in 2011, EU 14%). Tussen 2008 en 2011 daalde het aantal werkenden met een wit bijbaantje van 50.300 naar 35.700 (-29%, aantal in loondienst -9%; in aandeel van 3,2 naar 2,5%). Het segment zelfstandigen lag tussen 2008 en 2011 rond 17,6% van de werkenden (EU van 15,4 naar 15,6%). In 2008 had 70% en in 2011 72,5% geen personeel (ZZPer, EU 70% in 2011; de rest was werkgever). In dat jaar werkte een relatief groot deel van de 292.000 zelfstandigen van 15+ in de landbouwsector (50,3%, EU 18%). Het gemiddelde aantal gewerkte uren per persoon p/w in de hoofdbaan lag in 2011 op 39,6 (EU 37,4), bij loondienst in voltijd 41u (EU 40,4u) en in deeltijd 23,4u (EU 20,2u) en bij zelfstandigen en werkgevers 37,2u (laagste EU, EU 43,5u). In 2011 telde Kroatië naar soort van scholing weinig hoog geschoolde hoofdwerkers (30,5%, EU 39,4%; laaggeschoold 27,4 om 27,1%) en veel goed geschoolde handwerkers (34,8 om 24%; elementair baantje 7,4 om 9,4%). In de dienstensector werkte een relatief groot deel in de commerciële dienstverlening (62%, EU 55%, European).

Het gedeelte in loondienst werkende 55plussers steeg tussen 2002 en 2009 van 24,8 naar 38,5% (EU van 40 naar 46%) en zakte daarna naar 37,1% in 2011 (in de EU steeg het door naar 47,4%; EU streefdoel 50%). Tussen 2004 en 2009 lag de doorsnee leeftijd waarop de Kroatische loondienstige afscheid nam van de werkvloer met ±60j iets onder de EU normaal (60,6 om 61,4j in 2009). T/m 2012 was Kroatië door de bureaucraten van de Europese commissie nog niet opgenomen in alle Eurobarometer enquêtes zodat geen inzicht kan worden gegeven in de opinie van Kroaten over bijv. de pensioenvoorzieningen of uitkeringen. Wel werden ook in Kroatië na 2009 om de werkloosheid niet verder op te laten lopen velen met vervroegd pensioen gestuurd.

Tussen 2002 en 2008 zakte de geregistreerde werkloosheid op jaarbasis relatief sterk (van 14,8 naar 8,4%, -46%; EU van 8,9 naar 7,1%; -21%), maar daarna steeg ze ook weer hard (naar 15,8% in 2012; +88%, EU 10,5%: +48%). De geslachten ontlopen elkaar weinig (in 2012: m 16%, v 15,6%; EU 10,4 en 10,5). De jeugdwerkloosheid (t/m 24j) ging van 35,4% in 2002 via 21,9% in 2008 naar 41,7% in 2012 (in de EU alleen Griekenland en Spanje hoger; EU van 17,8% via 15,7% naar 22,9%). Bij 55plussers is het cijfer beduidend lager (8,5% in 2011, EU 6,8%; 11 om 7% in 2012). Onder de werklozen was het aandeel langdurig werklozen (een jaar of langer) groter dan in enig EU land (64%, EU 43%, NL 34%, BE 48% in 2011). Over de investering van de overheid in arbeidsmarkt maatregelen of over wat je over hield bij overgang van een uitkering van 33% modaal op een wit baantje van 67% had Eurostat begin maart 2013 nog geen info.

Arbeidsmoraal, arbeid en inkomensverhoudingen

Uit COUNTRIES (de cultuurdimensies van Geert Hofstede) kunnen redenen worden gedestilleerd waarom Kroaten in NL in trek zouden kunnen zijn als seizoenarbeider (het gaat hier over gemiddelden en kansen, niet over individuen). Deze liggen in de sfeer van acceptatie van leiding & gezag en de plek in de hiërarchie (hoge machtsafstand, NL juist laag) met voorkeur voor duidelijke instructies, zekerheid & voorspelbaarheid. Kroaten zijn door de bank genomen wat principiëler en minder opportunistisch en gericht op wat handig is dan Nederlanders (hoge onzekerheidsvermijding; NL lager). Werklust staat onder hen hoog aangeschreven, al werkt men om te leven (feminien, menswaardige werkomstandigheden). Kroaten zijn loyale werkers, maar erg alert op uitbuiting. In 2005 was het volksdeel dat werklust een belangrijke opvoedingswaarde wellicht daarom klein (24%, EU 47%, NL 38%, Eurobarometer 225 Q5). In voormalig Joegoslavië was men arbeiders zelfbestuur gewend. Betrokkenheid, zorgzaamheid & bereidheid tot overleg zijn redelijk sterk aanwezig, maar iets minder dan in NL (licht feminien, NL sterk F) en groep & familie zijn norm (collectivistisch, NL sterk IDV, d.w.z. individu als norm). Relatief velen voelden in 2007 veel verschil tussen levensomstandigheden en aspiraties (12%, NL 1%, BE 4%; EQLS 2007 fig. 10) en het volksdeel dat moeite had met de balans werkprivé was toen groter dan in alle (table 8 p. 27) of veruit de meeste (table 10 p. 29) EU landen. In 2010 (EWCS 2010) leek dat aardig bijgetrokken. Toen vond een doorsnee deel (45%) dat men mee kon beslissen over werkcondities. Het segment dat werkuren slecht vond in te passen in familie of sociaal leven was nog aan de grote kant (21,5 om 18,5%), maar qua werkverhoudingen was het segment dat zelden/nooit steun ervoer van collega’s (6 om 10%) of leiding klein (11 om 19%, zie ook arbeidsomstandigheden).

Qua inkomens naar koopkracht lag in 2006 in Kroatië het netto huishoudinkomen (mean equivalised income PPS) op 61% van het EU27 gemiddelde (NL 135%; BE 131%; EQLS 2007). In 2010 lag het met €8594 op 52% (EU €16.984, BE €19.032, NL €21.049) en in 2011 met €8117 op 48% (-5%; NL €20.965, -0,4%; BE €19.400, +1,5%; Statistics living conditions, income distribution). Tussen 2008 en 2010 zakten de arbeidskosten p/u (buiten de landbouw) van €9,16 maar €8,93 (NL €30,50, BE €38, EU €22,50 in 2010; labour market, labour costs annual data en Hourly labour costs). De Kroatische belasting op lage inkomens lag tussen 2002 en 2010 met 38% rond het EU gemiddelde (39% in 2010). In die periode bedroeg ze 33% voor een alleenstaande zonder kinderen en 20% voor een eenverdiener paar met 2 kinderen (Candidate). Het inkomensverschil leek gemiddeld naar EU maatstaf. In 2004 verdiende de 20% topinkomens 4,8 x zoveel en in 2009 4,3x zoveel als de 20% laagste inkomens (EU toen 4,9x zoveel). Daarna is men het anders gaan meten (wellicht meer conform de EU regels). In 2010 werd het 5,6x en 2011 5,4x zoveel (EU 5,1x; NL 3,8x; BE 3,9x in 2011). In 2011 bedroeg een jaarinkomen van 60% van modaal voor een alleenstaande €3326 (naar koopkracht €4.383, NL €11.250, BE €10.797). In 2011 moest 21,1% van de bevolking rondkomen van minder (EU 16,9%; BE 15,3%, NL 11%) en van de werkenden bleef 6,5% onder deze grens (EU 8,9%, NL 5,5%, BE 4,2%). Het volksdeel met sterke armrijk spanningen was in 2007 met 53% flink groter dan in enig EU land (EU27 29%, NL 12%, BE 23%, EQLS 2007) en het segment met moeite om de eindjes aan elkaar te knopen was in 2011 met 32,4% ook groot (NL 9,2%, BE 12,1%, EU27 15,6%). Het wettelijk minimumloon p/m bereikte in de 2e helft van 2010 een piek (€391), maar zakte daarna naar €374 in de 2e helft van 2012 en de 1e helft van 2013 (naar koopkracht €516, NL €1358, BE €1353). Het bleef liggen rond 38% van modaal (NL en BE rond 44% in 2011).

De minimumleeftijd voor een arbeidscontract ligt op 15j (18j voor overwerk, zwaar werk en ploegendiensten; Croatia). Volgens Croatia was de organisatiegraad bij werknemers relatief hoog (35%; private sector 17%, publieke sector/ staatsbedrijven 70%; Nieuwe EU lidstaten van 33 naar 24%, NL van 23 naar 19% tussen 2000 en 2008) en bij werkgevers naar verhouding laag (25 tot 30%, met HUPals belangrijkste club; EU 58%, NLS 35%, NL 85% rond 2008). De Europese werkgeversorganisatie Fedee (LABOUR) maakte melding van 50% van de werknemers en van de Kroatische unie van autonome vakbonden SSSH (sinds 1990) waarbij 22 bonden met samen 400.000 leden waren aangesloten. Main actorsbiedt een meer versnipperd beeld met autonome bonden, veel onderlinge concurrentie en 90% van de leden binnen de 5 grootste bonden. De grootste werkgeversorganisatie dekt in de private sector 25 branches & bedrijven met 400.000 werknemers (30% dekking, evenveel als de 5 grootste bonden). In de communistische tijd kende men arbeidersraden en ook nu is vertegenwoordiging van werknemers in bedrijven relatief wijdverbreid (Industrial). Het aandeel werknemers dat wordt gedekt door cao onderhandelingen was naar NLS maatstaf groot (60%, ambtenaren 100%, staatsbedrijven 70%, private sector 45%; NLS van 44 naar 47% tussen 2000 en 2008). Ze vinden in de private sector vooral plaats op bedrijfsniveau en in de publieke sector op sectoraal niveau. Veel cao’s beperken zich naar onderwerp tot lonen en werktijden. Training, gezondheid/ werkomstandigheden & afvloeiing zijn ondergeschoven kindjes. Wel was en is hier Europees geld voor beschikbaar (Croatia).

Volgens Fedee is cao onderhandelen voor werkgevers verplicht en hebben bonden het recht om te staken. Wel is daaraan vooraf een bemiddelingspoging verplicht via het bureau van sociaal partnerschap van de overheid. Dit aantal pogingen liep op van 88 (25x met succes) in 2008 naar 122 in 2010 (65 min of meer gelukt, Industrial). In 2011 waren er 88 pogingen (45 gelukt). De meeste conflicten waren rond betaling en ontslag en de meest voorkomende sectoren voeding, metaal en kleding. Er mag pas worden gestaakt als officieel een impasse is afgekondigd. Bij illegaal staken mag ontslag volgen en kan schade voor rekening van de bonden komen. Doorbetaling vormt in de praktijk een probleem, niet alleen bij stakingen. Werknemers van kledingbedrijf Kamensko, die maanden lang geen loon kregen, gingen bijv. uiteindelijk in hongerstaking. In Kroatië wordt naar Eu maatstaf veel gestaakt. In 2007/08 leek 3% van de werknemers (het vaakst in de publieke sector; EU 2 à 3%. NLS 1%) betrokken bij stakingen die gemiddeld 2 dagen duurden (65 dagen/1000 werkers: EU15 43/1000; NLS 12/1000 tussen 2003 en 2007). Werknemers zijn wettelijk sterk beschermd (de arbeidswetgeving wordt erg rigide genoemd), maar instituties om naleving af te dwingen zijn zwak en men houdt zich er slecht aan. Men is, m.n. in de bouw en de scheepsbouw, spaarzaam met info over herstructureringen door de recentecrisis. Veel privatiseringen zijn op een laag pitje gezet. Staatsscheepswerven met in totaal rond 10.000 werknemers kregen ±€1,5 miljard kredietgarantie van de overheid. Overal zijn lonen verlaagd, meer dan gemiddeld in de EU. De FDI zakte flink in, maar mede vanwege het komende EU lidmaatschap hebben multinationals als IKEA en Violeta besloten vestigingen in Kroatië te openen.

Arbeidsomstandigheden

Op EWCS 2010 Survey Resultszijn alle resultaten te vinden van het 5e onderzoek naar werkomstandigheden van Eurofound (veldwerk 2010; men kan thans ook zelf de taal kiezen, waaronder Nederlands). Hieronder zijn vooral Kroatische uitslagen verwerkt die van het EU gemiddelde afwijken en dat zijn er naar verhouding veel. Qua werkplek was het volksdeel dat buiten (13%, Eu 8%, veel boeren) of in een voertuig (5 om 4%) werkte relatief groot (werkplek werkgever 74,6 om 73,2%) en het deel dat bij klanten (3,7 om 9,7%) of thuis (2,9 om 3,7%) werkte klein. In het EWCS onderzoek was in Kroatië het deel met een vast contract (85 om 80%) aan de grote kant en het aandeel zelfstandigen gemiddeld (15%: volgens Eurostat 18 om 16% in 2011, Statistics). Relatief velen werkten al meer dan 10 jaar bij dezelfde organisatie (53 om 40%, minder dan 5j: 29 om 40%). Het segment met een vrouw als supervisor was aan de kleine kant (m 10 om 12%, v 45 om 47%). Qua werktijden werkte in 2010 een groot segment meer dan 40u p/w (32 om 24%, minder dan 30u: 6 om 18%, weinig deeltijdbanen), waren vaste werktijden gangbaar (zelfde aantal uren dagelijks 62 om 58%, wekelijks echter 61 om 67%, vaste begin/eind tijden 70 om 62%) en was tevredenheid met werktijden relatief wijdverbreid (61 om 55%, liever minder werkuren 25 om 31%). Een iets onder gemiddeld segment (28%) kende werkdagen van meer dan 10 uur. Dit alles is te plaatsen binnen de context van Eurostat. Volgens deze bron is het segment met een deeltijdbaan in Kroatië klein, al trok het wel bij (tussen 2007 en 2011 van 8,6 naar 9,9% +15%; EU van 18,2 naar 19,5%, +7%, KR: m van 6,4 naar 7,9%; v van 11,3% naar 12,4%) en dat was bij een doorsnee deel onvrijwillig (23% in 2011, EU 26%, NL 7%).

Het gemiddelde aantal gewerkte uren per persoon p/w in de hoofdbaan lag in 2011 op 39,6 (EU 37,4), bij loondienst in voltijd 41u (EU 40,4u) en in deeltijd 23,4u (EU 20,2u) en bij zelfstandigen en werkgevers 37,2u (laagste EU, EU 43,5u). Qua asociale werktijden komt in Kroatië ploegendienst erg veel voor. Het aandeel werknemers met dit soort tijden nam na 2004 langzaam af, maar de laatste jaren groeit het weer wat. In 2011 was het deel met ploegendienst groter (33%, EU 17,6%, NL en BE rond 8%) en het deel met avond (4,7 om 19,8%) of nachtdiensten (1,7 om 7,4%) kleiner dan in enig EU land. Ook weekenddienst scoorde laag (zondag 10 om 13,6%; zaterdag 20 om 26%). Wettelijk was in 2011 de maximale werkweek 40u (maximaal 10u overwerk; NL 48u: BE 38u), de langste werkdag 8 uur (in beperkte mate tot 12u, NL 12u, BE 8u) en het minimum aan verlofdagen (excl. publiek feestdagen) 18 werkdagen (mijnwerkers 24; bron Croatia; volgens Paymax. 40u/w en 8 u overwerk en 4 weken vakantie; NL en BE 20d, EU15 22d; http://bit.ly/WTupd12). Over cao afspraken in Kroatië zijn geen statistische gegevens bekend, maar ze wijken weinig af van de wet. Via Ured is met behulp van een vertaalmachine wel enige info te vinden over sectorafspraken.

Volgens EWCS 2010 was qua werkdruk alleen bij mannen het deel klein dat bij hun werk minstens een kwart van de tijd tijdsdruk ervoer (m 50 om 62%, v 57 om 56%) of veelvuldig te maken had met deadlines (m 62 om 67%, v 59 om 56%). T.o.v. 2005 verslechterde de situatie flink in dezen (van 43,5 naar 60,5%, EU blijvend op 62%). Bij relatief veel banen hing het tempo af van collega’s (46 om 39%) of een superieur (42 om 34%) en bij weinig banen van directe vragen van klanten etc. (62 om 67%) of van productiedoelen (29 om 40%). Het deel dat vond meestal genoeg tijd te hebben de klus te klaren was aan de grote kant (79%). Cognitief gezien was het MV verschil ook opvallend aanwezig bij het segment dat bijna altijd met computers werkt (m 23 om 26%, v 41 om 32%) of op het werk bijna altijd internet (m 18 om 21%, v 27 om 23%). Een onder gemiddeld deel had te maken met precieze kwaliteitseisen (68 om 74%) en een iets boven gemiddeld deel had vaak onvoorziene problemen (85 om 82%, m.n. m) of kon zelf de kwaliteit van hun werk bepalen (77 om 73%, m.n. v). Zowel eentonig (64 om 45%) als complex werk (65 om 58%) almede veel moeten switchen naar verschillend werk (39 om 34%) scoorden relatief hoog. Het deel dat nieuwe dingen moest leren (66%) was daarbij van doorsnee grootte. Psychosociaal had een iets boven gemiddeld deel (37%) bijna nooit rechtstreeks te maken met mensen (meestal 38 om 44%) en het segment dat bijna voortdurend met boze klanten had te stellen (m 3 om 6%, v 6 om 7%) of meestal gevoelens moest verbergen (m 18 om 23%, v 25 om 29%) was aan de kleine kant. Bij banen waarbij fouten vaak fysiek letstel kunnen veroorzaken viel het MV verschil andersom op (m 28 om 22%, v 8 om 13%). Qua samenwerking ervoer een boven gemiddeld deel voldoende feedback (m 87 om 75%, v 80 om 75%), betrekken bij belangrijke beslissingen (71 om 63%) of hulp en steun door de leidinggevende (m 71 om 58%, v 69 om 62%). Ook overleg over doelstellingen was relatief vaak gebruik (m 55 om 48%, v 49 om 46%). Naar organisatie van het werk kon een onder gemiddeld deel zelf volgorde van taken (55 om 66%), werkmethode (59 om 67%), werktempo (59 om 70%) of pauzes (39 om 48%) kiezen. Er was opnieuw achterstand bij vrouwen qua invloed op werkbeslissingen (meestal: m 47 om 43%, v 35 om 37%) of werken in een team met eigen planning van een gezamenlijke taak (v 49 om 56%, m 57 om 59%). Het segment in een autonoom team werd kleiner (van 22 naar 18%, EU 22% in 05 en 2010).

Een iets onder gemiddeld deel vond in Kroatië dat ze over de juiste vaardigheden beschikten voor het werk (50 om 55%, meer training nodig 8,7 om 13%; werk onder niveau 40 om 32%). De groep die in het jaar voor de vraagstelling bijgeschoold was, was naar Eu maatstaf klein (op kosten van de baas 20,8 om 34%; op eigen kosten 3,8 om 9%, door collega’s/ supervisor 20,5 om 32%). Bij degene die getraind waren voelden wel relatief velen zich zekerder over baanbehoud (m 85 om 70%, v 76 om 68) of toekomstperspectief (76 om 71%). Een iets onder gemiddeld deel (26 om 32%) schatte de promotiekansen bij hun baan rooskleurig in. Qua vervulling gaf het werk m.n. bij mannen veelal voldoening (m 86 om 83%, v 97 om 84%) of een gevoel van nut (m 86 om 84%, v 78 om 84%). Weinigen waren tevreden met hun betaling (m 39 om 43%, v 27 om 38%) of arbeidsvoorwaarden (73 om 84%) of vonden dat hun organisatie hen motiveerde het beste uit zichzelf te halen (53 om 62%) en van de zelfstandigen vond een onder gemiddeld deel het leuk eigenbaas te zijn (m 86 om 94%, v 72 om 93%). Wel hadden velen erg goede vrienden op hun werk (82 om 74%). Naar balans werkprivé en sociale zekerheid bepaalde bij velen de werkgever het werkrooster (m 67 om 59%, v 74 om 60%). Een wat onder gemiddeld segment vond dat werktijden heel goed in het privéleven in te passen waren (27%). Een doorsnee deel moest regelmatig overwerken (29%; regelmatig onbetaald m 16 om 14%, v 40 om 32%) en weinigen konden makkelijk een paar uur vrij krijgen bij een onverhoopte privé calamiteit (24 om 33%). Veel huishoudens konden moeilijk rondkomen (27 om 12%) en m.n. weinig vrouwen voelden zich financieel zeker bij langdurige ziekte (m 40 om 40%, v 22 om 39%).

Naar gezondheid en veiligheidsrisico’s is de bevinding dat men via het werk de eigen gezondheid of veiligheid in de waagschaal stelt wijdverbreid (m 41 om 29%, v 28 om 19%) en velen vonden dat hun werk de gezondheid negatief beïnvloedt (37 om 25%). Toch was het deel dat in het jaar vooraf geen ziekteverzuim kende groot (71 om 57%). Een vrijwel gemiddeld deel werkte bij ziekte door (m 33 om 38%, v 43 om 41%). Van de 16 fysiek of psychisch moeilijke werkomstandigheden die in het onderzoek de revue passeerden kwamen 4 duidelijk minder vaak voor dan gemiddeld in de EU en 6 vaker (de rest scoorde rond gemiddeld). De onderscores betroffen verplaatsen van mensen (5,6 om 9%), gebruik van beschermende kleding indien voorgeschreven (86 om 92%), fysiek geweld 0,5 om 1,9% en pesten 2,6 om 4,1%. De bovenscores vielen bij tabaksrook (19 om 11%), moeilijke houdingen 23 om 16%, verplaatsen van zware lasten 40 om 33%, trilling 28 om 22,5%, herrie 33 om 29% en voorgeschreven beschermende kleding (45 om 40%). Bij de 5 nagevraagde zaken die het werk psychisch kunnen verpesten viel wederom het MV verschil op (discriminatie m 4,3%; EU 5,6%, v 13 om 10,7%; verbaal geweld m 9 om 11%, v 13 om 11%; dreigen/ beledigen m 4 om 5%, v 7 om 5%; fysiek geweld m 0,2 om 2%, v 0,8 om 1,7%; pesten m 2,2 om 3,9%, v 3,1 om 4,4%). In 2005 (EN pag. 104) scoorden Kroaten op 2 van 16 werkgerelateerde gezondheidsklachten onder de EU normaal (vermoeidheid 10 om 23%, ademhalingsproblemen 4 om 5% van de ondervraagden) en op 12 ervan zat men daar soms flink boven (zien 16 om 8%, hart 4 om 2%, hoofdpijn 29 om 16%, irritatie 20 om 11%, rug 42 om 25%, spierpijn 38 om 23%, stress 35 om 22%, huid 12 om 7%, gehoor 10 om 7%, allergieën 6 om 4%, kwetsuren 15 om 10% en angsten 11 om 8%. Bij het Kroatische waardepatroon hoort dat men fysieke klachten uitdrukt i.p.v. onderdrukt.

Effecten van de kredietcrisis

In juli 2009 begon de werkloosheid in Kroatië (HR) weer te stijgen en het volksdeel dat door de crisis bij zichzelf (10%, EU 9%), collega’s (31 om 24%) of familie/ vrienden (32 om 36%) met baanverlies in aanraking was gekomen liep op (Report, QB1). Het segment dat zich ernstig zorgen maakte over ontslag viel nog mee (van zichzelf 8 om 12%, partner 9 om 14%, kinderen echter 16 om 14%). Wel heerste reeds veel pessimisme rond behoud van inkomen bij ontslag (meer dan 70% behoud: 7%, EU 20%; 51-70% behoud 18 om 28%; minder dan 51%: 54 om 28%, weet niet 21 om 24%, QD16; zie ook sociaal stelsel) en het segment dat tevreden was met de kansen op werk in hun omgeving was begin 2009 al klein (20%, EU 31%, Annexes; QA20.6). De kans om na ontslag binnen redelijke tijd weer werk te vinden werd in juni pessimistisch ingeschat (binnen ½ jaar 36%, EU 60%, QD14; binnen 2j 35 om 43%, ReportQD8). Zich profileren met taal (25 om 17%) of computer vaardigheid (26 om 19%) scoorden daarbij boven gemiddeld en bereidheid over de grens te werken (5 om 6%) of opvallen met aanpassingsvermogen (30 om 34%), diploma’s (45 om 52%) of beroepservaring (47 om 54%) onder gemiddeld. Als voorkeursmanieren om nieuw werk te vinden na ontslag (QD15) scoorden in eigen woonplaats zelfde werk bij andere baas (50 om 47%) of geheel ander werk zoeken (22 om 19%) aan de hoge en elders zelfde (26 om 32%) of ander werk zoeken (8 om 9%) en zelfstandige worden (9 om 13%) aan de lage kant. Qua vertrouwen op succes (QD17) kregen voor zichzelf beginnen 13 om 9% en alles aanpakken (34 om 27%) een ruim gemiddelde aanhang. Elders ander werk zoeken (5%) en eigen plaats zelfde werk (19%) kwamen gemiddeld uit en andere opties bleven onder gemiddeld (zelfde werk elders 10 om 14%; ander werk eigen plaats 6 om 9%; niet zoeken 19 om 29%). Najaar 2012 hadden veel Kroaten een negatieve inschatting van de eigen werksituatie (49%, EU30%; Annex QA3.4.) en de werkgelegenheidssituatie in hun land (98%, meer dan in enig EU and, Eu 79%). Ook het gedeelte dat de werkloosheid rekende bij de 2 grootste problemen (keus uit 13) viel onder de EU top (van het land 72 om 48%, voor zichzelf 27 om 21%, QA5/6).

Sociaal stelsel: inkomsten en uitgavenpatroon

De Kroatische uitgaven aan sociale zekerheid waren in 2010 naar EU maatstaf laag. Naar koopkracht bedroegen ze per inwoner 41% van de EU normaal (4 landen minder). In de Eu gingen ze van 2008 op 2010 van 26,8 naar 29,4% van het BBP (+9%) en in Kroatië van 18,7 naar 20,8% (+11%; Statistics, living conditions/ social protection). In 2010 kwam relatief weinig van de overheid (35,8 om 39,8%, 31,3% in 08; NL 26%) of uit overige bron (2,8 om 3,8%, NL 7,9%) en veel van sociale bijdragen (61 om 56,4%, 67 om 57,6% in 2008; NL 66,1%; werkgevers 28,7%, EU 36,3%, beschermde persoon 32,7 om 20%). Het BBP aandeel voor pensioenen en arbeidsongeschikten was klein (10,6 om 13%). Van de sociale uitgaven ging in 2010 echter veel naar arbeidsongeschikten (17%, hoger dan alle EU landen, EU 7,6%), nabestaanden (10,2%, alleen Polen hoger, EU 5,6%) en zorg (33,2 om 28,3%). De naweeën van de vrijheidsoorlog met Servië (1991-1995) zijn hier wellicht debet aan. In 2010 was het segment onder de bevolking van de werkende leeftijd met een arbeidsongeschiktheidsuitkering veruit het grootst binnen de EU (11,8%, EU 5,8%, NLS 6,7%, NL 4,8%, BE 2,9%; bron WHO: European). Verder ging een doorsnee deel naar gezin/kinderen (7,9%) en weinig naar ouderenpensioen (26,7 om 37,6%), werklozen (2,3 om 5,8%), administratiekosten (2,2 om 3%), bestrijding sociale uitsluiting (0,2 om 1,5%) en huisvesting (0,1 om 2%). De meest opvallende verandering na 2008 was het gestegen aandeel voor werklozen.

Opzet en voorzieningen

Op Program Descriptions van het ministerie van BuZa van de USA is onder international landeninfo te vinden over sociale stelsels, waaronder nieuwste bedragen en links naar belangrijke instanties (al klopten ze voorjaar 2013 voor Kroatië niet allemaal, de juiste staan op Ministries). Wel waren toen de beschrijvingen voor 2012 gereed. Voor het overige kan men onder international via country index bij elk land recente updates vinden. Social bevat in het kader van de EU toetreding een wat gedateerd, maar volledig overzicht van het Kroatische sociale stelsel en de context ervan. De hierna te noemen bedragen (p/m en voor 2012, tenzij anders vermeld) zijn gebaseerd op een koers van €0,135/ kuna (Croatian, naar koopkracht is de munteenheid zo’n 20 eurocent waard). Uitkeringen die ervoor bedoeld zijn, zijn veelal te laag om bijv. zonder moestuin, hulp of improvisatie te voorzien in basaal levensonderhoud. De uitkeringen in verband met bevallingen en ouderschap zijn relatief riant. Het stelsel zit ingewikkeld en versnipperd in elkaar en er zijn diverse ministeries (Ministries) bij betrokken, veelal zonder Engelstalige website (een vertaalmachine is dus onmisbaar). Voorjaar 2013 waren dat de ministeries voor arbeid en pensioenzaken (pensioenen, werkloosheid), gezondheid(ziekte, zwangerschap), sociale zaken en jeugd (gezinsuitkering, arbeidsongeschiktheid, opname, pleegzorg) en financiën. Voor beheer van uitkeringen zijn er aparte instanties (zie de tekst hierna). Men kent een minimum en maximum inkomen voor het berekenen van premies (±€360 en ±€6200). Wie er onder zit en verder niks heeft komt in aanmerking voor een sociaal minimum (verschillend bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid) en wie er boven komt moet zichzelf bedruipen, ook bij ziekte (bijv. sparen of particulier verzekeren). Gezinsuitkeringen gelden alleen voor lage inkomens. Voor werkgevers/ zelfstandigen en werknemers gelden dezelfde pensioenpremies (ouderdom, invaliditeit, nabestaanden). Alleen werkgevers en zelfstandigen betalen premie voor uitkering bij ziekte/ zwangerschap, arbeidsletsel en werkloosheid. De overheid betaalt ambtenaren (incl. hun pensioen), veteranen, gezinsuitkeringen, ouderschapsverlof, zwangerschapsuitkeringen voor werklozen, geboorte uitkeringen en sociale minima. De huidige wetten kwamen tot stand tussen 1997 en 2011.

Ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden

Pensioenen en invaliditeitsuitkeringen zijn betaalbaar buiten het eigen land (een EU regel). Naar voorwaarden lag in 2012 in Kroatië bij minimaal 15 premiejaren de pensioenleeftijd voor mannen op 65j en voor vrouwen op 60j3m (op te trekken naar 65j in 2030). Bij minimaal 35 premiejaren is voor mannen vanaf 60j en bij 30 premiejaren voor vrouwen vanaf 55,5j (35 premiejaren en 60j in 2030) een VUT regeling mogelijk. Uitkering wegens gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid/ invaliditeit gelden wanneer de ongeschiktheid ingaat voordat iemand 50 is. Bij revalidatie naar een voltijd baan is de uitkering tijdelijk (voor 1 of 2 jaar). Indien revalidatie onmogelijk wordt geacht moet een derde van de werktijd vanaf 20 jarige leeftijd premies zijn betaald. Als de ongeschiktheid arbeid gerelateerd is geldt geen premieperiode, ook niet bij het nabestaanden pensioen. In andere gevallen moet de overledene in 10 jaar 5 jaar premie hebben betaald en moet de nabestaande 50plusser, gehandicapte of afhankelijk kind zijn. Qua structuur kent het ouderdomspensioen 3 pijlers. De eerste is verplicht en behelst een basispensioen met een minimum (een soort AOW) en premieopbouw tot een maximum. De 2e werd in 2002 verplicht ingevoerd voor wie nog geen 40 was (vrijwillig voor 40plussers) en behelst een aanvullende pensioenopbouw via een premie van 20% i.p.v. 15%. Sinds dat jaar is als 3e pijler nog een vrijwillige aanvulling mogelijk. Naar hoogte mocht in 2011 het maximum niet uitkomen boven 3,8 x het gemiddelde loon tijdens de premieperiode. Het minimum basispensioen lag rond €7,40 per premiejaar p/m (bij arbeid gerelateerde volledige arbeidsongeschiktheid of dito overlijden op basis van 40 premiejaren, d.w.z. €296 p/m; deze uitkering geldt wellicht ook voor invaliden zonder arbeidsverleden). Een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid uitkering bedraagt 80% (50% indien de betrokkene nog werkt). Bij nabestaanden pensioenen ligt het maximum op 70 tot 100% van het pensioen van de overledene (afhankelijk van het aantal nabestaanden). De tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering bedraagt maximaal 100% van het laatst betaalde loon en minimaal rond €110 p/m. Het Kroatische pensioenverzekering instituut (http://www.mirovinsko.hr) beheert o.m. pensioenen.

Het aandeel Kroaten met een invaliditeitspensieon was opvallend groot (27% van de pensioenen, 320.000 mensen in 2011 waaronder veel oorlogsveteranen: Why). In 2012 verschenen berichten over fraude en   ging het aantal behoorlijk naar beneden (meer info onder beoordeling en gebruik).

Ziekte, kinderen en werkloosheid

Voor uitkeringen bij ziekte geldt geen premieperiode. Wel is een diagnose van een bevoegd arts voorwaarde. De werkgever betaalt de eerste 42 dagen ziekteverlof. De maximale duur van een ziekte uitkering is 6 maanden. Daarna wordt bekeken of iemand in aanmerking komt voor een tijdelijke arbeidsongeschiktheid uitkering. De uitkering bedraagt 70 tot 100%; indien arbeid gerelateerd 100%. Wel kende ze een minimum (p/m rond €110) en een maximum (±€575). Voor uitkeringen rond geboorte geldt 12 premiemaanden aaneengesloten of 18 maanden in de 2 jaar vooraf als voorwaarde voor een volledige uitkering. Rond geboortes (Croatia) geldt een verplicht volledig betaald bevallingsverlof van 98 dagen (waarvan 28 voor de uitgetelde datum, bij complicaties 45). Men kent een geboortevergoeding (rond €320 ineens). Na het verplichte verlof is betaald verlof mogelijk tot een half jaar na de bevalling met in 2012 80% van €440 p/m als plafond. Deze periode mag ook door de vader worden opgenomen. Voor wie niet aan de premieperiode voorwaarde voldoet (bijv. werkloze ouders) geldt een vast bedrag (€220 p/m) tijdens deze verlofperiode. De periodes kunnen worden verdubbeld tegen de helft van de bedragen als de ouder deeltijdwerk verkiest. Na het eerste halve jaar is betaald zorgverlof mogelijk voor 3 maanden per ouder per kind voor een 1e en 2e kind en 15 maanden per ouder voor volgende kinderen of meerlingen. Het verlof kan naar believen worden verdeeld over de tijd en kan worden opgenomen tot het kind 8 wordt. Voor de betaling geldt weer het plafond of het vaste bedrag en ook de keuze voor deeltijd of verdeling onder beide ouders is hier mogelijk. Het Kroatische zorgverzekering instituut (http://www.hzzo-net.hr) beheert uitkeringen rond ziekte en geboorte.

Bij gezinsuitkeringen lag de hoogste inkomensgrens voor kinderbijslag in 2012 op ±€220 p/m. Wie minder verdiende kon per kind tot 15j (indien schoolgaand tot 19, gehandicapt tot 21, zwaar gehandicapt tot 27j) aanspraak maken op een kinderbijslag per kind van €27 tot €41 p/m (afhankelijk van de hoogte van het inkomen). Voor eenoudergezinnen en gezinnen met gehandicapte kinderen gold een iets hogere inkomensgrens en een iets hogere kinderbijslag. Beheer van gezinsuitkeringen valt onder het pensioenverzekering instituut (http://www.mirovinsko.hr). Om in aanmerking te komen voor een werkloosheidsuitkering moest men minstens 9 maanden verzekerd zijn geweest in 2 jaar vooraf (geen premieperiode voor werkloze moeders met een kind tot 1). De uitkering bedroeg in de eerste 3 maanden 70% van het laatstverdiende loon met 70% van netto modaal als maximum (netto modaal lag rond €720 p/m) en daarna op 35% met 35% van netto modaal als maximum voor de duur van 78 tot 450 dagen, afhankelijk van hoe lang men aan het werk is geweest. Bij werklozen met meer dan 32 premiejaren kon de uitkering doorgaan tot weer werk wordt gevonden. Het Kroatische arbeidsinstituut (http://www.hzz.hr) gaat over de werkloosheidsuitkeringen.

Beoordeling en gebruik van sociale voorzieningen

In 2007 was in Kroatië de waardering voor de eigen voorzieningen laag. Men bedeelde het eigen pensioenstelsel toen met een 3,4 (EU15 5; NLS 4,2) en het zorgstelsel met een 5 (om 6,4 om 5,3; EQLS 2007). Omdat Kroatië t/m 2012 niet was opgenomen in Eurobarometer enquêtes met vragen rond dit thema en er op internet geen Kroatische polls over te vinden waren, waren recentere beoordelingen niet te achterhalen.

Naar gebruik telde het pensioenverzekering instituut begin 2013 rond 1,42 miljoen verzekerden en 1,22 miljoen begunstigden (10% meer dan in 2007; 643.000 ouderen, 248.000 invaliden, 237.000 nabestaanden). Ze kregen gemiddeld €290 p/m, 40% van netto modaal (bejaarden €325, invaliden €270, nabestaanden €250). Daarnaast telde men 214.000 begunstigden voor kinderbijslag voor 398.000 kinderen. Ze kregen gemiddeld zo’n €37 p/m. Tussen 2007 en 2009 zakte door bezuiniging het aantal gebruikers van kinderbijslag van 243.000 naar 214.000 en het aantal begunstigde kinderen van 456.000 naar 403.000 (Statistical2012 pag. 548). In 2011 kregen 402.000 personen steun voor zaken als werkloosheid, bijscholing, therapie & conflictbemiddeling, opnames etc. (pag. 529 e.v.; 21% meer dan in 2002; 319.000 volwassenen, +15%; 83.000 kinderen, +26%) voor 117.000 diensten (-8%). Bij volwassenen was in 2011 de groep met onvoldoende verdienste/ bestaansmiddelen het grootst (124.000, gehandicapt 85.000, gedragsstoornissen 17.000, GGZ incl. verslaafd 16.000, overige 78.000) en naar verleende diensten scoorde de categorie overige iets hoger (262.000, bijv. professionele diensten, gesprekken etc.) dan financieel materiële steun (250.000, zorgvergoeding, permanente steun, bedrag ineens etc.). Alle Kroaten vallen onder de ziektekosten verzekering. Onder de verzekerden (4,36 miljoen tussen 2007 en 2011, pag. 541 e.v.) viel het gestegen aandeel overige verzekerden op (werklozen vallen daar bijv. onder). Verder nam het aantal verlofdagen wegens ziekte & zwangerschap af en werd meer gebruik gemaakt van ouderverlof regelingen. De zorguitgaven voor gepensioneerden nemen flink toe (+25% tussen 2007 en 2011).