Economie, infrastructuur, arbeid en sociale zekerheid

Bestaansmiddelen en buitenlandse handel

Qua betaald werk had in 2009 onder 15plussers met een baan van minstens 1 uur p/w naar de maatstaf van de eurolanden een relatief groot deel werk in de landbouw (6,4 om 5,1%), een gemiddeld deel in de industrie (24%) en een iets onder gemiddeld deel in de dienstensector (69,5 om 71%; Eurostat, economy and finance, national account detailed breakdown). T.o.v. 2008 was het aandeel van de dienstensector relatief sterk gestegen (van 65,8 naar 69,5; d.w.z. +3,7%, EU15 +1%) en dat van de industrie (-3,4 om -1,2%) en landbouw (-0,4 om +0.1%) gedaald. De daling bij de industriesector kwam vrijwel geheel op conto van de bouw (-3%, EU -0,4%). Het aandeel zelfstandigen lag boven de EU15 normaal (17,8 om 14,1%) en was een fractie groter dan in 08 (+0,2%). De daling in werkgelegenheid was in 2009 het grootst binnen de EU15 (-8,2 om -1,8%) en het aandeel geregistreerde werklozen verdubbelde bijna t.o.v. 2008 (11,9%, +5,6%; Eurolanden 9,4%: +1,9%). In het 1e kwartaal van 2010 lag het aandeel echter vrijwel even hoog dan in het laatste kwartaal van 09 (13,1%: +0,1%; Eurolanden 10%, +0,2%). Industrie (CIA worldfactbook): voeding, whisky en bier; textiel, kleding, chemicaliën, farmaceutica, machines, railtransport materiaal, glas en kristal, software, toerisme (delfstoffen: zie geografie, natuurlijke hulpbronnen). Landbouwproducten: aardappels, knolrapen, gerst, tarwe, suikerbieten, rundvlees, zuivel.

Overschot handelsbalans 2009: €37.4 miljard (€28,4 miljard in 08; d.w.z. +32%, Eurostat). Invoer goederen 09 (waarde €44,6 miljard; -21,6% t.o.v. 08): machines/ transportmiddelen 31,6% (-28% in waarde), chemische producten 15% (-18%), voeding en genotsmiddel 11.5% (-7.5%), aardolie producten (brandstof/ smeermiddel) 10% (-33%), grondstof 1,7% (-28%). Invoerpartners 09: EU27 landen 65,3% volgens Eurostat (69,9% in 08; -4,6%; EU27 gemiddelde 63,8%). Volgens het Ierse CBS  http://www.cso.ie/ kwam in 2009 naar waarde 30% van de import uit het VK; 28,7% uit andere EU landen (NL 6%; -21% t.o.v. 08); 17,4% uit de VS en 23,3% uit de rest van de wereld. Grootste importpartners 08: VK 32%, VS 11%, Duitsland 7,7%, China 7%, NL 4,7%, Frankrijk 3,7%, Italië 2,2%; België 2,2% (bron statistical yearbook 2009). Uitvoer 2009 (€82,1 miljard; -4,1%): chemicaliën 53,5%, (-1%), machines/ transportmiddelen 16% (-26%), voeding/ genotsmiddelen 9% (-12,5%), grondstof 1,2% (-30%), aardolieproducten 0,7 (-28%). Uitvoerpartners 09: EU27 landen 61.5% (-1.3%; EU 66.6%). Het Ierse CBS kwam voor 2009 op rest EU 45% (NL 4%; -11%), VS 21%, VK 16,5% en rest van de wereld 17,5%. Grootste exportpartners 08: VS 20%, VK 18,5%; België 14%; Duitsland 10%, Frankrijk 8%, Spanje 6%, NL 5%, Italië 5%.

Infrastructuur en vervoer

In 2009 telde Ierland 17 vliegvelden met verharde landingsbanen. Daaronder vallen de 3 internationale luchthavens Dublin (20,5 miljoen passagiers in 09; ter vergelijking: Schiphol toen 43,6 miljoen), Cork (2,8 miljoen) en Shannon (2,6 miljoen). De nationale luchtvaart maatschappij Aer Lingus (fonetisch Iers voor luchtvloot) beschikte in februari 2010 over 44 toestellen terwijl er 14 besteld waren. In dat jaar fuseerde men met regio maatschappij Aer Arann met haar 12 toestellen tot Aer Lingus regional. De Ierse maatschappij City Jet (ook 44 toestellen), die in 2009 vloog op 22 bestemmingen in 8 Europese landen, is onderdeel van de Air France- KLM groep. Deze aantallen halen het echter niet bij de vloot van 233 toestellen (80 in bestelling) van Europa’s grootste low budget maatschappij Ryanair. Qua passagiersaantallen was dit in 2008 met 58,7 miljoen de grootste in zijn soort ter wereld. Voor 2008 telde Eurostat 9 Ierse vliegvelden met meer dan 15.000 passagiersbewegingen p/j en een landelijke vloot van 286 toestellen, voor tweederde minder dan 5 jaar oud. In 2008 verwerkten de vliegvelden 30,2 miljoen passagiers en bijna 122.000 ton vracht en post (-6% t.o.v. 2007; bron Eurostat). In de 1e helft van 09 verloor men naar de maatstaf van de Eurolanden relatief veel passagiers (-11,6% t.o.v. 1e helft 08; Eurolanden -8,3%) en naar verhouding weinig vracht en post (-21%; Eurolanden -34%). Landweg 2008: 96.036 km verhard; incl. 423 km snelweg. In 2008 werd 241,4 miljoen ton vracht over de weg vervoerd (-25% t.o.v. 2007; in kilometerton -8%). In 08 beschikte men over 3237 km spoorweg, waarvan 37 km (32,5%) geëlektrificeerd en 1365 km smalspoor om turf te vervoeren naar centrales of briketfabrieken. In 2008 vervoerde men over spoor 717.000 ton vracht (-13%; in km ton -21%). Het vrachtvervoer over spoor is na 2004 sterk achteruit gegaan. In 2008 lag het nog maar op een derde van 2004. Met de trein werden 44,6 miljoen reizen gemaakt (-2% t.o.v. 06; ) waarbij 2 miljard passagierskilometers werden afgelegd (-1,5%). De Ierse NS Iarnród Éireann (Ierse IJzerweg) is onderdeel van staats vervoersmaatschappij CÍE (Córas Iompair Éireann: Iers Transport Stelsel). Daartoe behoren ook Bus Éireann (Ierse bus, met een oranjerode Ierse setter als logo) en Bus Átha Cliath (Dublin bus).

Voor 1994 heette de Ierse NS Irish Rail (IR). Vaak werd daar op treinstellen door Ieren een A achter gezet zodat er IRA kwam te staan. Omdat dit in Noord-Ierland gevoelig lag bij de protestanten en om nationalisten de wind uit de zeilen te nemen heeft men de naam veranderd in de Ierse term Iarnród Éireann (IE).

In 2009 had men aan pijpleidingen 1550 km gasleiding. Het land beschikte over 956 km voor pleziervaartuigen bevaarbare binnenlandse waterweg en over een handelsvloot van 29 schepen. Daarvan voeren er 6 onder eigen vlag, 2 schepen van VS Amerikanen voeren onder Ierse vlag en 21 schepen van Ieren voeren onder vreemde vlag (9 landen, 10 Nederlands). De belangrijkste havens zijn Cork, Dublin, Shannon en Foynes. De grootste Ierse veerboot maatschappijen zijn Irish Ferries en Fastnet Line. Het aantal passagiers dat over zee werd vervoerd zakte tussen 2002 en 2008 van 4 miljoen naar 3,1 miljoen (-23%, NL 2 miljoen, -10%; BE 0,8 m, -30%; EU15: 392m, -3%).

In 2008 ging qua verdeling van het vervoer (in kilometerton) van het vrachtvervoer 99,4% over de weg (96,2% in 2000, d.w.z. +3,2%, EU27 76,4% in 08; +2,7%). Het aandeel van transport via het spoor is sterk gezakt (0.6% in 2008; Eu27: 17,8%; in 2001 nog 4%; d.w.z. -85%; Eu27 -9%). Het aandeel van vervoer over binnenwater is nihil. Van het passagiers vervoer over land (in passagiers kilometers) ging naar EU maatstaf een klein deel per trein (3,4 om 7,3%), een gemiddeld deel met de auto (83,8%; EU27 83,4%) en een groot deel met de bus (12,8%; EU 9,5%). Tussen 1997 en 2008 daalde het aandeel van de bus wel een fractie (van 13,3 naar 12,8%). Het aantal personenauto’s per 100 inwoners ging tussen 1995 en 2006 van 27,4 naar 41,2 (+13,8; EU27 47; +9 t.o.v. 1995). Mobiele tele­foondichtheid 2008: 122% (EU15 123%). Internetdichtheid 2009: huishoudens 67% (EU27 65%), bedrijven met 10 of meer personeelsleden 95% (EU27 94%, Eurostat: industry, trade and services).

Economische ontwikkeling tussen 1990 en 2007

Op en via http://www.evd.nl/home/landen/ is veel recente info te vinden over economie. Na 1990 heeft Ierland ten opzicht van de rest van de EU een enorme inhaalslag ge­maakt. Het besluit van de Ieren om hun kansen van toen (relatief lage lonen, beheersing van de Engelse taal, nabijheid van de VS qua familieachtergronden en tijdzone, recht op veel EU geld) maxi­maal te ondersteunen met lage bedrijfsbelasting en gulle overheidssubsidie (bijv. in­vesteringspremies) hielp daarbij. Charles Mc Greevy, die tussen 1992 en 2004 diverse ministersposten bezette, had een belangrijk aandeel in deze ontwikkelingen. Ook zorgde men voor politieke stabiliteit door een actieve verzoe­nende opstelling ten aanzien van de godsdienststrubbelingen in Noord-Ierland. Dit alles trok bijv. grote computer onder­nemingen die hardware maken als Dell, Intel en Gateway naar het land. De groei van het BBP lag tussen 1995 en 2000 jaarlijks rond 10% (hieraan ont­leende de republiek de bij­naam Celtic tiger). Tussen 1993 en 2005 nam het BBP per hoofd (gelijkgetrokken voor prijsverschillen) toe van 84% naar 139% van het EU gemiddelde en daarmee veranderde Ierland van een tamelijk arm in een erg rijk EU land.

In 2002 mocht Ierland de € invoeren. Vanwege de opkomende recessie besloot de overheid in 2003 om het op­zetten van nieuwe ondernemingen door Ieren zelf te vergemakke­lijken om minder afhankelijk te worden van multinationals. Nieuw opgerichte ondernemingen bewogen zich vooral op het vlak van bouw (21%) en persoonlijke (21%) en zakelijke dienstverle­ning (19%). In slechts 2% van de gevallen ging het om productieondernemingen. Om het risico te pareren dat Ierland door de groeiende welvaart te duur zou worden en moeilijker zou kunnen concurreren probeerde men ook energiebronnen intensiever te exploiteren (in­vesteringen in gaswinning en in energie uit water, wind en golven) en geld te pompen in af­gelegen regio’s om de welvaart gelijkmatiger te verdelen. Dit alles hield de bedrijvig­heid op pijl en droeg er toe bij dat de recessie van toen vrijwel aan Ierland voorbij ging. Men bleef voor Amerikaanse bedrijven springplank naar de EU en multinationals als Abott laboratories (farmaceutica), Google en Bell Labs (beide IT) droegen bij aan een 2e groeispurt. De werkloosheid daalde tussen 1992 en 2005 van 15 naar 4,4% en in 2005 kende men de hoogste banengroei binnen de EU (4,8% om 0,8%). Rond 2006 was de inflatie gering (2,7%; Eu15: 2,4%) en de BBP groei met ruim 5% veruit de hoogste binnen de oude Eu landen. In 2005 lende men een begrotingsover­schot (1,1%; EU: tekort 2,3%) en een kleine overheidsschuld (27% van het BBP; EU 63%). Tussen 2001 en 2006 groeide het aantal banen in de dienstensector met 23% naar 250.000 en in de bouwsector met 46% naar 83.000. Tekorten die in steeds meer sectoren ontstonden werden opgevuld met vrouwen, deeltijdbanen en buitenlandse vakmensen, vaak uit centraal en Oost Europese landen. Verder werd Ierland qua lonen en prijzen het duurste Euroland na Luxemburg. De transportsector bleef in staatshanden en ook het eigen telecom netwerk kende een monopolist.

Privatisering en investering

Ierland kent voor buitenlandse investeerders een prettig financieel klimaat. Zo is de vennootschapsbelasting met 12,5% erg laag. Eind 2008 bereikte qua FDI de waarde van directe Ierse investeringen in het buitenland een piek van €123,4 miljard (€102 m in 07). Het geld kwam vaak van Amerikaanse bedrijven uit de VS die in Ierland zijn gevestigd. Men investeerde het meest in de dienstensector (85%, m.n. consultancy en bemiddeling) en (naar landen) in het VK (€37,7 m), de VS (€17,5 m); Luxemburg (€13,3 m) en NL (€6,6 m). De waarde van de investeringen vanuit het buitenland in Ierland zakte naar €121 miljard (€138,4 miljard in 07). Daarvan zat 60% in de dienstensector (m.n. financiële bemiddeling en verzekering). Van de rest ging bijna alles naar bouw en industrie en ruim de helft van deze FDI kwam vanuit de EU. Naar landen kwam het meeste uit Nederland (€31,5 m); gevolgd door Luxemburg (€26 m) en het VK (€12,5 m). Vaak betreft het bijv. in NL gevestigde multinationals; veel Amerikaanse bedrijven uit de VS. Volgens Unctad zakte de netto FDI in 2009 naar €9,8 miljard, terwijl ze in 2008 nog €14 miljard bedroeg. Het aantal Ierse banen via buitenlandse investeerders zakte in 2009 onder het niveau van 2000 (136.000; 141.000 in 2000). De bruto binnenlandse investeringen (overheid +privaat) lagen in 2008 met 21,7% van het BBP iets boven het EU gemiddelde (EU15 20,7%; Eurostat), maar in 2009 bedroegen ze nog maar 15,6% van het BBP (EU15 18,9%). Het zakelijk aandeel daarin was aan de kleine kant en zakte relatief sterk (van 16,8 naar 11%, Eurolanden van 19,1 naar 17%).

Ontwikkelingen vanaf 2008

De waarde van het Ierse BBP tegen marktprijzen (met vereffening koopkracht) lag in 2008 volgens Eurostat op €150,8 miljard (-6,4% t.o.v. 07) en werd voor 2009 begroot op €138 miljard (-8,5%; EU27 -4%; Eurostat). In 2008 bedroeg het BBP per inwoner €33.900 (EU25 €25.100); 135% van het EU gemiddelde. Tussen 2000 en 2007 groeide het BBP ieder jaar sterk naar EU maatstaf, maar in 2008 trad krimp in (-3%, Eurolanden +0,6%) en deze werd in 2009 sterker (-7,1 om -4,1%). De kredietcrisis sloeg in Ierland dusdanig hard toe dat de mare rond ging dat de Keltische tijger ter ziel was. Hoofdoorzaken zijn de grote afhankelijkheid van de Amerikaanse en Britse economie en de enorme vastgoed zeepbel. In 2008 was het inkomen van een gemiddeld Iers huishouden bijna verdubbeld t.o.v. 2000, maar het had de op één na grootste schuld ter wereld opgebouwd. De huizenprijzen dalen al vanaf medio 2007. In het 1e kwartaal van 2009 waren ze met 23% en het aantal toegekende hypotheekleningen met 75% gezakt t.o.v. het 2e kwartaal van 2007. De overheid probeerde de ontwikkelingen vergeefs te pareren met belasting verhoging, bezuinigingen op onderwijs en zorg, nationalisering van de Anglo-Ierse bank, €7 miljard steun aan 2 andere banken en het lanceren van een bank om €90 miljard aan slechte leningen op te kopen. Veel projecten bleven onvoltooid en projectontwikkelaars konden hun leningen niet terugbetalen. In 2009 werd de beoordeling van de Ierse kredietwaardigheid verlaagd en in 2010 opnieuw. De Anglo-Ierse bank rapporteerde in maart 2010 het grootste verlies ooit in het Ierse bedrijfsleven (€12,7 miljard). In september besloot de regering haar op te splitsen in een goede en een slechte bank. Eurostat verwachtte toen dat het herstel van de economie langer op zich zou laten wachten dan gemiddeld in de Eurolanden. Voor deze landengroep werd voor 2010 al een lichte BBP groei verwacht, maar voor Ierland pas in 2011.

In 2009 waren de inkomsten en uitgaven van de overheid relatief laag (inkomsten 34,3% BBP; EU15 44,4%: uitgaven 48,4 om 51,2% BBP). De inflatie week tussen 2004 en 2008 weinig af van de EU15 standaard (rond 2,5%), maar 2009 toonde een deflatie van 1,7% (EU 1% inflatie). Tussen 1998 en 2007 kende men een klein begrotingstekort en soms een klein overschot, maar de kredietcrisis bracht het begrotingstekort in 2008 op 7,3% (Eurolanden 2%) en in 2009 op 14,3 van het BBP (hoogste EU27; EU27 6,8% tekort in 09). De overheidsschuld ging na 2007 met sprongen omhoog. In 07 lag ze op 25%, in 2008 op 44% en in 2009 op 64% van het BBP (veruit grootste stijging EU27; EU 73,6% in 09, +12% t.o.v. 2008) en ze kwam boven de door de EU regering voorgestelde standaard (60%). Doordat de import sterker zakte dan de export werd in 2009 het overschot op de handelsbalans groter.

In mei 2008 bereikte het aantal mensen dat in Ierland betaald werk deed een piek (2,2 miljoen). Daarna zakte de werkgelegenheid razendsnel en gastarbeiders uit Centraal en Oost Europa begonnen de wijk te nemen. In 2009 was de daling het grootst binnen de EU15 (-8,2 om -1,8%) en het aandeel geregistreerde werklozen verdubbelde bijna t.o.v. 2008 (11,9%, +5,6%; Eurolanden 9,4%: +1,9%). Tussen oktober 2009 en april 2010 steeg de werkloosheid weinig meer (van 13 naar 13,2%, Eurolanden van 9,8 naar 10,1%). Ze lag in Ierland bij mannen veel hoger dan bij vrouwen (16,5 om 9% in het 1e kwartaal van 2010, Eurolanden vrijwel geen verschil). Dublin en Cork zijn de centra waar de meeste werkgelegenheid zich afspeelt. De arbeidskosten p/u lagen in 2008 met ruim €25 rond het EU15 gemiddelde van 2006. In de eerste 3 kwartalen van 2009 stegen ze in de Eurolanden met 3,5%, terwijl ze in Ierland licht zakten (Ierland kende deflatie). De arbeidsproductiviteit per gewerkt uur (gecorrigeerd voor koopkracht) kwam in 2002 boven de EU15 normaal. In 2007 lag ze daar 7,8% boven, maar in 2008 nog 4,2%. De kostenbaten analyse van arbeid werd in 2008 in Ierland een stuk gunstiger (+7,2%; EU27 +0,5%), maar in 2009 kelderde ze naar 0,5% (Eurolanden +2,8%) en voor 2010 verwachtte men een achteruitgang (-3,4%, Eurolanden -1,2%).

Vertrouwen in de economie

Voor de ESI(Economic sentiment indicator); een uit de 5 indicatoren vertrouwen in industrie, diensten, bouw en detailhandel en consumenten vertrouwen samengestelde index, waarmee Eurostat de recente ontwikkeling van het vertrouwen in de economie bijhoudt, waren medio 2010 voor Ierland geen actuele uitslagen bekend.

Economische sectoren

Ondermeer via het Ierse CBS (http://www.cso.ie/), de landenwebsite van de EVD en Eurostat is actuele info te vinden over de economische sectoren. Het aandeel van de landbouw, bosbouw en visserij in de werkgelegenheid daalt naar de maatstaf van de Eurolanden sterker dan gemiddeld. Het zakte tussen 2000 en 2009 van 8,7 naar 6,4% (-2,3%; Eurolanden 5,1% in 09; -1,3%). De bijdrage aan het BBP zakte ook relatief snel (van 3,2 naar 1,4%; -1,8%) en eindigde iets onder de standaard van de Eurolanden (van 2,4 naar 1,6%; -0,8%). De Ierse landbouw kreeg veel EU steun. Per hoofd ontving men in 2004 met Griekenland nog het meeste binnen de EU. De toegevoegde waarde van de landbouw productie was in 2009 met €2,06 miljard rond 9% lager dan in 08 (Eurolanden -12%). Anders dan gemiddeld in Eurolanden is in Ierland het aandeel van dierlijke producten groter dan dat van plantaardige producten (70 om 30% in 2008), al zakte t.o.v. 2008 de waarde van de dierlijke productie wel relatief sterk (-19 om -10%). In 2008 was van de 4,2 miljoen ha boerenland 49% in gebruik als weiland, 25% voor kuilvoer, 11% voor extensieve begrazing, 6% voor hooi en slechts 10% voor land en tuinbouw en fruitteelt. Het land telde toen 6,7 miljoen koeien, 5,1 miljoen schapen, 1,5 miljoen varkens, bijna 100.000 paarden en pony’s en zo’n 12 miljoen stuks pluimvee. Wel werd na 2000 de veestapel (met uitzondering van paarden/pony’s) kleiner. De voornaamste agrarische uitvoerproducten zijn rundvee, rundvlees en zuivel. Gerst is het meest verbouwde graan, want de Ieren zijn na de Tsjechen de grootste bierdrinkers ter wereld. Door overbevissing werd de visserij minder belangrijk en sinds 1995 zijn viskwekerijen in opkomst. Vissers haalden in 2004 voor €186 miljoen (-28% t.o.v. 2000) zeevoedsel uit het water en de viskwekerij produceerde voor €100 miljoen (ruim 35% van de visserijopbrengst), samen 11,5% van de opbrengst van de landbouwsector (toen rond €2,5 miljard). Land en tuinbouw en veeteelt brachten in 2008 €2,3 miljard op.

Het aantal hectaren met aardappelen liep van 1846 op 1847 terug van 656.000 naar 89.000 door de aardappelziekte waardoor 1½ miljoen Ieren de hongerdood stierven en nog eens 1½ miljoen emigreerden. In 1927 ging het weer om 150.000 ha, maar in 2006 was dit teruggebracht naar 12.500 ha.

In 2007 was het areaal in gebruik voor biologische landbouw (1%, NL en BE 2,5%; EU15 4,7%) en het aandeel boerenbedrijven met neveninkomsten buiten de landbouw (bijv. uit toerisme) relatief klein (5,1%; BE 3,9%, NL 18,5%; EU15 9,8%).

De bijdrage van mijnbouw, bouw, industrie en nutsvoorzieningen qua banen is gemiddeld naar EU maatstaf. Het aandeel van mijnbouw, industrie en energie aan de werkgelegenheid is klein en zakte tussen 2000 en 2009 relatief sterk (van 19,5 naar 14,3%; -5,2%; Eurolanden 16,2%, -3,3%), maar dat werd gecompenseerd door het aandeel van de bouw. De bijdrage daarvan aan de banen bereikte in 2006 een piek van 14,9% (+3,8% t.o.v. 2000; Eurolanden toen 8,5%, +0,4%). In 2007 lag ze op 14,7%, maar in 2008 ging ze naar 12,9% en in 2009 naar 9,7% (-5% t.o.v. 07; Eurolanden 8% in 09; -0,7%). Daarmee kwam de bijdrage van de totale sector aan de werkgelegenheid in 2009 op 24% (Eurolanden 24,2%). De BBP bijdrage van de sector is groot, maar zakte wel. Die van de industrie en energie ging tussen 2000 en 2007 van 34,3 naar 23,8% (-10,5%, grootste daling EU) en bleef daar hangen (23,9% in 09, Eurolanden 17,7%; -2,7% t.o.v. 07). In 2006 bereikte de bijdrage van de bouw aan het BBP een piek van 10,2% (+2,5% t.o.v. 2000, hoogste EU na Spanje; Eurolanden 6,2%, +0,4%), maar daarna zakte ze naar 8,5% in 2009 (-1,7%, Eurolanden 6,4%, +0,4%). Daarmee kwam voor 2009 de bijdrage van de hele sector aan het BBP op 32,4% (Eurolanden 24,1%). Het herstel in de sector bleef in Ierland achter bij de Eurolanden. De omzet van de industrie steeg tussen juni 2009 en maart 2010 in de Eurolanden van 6% onder naar 3% boven het niveau van 2005, maar in Ierland fluctueerde ze naar willekeur tussen 3 en 20% onder het niveau van 2005 (7% er onder over heel 2009). Qua orderpositie was de ontwikkeling vergelijkbaar. In de Eurolanden herstelde deze zich van 15% onder het niveau van 2005 naar vrijwel dat niveau terwijl ze in Ierland fluctueerde tussen 30 en 3% onder het niveau van 2005 zonder vaste lijn. Het aantal bouwvergunningen zakte in Ierland tussen het 2e kwartaal van 2007 en het laatste kwartaal van 2009 van 88% naar slechts 26% van dat van 2005, terwijl het in de Eurolanden van 98 naar 50% ging. De waarde van de bouwproductie bedroeg in 2009 nog maar 43% van die in 2005.

Qua maakindustrie zijn de grootste industrietakken de chemische farmaceutische industrie (27.7% van de productiewaarde in 2007, EU27 10,4%; basischemicaliën 17,4 om 4,5%, farmaceutica 8,8 om 2,8%) en de vervaardiging van elektrische en optische instrumenten (26,1 om 10% productiewaarde, kantoormachines en computers 15 om 1%, medische en optische instrumenten 5,4 om 2,4%), gevolgd door voeding en genotsmiddelen (17,9 om 13,5%, m.n. vlees en vleesproducten, zuivel en alcoholische dranken) en de vervaardiging van papier en drukwerk (14,3 om 6,3%). De laatste industrietak groeide tussen 2000 en 2008 het hardst, gevolgd door de chemische industrie. De meeste industrie is gevestigd rond Cork met Dublin en omstreken als 2e. De farmaceutische industrie en in wat mindere mate de chemische industrie voeren tussen begin 2009 en het 1e kwartaal van 2010 wel bij de jongste crisis en ook de productie van alcoholica bleef redelijk op pijl. De voedingsmiddelen industrie ging achteruit, maar de grote klappen vielen in de computerindustrie, bij de drukkerijen en in de bouw.

De bijdrage van de dienstensector aan de werkgelegenheid groeide tussen 2000 en 2009 sterker dan gemiddeld in de Eurolanden (8.9 om 4,7%) en kwam uit op 69,5% (Eurolanden 70,8%). De BBP bijdrage van de sector is aan de kleine klant (65,7% in 2009; EU27 74,3%) en steeg t.o.v. 2000 naar EU maatstaf weinig (+0,6%; EU +5,1%). Het aandeel van handel, vervoer en communicatie aan de werkgelegenheid was ook aan de kleine kant (26,3 om 27,2%) en nam relatief weinig toe (0,3 om 0,8%). Het BBP aandeel zakte iets (-0,4 om 0,3%) en bleef tamelijk klein (20,7 om 17,5%). In 2007 lag de waarde van de verkopen in de detailhandel 15% boven die in 2005, maar dat zakte naar 11% daarboven in 2008 en 9% eronder in 2009. In 2009 bedroeg de omzet van de detailhandel €33,8 miljard. De bijdrage van zakelijk financiële DV aan de banen was ongeveer gemiddeld (15,1 om 15,5%) en de groei tamelijk groot (2,6 om 2%). De BBP bijdrage groeide sterk (7,4 om 2,8%), maar eindigde ook een fractie onder de normaal van de Eurolanden (28,7 om 29,3%). Men verwachte in 2009 dat veel Ierse banken genationaliseerd zouden worden om de schade van de kredietcrisis te beperken. Naast de 4 grote banken kent Ierland een grote coöperatieve kredietbond. De grote Nederlandse banken hebben een vestiging in het International Financial Centre in Dublin. De bijdrage van ambtenarij en overige DV aan het werk groeide relatief sterk (6 om 1,9%) en kwam uit op de normaal van Eurolanden (28,1%). Ook de BBP bijdrage groeide sterk (4,1 om 2%), maar bleef onder dit gemiddelde (20 om 24,3%).

Merken en bedrijven

Op http://en.wikipedia.org/wiki/List_of_companies_of_Ireland staat een lijst met Ierse bedrijven. Het bekendste merk in de voeding en genotsmiddelensector is het biermerk Guinness, het belangrijkste product van de St. James Gate brouwerij die in 1759 in Dublin werd opgericht door Arthur Guinness. Als protestant uit een authentiek Ierse protestante familie was hij op de hand van de roomsen. Hij introduceerde een voor zijn tijd uniek en erg sociaal personeelsbeleid. Mede door de goodwill die dit kweekte was in 1930 1 op de 10 mannen in Dublin direct of indirect afhankelijk van het bedrijf. Het bier werd op steeds meer plaatsen in de wereld bekend. Het wordt thans in ruim 50 landen gebrouwen en in meer dan 150 landen verkocht. In 1955 gaf de brouwerij de 1e druk uit van het Guinness Book of records als service voor pubgangers en als extra inspiratiebron bij een goed glas Guinness. Doordat het wereldwijd aansloeg kwam er een jaarlijkse editie. Thans kent het boek na de IKEA catalogus de grootste oplage ter wereld en het is na de bijbel het meest verkochte boek aller tijden. Het biermuseum in de oude bedrijfshal van de brouwerij (Guinness Storehouse) vormt één van de grote toeristische trekpleisters van Dublin. De brouwerij fuseerde in 1997 met de Britse hotel en amusementsketen Grand Metropolitan tot drankenmultinational Diageo. Na sluitingstijd kunnen pubgangers een vette hap halen bij fastfood ketens als Abrakebabra, Four Star pizza of Eddie Rockets (waar men tevens het drankgelag kan voortzetten met Route 66 bier). Ook Supermac’s is een in populariteit toenemende fastfoodketen. Andere Ierse merken en multinationals in de sector zijn Kerry Group (zuivel. vleeswaren), Glanbia group (veel zuivel en bijv. Baileys Irish Cream), producenten van o.m. kant en klaar maaltijden Greencore group en IAWS (sinds 2008 onderdeel van het Zwitserse Aryzta), bananenimporteur Fyffes, Butlers chocalate en drankengroep Cantrell & Cochrane.

Het bekende kristal en porseleinbedrijf Wedgwood Waterford vroeg in 2009 uitstel van betaling aan. Horizon technologies uit de VS, dat GPS opsporingssystemen voor voertuigen produceert, gaf in 2009 plotseling de pijp aan Maarten en liet bij en via haar Ierse vestiging velen zonder werk en met achterstallig loon achter.

Bord na Móna gaat sinds 1946 over de productie van turf. Bord Gaís is de voornaamste aardgasproducent en transporteur. De ESB groep is het grootste energiebedrijf. Namen op het vlak van duurzame energie zijn NTR en Kedco. CLH is wellicht de topper in de bouwsector. Onder de belangrijke farmaceutische bedrijven vallen Warner Chillcot en Ëlan. De groten in de transportsector staan hierboven onder infrastructuur en vervoer en de belangrijkste mediabedrijven onder media op deze website. Bekende namen in de computersector zijn softwarebedrijven Curam, Iona technologies. Sláinte technologies (zorgsector), Datasoft en Havok (games) en Norkom (opsporen van witwaspraktijken). De groten uit de VS Microsoft, Google, Dell, Intel, EMC, Symantic en Xilinx (chips) hebben belangrijke Europese vestigingen in Ierland. Tot de bekende namen in de telecom sector behoren Vodafone, BT Ireland, de grootste telecom groep Eircom, Telefónica O2 Ireland en de Ierse posterijen An Post. De belangrijkste supermarktketens zijn Musgrave (23% marktaandeel 07) en Tesco (20%). Dunnes stores is de grootste in kleding en schoenen. In Ierland zijn veel Britse ketens actief en ketens uit de rest van de Eu zijn in opkomst. De goedkope ketens spinnen garen bij de recessie. In Ierland wordt veel gegokt, ook in tijden van recessie. De belangrijkste ketens zijn Boylesports en Paddy Power. In de bankensector worden de AIB groep, de Bank of Ireland, National Irish Bank en de Ulster bank group beschouwd als de grote 4. De grootste zorgverzekeraar VHI wordt tussen 2010 en 2013 geprivatiseerd. DCC is een grote investeringgroep en holding waar ruim 7000 werknemers onder vallen. De rijkste Ier Seán Quinn pakt met zijn Quinn group (netto waarde €3,7 miljard, 9000 werknemers in 08) uiteenlopende zaken op.

Ierland en Nederland

Volgens Blik op de beurs hadden Nederlandse banken in 2010 ter waarde van €24 miljard geïnvesteerd in Ierland. Investeringen door pensioenfondsen en verzekeraars vallen hier buiten. Volgens de EVD was t/m 2008 vanuit Nederland in Ierland voor €31 miljard geïnvesteerd en vanuit Ierland voor €6,6 miljard in Nederland. In dat jaar was qua handel Nederland voor Ierland de 4e invoerpartner (waarde €3,1 miljard) en de 7e uitvoerpartner (€3,5 miljard). In 2009 lag de waarde van de uitvoer naar NL (Ierland invoer) op €3,1 miljard (-11,5%). De belangrijkste items waren apparaten 26% (computer hard en software, kantoormachines, telecom; -37% in waarde t.o.v. 2008), instrumenten 21,5% (-12%, meetapparatuur, optisch, fotografisch, medisch), chemische producten 18% (+15%; m.n. farmaceutica, cosmetica en organisch chemisch) en voeding en genotsmiddelen 11% (-15%; vooral vleesproducten en zuivel). In 2009 bedroeg de waarde van de invoer vanuit NL (Ierland uitvoer) €2,6 miljard (-22%). Daarmee was voor de Ieren sprake van een positieve handelsbalans met NL van €0,5 miljard. Hier betrof het m.n. chemische producten 30% (-9%, m.n. farmaceutica en kunststoffen), apparaten 25% (-41%; computer hard en software, kantoormachines, telecom apparatuur) en voeding en genotsmiddelen 21% (-10%, m.n. groenten en fruit en vlees en vleeswaren). De EVD (http://www.evd.nl/home/index.asp) kiest samen met de Neder­landse ambassade in de landen ieder jaar een aantal kansrijke sectoren voor het Nederlandse bedrijfsleven. Medio 2010 viel deze eer voor Ierland te beurt aan voeding en genotsmiddelen, biologische voedingsmiddelen en duurzame energie.

Arbeidsmarkt en beroepssectoren

Volgens Eurostat was in 2009 van de 3 miljoen Ieren tussen 15 en 65 jaar (de beroepsbevolking) een naar EU maatstaf vrijwel gemiddeld deel (70,2%; 2,17 miljoen, Eurolanden 71,5%) als werknemer of werkzoekende actief op de arbeidsmarkt. In 2008 was dit in Ierland 72%, zodat sprake was van een daling van 1,8% (Eurolanden +0,1%). De rest was scholier/ student, zelfstandig, pas moeder, huisvrouw, afgekeurd, pensionado of rentenier. Daarbij werkte 61,8% (1,87 miljoen) betaald in loondienst (1 uur p/w of meer; -5,8%, 2 na grootste daling EU27; Eurolanden 64,7%; -1,4%). Van het loondienstige volksdeel was het segment met een deeltijdbaan groot naar de maatstaf van Eurolanden (21,2% om 20%, vrouw 33,4% Eurolanden 34,5%, -0,2%) en het groeide relatief sterk t.o.v.08 (2,6 om 0,2%; bij vrouwen 1,5 om 0,2%). Het aandeel met een tijdelijk contract was klein en bleef gelijk (8,5%, EL 15,2%, -1,2%). Het gemiddelde aantal gewerkte uren per persoon p/w kwam zo op 35,3 (-0,8u t.o.v. 08; Eurolanden 37,2u; gelijk; m 39,5 om 40,6u; v 30,8 om 32,9u). Over heel 2009 werkten voltijdwerkers gemiddeld 39,6 uur, deeltijdwerkers 19u (EL 41,5 en 20 uur) en zelfstandigen en werkgevers 44,1 u (EL 45u in 09). In 2008 had 2.3% van de actieve beroepsbevolking een bijbaantje (43.600 in getal; -16% t.o.v. 2008; EL +13%). Het aandeel zelfstandigen  kwam in 2009 op 13,5% van degenen die actief waren op de arbeidsmarkt (294.700 in getal; 8,4% minder dan in 08; EL 13%, vrijwel onveranderd). Daarvan had 64% geen personeel (ZZP) en de rest was werkgever of onderdeel van een familiebedrijf (boer, kleine middenstander).

In 2009 lag het gedeelte werkende 55plussers op 51% (-2,7% t.o.v. 08: Eurolanden  45,1%, +0,8%; EU streefdoel 50%). In 2006 was de gemiddelde leeftijd waarop men stopt met werken 64,1 jaar; 1 jaar hoger dan in 02 (Eurolanden 60.9 jaar: +0,5j). Eind 2006 waren om het pensioenstelsel betaalbaar te houden in Ierland relatief weinigen voor pensioenleeftijd handhaven en minder krijgen (4%, EU25 12%) en een vrijwel gemiddeld deel voor langer werken (22%) of pensioen leeftijd handhaven en sociale bijdragen verhogen (35 om 32%). Een combinatie van de 3 kreeg veel aanhang (17 om 6%) en geen van de 3 weinig (8 om 20%; Special Eurobarometer 273, wave 66.3).

Over heel 2009 telde men 12% geregistreerde werklozen (6,1% in 08, d.w.z. +5,9%; Eurolanden 9,5%, +2%). Bij mannen ging het aandeel van 7,3 naar 15,1% (Eurolanden 9,3%) en bij vrouwen 4,7 naar 8% (EL 9,7%). Bij de leeftijdsgroep t/m 24 jaar lag het niveau op 24% (een verdubbeling; EL 19,7%, +4,2%). Het deel langdurig werklozen (langer dan een jaar) lag in Ierland in 2009 op 29% (+1,9%, EL 35,7%, -3%). In 2008 telde Ierland naar EU maatstaven een gemiddeld segment hoog geschoolde hoofdwerkers (39,2%), weinig hooggeschoolde vakmensen (21,3 om 26,7%), veel laag geschoolde hoofdwerkers (30,8 om 24,3%) en vrij weinig mensen met een elementair baantje dat weinig scholing vereist (8,7 om 9,8%). In de dienstensector was een relatief groot aandeel werkzaam in de commerciële dienstverlening (ruim 59%, EU15 56%).

Arbeidsmoraal, arbeid en inkomensverhoudingen

In Ierland is een hoge arbeidsmoraal norm. Zelfredzaamheid en een onafhankelijke instelling staan hoog in het vaandel en velen hebben een hartgron­dige hekel aan aanstelleritis. Afgekeurden verdienen vaak zoveel mogelijk bij. Des­ondanks leeft men niet om te werken en men wil ook tijd overhouden voor ontspanning. Eind 2006 was het Ierse volksdeel dat werk belangrijk vond het kleinst binnen de EU27 na dat in het VK (69 om 84%, Eurobarometer 273, wave 66.3) en het deel dat vond dat vrije tijd belangrijker gevonden hoort te worden dan werk was relatief groot (58%; BE 50%; EU 48%; NL 43%; standard EB 66). De wat naïeve Amerikaanse droom van hard werken als manier om vooruit te komen werd echter ook relatief veel onderschreven (60 om 45%, NL 36%, BE 49%). Naar verhouding velen stonden in 2001 open voor een andere baan, maar dan opvallend vaak met hetzelfde werk. Betere betaling en meer sociale erkenning waren toen naar EU15 maatstaf populaire redenen om van baan te veranderen en de groep die persoonlijke bevrediging of zelfontplooiing overwegende motieven vond om elders te gaan werken of een training te doen was naar Eu maatstaf en zeker naar Nederlandse maatstaven klein (de scholingsbehoefte was überhaupt weinig wijdverbreid). De arbeidsverhoudingen zijn tamelijk informeel en iemand die veel nadruk legt op opleiding, functie of status wordt niet al te serieus genomen.

Volgens http://www.eurofound.europa.eu/ eiro/ annual reports zijn in Ierland bijna alle vakbondsleden (95,3% in 2008) aangesloten bij de ICTU (Irish congress of Trade Unions). Tussen 2003 en 2008 steeg het ledental van deze club met ruim 10%. Tussen 1995/96 en 2005/06 daalde het aandeel van bijna 60 naar bijna 50% van de werknemers en in 2008 lag het met 632.000 rond 30% van de actieve beroepsbevolking (EU27 39%). De werkgevers kennen de IBEC als overkoepelende organisatie met als 2e de CIF van bouwondernemingen. CAO onderhandelingen dekten in 2008 rond 44% van de werknemers. Landelijk kwam men in 08 een gemiddelde reële loonstijging van 1,7% overeen (1,9% stijging in 07: EU15 +1% in 07; +0,3% in 08). Dit lag nog boven het EU15 gemiddelde, maar het was een bijstelling naar beneden t.o.v. eerder gemaakte afspraken. Het modale loon ging in 2008 met 3,8% omhoog (Eu15 4,2%). Tussen 2003 en 2007 zakte in een periode van groei het aantal industriële conflicten van (24 naar 6) en door stakingen verloren werkdagen (gemiddeld 9,5 per 1000 werknemers tussen 04 en 07; EU15 37,5). Het vaakst werd gestaakt in de vervoerssector, bouw en industrie. In 06 en 07 waren er ook acties van ambtenaren en verpleegkundigen. Betaling, herziening van afspraken en afvloeiing waren veel voorkomende oorzaken. In 2009 ging meer dan de helft van de bedrijven over tot bevriezing van lonen en loonmatiging. Arbeidstijd verkorting, personeelsstop en bijscholing groeiden in populariteit en de werkloosheid verdubbelde. In 2010 trok de IBEC zich terug uit CAO onderhandelingen en ambtenaren bij de overheid planden acties tegen een voorgestelde loonsverlaging van 8%.

Het doorsnee huishoudinkomen lag in 2006 naar koopkracht op 136% van het EU27 gemiddelde (hoogste EU27 na Luxemburg en het VK, NL 135%; BE 131%; bron EQLS 07) en in 2008 lag het consumenten prijsniveau op 128% van de EU27 normaal (NL 104%; BE 111%; in 2004 nog 55%). Het minimumloon bedroeg tussen de 2e helft van 2007 en de 1e helft van 2010 €1462 (hoogste EU27 na Luxemburg). In 2008 kwamen de arbeidskosten per uur iets boven €26, maar daarna zakten ze (3e kwartaal 09: €25,14; in 2006: EU27 €19,85; EU15 €25,79; NL €27,41 in 05). De inkomensverschillen werden tussen 2005 en 2008 kleiner. In 2005 verdienden de 20% hoogste inkomens 5 x zoveel dan de 20% laagste en in 2008 nog 4,5 keer zoveel (Eurolanden 4,8 x zoveel; NL en BE 4x zoveel in 08) en het volksdeel dat  moest rondkomen van minder dan 60% van modaal zakte van 20 naar 16% (EU27 17%; BE 15%, NL 11% in 08). Het deel met armrijk spanningen was in 07 klein (16%, EU15 27%, NL 12%, BE 23%) en het aandeel huishoudens dat veel verschil ervoer tussen aspiraties en levensomstandigheden lag op 15% (NL 10%, BE 14%). Het deel dat moeite had om de eindjes aan elkaar te knopen was toen ook klein (4%, NL 7%, BE 14%, EU15 10%; bron EQLS 2007), maar nazomer 2009 groter (10%; EU27 10%, NL 8%, BE 11%). Wie als alleenstaande overging van een uitkering op een laag betaald wit baantje hield in 2008 van de extra verdiensten redelijk over naar Eurolanden maatstaf (26%, NL 18%; EL 23%; BE 15%).

Arbeidsomstandigheden

Qua werktijden was bij een Eurofound onderzoek van 2005 (4th EWCS, statistical annex) de 5 daagse werkweek in Ierland normaal ingeburgerd (66% werknemers in 2005, Eu gemiddelde). Het gemiddelde aantal werkuren per week is gezakt en lag in 2009 onder de normaal van de Eurolanden (35,5 om 37,2u). In 2008 werkten nog relatief velen in ploegendienst (17,6%, eurolanden 14,7%), naar verhouding weinigen op zaterdag (29,7 om 22,1%), een gemiddeld deel op zondag (13,8%), een iets onder gemiddeld deel tijdens nachten (7%) en een klein deel op avonden (11,2 om 20,8%). In 2009 groeide het werkend volksdeel met asociale werktijden. In 2005 was het gedeelte dat regelmatig werkdagen van meer dan 10 uur maakte nog relatief groot (22 om 16%). Banen met een minder flexibele tijdsindeling (61 om 65%) kwamen toen relatief weinig voor. Het deel dat elke week eenzelfde aantal dagen (83 om 74%) of elke dag eenzelfde aantal uren werkte (64 om 59%) lag boven het EU gemiddelde. Het aantal verlofdagen hing in 2005 in Ierland af van het aantal gewerkte uren. Wie met een vaste baan op een publieke feestdag werkte voor een baas kreeg er in 2005 een betaalde vrije dag voor terug. Bij een voltijdbaan had men in 2008 recht op minimaal 4 weken vakantie per jaar. In dat jaar lag in de praktijk de gemiddelde voltijd werkweek op 38,9u (EU15 en NL 39,9u; BE 38,6u). Men kende een maximale werkweek van 48 u (NL ook 48u: België 38u) en een langste werkdag van 13 uur (NL 12u, BE 8 u). De tabel hieronder biedt info over gemiddelde CAO afspraken qua werktijden in 2008 (bron Eurofound).

Onderwerp CAO 2008

Ierland

NL

België

EU15

Werkweek in uren (voltijd)

37

37,5

37,6

37,5

Vakantiedagen

24

25,6

20,9

Feestdagen

9

6

10

10,9

Netto werkjaar in uren

1771

1713

1730

1804

Qua werkorganisatie en werkplek werkten in 2005 relatief veel Ieren buitenshuis (79%, Eu 73%) en telewerk van huis uit kwam weinig voor (5,5 om 8,3). Het gedeelte dat bij hun werk direct contact had met klanten ed. was vrij groot (72 om 64%) en men werkte ook relatief vaak in een team (65 om 55%). De mate waarin het werktempo afhing van anderen (klanten, collega’s, baas) was echter gemiddeld naar EU maatstaven en dat tempo hing bij relatief weinig banen af van numerieke productiedoelen (26 om 42%) of automaten en machines (11 om 18%). Bij tamelijk veel banen kon men dan ook zelf volgorde (71 om 64%), manier van werken (70 om 67%) of werktempo (76 om 69%) bepalen. Banen waarbij men vaak moest improviseren en omschakelen vanwege onvoorziene omstandigheden kwamen naar verhouding veel voor (45% om 33%). Hetzelfde geldt echter voor het aandeel banen waarin men genoeg tijd had om klussen te klaren (76 om 69%) en bij relatief weinig banen gaven deadlines (57 om 62%) of een erg hoog werktempo (42 om 60%) de toon aan. Ook konden velen bij hun werk hulp vragen van collega’s (83 om 67%), superieuren (75 om 56%) of een externe bron (48 om 32%); zelf pauzemomenten kiezen (57 om 44%) of taken roteren (47 om 43%). De groep die vond dat ze voldoende werd betrokken bij veranderingen in de organisatie van het werk was groter dan gemiddeld (56 om 47%). M.b.t. werkinhoud en behoefte aan scholing hadden relatief weinigen werk met complexe taken (55 om 60%) en tamelijk velen vonden hun baan eentonig (46 om 43%) of het werk beneden niveau (44 om 34%). Het deel dat meer training nodig vond was ook relatief klein (9 om 13%). Toch lag het gedeelte dat vond dat ze bij hun werk nieuwe dingen leren boven het EU gemiddelde (77 om 70%) en de groep die in het jaar voor de vraagstelling bijgeschoold was op kosten van de baas was groot naar EU maatstaf (37 om 27%). Eind 2006 was het deel dat vond dat hun baan het leren van nieuwe vaardigheden vereist ook aan de kleine kant (67%, EU25 71%; EB 273, wave 66.3).

Van de 24 fysiek en psychisch moeilijke werkomstandigheden die in het Eurofound onderzoek van 2005 de revue passeerden waren er 9 naar EU maatstaven vaker dan gemiddeld van toepassing op Ieren. Bij iets meer banen dan gemiddeld was sprake van contact met besmettelijk materiaal en tillen of slepen met mensen en er werd relatief vaak gewag gemaakt van beschermende kleding en uitrusting (43 om 34% van de banen). Alle klachten over geweld, pesten en discriminatie kwamen vaker dan gemiddeld in de EU voor (dreigen met fysiek geweld 8 om 6%, fysiek geweld van collega’s 3,2 om 1,9%, fysiek geweld van anderen dan collega’s 5,6 om 4,4%; pesten en lastig vallen 9 om 5%, ongewenste intimiteiten 2,2 om 1,8% en leeftijdsdiscriminatie 4,2 om 2,7%). De meest in het oog springende onderscores zaten bij extreme temperaturen (kou 15 om 21%, hitte 15 om 24%), rook, poeier of stof inademen 14 om 19%, kwalijke dampen 6 om 11%, tabaksrook van anderen 6 om 20% (strenge rookverboden), vermoeiende en pijnlijke houdingen 32 om 45% en herhaalde hand en armbewegingen 52 om 62%.

Qua werkgerelateerde gezondheidsrisico’s was in 2005 de groep die de voorlichting op het werk over gezondheid en veiligheidsrisico’s voldoende achtte relatief groot in Ierland (89 om 83%) en het deel dat de bevinding deelde dat ze via hun werk hun gezondheid of veiligheid in de waagschaal stelden (24 om 28%) of dat hun werk hun gezondheid beïnvloedde (26 om 34%) was aan de kleine kant. Wellicht mede door de wijdverbreide afkeer van aanstelleritis scoorden de Ieren op alle 16 door Eurofound onderzochte werkgerelateerde gezondheidsklachten onder de Eu normaal. Desondanks was het aandeel van hen dat dacht dat ze hun baan wel tot hun 60e zouden kunnen volhouden ook relatief klein (70 om 82%). De meest opvallende onderscores qua klachten zaten bij problemen met horen (4 om 7%), zien (3 om 7%), rug (15 om 24%), hoofd (9 om 15%), maag (1,9 om 5,5%), spieren (14 om 22%), ademhaling (1,9 om 4,2%) en hart (0,6 om 2,1%) en bij stress (16 om 22%), algehele vermoeidheid (15 om 21%) en allergieën (1,8 om 3,8%).

Het gedeelte van de Ierse werkende bevolking dat tevreden tot erg tevreden was met hun werkomstandigheden (87 om 84%) was in 2005 aan de grote kant en de tevredenheid over arbeidsinkomsten (57 om 44%) of carrièreperspectieven (42 om 32%) was wijdverbreid naar EU maatstaf. Het deel dat zich in het jaar voor de vraagstelling ziek had gemeld lag iets onder het EU gemiddelde (21 om 23%) evenals het doorsnee aantal ziektedagen (18,5 om 20,2). De angst om binnen een half jaar het werk te verliezen was niet wijdverbreid (9 om 13%). Eind 2006 scoorde men qua tevredenheid over het werk gemiddeld op een schaal van 1 tot 5 (Eurobarometer 273/ wave 66.3). Het deel met vertrouwen in baanbehoud lag toen boven de Eu normaal (90 om 85%) en de inschatting van de kans om bij ontslag een baan te vinden die vergelijkbare ervaring/ vaardigheden vereist was iets boven gemiddeld. Het deel dat het werk te stressvol en veeleisend vond was toen aan de kleine kant (33%, Eu25 41%).

In 2005 lag qua verhouding werk privéleven het aandeel dat de werkuren goed in te passen vond in het privéleven (81%) vrijwel op het EU gemiddelde, maar het deel dat in hun vrije tijd vanuit het werk werd benaderd lag daar boven (30 om 23%). Het gedeelte dat aangaf iedere dag minstens een uur aan de kinderen te kunnen besteden (36 om 28%) of dat genoeg tijd had voor koken en huishouden (57 om 46%) lag qua grootte boven de Eu normaal. In 2007 hadden naar EU15 maatstaf niet al te veel Ieren moeite met de balans tussen werk en gezinsleven. Het deel dat zich door het werk regelmatig te moe voelden voor het huishouden (40%, EU15 45%) of dat moeite had met voldoen aan familieplichten (22 om 26%) was relatief klein. Hetzelfde gold voor het deel dat naar eigen smaak door het werk te weinig tijd overhield voor contact met familieleden (m 20 om 30%, v 13 om 27%), andere sociale contacten (m 25 om 33%, v 29 om 37%) of hobby’s (m 40 om 47, v 50 om 55%). Een doorsnee deel (11%) werd op het werk afgeleid waren door private beslommeringen, maar bij beide geslachten vonden tamelijk velen dat ze door hun baan te weinig tijd over hielden voor vrijwilligerswerk (m 54 om 48%, v 63 om 52%).

Effecten van de kredietcrisis

Ierland werd in 2009 geconfronteerd met de grootste stijging in werkloosheid binnen de EU27 en in juni 2009 was het volksdeel dat inschatte dat het ergste van de crisis nog moest komen relatief groot (73 om 61%). Hetzelfde gold voor heel dat door de crisis bij zichzelf (16 om 9%), collega’s (37 om 24%) of bekenden (intimi/ vrienden 49 om 36) met baanverlies in aanraking was gekomen (special EB 316; wave 71.2). Een doorsnee deel maakte zich zorgen over ontslag van zichzelf (33%) en een iets boven gemiddeld deel over baanverlies van partner (41 om 38%) of kinderen (52 om 47%). Doordat Ierland een sociaal stelsel kent dat onafhankelijk is van het inkomen werd het verlies aan inkomen bij ontslag naar EU maatstaf erg pessimistisch ingeschat (meer dan 70% behoud: 4%, EU 20%; 51-70% behoud 11 om 28%; minder dan 51%: 51 om 28%, weet niet 35 om 23%). In Ierland vertrouwde 75% op baanbehoud (EU 80%) en dit aandeel was relatief sterk gezakt t.o.v. 2006 (-14%, Eu -4%). Bij ontslag dacht slechts 26% binnen een half jaar weer werk te kunnen vinden (-14% t.o.v. 06; EU27 39%, +5%) en 59% binnen 2 jaar (-5%; EU 66%, +1%). Zich profileren met diploma’s (64 om 52%), bereidheid om over de grens te werken (8 om 6%) en aanpassingsvermogen (37 om 34%) werden tamelijk vaak hoog ingeschat m.b.t. vinden van werk en talenkennis (10 om 17%) of ervaring (44 om 54%) kregen relatief weinig steun. Als manieren om nieuw werk te vinden na ontslag scoorde solliciteren naar hetzelfde soort werk (elders 37%, in de eigen buurt 50%) relatief hoog en iets heel anders zoeken (16%), elk baantje nemen (31 om 38%) of zelfstandige worden (11%) waren niet zo populair.

Sociaal stelsel: inkomsten en uitgavenpatroon

In 2007 droegen in Ierland volgens Eurostat (living conditions/ social protection) naar de maatstaf van de Eurolanden de werkgever (26,1 om 38,5) en de beschermde persoon (premies, 15,5 om 22.4%) naar verhouding weinig en de overheid (53,5 om 34,4%) en andere bronnen (4,9 om 3,5%) relatief veel bij aan de sociale zekerheid. De totale uitgaven aan het sociale stelsel lagen met 18,9% van het BBP onder de EU normaal (EU25 26,2%). In de Eu veranderde dit cijfer weinig, maar in Ierland ging het in 2000 nog om 13,9% (+5%). Naar koopkracht lagen in 07 ze per inwoner ruim 3% onder het gemiddelde van de Eurolanden. Het BBP aandeel aan uitkeringen voor pensioenen en arbeidsongeschikten (5,2 om 11.8%) en aan voorzieningen voor thuis wonende bejaarden (0,2%; EU 0,5%) was relatief klein. Van de sociale uitgaven ging naar EU maatstaven veel naar gezondheidszorg (41,1%, hoogste EU27, Eurolanden 29,3%), gezinnen/ kinderen (14,7%, ook hoogste EU, EL 8.1%), werklozen (7,7%, EL 5,9%) en bestrijding van sociale uitsluiting (2 om 1,4%) en een gemiddeld deel naar huisvesting (1,6%). Daardoor bleef voor arbeidsongeschikten (5,5%, EL 7,1%); ouderenpensioenen (22,8%, laagste EU, EL 38,9%) en nabestaanden (4,6 om 7,7%) relatief weinig over.

Sociaal stelsel: opzet en voorzieningen

Op http://www.ssa.gov/policy/docs/progdesc/ssptw/ staat veel info over sociale stelsels. Op dit adres zijn voor Ierland ook links te vinden naar de nieuwste bedragen. De uitkeringen voor wie verdient worden m.n. opgebracht door werkgevers, werknemers en zelfstandigen. De overheid vult aan en betaalt gezinsuitkeringen en uitkeringen voor minima. De bijdrage van de overheid is naar EU maatstaf relatief groot. Verantwoordelijk zijn de ministeries van sociale en gezinszaken (pensioenen, werkloosheid) en van volksgezondheid en kinderzaken (ziekte, zwangerschap, gezinsuitkeringen, zorgtoeslag). Het hele stelsel van nu is gebaseerd op wetgeving uit 2005. Qua stelsel is Ierland wel betiteld als een liberale verzorgingsstaat van­wege de nadruk op eigen creativiteit, initiatief en verantwoordelijkheid. Het stelsel is m.n. bedoeld om te voorzien in een bestaansminimum. Uitkeringen zijn niet gekoppeld aan het laatstverdiende loon (bij zwangerschap gedeeltelijk wel), maar aan een vast bedrag dat veelal maar net boven het bestaansminimum ligt. In 2010 bedroeg het bestaansminimum p/w €196 voor een alleenstaande en de aanvulling €130 per volwassenen en €30 per kind. Dit wordt verder aangevuld met woonsubsidie, gratis medische zorg en bijdragen voor schoolgaande kinderen (boeken, schoolkleding). Ook moedigt men mantelzorg sterk aan om opname in een tehuis zo veel mogelijk te voorkomen (tehuizen zijn erg impopulair en duur). Gepensioneerden, invaliden en mantelzorg verleners kunnen in Ierland gratis gebruik maken van openbaar vervoer. Voor veel regelingen geldt een boven en een ondergrens qua inkomen. Beneden de ondergrens (€352 p/w in 2008) betaalt de overheid de premies, daarna neemt de eigen bijdrage toe met het inkomen en wie meer ver­dient dan de bovengrens moet zich volledig zelf verzekeren.. Buiten gezinsuitkeringen bestaat voor alle uitkeringen (ook ziekte en zwangerschap) een minimum premieperiode. Gezien het prijsniveau zijn uitkeringen laag, maar daardoor is de belasting ook laag.

Door de precaire economische situatie, de explosieve stijging van de werkloosheidsuitkeringen en de nakende toevloed van de babyboom generatie tot het pensioenstelsel was men in 2009 en 2010 druk bezig na te denken over manieren om in m.n. in het pensioenstelsel te snijden. Veel uitkeringen werden in 2010 verlaagd (lonen en prijzen zakten in Ierland ook).

Ouderdom, invaliditeit, overlijden en mantelzorg

De pensioen gerechtigde leeftijd lag in 2005 op 65 jaar, maar is verhoogd naar 66 j. In 2008 was een overgangsregeling van kracht. Voor vervroegde uittreders vanaf 55 met beperkte middelen die voor 4 juli 2007 langer dan 15 maanden in de bijstand zaten bestond nog een prepensi­oenregeling ter hoogte van dit bestaansminimum. Het aantal uitgekeerde staatspensioenen steeg tussen 1998 en 2005 van 257.000 naar 311.000. Gepensioneerden mochten in 2010 zonder verrekening maximaal €38 p/w bijverdienen (zelfstandigen €3174 p/j). De hoogte van het pensioen hing mede af van het aantal premiejaren. Het basispensioen lag in 2010 met volledige premies op €230 p/w (ruim €900 p/m) voor een alleenstaande. Voor een partner zonder eigen verdiensten onder 66j werd dan p/w €153 en vanaf 66 jaar €200 bijbetaald en voor een afhankelijk kind €30. Zonder premieopbouw (minimale staatspensioen) waren de bedragen p/w een fractie lager. Arbeidsongeschiktheid uitkeringen (79.000 gebruikers, 62.000 aanvullingen, 58.000 invaliditeitspensioenen in 2005) werden bij voldoende premieopbouw van kracht na een jaar ziektewet. Het bedrag lag in 2010 op €201,50 p/w voor wie nog geen recht had op ouderdomspensioen. Invaliden, volwassen nabestaanden die nooit hadden gewerkt en tijdelijke arbeidsongeschikten kregen het bestaansminimum (€196). De wezenvergoeding bedroeg €170 p/w. Men kende een WAO voor wie definitief voor 90% of meer werd afgekeurd van €227 p/w. Bij 20-90% ongeschiktheid kreeg men een deel daarvan en tussen 1 en 20% werd afgekocht met een bedrag ineens van maximaal €15.880. Bij over­lijden van een kostwinner kregen de nabestaanden in 2010 een uitkering ineens van €850 voor de begrafenis en van €6000 voor afhankelijke kinderen.

Wie uit arbeid minder dan €332 p/w verdiende (voor een paar €665) en mantelzorg of thuiszorg gaf door de hulpbehoevende bij zich in huis te nemen of daar bij in huis te gaan wonen kwam van overheidswege in aanmerking voor een vergoeding (carer’s allowance: onder 66j p/w €212 bij één verzorgde persoon en €318 bij 2, 66j of ouder: respectievelijk €239 en €358 + €30 per kind). Wie van een uitkering of pensioen leefde kan sinds 2007 in aanmerking komen voor een aanvulling ter grootte van de helft van deze vergoeding (half rate carer’s allowance). Ook kon wie minstens 3 jaar premies had betaald (waarvan een deel in het jaar vooraf) het werken er maximaal 2 jaar lang  helemaal aangeven (eventueel gespreid in de tijd) en in aanmerking komen voor een carer’s benefit (p/w €213 voor 1 verzorgde persoon en €319,50 voor 2). Mantelzorg verleners kregen buiten deze vergoedingen gratis gas en licht, telefoon en openbaar vervoer, vrijstelling van kijkgeld en een jaarlijks belastingvrij extraatje om vrij te besteden (€1700 per verzorgde persoon in 2010).

Voorzieningen in verband met ziekte, kinderen en werkloosheid

Bij voldoende premieopbouw gold het ziektegeld voor maximaal een jaar. Het lag in Ierland bij wie meer dan €300 p/w verdiende op €196 p/w en anders op of onder het bestaansminimum. Wel kon het dan worden aangevuld tot dat minimum. De periode kon ook worden verlengd. Het kraamgeld gold voor 26 weken (waarvan minstens 2 voor de bevalling) en bedroeg in principe 80% van het weekloon met een minimum van €226 en een maximum van €270 p/w. Bij adoptie kent men een enigszins vergelijkbare regeling. In Ierland lag in 2010 de kin­derbijslag voor een 1e en een 2e kind op €150 p/m en voor ieder volgend kind op €187 p/m. Ze gold voor kinderen tot 16 (indien studerend tot 22). Voor alleenstaande ouders, ouders van meerlingen en eenoudergezinnen met een beperkt inkomen bestonden extra vergoedingen. Bij geboorte van een meerling kreeg men een geboortevergoeding van €635 per kind bij geboorte en daarna nog eens als de kinderen 4 en 12 jaar werden. Voor gehandicapte kinderen kende men in 2010 een thuiszorg vergoeding van €309 p/w. De uitkering bij werkloosheid kent een middelentoets. De werkloosheid moet buiten eigen schuld liggen en de rechthebbende moet ingeschreven staan bij het arbeids­bureau. Men krijgt het bestaansminimum en de uitkering gaat na 15 maanden over in bijstand.

Beoordeling van het sociale stelsel voor de kredietcrisis

Het volksdeel met weinig tot geen ver­trouwen in het staatspensioenstelsel (30 om 55%) of het sociale zekerheidsstelsel (28 om 42%) was in 2003 klein naar EU15 maatstaf. In dat jaar gaven de Ieren hun pensioenstelsel een boven gemiddeld cijfer (6, Eu15 5,3) en het sociale zeker­heidsstelsel scoorde met 6,1 vrijwel gemiddeld. In 2007 kreeg het staatspensioenstelsel een 5,7 (EU15: 5). Het deel dat vond dat het sociale stelsel voldoende dekking biedt lag eind 2006 vrijwel op de Eu25 normaal (50%). Het segment dat vond dat het Ierse stelsel andere landen tot voorbeeld zou kunnen dienen was relatief klein (32 om 42%) evenals het deel dat het stelsel te duur vond (33 om 52%)